Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

27 januari 2023

Prijs je gelukkig (28-29 januari 2023)

Er werd en wordt wel eens beweerd dat godsdienst een middel is om de mensen dom te houden, dat het opium is om de onderdrukten en benadeelden stil te houden, zodat ze gelaten hun lot aanvaarden, zich er bij neerleggen en vooral niet in opstand komen tegen het onrecht dat hun wordt aangedaan. In de hemel wacht hun beloning. De zaligsprekingen worden daar wel eens bij betrokken. Stil en zwijgend aanvaarden, is alleszins niet wat Jezus bedoelt.


Niet passief

Om de gelatenheid aan te tonen die de Kerk zou verkondigen (zonder er uitspraak over te doen of dat zo is geweest of niet), wijst men daarbij naar: “Zalig de nederigen van hart: want voor hen is het koninkrijk van de hemel.”  (Matteüs 5, 3) In een oudere vertaling: “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.” Het is goed dat je arm en nederig bent: dan zal je rijkelijk beloond worden in de hemel, zo interpreteert men Jezus’ woorden dan. 

Dit getuigt van een erg onhandige lezing van de tekst. Men wil er iets uit distilleren dat er eigenlijk niet in zit. ('Men' slaat hier op de sussende herder, de vrome gelovige of de revolterende antikatholiek.) Laten we even dieper ingaan op die merkwaardige rede van Jezus: de zaligsprekingen.

Bij Lucas (Lucas 6, 20-26) spreekt Jezus vier zaligheden uit op een berg, bij Matteüs (Matteüs 5, 3-12) is de uiteenzetting veel langer: acht zaligsprekingen (de negende, in vers 11, herhaalt eigenlijk die van vers 10), maar dan in een vlakte. We mogen de zaligsprekingen dus niet automatisch verbinden met de bergrede. Bij Matteüs is het een vlakterede. Dit even terzijde. Niettemin: Jezus verheft zich niet zomaar boven de anderen.

Poëzie

Laten we kijken naar de spreekvorm. Jezus vertelt geen verhaal en geeft ook geen verklarende uiteenzetting. Het is evenmin een gemoedelijk gesprek. Jezus lijkt hier op een poëtische wijze te spreken, vertrekkend uit een vast stramien dat we in deze uitgebreidheid nergens anders terugvinden in de Schrift. Zijn zinnen beginnen telkens met hetzelfde woord, wat wij vertalen als ‘zalig’ of ‘gelukkig’ (in het Grieks: ‘makarioi’). Andere vertalingsmogelijkheden zijn: ‘gezegend’, ‘gelukkig, jullie’, of ‘prijs je gelukkig’. Het feit dat hij dit spreekstramien gebruikt zonder voorafgaande inleiding, geeft aan dat de toehoorders deze spreekvorm wel kennen, maar misschien niet in de vorm van een reeks 'zaligheden'.

Wat houdt dat 'zalige' eigenlijk in? Er wordt een nobele blijdschap toegewenst, weliswaar verbonden aan een persoonlijk offer. Het opgewekte, gelukzalige gevoel ligt in de lijn van het geluk dat God bij de schepping voor ogen had. Het is heilig geluk op aarde: de ervaring van diepe echtheid, een moment van intieme verbinding met God. Dit geluk wordt ervaren vanuit een onfortuinlijke situatie – naar aardse normen, wel te verstaan – bij het gedreven streven naar wat in Gods ogen het hoogste goed is.

Kleinheid als drijfveer

Let wel, en hierin ligt een fundamentele nuance: niet de negatieve gesteldheid brengt het geluk, maar wel het streven naar God en het goede, ondanks het nadeel dat men is toebedeeld. Juist omdàt de mens niet verglijdt in zelfbeklag, maar blijft streven naar het Rijk Gods, wordt hij of zij beloond. De kleinheid aanvaarden? Ja. Die kleinheid met trots dragen? Jazeker. Gelaten niets doen en wachten op de hemelse beloning? Absoluut niet!

Armoede, verdriet, zachtmoedigheid, onrecht, barmhartigheid, zuiverheid van hart: het zijn gesteldheden die je inderdaad niet vooruit helpen om rijk en machtig te worden. Maar is rijkdom het ultieme doel van het leven? Naar aardse normen lijkt dat wel zo te zijn, toen en ook nu. In de zaligsprekingen verschuift de mens de diepste zin van het bestaan echter naar God, weg van de groei van het ego, weg van het verdikken van de portemonnee. Laten we dus goed beseffen: Jezus verheerlijkt niet de benadeelde positie maar wel de spirituele manier waarop er mee wordt omgegaan.

