Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

26 maart 2022

De tragiek van de brave zoon (26-27 maart 2022)

De parabel van de verloren zoon is één van de populairste passages uit het Nieuwe (Tweede) Testament. Het verhaal heeft een mooie spanningsboog en valt op door zijn verrassende epiloog. Die wending aan het einde wordt in de samenvatting, in de moraal van het verhaal vaak vergeten, vreemd genoeg.

De clou van het verhaal

De jongste zoon vraagt zijn deel aan zijn vader en trekt weg. Hij verbrast het geld en plukt de dag. Dat liederlijke leven blijft echter niet duren. Hij gaat uiteindelijk aan de slag als varkenshoeder en lijdt armoe. De jongste zoon beseft dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt en hoopt dat zijn vader hem nog een kans wil geven, ondanks alles, al was het maar als dagloner. Zij lijden tenminste geen honger. Zijn vader geeft hem een nieuwe kans: het verleden wordt hem vergeven en hij is en blijft zijn jongste zoon. Het verhaal zou kunnen eindigen met het feest om de terugkomst van de verloren zoon. 

Er komt echter nog een onverwachte wending: de oudste zoon is kwaad en eigenlijk ook jaloers op zijn jongere broer. Het feit dat Jezus deze reactie zo uitgebreid vertelt aan het einde, betekent dat dààr de pointe ligt. Scherp gesteld, gaat het verhaal niet over de open armen van de vader wanneer de jongste zoon om een nieuwe kans vraagt. De barmhartigheid van de vader, die uiteraard verwijst naar de hemelse Vader, is een boodschap die waardevol is, maar het is niet de kernboodschap. De kernboodschap is dezelfde als in de parabel van het verloren schaapje die Hij enkele verzen ervoor heeft verteld. (Lucas 15, 3-7)

Gevoel van oneerlijkheid

Eigenlijk gaat het verhaal over een spontaan gevoel van oneerlijkheid. De Farizeeën hadden vaak spontaan dat gevoel in Jezus' nabijheid, en ook bij ons kan dit gevoel opwellen. Jezus kiest er in zijn tocht naar Jeruzalem bewust niét voor om de loftrompet te steken voor de mensen die hun best doen om gelovig in het leven te staan, maar om mensen te bekeren die op de verkeerde weg zijn. Waarom doet Hij dat? 

Welnu, het antwoord op deze vraag klinkt uit de mond van de vader in gesprek met zijn oudste zoon: "Mijn jongen, jij bent altijd bij mij, en alles wat van mij is, is ook van jou." (Lucas 15, 31) God beloont ons onophoudelijk met zijn Aanwezigheid, met zijn verhoring, met zijn Liefde en zijn genade. Daar mogen wij te allen tijde in leven. Het gevoel nooit alleen te worden gelaten door God, is een bron van troost en van hoop, vooral in harde tijden. 

We mogen wonen in zijn Liefde als in een onverwoestbaar huis, dat ons beschermt en koestert. "Mi casa es su casa", zegt men gastvrij in het Spaans. Dat is ongeveer wat de Vader aan ons zegt: "Wat van Mij is, is ook van jou." Die genade is op ultieme wijze aan ons getoond toen Hij zijn eniggeboren Zoon tot ons, mensen, heeft gezonden.

Bewust beleven

De oudste zoon beklaagt zich erover dat er een bokje wordt geslacht om te vieren dat zijn broer teruggekomen is. Waarom krijgt hij zelf nooit een feest met lekker eten? Hier ligt een belangrijke aanwijzing om de boodschap goed te begrijpen. Niets heeft de oudste zoon ooit tegengehouden om een feest te geven. Maar hij dacht er niet aan, hij zat in de routine van elke dag. Hij deed inderdaad goed zijn best, maar hij mocht ook blij zijn, feest vieren en genieten. Alleen is dat er nooit van gekomen. Waarom eigenlijk niet? 

Zijn wij ons voldoende bewust van het voorrecht om te leven in Gods Liefde? Grijpen wij de gelegenheid aan om de vreugde van ons geloof te vieren? Of ervaren we de genade van ons geloof teveel als een evidentie, als alledaags? De oudste zoon zag alles als een dagelijkse evidentie. 

Wij zijn God niet

Wie oprecht berouw heeft van zijn misstappen, hoe erg die ook zijn, krijgt van God een nieuwe kans, zo ook de jongste zoon. Daar mogen we nooit jaloers op zijn, aldus Jezus. Gods heil is voor iedereen bestemd, dat is het uitgangspunt. Wie zijn wij, mensen, om te oordelen over wie Gods genade mag ontvangen en wie niet? Wie zijn wij om anderen te zeggen dat ze buiten de genade staan? Op dat ogenblik plaatsen we onszelf buiten die genade. We zijn immers God niet en we mogen ons ook nooit God wanen. Dat is een valkuil die tot op vandaag veel goedbedoelende christenen pijnlijk aan het struikelen brengt.

