Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

24 december 2021

Kerstbezinning: Op een prikkend bed van stro (24-25 december 2021)

Op een prikkend bed van stro
is God op aarde geboren:
niet in een groot kasteel,
niet in een gouden kooi,
maar in een gammel toevluchtsoord,
als Mens onder de mensen,
delend in de koude
en de onzekerheid
over wat morgen brengen zal.

In die schamele stal
ontluikt de liefde,
eerlijk en ongecompliceerd:
niet betaald en afgemeten
zoals bij de herbergier
die hen weigert,
maar eenvoudig als de herders,
rijk als de wijzen
en goddelijk als de Messias zelf.

Op een prikkend bed van stro
ligt de Zoon van God te slapen.
Sus, slaap maar, Kindje, sus…

Een zalig Kerstfeest!

16 december 2021

De laatste dagen vóór Kerstmis: "Kom, o Heer, en wacht niet langer" (17-23 december 2021)

De periode vanaf 17 december noemen we de kerstnoveen: een intense voorbereiding op het steeds dichterbij komende feest van Kerstmis. De O-antifonen worden gezongen of gebeden in deze periode. Ze richten zich telkens in gebed tot Christus en kennen Hem een titel toe uit het Oude Verbond. Steeds verwijst de aanspreking naar Gods heilsbelofte. Het gebruik van deze O-antifonen of “grote antifonen” is wellicht al in de vroege middeleeuwen ontstaan. Ze zijn ook vandaag een uitgelezen kans tot bezinning of gebed in voorbereiding op het Kerstfeest. 

In de laatste dagen vóór Kerstmis groeit het verlangen dat zo treffend wordt verwoord in de O-antifonen.

  • 17 december: O Wijsheid
Uit de mond van de Allerhoogste
weerklinkt Gods Wijsheid,
die sterk is en voornaam,
wereldbreed en hemelhoog.
Toon ons de weg, o Heer,
van de voorzichtigheid.

Lees hierbij: Spreuken 8, 1-6; Jesaja 11, 2-3; Spreuken 9, 1.

De profeet Jesaja had voorzegd dat de geest van de Heer zou rusten op de Messias, de geest van wijsheid en inzicht, beleid en sterkte, kennis en ontzag voor de Heer. Jezus is het Woord, de wijsheid die vrij is van alle twijfel. Hij bezit de kennis van Gods heilsplan met de Schepping. Laten we ons voorbereiden op de komst van Gods Woord!

  • 18 december: O Adonai
God, Vader van uw Volk,
uw Naam is heilig, Adonai,
U sprak tot Mozes vanuit het vuur
en sprak uw Wet op de berg Sinaï.
Reik ons uw hand, o Heer, en verlos ons.

Lees hierbij: Deuteronomium 10, 16-22; Exodus 3, 1-8; Exodus 20, 1-20, Deuteronomium 26, 5-9.

Adonai staat voor “onuitsprekelijk”. Gods naam is zo heilig dat men in de joodse traditie het woord “Heer” (JHWH) niet voorleest, maar in de plaats daarvan “Adonai” zegt. Laten we met ontzag uitzien naar Jezus!

  • 19 december: O Twijg aan de stronk van Isaï
Aan de stronk van Isaï
groeit een nieuwe twijg.
Groots zal het ontzag voor Hem zijn:
voor Hem zullen de heersers verstommen,
naar Hem zal het Volk van God zich richten.
Wacht niet langer, o Heer, bevrijd ons.

Lees hierbij: Jesaja 11, 1-10; Jesaja 45, 23; Jesaja 52, 13; Lucas 1, 32-33.

Koning David was de zoon van Isaï, die zonder zonde stierf. Aan de verdorde stronk – verdord toen de dynastie in Israël eindigde – ontspruit nu een nieuw twijgje, zoals Jesaja voorspelde. Een nieuwe gouden tijd breekt aan. Laten we ons voorbereiden op een heuglijke tijd!

  • 20 december: O Sleutel van David
Heer, U bezit de macht van Davids sleutel:
wat U openmaakt, zal niemand sluiten,
wat U afsluit, zal niemand meer openen.
Bevrijd allen die gevangen zitten, o Heer,
allen die in het duister dwalen.

Lees hierbij: Jesaja 22, 20-22.

De Messias is degene die in Gods naam de toegang biedt tot het eeuwig leven. Hij zal de deur naar de hemel openmaken. Laten we openstaan voor het mysterie van een leven na het aardse.

  • 21 december: O Dageraad
Heer, Licht uit het Oosten,
glans van de eeuwigheid,
stralende zon van gerechtigheid, verlicht ons.
Genees ons, o Heer, van de duisternis,
laat uw dageraad komen.