Psalmen en profeet

De poëtische wensvorm die in het Grieks wordt verwoord in de zaligsprekingen bij Matteüs en Lucas, staat niet op zichzelf. Jezus sluit aan bij een breed gedragen traditie, gekend in de Griekse en Hebreeuwse taal. Het toekennen van gelukzaligheid is goed vertegenwoordigd in het Eerste (Oude) Testament: 42 keer (de term in het Hebreeuws: ‘esjer’). In maar liefst in 14 psalmen komt het begrip ‘gelukkig’ (of ‘zalig’) voor. Sterker nog: het is meteen het allereerste woord van het boek Psalmen. 

‘Esjer’ is een meervoud, net zoals het Griekse ‘makarioi’ ook een meervoudsvorm is. Deze toewensing van vreugde is niet individualistisch maar gedeeld van aard. Ze geldt in overvloed, voor iedereen die aan een voorwaarde voldoet. (Psalm 128, 1-2) Net zoals bij Jezus, zijn de veralgemeende toewensing van vreugde gekoppeld aan het stellen van je volle vertrouwen in de Heer (Psalm 40, 4 – 84, 5 –112, 1 – 146, 5) en aan het handelen naar zijn Wet (Psalm 41, 1 – 119, 1-2).

In de zaligsprekingen hoor je Psalm 146 op de achtergrond. Het geloof in God staat centraal: terwijl ik leef, zolang als ik besta, prijs ik de Heer (Psalm 146, 2). Jezus leert ons om ons vertrouwen niet te stellen op mensen met macht (Psalm 146, 3) maar op de Heer (Psalm 146, 5), omdat Hij recht doet aan hen die verdrukt worden, honger lijden, gevangen zijn, blind zijn, gebogen gaan, vreemdeling zijn, of weduwe of wees (Psalm 146, 7-9). De Heer is onze God. (Psalm 146, 10) Dat is wat Jezus vernoemt: Hij vertrekt heel duidelijk vanuit de traditie met zijn zaligsprekingen.

Ook de profeet Jesaja is niet ver weg. Aan de armen wordt het goede nieuws gebracht, de verslagen harten ontvangen hoop, aan gevangenen wordt de vrijlating bekend gemaakt, de treurenden worden getroost, vreugdeolie komt in de plaats van rouw, en feestkledij waar verslagenheid was. (Jesaja 61, 1-2)

Voorrang

Jezus geeft alle mensen hoop in de zaligsprekingen. Daar ligt de essentie. Niet enkel de rijken en belangrijken hebben een perspectief, maar iedereen. Sterker nog: wie benadeeld is, kan des te meer rekenen op Gods steun. Jezus roept op om onze wereldse tegenslag niet passief te aanvaarden door te gaan ‘baden’ in onze ellende. Wij zijn geroepen om te vertrouwen op de Heer en te doen wat in onze mogelijkheden ligt, niet om rijk te worden, maar om dichter bij God te komen. Dit is een boodschap van dankbaarheid en hoop. God wenst ons geen armoede of honger toe, maar evenmin grote rijkdom en overvloed ten koste van anderen.

Iedereen die zich openstelt voor God ontvangt dus een roeping. God richt zich niet exclusief tot  wie naar menselijke maatstaven wijs, machtig of voornaam is. Sterker nog: Hij roept in de allereerste plaats heel gewone mensen. (1 Korintiërs 1, 26-27) Wie in de ogen van de wereld dwaas, zwak of onbeduidend is, heeft God uitgekozen om de wijzen, sterken en rijken te beschamen. Is dat niet zalig?

Voor de vorige bijdrage rond de zaligsprekingen: klik hier.

Als spirituele tip geef ik graag Psalm 146 mee: klik hier.

20 januari 2023

Beelden van licht en duisternis (21-22 januari 2023)

Beelden van licht en duisternis trachten weer te geven hoe we als mens telkens opnieuw de keuze moeten maken tussen goed en kwaad, tussen juist en verkeerd. Het is ook een keuze voor God, of niet. Bij de aanvang van Jezus' verkondiging, wordt dit dualisme duidelijk vernoemd. Het is fundamenteel in de bekering, in de bewuste keuze om tot inkeer te komen.
Multifocale duisternis
We zetten vandaag onze bezinningstenten op bij enkele toonaangevende Schriftverzen bij de aanvang van Jezus' verkondiging. 