Wij zijn veel te beperkt in onze waarneming en in ons oordeel. Dat fenomeen loopt als een rode draad doorheen de evangeliën. Keer op keer wijst Jezus de leerlingen terecht om hun verkeerde oordelen. De leerlingen hielden de kinderen weg bij Jezus, ze ervaarden het als storend. (Marcus 10, 13) Ze stonden te bekvechten over wie de belangrijkste leerling was. (Marcus 10, 41-42) Ze wilden het volk wegsturen omdat er geen brood genoeg was om hen te eten te geven. (Matteüs 14, 15) En zo zijn er nog tientallen voorbeelden. In God geloven is volledig vertrouwen op zijn oordeel.

De parabel is een rijke bron van wijsheid voor ieder van ons. Laten we ons in de Veertigdagentijd verder bekwamen in spirituele vrijgevigheid en vergevingsgezindheid.

22 maart 2022

Vergiffenis schenken: vierhonderdnegentig keer (22 maart 2022)

Petrus stelt Jezus een interessante vraag: “Hoeveel keer moet ik mijn naaste vergiffenis schenken?” Hij doet zelfs een gokje als suggestie: “Tot zevenmaal toe?” Dat is immers al veel. Als je iemand zeven keer hebt vergeven, dan ben je al bijzonder geduldig geweest, heeft Petrus wellicht gedacht. Het antwoord van Jezus doet Petrus’ schatting in het niets wegzakken. “Tot zeventig maal zeven maal”, altijd dus. Wie zal zo lang de tel kunnen bijhouden? Niemand natuurlijk. (Matteüs 18, 21-35)

Veeleisende liefde
Dit is een veeleisend gevolg van het gebod van de liefde, een Goddelijke Liefde die niet donzig of pluizig is, maar die de vrucht is van hard werk in een soms kwetsende realiteit. Vergiffenis schenken, staat hoe dan ook haaks op het menselijk denken. Als iemand je iets misdoet, dan doe je bijna instinctmatig iets terug om het in evenwicht te brengen, om te score gelijk te zetten. Al was het maar om te tonen dat er niet met je te sollen valt.

Vergiffenis kan daarenboven niet halfslachtig zijn. Je kan iemand niet gedeeltelijk vergeven, of gaandeweg. Het is meteen een volledige kwijtschelding, zonder restanten.

Jezus denkt niet in termen van wraak en verweer. Hij geeft een belangrijke basisgedachte mee in het gebed dat Hij ons leert, het Onze Vader: “vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren”. Wij kunnen de Vader niet om vergiffenis vragen als we zelf geen moeite doen om vergiffenis te schenken. Dat zou immers inhalig zijn, enkel met het persoonlijk voordeel in het vizier.

De Koning en de dienaar
Dit sluit ook aan bij de parabel die Jezus daarna vertelt. De dienaar is de koning tienduizend talenten schuldig. Dat is niet niets. De meeste commentaren rekenen het bedrag om naar een dikke drie miljoen euro. Eigenlijk bedoelt Jezus het hoogst mogelijke bedrag. Talent is de hoogste muntwaarde, en tienduizend is het hoogst mogelijke Griekse getal. De schuld wordt geschat op “bijna oneindig”.

De koning is na de smeekbede van de dienaar verrassend genadig. Hij wordt vrijgelaten en de lening wordt teniet gedaan. Denk aan het Onze Vader: Hij bevrijdt ons van onze schuld, zoals ook wij dat doen voor onze schuldenaren. De dienaar ziet dat echter anders. Hij eist meedogenloos van een andere dienaar het bedrag dat die hem verschuldigd is: honderd denariën. Omgerekend is dat een kleine tweehonderd euro. Is dat eerlijk van die man? Is dat hoe het hoort? Nee, natuurlijk niet.

Genade voorbij de woede
De Vader bevrijdt ons van onze schuld en zo kunnen wij ook ander bevrijden uit de macht van het kwaad. Sterker nog, we doen onszelf er zelfs een gunst mee: we bevrijden onszelf van de ketens van woede en haat en winnen onze eigen vrijheid terug. De cyclus van woede en wraak wordt doorbroken. De wonde kan helen. 

Zolang de woede blijft hangen, is er immers geen kans op genezing. Woede verstijft het denken en voelen en trekt alle aandacht en energie naar zich. Voorbij de woede, in de vergiffenis, is er nieuwe vrijheid. Daar begint de cyclus van de genade. Dat is het kader waar Jezus ons in wil leren te denken en te leven. 

Dit evangeliefragment is een uitgelezen tekst om in de Veertigdagentijd tot inkeer te komen. Hoe vergevingsgezind zijn wij? Staan wij standvastig in de Liefde?