Lees hierbij: Maleachi 3, 1-3; Jesaja 9, 1; Psalm 104, 14.

God heeft aandacht voor hen die het moeilijk hebben. Hij brengt licht waar mensen het perspectief in het leven verloren hebben. Jezus brengt nieuwe hoop voor wie fouten heeft gemaakt. Laten we met verlangen wachten op de nieuwe morgen!

  • 22 december: O Vorst van uw Volk
U bent de Vorst van uw Volk,
het koningschap komt U toe:
U bent de hoeksteen waarop alles steunt.
Red de aardse mens die U uit klei hebt geschapen.
O Heer, kom gauw!

Lees hierbij: Jeremia 10, 1-7; Jesaja 28, 16; Genesis 2, 7; Matteüs 21, 42; 1 Petrus 2, 4-5.

De Messias is de Vorst die eenheid onder zijn volk zal breng door zijn aardse leven en zijn Blijde boodschap. De haat zal niet meer heersen, er zal geen oorlog meer zijn onder Gods Volk. Laten we hoopvol uitkijken naar onze Koning!

  • 23 december: O Emmanuel
Emmanuel, God met ons, vredebrenger,
bevestiging van onze hoop,
langverwachte Redder van allen,
kom nu en red ons,
o Heer, onze God.

Lees hierbij: Jesaja 7, 14; Maleachi 3, 1; Matteüs 1, 21-23.

Onze Heiland zal uit de maagd geboren worden, Hij zal God-met-ons zijn, Emmanuel. Als de Messias op aarde verschijnt, dan is de tijd van het goddelijk heil aangebroken. Laten we onze Emmanuel tegemoet gaan!


Bronvermelding:
Inleiding: https://www.kerknet.be/icl/artikel/zeven-o-antifonen-nemen-ons-mee-naar-kerstmis
Vertaalde antifoonteksten: Sven VANNECKE, U zeg ik dank, Averbode, 2018.
Verklaring bij antifonen: https://igniswebmagazine.nl/spiritualiteit/advent-de-ontmoeting-met-god-voorbereiden (Ward Biemans s.j.)

11 december 2021

Gaudetezondag: wees blij en laat je inspireren (11-12 december 2021)

De derde zondag is de advent wordt Gaudetezondag genoemd. Op de adventskrans staan 4 rode kaarsen of 3 rode kaarsen en één roze kaars. Dat is de Gaudetekaars. De liturgische kleur is in de advent paars, maar op Gaudetezondag mag men oudroze dragen. Dat is de combinatie van paars, dat staat voor inkeer en verwachting en wit, de kleur van de vreugde om het komende Geboortefeest.

Gaudete betekent: “verheug u”, of dichter bij de hedendaagse taal: “wees blij”. De naam is het begin van de Gregoriaanse intredezang die bij deze zondag hoorde. De tekst van deze intrede is Filippenzen 4, 4-7: “Gaudete in Domino semper, iterum dico, gaudete.” We lezen dit fragment niet toevallig als tweede lezing. Zo dadelijk wordt de tekst van naderbij bekeken.

De tekst uit de eerste lezing drukt die zelfde roep tot blijdschap uit: “Jubel, dochter van Sion! Juich, Israël! Verheug u en wees blij, Jeruzalem, met heel uw hart!” (Sefanja 3, 14) De advent is over het algemeen heel ingetogen. We bezinnen ons en kijken verlangend uit naar Kerstmis. Op de derde zondag mag de vreugde echter al even doorklinken.

Ik tracht de tekst uit de Filipenzenbrief zo dicht mogelijk tegen de Griekse tekst te vertalen. Dit is één van de mooiste fragmenten uit de brieven: kort maar bijzonder inspirerend.

Vers 4: “Wees blij in de Heer! Ik zal het telkens opnieuw zeggen: wees blij!” 

We worden niet uitgenodigd om alvast even rond de vroeg geplaatste kerstboom te dansen. Nee, in ons geloof mogen we blij zijn. We mogen vreugde putten uit de gedachte dat het Geboortefeest van de Heer nadert. God laat ons niet verweesd achter, ook al voelt het op eenzame momenten misschien zo. Kerstmis herinnert ons aan Gods liefde voor ons: Hij heeft zijn Zoon op onze wereld geboren laten worden, tastbaar in de tijd. God is niet ver weg gebleven. God blijft nooit ver weg. Hij is altijd nabij. Daarom beklemtoont Paulus zijn uitspraak: hij blijft ze herhalen omdat de boodschap zo belangrijk is, voor de Filippenzen toen, maar ook voor ons hier en nu.

Vers 5: “Laat jullie goede wil bij alle mensen bekend worden. De Heer is dichtbij!”