“Het volk dat in het donker rondloopt, heeft een groot licht gezien. Op hen die wonen in het land van de schaduw van de dood heeft een licht geschenen.” (Jesaja 9, 2)

Het licht kan hier symbool staan voor wijsheid, of voor vreugde en bevrijding. Het duister wijst op moreel verval, maatschappelijke onrust, politieke chaos. Al die rampspoed is ten tijde van Jesaja aanwezig en neemt daarna verder toe. Er is ook een godsdienstige connotatie: er heerst onwetendheid onder de mensen, en afgodendienst ten gevolge van het losgekomen zijn van God en zijn Verbond.

Poëtische duisternis
De profetie van Jesaja benoemt het onheil, maar tegelijk ook de komst van de bevrijding. De miserabele toestand wordt enigszins verzacht door de poëtische omschrijving: “in de schaduw van de dood” (in het Hebreeuws: “be-erets tsalmawet”). Hoewel de realiteit er niet mee omzeild wordt, klinkt ze alvast minder hard, zodat de belofte des te meer in de verf gezet wordt: het licht.

Enkele verzen verderop vertelt Jesaja hoe dit licht verschijnt: “Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven. De heerschappij zal op zijn schouders rusten. Deze namen zal hij dragen: wonderbare raadsman, God, eeuwige vader, vredevorst.” (Jesaja 9, 5) In dit euforisch vers straalt het licht ons toe haast verblindend toe. En het enthousiast van Jesaja gaat nog verder: “En aan zijn koninkrijk en zijn vrede komt geen einde.” (Jesaja 9, 6)

Jezus en het Licht
Matteüs herneemt het citaat van Jesaja over licht en duisternis bij het begin van Jezus’ verkondiging. (Matteüs 4, 16) Johannes zinspeelt op hetzelfde contrast bij de aanvang van zijn evangelie. (Johannes 1, 5 en 1,9)

Er zijn bij Matteüs enkele kleine nuances in de Griekse vertaling ten opzichte van de Hebreeuwse tekst van Jesaja. Dicht bij de Griekse tekst, klinkt de tekst als volgt: “Het volk dat in de duisternis zit (of verblijft), heeft een groot licht gezien, en over hen die in het land van doodse schaduw gezeten waren, is een licht opgegaan.” (Matteüs 4, 16)

De mensen dolen niet rond, ze lopen niet verloren, maar ze zitten neer. Deze vertaling introduceert een passievere omschrijving. Ze verblijven in de duisternis, hebben die toegeëigend door onwetendheid, misschien door de dagelijkse zorgen, of de veelheid aan culturen, of een uitgedoofde spiritualiteit. Er is blijkbaar weinig veranderd: wat Jesaja aanklaagt, is ten tijde van Jezus ook van toepassing. Dat plaatst onze huidige geloofscrisis toch ook enigszins binnen een ruimer perspectief.

Nieuw begin
Het licht is de genade van God die hen uit de duisternis kan bevrijden. (Johannes 12, 46) De schaduw van de dood wordt immers opgeheven door de verrijzenis van Christus. Diezelfde Jezus begint zijn aardse taak nu bij Matteüs. Van dan af begint Jezus te prediken: “Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij.” (Matteüs 4, 17) De redding komt niet van een legermacht, niet door een aardse revolutie, maar uit de puurheid van de hemel, waar God is.

Het is nabij, komt naderbij: het nadert, maar is er nog niet. Je kan Jesaja opnieuw horen op de achtergrond: “Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd. Zie, ik ga iets nieuws verrichten. Het ontkiemt al, heb je het nog niet gemerkt?” (Jesaja 43, 18-19) Ook de profeet Joël, waaruit op Aswoensdag wordt voorgelezen, hoor je hier meeklinken: “Keer terug tot de Heer, jullie God, want Hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid.” (Joël 2, 13b)

Metanoia
Die “metanoia” of bekering wil Jezus bij de mensen teweegbrengen. Een kleine maand na Kerstmis is Jezus in de zondagsliturgie geen teder Kindje meer, maar de volwassen, gedoopte Mensenzoon die zijn tocht door het land aanvangt. Hij zal weldra zijn leerlingen roepen, die Hem zullen vergezellen naar Jeruzalem.