19 maart 2022

Mozes en de brandende braamstruik: Marc Chagall

Dit werk van Marc Chagall (°1887, +1985) bestaat uit drie naadloos in elkaar verwerkte taferelen. Chagall maakte meerdere versies rond dit concept, maar de versie van 1963 is wellicht de meest indrukwekkende. Het werk brengt drie impressies op een doek bijeen. 

Rechts zien we Mozes, die op zijn knieën valt. In het midden staat een brandende braamstruik afgebeeld en de Engel Gods in een lichtcirkel. Links zien we Mozes die het volk als een mantel achter zich aan draagt wanneer het werd gered van de woede van Farao. God staat centraal in de compositie en we lezen het werk van rechts naar links, zoals de Hebreeuwse taal wordt geschreven en gelezen. 

De lucht die de drie taferelen met elkaar delen, is gevuld met engelen en vogels. God spreekt met zijn volk. Het spirituele is alom aanwezig op het doek. De hemel en de aarde zijn niet strikt gescheiden maar vormen juist één geheel.

De eerste twee belangrijke verhalen over Mozes als leider van het volk worden in enigszins schuine figuren uitgebeeld. Hier wordt geen statisch verhaal verteld, maar de dynamiek van een volk onderweg, geleid door een mens met een sterk geloof, maar ook met vragen en twijfels.

Vanuit het hoofd van Mozes schijnt licht (Exodus 34, 29), dat qua vorm op hoorns lijkt. Dat komt omdat het Hebreeuwse woord voor “stralen” ook “hoorns dragen” kan betekenen. Er zijn geen klinkeraanduidingen in het Hebreeuws, dus er staat: "QRN". Welnu, "qaran" betekent: stralen, "qèrèn" betekent: hoorn. Chagall speelt daar op een creatieve manier op in. 

Uit de vlammen van de braamstruik verschijnt een engel. De struik brandt, maar wordt niet door het vuur aangetast (Exodus 3, 2). De engel wordt door kleurrijk licht in de vorm van een cirkel omringd. Het doet denken aan een regenboog: het teken van een verbond. Het beeld doet ook denken uit de mandorla’s uit de romaanse tijd, amandelvormige figuren die de goddelijke aanwezigheid op aarde symboliseren.

Links zien we de doortocht door de Rode Zee symbolisch afgebeeld. Mozes kijkt met lichtend gelaat de twee stenen tafelen aan waarin de tien geboden zijn gegrift. Het volk wordt gered: het staat in de vorm van een mantel achter Mozes. In de Middeleeuwen wordt op gelijkaardige wijze de Maagd van barmhartigheid afgebeeld, die de gelovigen beschermt in haar mantel. Hier wordt het vluchtende volk gescheiden van Farao en zijn leger door een golf van water, een golf die het leger weldra zal overspoelen. (Exodus 14, 23) Hun woede is voelbaar in de rode kleur en de kolerieke houdingen.


Voorbeeld van een Laatmiddeleeuwse Moeder van Barmhartigheid met vrome zielen beschermd onder haar mantel

Vuur en water zijn sterke symbolen. Het vuur van liefde en nieuw leven, het water dat krachtiger is dan het ergste kwaad van mensen. Ook licht speelt een bijzondere rol op dit doek, dat over het algemeen vrij donker van kleur is. Zoals Mozes het veelkleurig licht heeft aanschouwd en het vuur in de braamstruik wanneer God tot hem spreekt, zo kijkt het volk nu naar het licht dat Mozes’ gelaat op doet lichten. Het volk volgt Mozes, de weg ten leven.

In een andere, gelijkaardige compositie staat niet de engel afgebeeld boven de brandende braamstuik, maar wel Gods Naam: JHWH. De engel is wat naar rechts opgeschoven. God maakt zich kenbaar bij Mozes als een persoonlijke God, geen vage kracht. Hij heeft een naam: "Ik ben die ben." (Exodus 3, 14)

De versie van 1966 met Gods Naam afgebeeld.

Er klinkt een boodschap van hoop en nieuw leven van Godswege, na het geweld en de wanhoop die ze hebben doorgemaakt, waarin God stil leek te blijven. 

Mozes leidt het Volk van God naar het Beloofde Land, met Gods Wet als belangrijkste kompas. Op gelijkaardige wijze heeft Jezus alle christenen de opdracht gegeven om in deze wereld het Rijk Gods te realiseren, met het gebod van de Liefde als samenvattende richtlijn. (Matteüs 22,37-38) In beide gevallen wordt vertrokken vanuit een toestand van onrecht. In beide gevallen is God de drijvende kracht, maar is het aan de mens om daadwerkelijk te kiezen voor rechtvaardigheid. God is geen "Deus ex machina", die plots zelf tussenbeide komt om alles zelf op magische wijze op te lossen. God werkt vooral langs mensenhanden. We ontvingen de vrijheid van Godswege, laten we God ermee eren.