We worden niet opgeroepen om verzuurde roeptoeters te worden. De verleiding kan bestaan om in zich het verleden te nestelen en het heden te vervloeken. Ook na de dood van Jezus zal die verleiding hebben bestaan. Toch is dat niet de bedoeling. In goedheid moeten we ons kenbaar maken, niet in antipathie of vijandigheid. De mensen hebben nood aan positiviteit. Laat dit van ons afstralen. Laat ons spreken en handelen verwijzen de blijde Boodschap en inspirerend werken. Weldra vieren we de geboorte van Jezus. Het is een ogenblik dat doorheen de tijden het tedere en liefdevolle in de mens naar boven heeft gebracht. De Heer is dichtbij, we tellen de dagen af.

Vers 6: “Maak jullie toch nergens zorgen om. Maak al jullie vragen bekend bij God in gebed en in smeekbeden, vergezeld van dankzegging,”

We hebben de neiging om te piekeren in deze lange avonden en nachten. Het donker heeft een bepaalde invloed op ons. We leven meer opgesloten, we beschutten ons tegen het koude, gure weer. De zorgen hoeven niet op te hopen in onze gedachten, tot een ballast die ons immobiliseert. Onze zorgen mogen we aan God bekend maken in ons gebed. We mogen ze als het ware aan Hem doorgeven en vragen om zijn hulp en bijstand. Dat mogen we echter nooit doen zonder ook te danken. De balans moet in evenwicht zijn.

Vers 7: “en de vrede van God, die al ons denken overstijgt, zal jullie harten en gedachten ongeschonden bewaren in Christus Jezus.”

Wanneer we geloven, wordt ons denken en ons voelen, het meest innerlijke in ons bestaan, in overgave toegewijd aan Gods vrede. Ze zullen echter puur en ongeschonden blijven, zoals God zelf. Dat klinkt misschien wat hoogdravend en melig tegelijk. In de essentie is het niettemin een belangrijke uitspraak. Geloven is God toelaten in het diepste van je bestaan: in je kleinheid, je onbeholpenheid, je aarzeling, je onzekerheid, je onschuld. God toegang geven tot het meest kwetsbare van je zijn, is een risico. Wat als je er gekwetst uit komt? Wat als je teleurgesteld wordt? 

Welnu, Paulus verzekert ons dat je hart en je gedachten ongeschonden bewaard zal blijven in Christus Jezus. Als je oprecht in Hem gelooft, dan zal je niet teleurgesteld worden. Daarom moet je vertrouwen op God, die ons denken overstijgt. Dat betekent een ernstig engagement en een blijvende toewijding in je geloof. Laat je geloofshouding niet te naïef of sprookjesachtig zijn. Laat het ook niet hebzuchtig zijn, gebaseerd op krijgen en hebben. Laat het in de eerste plaats naar God en zijn Woord gericht zijn, niet naar jezelf. Laat je geloof mee groeien met je gedachten en ervaringen.

Bedenk tot slot dat Paulus deze brief vanuit gevangenschap schrijft (Filippenzen 1, 7-13) aan de eerste christelijke Kerk in Europa. Dit besef maakt het contrast veel scherper wanneer hij zo enthousiast schrijft over blij zijn, over goedheid, zorgeloosheid en Gods vrede. Je leest het anders als je Paulus’ toestand indachtig bent. Ook onze beleving van Kerstmis is anders dan gewoonlijk, het tweede jaar op rij al. Het coronavirus heeft een grote invloed op ons doen en laten. Hoe moeilijk ook, dit kan je beleving van Kerstmis verdiepen, verinnerlijken.

Met Kerstmis wordt het kind Jezus geboren op aarde, op de wereld zoals hij is. Niet in een ideale wereld, niet in een droombeeld, maar in de werkelijkheid. Parallel daarmee wordt ook elk jaar opnieuw ons geloof herboren. De advent heeft ons tot inkeer gebracht. We zijn ons bewust van onze tekorten en de kansen die daaruit voortkomen. We hebben in de Schrift gelezen, tot God gebeden om de komst van zijn Zoon. We staan klaar om de vrede op aarde te verwelkomen, en in ons hart. Met blijdschap en verlangen. 

05 december 2021

Johannes de Doper: authentieke verkondiging (4 en 5 december 2021)

Johannes de Doper heeft een beperkte, maar niettemin indrukwekkende inbreng in de vier evangelies. Hij is een zonderling figuur, die de mensen klaar maakt om de Boodschap van Jezus te ontvangen. Hij is inspirerend en bescheiden, kortom het prototype en schoolvoorbeeld van een verkondiger van de Blijde Boodschap.