13 januari 2023

De begeestering van Jezus (14-15 januari 2023)

Johannes de Doper is de profeet bij uitstek: de aanwijzer van de tekortkomingen in de wereld en de verwijzer naar betere tijden. In tegenstelling tot Jesaja en Jeremia, kan hij de Messias niet alleen voorspellen, maar ook voorstellen. Het is met de hulp van de Geest dat hij de Gezalfde kenbaar maakt.


Boodschapper

In de woestijn heeft hij opgeroepen tot een andere manier van leven, tot inkeer en ommekeer. Hij leefde die boodschap ook aan de mensen voor in de grootste soberheid. Toen is hij ook begonnen met het dopen in de Jordaan van gelovigen die de Messias verwachtten. (Matteüs 3, 1-6)

Wat volgt, is zware kost, en dus absoluut geen makkelijke hap. Hoewel dat kan afschrikken, is het belangrijk te beseffen dat we hier ingaan op Gods openbaring aan de wereld. Dat is niet noodzakelijk wat wij willen horen. De openbaring is immers geen menselijk maaksel, in tegenstelling tot wat soms van buitenaf meewarig wordt beweerd.  (Jesaja 55, 8-9) Het is hooguit ontvangen door mensen en neergeschreven in mensenwoorden, in verwoordingen die te vatten zijn voor een mens. Tegelijk schieten woorden telkens weer tekort om de openbaring te bevatten.

Johannes de Doper ontmoet Jezus, de langverwachte Messias. Johannes maakt onmiddellijk de rolverdeling duidelijk. Niet Johannes is de Messias, maar Jezus. Johannes verklaart zich al vanaf het begin ondergeschikt aan Hem, zoals een profeet altijd doet in onze traditie. (Matteüs 3, 11) De Messias komt na hem, en hij acht zich zelfs niet waardig om de riemen van Jezus' sandalen los te maken, zelfs de riemen van bestoft schoeisel van de Messias. (Johannes 1, 27) Het tweede deel van vers 29 vat de kern van Johannes en zijn boodschap samen. 

Twee belangrijke zaken worden Johannes de Doper geopenbaard: hoe mensen zich kunnen voorbereiden en hoe hij de Messias zal herkennen. Alleen het ontvangen van die tweede openbaring wordt door Johannes zelf uitgesproken. (Johannes 1, 33) Bij de wijze waarop men zich kan voorbereiden op de komst van de Messias, vernoemen de evangelisten enkel de profeet Jesaja als inspiratiebron. Jesaja heeft de Doper voorspeld, klinkt het ook. (Marcus 1, 2-4, Lucas 3, 3-5, Matteüs 3,3, Jesaja 40, 3-5) De evangelist Johannes laat Johannes de Doper wel zeggen "dat hij van de hemel heeft ontvangen". (Johannes 3, 27) Is dat geen treffende definitie van openbaring?

Verwijzen, aanwijzen en toewijzen

Johannes verwijst naar Jezus met het woord “zie” of “daar is” (in het Grieks: ide). Hij nodigt de mensen uit om te kijken naar Jezus. Johannes de Doper is de ultieme verwijzer naar de komst van het heil. Er begint immers een  uitzonderlijke tijdspanne: in onze tijdrekening, op onze aarde komt de Zoon van God onder de mensen wonen, leven en verkondigen.

Na de aanwijzing van Jezus, volgt meteen ook de toewijzing van Jezus’ heilstaak: de vervulling van de Messiasverwachting. Dat doet Johannes uiteraard niet uit eigen beweging, maar door God ingegeven. Hij noemt Jezus “het Lam van God”. Daarmee verwijst hij naar de joodse traditie om een lam in de tempel te offeren zodat het volk van de Heer vergeving kan ontvangen. 

Parallel zal Jezus langs het kruisoffer de schuld van de hele mensheid wegnemen. Het lam wordt gekozen omwille van zijn onschuld (in het Grieks: amnos). Wij hebben geen afzonderlijk woord voor een onschuldig lam. Eigenlijk horen we “Lam van God” altijd te interpreteren als “onschuldig Lam van God”. (1 Petrus 2, 22)

Vooruitkijkend heeft Jesaja het kruisoffer al voorspeld wanneer hij spreekt over de verpersoonlijking van het lam dat naar de slachter wordt gebracht. (Jesaja 53, 7) Terugkijkend wordt dit bevestigd in de Handelingen van de apostelen. (Handelingen 8, 32)

Dit kruisoffer is een zoenoffer aan God, het ultieme offer zelfs. Het Lam, de Zoon van God, zal geslacht worden om de zonde van de wereld weg te nemen. Wegnemen mogen we zien als opheffen of verwijderen, en niet als “dragen” (in het Grieks: airoon).