In de Veertigdagentijd worden we naast gebed en vasten ook opgeroepen tot solidariteit. Laten we samen bouwen aan een wereld van rechtvaardigheid! Dat is geen druppel op een hete plaat. Het zijn samen veel druppels vergezeld van een duidelijke boodschap: een boodschap van Liefde, voor God en onze medemens.

16 maart 2022

Hongerdoek: "Hoeveel broden hebben jullie?" (17 maart 2022)

In de Middeleeuwen ontstond de traditie om het priesterkoor aan het zicht te onttrekken in de Veertigdagentijd. Er werd een doek opgehangen voor het altaar en het kruisbeeld erboven. De rijke versiering van het altaar leidde de aandacht af van boete en gebed. Op het doek werd vaak het lijden van Jezus afgebeeld. Sinds de jaren '70 heeft het hongerdoek een nieuwe betekenis gekregen. Het beeldt op kleurrijke wijze de ongelijkheid uit die in de wereld bestaat, als oproep tot solidariteit. 
  • Lees hierbij het evangelie van de dag (donderdag in de tweede week van de Veertigdagentijd): klik hier.
Het hongerdoek "Hoeveel broden hebben jullie?" van de Boliviaanse kunstenares  Ejti Štih (°1957) dateert van 2013 en vertrekt vanuit het onrecht dat er om de drie seconden een kind sterft van honger en uitputting, terwijl onze planeet in principe iedereen van voldoende voedsel zou kunnen voorzien. Het centrale thema wordt in vier taferelen uitgebeeld. De taferelen zijn verbonden met elkaar door het kruis: het onrecht wordt verbonden met het lijden van Christus, maar ook met zijn verrijzenis, het ultieme teken van hoop voorbij alle verwachtingen.



Laten we linksonder aanvangen. De mensen aan tafel hebben het goed: ze genieten van een overvloed aan eten en drinken en zijn getooid met sieraden en mooie kledij. Ook de macht is vertegenwoordigd: een militair bewaakt de rijkdom. Deze mensen lijken zorgeloos, vooral omdat ze geen oog hebben voor de armen. Dat mogen we heel letterlijk zien: de vele uitgestrekte armen van mensen die lijden en tekort hebben, brengen de rijke tafelgasten niet van de wijs. Ze leven in hun eigen wereld en de rest doet er niet toe. De wanhoop van de armen die smeken om een aalmoes wordt weerspiegeld in de lijdende Christus, die aan de horizon is afgebeeld. De rijken keren er hun rug naartoe, ze hebben er geen boodschap aan. Ze zijn verheven boven de armen, zoals de rijke man geen aandacht wou schenken aan de arme Lazarus (Lucas 16, 19-31).

Linksboven zien we de tafel, met daarop twee vissen. Een vrouw komt uit de menigte met een brood naar de tafel. Het tafereel brengt het moment vlak vóór de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging in beeld (Marcus 6, 32-44). Waar mensen met elkaar delen wat ze hebben, komt niemand iets tekort. Een warme gloed van licht schijnt op de tafel, op het gezicht van de jongen die hoopvol naar de tafel kijkt en op de menigte die de tafel nadert. Het is de glans van Jezus op de berg Tabor. De leerlingen waren unaniem: ze konden de vijfduizend hongerige mensen niet te eten geven. Ze stelden voor om hen weg te sturen, en met hen ook het hele probleem. Jezus vraagt: “Hoeveel broden hebben jullie?” Laten we gewoon beginnen met de mogelijkheden die we hebben: we kunnen meer bereiken dan we relativerend denken.

Het Laatste Avondmaal (Lucas 22, 1-20
) zien we rechtsboven. Jezus zit echter niet tussen de apostelen, maar tussen de minsten en armsten van de wereld, zij die uitgestoten en uitgesloten worden. Met hen deelt Hij het brood. God kiest voor de minsten, voor de mensen die niet vereerd en gerespecteerd worden. Voor hen is het evangelie in de eerste plaats bestemd. Zijn boodschap, het Licht in de duisternis, schijnt op ieder van hen. Ze zijn uitverkoren om het gastmaal met Hem te vieren. Wanneer ook wij deelachtig willen zijn aan de Maaltijd, is het onze opdracht om in deze complexe en mondiale wereld te delen met onze naasten, dichtbij en ver weg.