Een nieuwe manier van leven

Johannes de Doper leeft zelf naar de boodschap die hij verkondigt. Er is geen onderscheid tussen zijn levensstijl en de boodschap die hij de mensen bijbrengt. Daarom is hij zo authentiek en bijgevolg ook geloofwaardig. 

Johannes is de zoon van de priester Zacharias en van Elisabet, de nicht van Maria (Lucas 1, 5-25. 57-79). Hij is dus verwant aan Jezus. Zijn voorkomen straalt een extreme soberheid uit: hij draagt een ruwe mantel van kameelhaar en een lederen gordel. Hij voedt zich met sprinkhanen en wilde honing (Matteüs 3, 4; Marcus 1, 6). Alvorens hij zijn getuigenis begint, verblijft hij eerst lange tijd in de woestijn, voor vasten en bezinning (Lucas 2, 80). Hij verinwendigt de boodschap die hij zal brengen. Zowel innerlijk als uiterlijk wordt hij een oprechte getuige.

Johannes de Doper is de getuige van het Licht (Johannes 1, 7-8). Hij is de voorbereider, maar is zelf absoluut geen messias (Matteüs 3, 11; Marcus 1, 7-8; Johannes 1, 26-27). Hij komt vóór de verkondiging van Jezus, de Messias, hij gaat voor Hem uit om de weg klaar te maken. Diezelfde opdracht geeft Johannes ook aan iedereen die het horen wil. De Messias is zoveel groter dan hij. Hij citeert daarbij de profeet Jesaja: maak de weg van de Heer klaar (Jesaja 40, 3-5).

Een boodschap van inkeer en verandering

Johannes wordt niet toevallig de Doper genoemd. Het is een belangrijk element in zijn verkondiging, en hij doopt wie dat oprecht verlangt met water (Lucas 1, 3; Matteüs 3, 6; Marcus 1, 4). Tegelijk roept hij de mensen ook op om tot inkeer komen (Lucas 3, 3; Matteüs 3, 2; Marcus 1, 4). Langs het doopsel kunnen ze ook vergiffenis vragen en een nieuw begin aanvatten (Lucas 3, 3; Matteüs 3, 6; Marcus 1, 4). Het zijn allemaal zaken die ook vandaag nog diepgeworteld zitten in onze christelijke praktijk.

Johannes vraagt van de dopelingen een blijvend engagement. Het doopsel is geen verzekering, maar het begin van een nieuwe levenswandel (Lucas 3, 7; Matteüs 3, 7-8). Daarin is de naastenliefde een opdracht (Lucas 3, 11). Daarnaast moeten ze ook eerlijk zijn en niemand bedriegen of oplichten (Lucas 3, 12-14). Wie zich daar niet aan houdt, heeft niets aan het doopsel, want ze beleven het niet.

Een opdracht voor elk van ons

Johannes de Doper is een belangrijk persoon in het christelijk geloof. Hij wordt ook in de vier evangelies uitdrukkelijk vermeld. Wat kunnen wij meedragen van zijn getuigenis, in de aanloop naar de komst van Jezus?

Een christen, een volgeling van Christus, dat bén je, of misschien nog correcter: dat wórd je telkens weer. Het vergt een levensverbintenis vanuit je hele zijn: je denken, je spreken, je doen en laten. Het is geen zijdelings engagement dat ergens op de achtergrond af en toe meeklinkt. Christen zijn, veronderstelt dat je de Boodschap in de praktijk beleeft, en niet alleen in woorden bevestigt.

Dit betekent ook dat je geregeld tot inkeer komt, jezelf en je veronderstelde evidenties in vraag stelt, dat je je bewust bent van je fouten en tekortkomingen en om vergiffenis vraagt, met de bijhorende intentie van het beter te doen, van nog dichter bij Gods Nieuw Verbond te leven. 

Dan gaan wij misschien ook vóór de Heer uit, en zijn wij voor anderen een aanstekelijke en inspirerende richtingaanwijzer naar de Schrift en naar Jezus' Boodschap. De sterkste vorm van verkondigen, is het evangelie voorleven in ons dagelijks leven.

Het is aan ons om ons in deze advent voor te bereiden en net als Johannes de Doper en in zijn spoor de weg klaar te maken voor de Heer. Want, om het te zeggen met de woorden van Augustinus: "Als Jezus duizend keer geboren zou zijn in de stal van Betlehem, maar niet in ons hart, dan was zijn geboorte waardeloos."

29 november 2021

Advent: verlangend uitzien naar het onverwachte (27-28 november 2021)

Advent is een tijd van verwachting. Wat mogen we dit jaar verwachten? Voor een tweede jaar op rij wordt december sterk bepaald door de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus. Mogen we dan nog veel verwachten?