Kwestie van klemtoon

Het wegnemen van de zonde is een complex thema. Er is immers nog zonde na Christus. De zonde is niet verdwenen. Echter: wie zijn hoopt stelt op Christus, wordt gereinigd, maakt zich rein. (1 Johannes 3, 3) Christus is gekomen om onze zonden weg te nemen, in Hem is geen zonde. (1 Johannes 3, 5) In Christus geloven, in zijn Nieuw Verbond leven, veronderstelt dat je wegblijft van het kwaad. Je leeft in de nieuwe schepping, het oude is voorbij. (2 Korintiërs 5, 17)

De klemtoon hoort hierbij weliswaar niet op de zonde te liggen, maar op de vernieuwing, op de metamorfose die de gelovige kan ondergaan. Dat is geen eenmalig gebeuren, maar een levenslange transformatie, een door Christus geïnspireerde gerichtheid op het goede. Het is niet de bedoeling dat we als christenen gaan baden in het zondediscours. Wel worden we geacht om ons bewust te zijn van onze keuze tussen goed en kwaad in alles wat we doen. De nieuwe vrijheid staat centraal, niet de zonde. Christus’ boodschap is bevrijdend en opgewekt nieuws. Het is niet onze kerntaak als christenen om gefixeerd te zijn op de zonde, ook niet in de waarschuwende zin.

Bevestiging

Dat Johannes de Doper Jezus herkent, mag geen wonder heten. Ze zijn immers achterneven: Elisabet, de moeder van Johannes, en Maria zijn elkaars nicht. (Lucas 1) Maar hoe herkent hij in Jezus de Messias?

Welnu: Johannes getuigt hierover: “Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen.” (Johannes 1, 32b) De Geest daalt neer, komt neer uit de hoogte (in het Grieks: katabainon, "kata": naar beneden, en "bainoo": gaan, bewegen, vertrekken), meer bepaald uit de hemel (in het Grieks: ex oeranoe). Dit is voor Johannes een duidelijk teken, een openbaring: hij verwacht dit teken. (Johannes 1, 33) De Geest maakt zich kenbaar in de vorm van een duif: het symbool van vrede en van nieuw begin, denk aan de Ark van Noach (Genesis 8, 11). De Geest daalt neer en blijft op Hem rusten. (Johannes 1, 32c) Ook bij andere evangelisten is het doopsel van Jezus gekoppeld aan de heilige Geest, maar dan meteen na het doopsel, niet als voorteken. (Matteüs 3, 16, Lucas 3, 22)

Johannes de Doper belijdt in het Johannesevangelie uitdrukkelijk dat Jezus zijn goddelijke zending door de Geest ontvangt: “Dat heb ik gezien en ik getuig dat Hij de Zoon van God is.” (Johannes 1, 34) Dit mogen we gerust het credo van Johannes de Doper noemen.

Bij Lucas koppelt Jezus niet enkel zijn doopsel, maar zijn hele aardse zending van Godswege (vanwege zijn Vader) aan de heilige Geest. De Geest vormt de bevestiging van zijn Goddelijkheid als mens. Jezus leest daartoe in de tempel een citaat voor uit Jesaja: “De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd.” (Jesaja 61, 1) Hij voegt er veelzeggend aan toe:  “Vandaag hebben jullie deze Schrifttekst in vervulling horen gaan.” (Lucas 4, 21)

Een gelijkaardige bevestiging vinden we terug in onze sacramenten. Christus betekent “Gezalfde”. Hij wordt door Johannes de Doper met water gedoopt, en dit wordt bevestigd, bekrachtigd door de heilige Geest. Bij het doopsel staat het water centraal, maar er wordt ook gezalfd met chrisma. Bij het vormsel staat de zalving centraal, als ‘confirmatio’, wat in het Latijn de term voor het vormsel is. Het vormsel is de bevestiging van een proces (Latijns achtervoegsel ‘tio’) van versterking (in het Latijn: confirmo), door de kracht van de Geest. Dat proces duurt een leven lang. We 'zijn' geen christen of katholiek, we 'worden' het steeds weer, en hopelijk ook steeds meer. 

Zoals beloofd: zware kost. We zetten hiermee het jaar meteen goed in. Sta me toe afsluitend elk van u een gezond en voorspoedig 2023 toe te wensen!