Rechtsonder, tot slot, zien we opgewekte, vrolijke kinderen, zittend op de tafel. Hun voeten spelen met het graan dat in overvloed groeit. Het symboliseert de volheid van het leven (Johannes 10, 10). Het is een utopisch beeld, het beeld van het Rijk Gods waar Jezus het zo vaak over heeft en waar zijn optreden een afspiegeling van is geweest. Daar is geen armoede meer, geen honger of dorst, geen ongelijkheid. Mensen respecteren elkaar en leven verbonden met elkaar. De belofte van het Rijk Gods geeft zin en richting aan ons streven naar gerechtigheid en vrede voor iedereen. Dat komend Rijk kan weliswaar slechts realiteit worden als we bereid zijn om er de grondvesten voor te bouwen: hier en nu en voor alle mensen. Het contrast met het tafereel ernaast kan niet groter zijn. Dat de twee afbeeldingen onderaan heel sterk op elkaar lijken, maakt duidelijk dat het verschil maken werkelijk mogelijk is met goede wil. 

De Veertigdagentijd steunt op drie pijlers: gebed, vasten en solidariteit. Hoe dichter we bij Pasen komen, hoe duidelijker het wordt dat er een kloof bestaat tussen realiteit en idealen. Dat wordt duidelijk op Goede Vrijdag, wanneer Jezus met machtsvertoon wordt veroordeeld: de Mensenzoon die enkel met een Boodschap van Liefde op aarde kwam. Het kruis verbindt de vier scènes op het doek, ondanks hun onderlinge tegenstelling. De werkelijkheid, hoe oneerlijk en rauw ook, wordt niet uitgewist, maar staat als een aanklacht tegenover de idealen.

Naar het midden toe wordt het kruis steeds feller geel. Hiermee wordt het licht van Jezus’ genadige verzoening uitgebeeld. Met de hulp van Christus zijn wij in staat om het onrecht aan te klagen, anderen te helpen en samen met hen te bouwen aan een menswaardige wereld

12 maart 2022

Gedaanteverandering: anders kijken (12-13 maart 2022)

“Zo had ik het nog niet bekeken.” Dat overkomt ons wel vaker. We hebben enkel onze zintuigen om waar te nemen en ons verstand om de informatie te verwerken. Taal beperkt ons dan weer in het benoemen van de informatie. Dat we veel meer niet of onvolledig weten dan wel, is dus evident. Uiteindelijk zitten we opgesloten in ons lichaam. Dat lichaam biedt ons verrassend veel mogelijkheden, maar begrenst ons ook. Het voelt wellicht niet als een streling van ons ego, maar dat mag de realiteit niet in de weg staan. 
Vooral de spirituele dimensie kan op weinig lichamelijke ondersteuning rekenen. We kunnen God niet zien, aanraken of horen spreken. En toch raakt God ons en verandert Hij ons wanneer we ons voor Hem openstellen. We kunnen het niet verklaren vanuit onze beperkte ervaring. Niettemin is de spirituele dimensie ons eigen, hoezeer mensen die soms ook negeren. Zeker op de kruispunten in het leven, zowel bij de mooiste als de droevigste momenten, borrelen de levensvragen vanuit de diepte op. Maar ook andere, soms alledaagse ervaringen brengen ons in contact met het spirituele. Dan is de spirituele dimensie dichtbij. Men kan er ongemakkelijk van wegkijken, of de dialoog aangaan. De keuze is aan ons.
Inzicht van de apostelen is veranderd
God verandert onze kijk, Hij verandert ons inzicht. De taalfilosoof Wittgenstein noemt het “seeing as”. We kijken vanuit een nieuw perspectief, dat we voorheen nog niet kenden. Hoe God onze blik verandert, is gelijkaardig aan wat verliefdheid met ons doet. We zijn plots “in de zevende hemel”. Twee mensen kijken elkaar aan en “de tijd staat plots stil”. Hoewel de klok gewoon verder tikt, is de ervaring van de tijd compleet anders. “Er zijn plots nog maar twee mensen in de ruimte,” hoewel er veel mensen aanwezig zijn. In die andere ervaring, die niet positief-wetenschappelijk van aard is, worden heel fundamentele zaken ervaren. Het is geen fantasie, maar wel een andere vorm van gewaarwording.
Christus is veranderd
Jezus wordt tijdens de transfiguratie of gedaanteverandering "Christus". Verwoordt dit verhaal het plotse inzicht van de apostelen? Hoogst waarschijnlijk wel. Zijn er elementen van realiteit in de beelden in het verhaal? Wellicht wel. Dit verhaal letterlijk lezen, is echter niet aan te bevelen. Je komt in een onnodige discussie terecht, waarin men zich afvraagt of het een visioen van de apostelen was (zoals Daniël had in de eerste lezing), of een waanbeeld misschien, of een extase of paranormale ervaring. En daar gaat de transfiguratie helemaal niet over. Dat is een gesprek naast de kwestie: het is een discussie over de verpakking, niet over het geschenk. Zeker is dat de apostelen op een andere manier kijken naar Jezus vanaf de gedaanteverandering, en dat er ook iets aan Jezus verandert op dat ogenblik: Hij wordt bevestigd als de Zoon van God. 