  • Voor de lezingen van de eerste zondag van de advent, C: klik hier.

Hoe gaan we Kerstmis vieren dit jaar? Het blijft voorlopig allemaal nog vaag, afhankelijk van veel factoren. Kunnen we ons voorbereiden op een vaag idee? Het antwoord is: jazeker. 

Misschien is net dat de diepste bedoeling van de advent: dat we niet in de gewoonte rollen van alles lang op voorhand gepland en netjes georganiseerd te hebben, maar dat we juist het onverwachte verwachten en op ons af laten komen. Net zoals Jozef en Maria geen idee hadden van wat er precies komen zou.

Jezus zegt over de verwachting van de komst van de Heer bij de voleinding van de tijden: “Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de zorgen van het dagelijks leven.” (Lucas 21,34) Die verwachting is gelijkaardig aan onze verwachting van het Geboortefeest in de advent. 

Jezus zegt hier niet, zoals sommigen iets te gretig interpreteren, dat we ons moeten afkeren van de wereld en van de zorgen die ons bezig houden. We verlangen naar zijn komst vanuit ons aardse bestaan

Ook corona maakt deel uit van ons bestaan momenteel. De andere kant op kijken en doen alsof het niet ons probleem is, dat is alleszins niet de oplossing. Integendeel, dan maken we deel uit van het probleem zelf in plaats van mee te bouwen aan de oplossing. De twee belangrijkste geboden van het Nieuwe Testament luiden: “Bemin God, en je naaste zoals jezelf.” (Matteüs 22, 36-40) Zorg dus voor je naasten, bescherm hen tegen dit virus zoals je jezelf er tegen tracht te beschermen.

Misschien zullen we advent en Kerst voor een tweede keer met beperkingen moeten vieren. Dat betekent op zich niet dat we deze tijden minder gelovig moeten doormaken. Jezus roept ons immers op om ons geloof intens te beleven, maar daarom niet theatraal: “Wees waakzaam en bid,” zegt Hij (Lucas 21,36a). En dat is uiteindelijk het allerbelangrijkste. We blijven met elkaar verbonden in gebed, en bijgevolg blijven we ook verbonden in de verwachting en verbonden in de vervulling van de belofte. Laat ons bidden dat we samen waakzaam uitzien naar een nieuw begin.

13 november 2021

Wanneer komt de Heer terug? (13-14 november 2021)

Eens zal de Heer terugkeren, op de laatste dag. In meerdere passages in het Nieuwe (Tweede) Testament komt deze ultieme belofte aan bod. Wanneer dat is, blijft een mysterie. Maar de dag komt, en we moeten klaar zijn voor die dag.

De eindtijd is een ingewikkelde materie, op veel vlakken. Aanvankelijk gaat men er van uit dat dit alles eerstdaags zou gebeuren. Jezus zegt immers dat we op onze hoede moeten zijn want dat de laatste dag nog in dit geslacht zal gebeuren (Marcus 13, 30)

Het ego van de mens

Later is dit eschatologisch verlangen, het verlangen naar de eindtijd, op geregelde momenten teruggekomen. Dat is op zich niet vreemd: Jezus roept ons op om te allen tijde waakzaam te zijn (Marcus 13, 33). Ook tijdens deze coronacrisis hoor je hier en daar dreigende boodschappen. Nochtans zijn de sterren niet uit de hemel gevallen en hebben zon en maan niet opgehouden licht te geven, zoals Jezus voorspelt (Marcus 13, 24)

Eigenlijk heeft het iets egocentrisch om te verwachten dat de eindtijd in ons leven zal aanbreken. Waarom moet het nu ineens wel gebeuren, en in de bijna 2000 jaren daarvóór niet?  Alsof wij zo belangrijk zijn dat er een persoonlijke erkenning zou moeten komen van Godswege. Er zit soms wat ongezonde pretentie vermengd in de goede bedoelingen.

Waakzaam en geduldig

Want op zich is deze verwachting niet abnormaal te noemen. Jezus roept ons verschillende keren op om alert te zijn, dag en nacht. De wereld zoals wij die kennen, zal plots niet meer voortbestaan, zo wordt voorspeld (Matteüs 24, 29). Sommigen die deze boodschap van Hem horen, zullen dit nog meemaken (Marcus 9, 1). We worden opgeroepen om te bidden dat we niet afstompen maar waakzaam blijven (Lucas 21, 36). We moeten vooruitziend zijn, zoals de slimme meisjes die een reserve aan olie meenemen om hun lampen brandend te houden tot de Bruidegom komt (Matteüs 25, 1-13).