De gedaanteverandering is de ultieme profetie: de vooruitwijzing van Jezus naar zijn dood en verrijzenis. Hier wordt in magistrale beelden het Goddelijk karakter van Jezus bevestigd. Doordat Mozes en Elia ook aanwezig zijn, worden de Wet en de Profeten mee betrokken in het heilsplan van God met Jezus Christus. Jezus begint niets nieuws, maar staat geankerd in de traditie van het Oude (Eerste) Testament. 
Tot de kern
Zijn dood en verrijzenis zullen de vervulling zijn van het Verbond van God met zijn volk: een Nieuw Verbond. De vroegere generaties worden erin betrokken, via Mozes en Elia, en de komende generaties ook: zij hebben de keuze om Jezus te volgen en in Hem te geloven. Gods bevestigt Jezus als de Zoon van God, de Mensenzoon: “Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem.” 


Dat is de kern van het verhaal.

09 maart 2022

Kort en krachtig: de roeping van Levi (9 maart 2022)

Het evangelie van zaterdag na Aswoensdag zit wat in de vergeethoek, geklemd tussen Aswoensdag en de eerste zondag. Niettemin bevat het een belangrijke boodschap voor de beleving van de Veertigdagentijd. Daarom komen we nog even terug op dit verhaal: de roeping van Levi, misschien wel het kortste roepingsverhaal in het Nieuwe (Tweede) Testament. In het Grieks wordt de roeping in 4 woorden omschreven, die vertaald klinken: “Hij zei hem: Volg Mij.” Kort en bondig. 

  • Lees de tekst over de roeping van Levi (evangelie van de zaterdag na Aswoensdag): klik hier.

Het antwoord van Levi op de roeping wordt verhaald zonder uitgesproken woorden, opnieuw heel bondig: 5 woorden in het Grieks, vertaald: “Hij liet alles achter, stond op en volgde Hem.” Geen omhaal van woorden, geen uitgebreide discussie, maar eenvoudigweg: geroepen worden en volgen. Marcus vertelt hetzelfde verhaal als Lucas, en even beknopt (Marcus 2, 14-15).

Ook het omringende verhaal met enkele interessante nuances, wordt alles bij elkaar in 5 verzen uitgelegd. Laten we de diepgang in dit beknopte roepingsverhaal ontvouwen. Er wordt immers veel gezegd in weinig woorden.

Veel in een vers

In vers 27 vernemen we dat Jezus een man in het vizier krijgt die tol incasseert. Tollenaars zijn niet geliefd. Ze innen immers belastingen voor de Romeinse staatskas. Er wordt door de tollenaar een garantie voor een bepaald bedrag gegeven, en al wat daarboven wordt geïnd, is zuivere winst voor de tollenaar. Dat systeem stimuleert tot een creatieve interpretatie van de vaste tarieven om meer geld voor zichzelf te verdienen. De tollenaar graait dus in de zuurverdiende centen van brave werkers om het Romeinse rijk én zichzelf te verrijken. Het is niet te verwonderen dat mensen ten tijde van Jezus geen hoge dunk hebben van tollenaars. Ook Jezus zelf vernoemt heidenen en tollenaars overigens in één adem (Matteüs 18, 15-17).

De tollenaar heet Levi. Hij zit neer, in het Grieks: “kathèmenon”. Het voorvoegsel “kata” wijst op een neerwaartse beweging: “omlaag”. De man is een zondaar. Hij wordt door de mensen beschouwd als “laag bij de gronds”. Zijn zittende houding verpersoonlijkt dit.

Jezus spreekt tot Levi en zegt: “Volg Mij”. Deze man is volgens Jezus een passende volgeling. Jezus’ keuze is op zijn minst verwonderlijk te noemen. Hoe weet Hij dat Levi een goede volgeling zal zijn? Zijn dagelijks werk spreekt alleszins niet in zijn voordeel. Hier merken we dat Jezus de Mensenzoon is en niet zomaar iemand met een goed plan. Jezus’ kennis en inzicht overstijgt elk menselijk denken. Hij weet dat Levi op zijn roeping zal ingaan en dat hij een voorbeeldige volgeling zal zijn. Hiermee eindigt vers 27: er staat soms veel informatie in één vers.

Omlaag, omhoog

En inderdaad, in vers 28 staat Levi op, in het Grieks: “anastas”. Het voorvoegsel “ana” wijst op een opwaartse beweging: “omhoog”, richting de hemel, naar het goede. De man laat alles achter. Vanuit het Grieks mag je zelfs vertalen: “werkelijk alles”: er staat niet “panta” maar “hapanta”. Levi trekt prompt en onomkeerlijk een streep onder zijn werk als tollenaar. Het geldgewin, het bedrog, het werken voor de Romeinen: het is allemaal voorbij. Hij staat op, laat alles achter en begint Jezus te volgen: een nieuw begin, een weg naar boven. Eigenlijk staat er in het Grieks niet: “Hij volgt Jezus.”, zoals het vaak vertaald wordt. Het is een imperfectum: “Hij begint Jezus te volgen.” Hij zal Hem blijven volgen.