Tegelijk klinkt er ook terughoudendheid. Geloof niet iedereen die zegt: 'De tijd is gekomen'. Alleen de Heer weet wanneer de tijd gekomen is (Lucas 21, 8). Ook in één van de brieven komt deze boodschap terug (2 Tessalonicenzen 2, 2-8): de tijd is vastgesteld door de Heer, niet door mensen.

Dramatiek alom

Er komt veel dramatische beeldspraak bij te pas om te omschrijven wat er dan komt. Het heeft menig donderpreek gevoed met de nodige tragiek. Wat we mogen verwachten, is complete chaos, het einde van de wereldorde zoals wij die kennen. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dat werd in het Oude (Eerste) Testament trouwens ook al voorspeld (Jesaja 65, 17)

Samen met de verrijzenis en de opstanding uit de dood hoort de eindtijd bij de meest complexe geloofsinhoud. 

Dit dramatisch eindbeeld is echter niet enkel typerend voor het Christendom. Zo gaat de evolutietheorie er van uit dat het heelal uit een oeratoom is ontwikkeld via een proces van uitzetting, een proces dat momenteel nog steeds aan de gang is. Die expansie is niet eindeloos. Er komt een keerpunt waarna het heelal terug krimpt tot het beginsel. Ook dat is uiteindelijk geen geruststellend vooruitzicht, al zullen wij het zelf niet meer meemaken op deze aarde.

De eigenlijke boodschap

Wat Jezus ons wil bijbrengen, is in de eerste plaats hoop. Het is geen schrikbeeld, maar in de eerste plaats een bevestiging dat trouw aan God wordt beloond. God sluit een Nieuw Verbond in Christus. Ons antwoord daarop is geloof, hoop en liefde. Het is onze taak als christenen om ons geloof trouw te bewaren tijdens ons leven hier op aarde. Wie dat doet, zal beloond worden door de Heer (Marcus 13, 27)Hoe moeilijk het ook is om te geloven in een samenleving die sterk bepaald wordt door kritiek op religie, het blijft de moeite waard om vol te houden en te blijven groeien in geloof. Dat is de kernboodschap.

06 november 2021

Twee muntjes in de offerkist (6-7 november 2021)

Een echte geestelijke leider herken je aan zijn of haar oprechtheid, aan zijn of haar aanstekelijke, inspirerende gulheid in goedheid. Jezus is ontegensprekelijk het ultieme voorbeeld daarvan. Hij laat zich niet groeten met 'grand égard', Hij tooit zich niet als een aardse koning of bekende persoon, Hij verzamelt geen schatten en bouwt zich geen protserig paleis. Jezus doet niets voor de schone schijn, voor het uiterlijk vertoon. Hieraan herken je een echte geestelijke leider. 

  • Evangelie van deze zondag: Marcus 12, 38-44

Welnu, de schriftgeleerden blinken niet bepaald uit in oprechtheid. Ze laten zich groeten op straat, ze lopen bijzonder graag in de kijker, ze zeggen lange gebeden op, en wel het liefste wanneer veel mensen toekijken. Ze schooien ook rijkdom van weerloze, gehoorzame mensen af. Neen, dat is geen godsdienst. Dat is zelfverrijking. God staat niet centraal, integendeel: de schriftgeleerden laten zichzelf vereren. Als Gods Boodschap ergens totaal niét over gaat, dan is het jezelf verrijken en de ander verarmen.

Niet anti-geld

Let wel, Jezus veracht het offeren niet. Dat is opmerkelijk. Jezus spreekt er fundamenteel geen enkel oordeel over uit. Het is de manier waarop het gebeurt, die Hij hekelt. Rijken doen met veel tamtam grote schenkingen. Dan staat de schenking niet centraal, maar de beloning, die zich uit in bewondering en respect. Bovendien is de schenking nietszeggend. Schenken van je overschot, dat voel je niet. Dat is geen offer maar een verstandige investering.

Jezus zit nabij de offerkist de mensen rustig te bekijken. Een arme weduwe schenkt twee kleine muntjes. Het is wat ze op dat moment bezit. En dat schenkt zij aan God, zonder toeters en bellen, zonder begeleidende uitleg. Ze doet het gewoon, omdat ze God haar offer wil brengen.

Prioriteit

Ze heeft twee muntjes in haar hand. Ze zou er eentje kunnen houden als ze dat wou. Dat zou een verstandige, beredeneerde keuze zijn. Niemand zou het haar kwalijk nemen, ook Jezus niet. God al zeker niet. Dan heeft ze nog iets voor morgen. Haar liefde voor God is echter sterker dan haar verstand. Ze kan de muntjes zelfs gewoon allebei houden. Morgen komt nog een dag. Wie wat bewaart, die heeft wat. Maar dat interesseert de weduwe niet. Ze komt God lof brengen, niet halfslachtig maar helemaal. 