Net zoals Simon, Jakobus en Johannes eerder in het hoofdstuk laat hij "werkelijk alles" achter om zich toe te wijden aan Jezus en zijn Blijde Boodschap (Lucas 5, 11). Ook dat verhaal is symbolisch ingevuld: de vissers komen uit de donkere nacht waarin ze niets gevangen hebben. Ze ontmoetten Jezus in het licht van de dag en hun netten zijn overvol.

Geen drama

Op Aswoensdag hoorden we Jezus duidelijk zeggen hoe we horen te vasten en te bidden (Matteüs 6). Er zijn enkele opmerkelijke parallellen te ontwaren tussen de roeping van Levi en Matteüs 6.

Zowel Jezus als Levi voeren in het roepingsverhaal publiek geen uitgebreide gesprekken met mooie bewoordingen, geen omhaal van woorden (Matteüs 6, 7). Jezus rept met geen woord over het werk dat Levi doet. Er wordt geen aanklacht uitgesproken tegen het onrecht dat hij berokkent, geen oordeel. De bekering is een ultiem gebed en wanneer Hij Jezus begint te volgen, behoeft dat van Levi zelf dus geen fijnzinnige redevoeringen, spijtbetuigingen en intentieverklaringen. Een duidelijke, ondubbelzinnige daad volstaat. Die daad verbeeldt tegelijk ook geen groots uiterlijk vertoon waar de mensen van opkijken. Het is eerlijk en klein tafereel, zonder franjes.

Een tweede parallel: zoals Jezus oproept om te bidden, te vasten en goede daden te stellen in het verborgene, zo wordt Jezus ook uitgenodigd voor een groot feestmaal, binnenskamers (vers 29). Er is weinig uitleg nodig om te begrijpen dat dit een symbolische voorafbeelding is van het Laatste Avondmaal.

Aaibaar ego

Zoals wel vaker het geval is, begrijpen de Farizeeën er helemaal niets van. Ze morren, zoals mensen wel vaker doen (al doen we dat tegenwoordig vooral digitaal, in plaats van analoog zoals de Farizeeën). Hun reactie is heel menselijk: waarom gaat Jezus aan tafel met tollenaars en zondaars? (vers 30) Jezus antwoordt dat een dokter er is voor de zieken, met andere woorden: zondaars hebben een roeping tot bekering nodig, niet de rechtvaardigen (vers 31). Die laatsten beantwoorden Gods roeping immers al, zoals het hoort. De Farizeeën willen echter aandacht en bewondering genieten omdat ze zo voorbeeldig zijn. Dat is buiten Jezus gerekend: de aandacht hoort gericht te zijn op God, niet op het eigen aaibare ego.

Een opmerkelijk gegeven is dat dit verhaal zowat letterlijk bij Matteüs wordt verteld (Matteüs 9, 9), maar dat de tollenaar daar niet Levi heet, maar… Matteüs. Het betreft hier de apostel en de persoon aan wie het Matteüsevangelie wordt toegeschreven. Het is weliswaar niet ongebruikelijk dat Joodse mensen twee namen hadden. Misschien is Levi na zijn bekering beloond met een nieuwe naam. Matteüs betekent “geschenk van de Heer”.

En wij?

Wat kan het verhaal van Levi voor ons betekenen, in de Veertigdagentijd? Laten we beseffen dat we in ons doen en laten soms struikelen en vallen, dat we soms vast blijven zitten in verkeerde gedachten. We gaan mee in een verhaal, terwijl we diep vanbinnen beseffen dat het niet de juiste weg is of dat het beter kan. Dan is het tijd voor verandering. 

Jezus roept ons, zonder ons verwijten na te roepen over wat we fout deden, zonder ons verleden op te rakelen. Hij is er voor ons: niet met een vonnis, maar met zijn vergiffenis. Ook wij mogen aanzitten aan de tafel van de Heer. Laten we dat nooit vergeten: God is liefde en vergeving, Hij is roeping en zending, elke dag opnieuw. 

Het is een voorrecht van elk mens: in berouw en inkeer God (opnieuw) te leren kennen en zijn grenzeloze goedheid te mogen ervaren. 

05 maart 2022

Veertigdagentijd: woestijn, inkeer en ommekeer (5-6 maart 2022)

De Veertigdagentijd is een jaarlijkse uitnodiging tot een nieuw begin, een tijd voor inkeer en ommekeer. 

Op Aswoensdag horen we de aanklacht van de profeet Joël. Hij wijst ons op Gods oproep om van ganser harte te vasten en te bidden en niet louter voor de schone schijn, met veel uiterlijk vertoon: “Keer nu terug tot Mij met heel je hart.” (Joël 2, 12). De tussenpsalm van Aswoensdag bevestigt Gods wens om oprecht tot inkeer te komen: “Het offer voor God is een gebroken geest, een gebroken en verbrijzeld hart zult U niet verachten.” (Psalm 51, 19). Geen brandoffers dus, geen uitwendig vertoon, maar een ommekeer vanbinnen. We zijn allemaal mensen, we maken fouten: soms bewust, soms onbedoeld. In deze periode van gebed en vasten is het passend om af te wegen wat we goed en fout doen. Geloof zonder daden, is immers geen levend geloof (Jakobus 2, 14 en 17)

We kunnen onze schuld en onze fouten niet afschuiven op iets uitwendigs. Dat is een gemakkelijke oplossing. Oprecht berouw en de vraag aan God om een nieuw begin is wat de psalmist terecht vraagt: “Schep een zuiver hart in mij” (Psalm 51, 12). Psalm 51 is overigens in zijn geheel een aan te bevelen gebed in de Veertigdagentijd. (Ik schreef er eerder een blog over, om te lezen: klik hier.)

Het kwaad

Deze inkeer zoekt Jezus zelf in het evangelie van de eerste zondag in de Veertigdagentijd. Hij trekt de woestijn in (Lucas 4, 1-13). Jezus gaat er de confrontatie aan met de mogelijke bekoringen die Hem kunnen overkomen tijdens zijn aardse optreden. De figuur van de duivel verpersoonlijkt dit kwaad. 

De evangelist gebruikt een erg figuurlijke verhaalvorm om de boodschap bevattelijker te maken maar gaat daarmee ergens ook voorbij aan de venijnige complexiteit van het kwaad. Het kwaad biedt zich lang niet altijd aan, vergezeld van een boosaardig persoon. Dan zou het erg makkelijk zijn om er aan te weerstaan. Vaak komt verleiding en bekoring gestaag en langs kleine nuances op je af. Het kan binnendringen in je bestaan langs omwegen en een reeks van beslissingen die niet bestaan uit een keuze tussen “het juiste” en “het verkeerde”. Levenservaring leert ons trouwens dat er vaak niet gekozen wordt tussen “goed” en “kwaad”, maar tussen “kwaad” en “minder erg”, of “goed” en “beter”. Daarenboven is op het ogenblik van een keuze niet altijd duidelijk wat de beste keuze is, maar blijkt dat pas later, wanneer alle feiten en gegevens gekend zijn. Soms besef je het pas achteraf, terugkijkend op een keuze.  

Twee bekoringen worden Jezus aangereikt: macht over de mensen en macht over God. Jezus komt onder de mensen met zijn Boodschap en Hij zal door zijn volgelingen algauw als ultieme leider worden gezien in een door de Romeinen bezet land. Jezus komt echter niet om koning van het land te worden en van aardse pracht en praal te genieten. Daarnaast spreekt de Mensenzoon in naam van zijn Vader, God in de hemel. Jezus komt weliswaar niet om God te overheersen en zijn plaats in te nemen. Deze diepere gelaagdheid is belangrijk en dreigt verloren te gaan in een theaterachtig verhaal. Na de woestijnervaring gaat Jezus op weg. Deze zaken moeten uitgeklaard zijn, op voorhand al, om alle misverstanden te vermijden. Het is Jezus niet te doen om macht, welke dan ook.

Keuzes en opdrachten

Ook wij hebben baat bij woestijnmomenten: een tijd van afzondering, om zonder de drukke prikkels om je heen tot gebed en bezinning te komen, belangrijke beslissingen goed te overdenken, tijd te maken voor de essentie, weg van de luidruchtige futiliteiten. Dat kan de Veertigdagentijd voor jou zijn. Daar nodigt God ons toe uit, jaarlijks: een periode van zeven weken waarin we telkens opnieuw de rust en de stilte kunnen opzoeken.

In de Veertigdagentijd periode krijgen we drie opdrachten mee. Op Aswoensdag horen we ze al in de evangelielezing (Matteüs 6, 1-6 en 16-18): vasten (Matteüs 6, 16), gebed (Matteüs 6, 5) en naastenliefde, onder de vorm van aalmoezen (Matteüs 6, 2). Meteen wordt ook beklemtoond dat het niet mag gaan over uitwendig vertoon, maar dat we hier oprecht werk van moeten maken, in het verborgene! Er wordt gewaarschuwd voor de verleiding tot aandachttrekkerij (Matteüs 6, 1-6) en schijnheiligheid (Matteüs 6, 7).


Ik wens je een zinvolle Veertigdagentijd toe!


Mag ik als extra leestip de "roeping van Levi" meegeven? Daar ga ik over enkele dagen op in. Het is de evangelielezing van de zaterdag na Aswoensdag, daags vóór het verhaal van Jezus in de woestijn. (Om het verhaal te lezen: klik hier.)