Jezus maakt aan zijn leerlingen duidelijk wat er werkelijk toe doet. Hij zegt niet dat die arme weduwe  haar plicht doet. Hij zegt wel dat haar schenking zoveel meer waard is dan wat de rijken met veel luister komen schenken. Jezus eert haar eerlijke intentie. Wat ze doet is puur en echt. Daar gaat het om.

Liefde

Geld en geloof zijn altijd een moeilijke combinatie. Geld brengt een logica van macht binnen, van beredeneerde voorzichtigheid. Tegelijk kan de eredienst ook niet voortbestaan zonder geld. Geld is aan alles gelinkt, of we dat nu willen of niet. Jezus veroordeelt dat niet. Wel maakt Hij duidelijk dat geld op zich voor God niets zegt. 

De liefde, daar gaat het om: de liefde voor je naasten, de liefde voor God. Egoïsme en egocentrisme kunnen God nooit behagen. Toen niet, en nu evenmin. Diezelfde liefde zal de Mensenzoon doen sterven aan het kruis. Hij zal zichzelf offeren, niet half-half, net zoals de arme weduwe. Hij zal zijn aardse leven opofferen omwille van ons allen.

01 november 2021

Leven, sterven en Leven: een verhaal van hoop (2 november)

De verdroogde, oranjebruine bladeren ritselen over de grond in de wind. De laatste bloemen zijn uitgebloeid en opgekruld. Ze hebben hun kleur ingeruild voor bruine tinten. De bomen worden elke dag wat kaler. De lucht is guur en de striemende regen maakt de grond tot een natte pulp. Alles in de natuur fluistert hetzelfde refrein: alles is tijdelijk, alles vergaat. 

Verlies

Althans, bijna alles. Coniferen blijven op hun eigenzinnige wijze gewoon sober groen. Van de ander bomen blijven de stam en de ranke takken een herinnering aan de fiere groene weelde van weleer. We weten ook dat de zaden voor komend jaar in de najaarswind al rijkelijk zijn verspreid. Na de winter komt weer een voorjaar, maar intussen moeten we toch afscheid nemen van het leven rondom ons. En zo gaat het ook in ons mensenleven.

We verliezen mensen die ons dierbaar zijn, die ons leven kleur en betekenis hebben gegeven. Er komt ook nieuw leven, vergezeld van scherp gekrijs, leven dat nog helemaal van af moet beginnen. Alles is tijdelijk, alles vergaat, maar er komt weer nieuw leven. Prediker zei het zoveel eeuwen geleden al. Maak je geen illusies in het leven. Je mag nog zoveel rijkdom verzamelen als je wil, je kan in een prachtig huis wonen met alle gemakken. Het is ijdel te denken dat je er eeuwigheid mee hebt gekocht. Alles vergaat, niets blijft. "Er is een tijd voor alles wat er is onder de hemel." (Prediker 3, 1b) 

Genieten

Prediker heeft hiermee wereldpoëzie en diepe wijsheid neergeschreven. Het tijdelijke en het eeuwige worden in welgekozen woorden omschreven. De tekst heeft mij altijd geïntrigeerd. In de verzen na het gedicht worden we - tegen alle verwachtingen in - niet geworpen in de hopeloosheid en reddeloosheid. Integendeel: er wordt gewezen op de kracht van het leven. Het leven is niet louter een tranendal: we mogen dankbaar genieten en vrolijk zijn (Prediker 3, 12-13). We zijn het aan God verschuldigd. God zij dank!

Het neemt niet weg dat het verlies van onze dierbaren bijna onmenselijk pijnlijk is. Het is de liefde die de pijn veroorzaakt, maar ook de liefde die het heelt, net door de transformatie van die liefde. Er huist geen meerwaarde in de pijn te vermijden door bewust niét te investeren in liefde, in haar vele verschijningsvorm: solidariteit, vriendschap of een relatie. Wanneer je je aan niemand hecht, blijf je alleen. En alleen is maar alleen (Prediker 4, 8-12). Dan bespaar je je misschien de pijn en de teleurstelling, maar tegelijk ook de vreugde en het levensgenot die je leven zoveel meer inhoud geven.

Prediker is niet zomaar geschreven. De vraag achter dit filosofisch werk is ontegensprekelijk: "Waarom?". Het is de vraag die ook in elk van ons soms weerklinkt. Waarom takelen we af? Waarom sterven we? Waarom is het leven eindig? Rouw en verdriet veroorzaken zoveel pijn. Wij, mensen, hebben de onophoudelijke drang om te behouden, te herstellen, te bewaren, te overleven. Het leven volgt ons daar niet in. Het is een merkwaardige tegenstrijdigheid. 

Verrijzenis
Onze haren worden grijs, we ontdekken af en toe een nieuwe rimpel of een diepere groef. Hoewel onze cultuur ons tevergeefs de eeuwige jeugd tracht te verkopen, kunnen we de realiteit niet ontlopen. Onze cellen vernieuwen zich constant. Zoals bij het telkens opnieuw kopiëren met een antiek fotokopieerapparaat sluipen er onnauwkeurigheden en fouten in ons celmateriaal. Dat is het verouderingsproces in een notendop.

Toen God besliste om onder ons te komen wonen in de Mensenzoon Jezus Christus, werd Hij volkomen mens. De Zoon was dus net als wij sterfelijk. Dat stemde Hem niet ongelukkig. Met zijn komst zou er ook iets veranderen aan ons levensperspectief. We mogen sinds Jezus onze blik verruimen naar het leven na dit aardse bestaan. Jezus is voor ons de Weg, de Waarheid en het Leven (Johannes 14, 6). Dat klinkt als beeldspraak vrij abstract. Wat kunnen we ons hier bij voorstellen? Heel weinig, al bij al. We worden niet op onze wenken bediend, er wordt niet uitvoerig omschreven wat we mogen verwachten. Maar de dood heeft niet het laatste woord, zoveel is duidelijk. Onze dierbaren zijn niet voorgoed verdwenen. Jezus is immers de verrijzenis en het leven (Johannes 11, 25-26). Hij is bij zijn Vader in de hemel.

Voorbij het weten

Misschien zijn we met z'n allen te veel gericht op dit aardse leven. We willen zo veel bereiken, we verwachten zo veel van het leven. Het is als mens niet vanzelfsprekend om je ontvankelijk op te stellen en Jezus' boodschap te omarmen. Je wordt algauw als naïef bestempeld omwille van je geloof. Als een visie niet objectief-wetenschappelijk onderbouwd is, dan is het onzin, een fabeltje om de mensen dom te houden. Bij het verlies van een dierbare komen er echter bij iedereen veel vragen naar boven en een ongemakkelijk gevoel. We botsen op de grenzen van onze kennis en ons inzicht. We kunnen maar zover zien al de horizon reikt. Onze kennis is ondanks de hoogmoed die er mee gepaard gaat, heel sterk beperkt omwille van ons perspectief. We denken vanuit ons zelfbewustzijn. Wat ligt er achter de horizon van ons perspectief? Voor sommigen niets, anderen twijfelen en aarzelen, sommigen geloven. 

Toch gunt God ons zoveel kansen om te vertrouwen op zijn Woord en te geloven in de boodschap van de verrijzenis. De Schepping is ons gegeven, de wereld waarop wij wonen. De prachtige finesse van de natuur is een bron van eindeloze verwondering. En Jezus is op de aarde gekomen, onder ons, om te verduidelijken waar het echt om gaat. Waarom heeft Hij niet haarfijn uitgelegd wat we na dit leven mogen verwachten? Omdat God van ons geloof verwacht. Geloof eindigt waar weten begint. Wanneer het geen inspanning meer vraagt om op God te vertrouwen, wanneer alles zeker en duidelijk is, dan is het geen geloof meer. Dat is alles wat God van ons verwacht: geloof in Hem, geloof in de verrijzenis. 

23 oktober 2021

Bartimeüs: zien en op weg gaan (23-24 oktober 2021)

Jezus trekt met zijn leerlingen weg uit Jericho, richting Jeruzalem. Het Laatste Avondmaal nadert met rasse schreden. Maar er wordt nog even onderbroken voor een noemenswaardige gebeurtenis. 

Geloofsbelijdenis

Lucas en Matteüs volgen dezelfde chronologie, met een zelfde onderbreking (Marcus 10, 46-52 en Matteüs 20, 29-34)Langs de weg zit de blinde bedelaar Bartimeüs neer. In tegenstelling tot Matteüs is het bij Marcus geen vaag verhaal over twee blinde bedelaars. Het is ook maar één blinde bedelaar, met name de zoon van Timeüs.

Bartimeüs roept Jezus, noemt Hem de Zoon van David, en smeekt Hem om ontferming. De aanroeping is op zich al een geloofsbelijdenis. Als Jezus de Zoon van David is, dan is Hij de Messias, de Mensenzoon die op aarde is gekomen om de Blijde Boodschap te verkondigen. Bartimeüs zegt heel veel in weinig woorden.

Verkeerd geïnterpreteerd

Ondanks zijn gelovige uitroep wordt Bartimeüs door velen afgesnauwd. Hij verstoort het gebeuren en kan maar beter zwijgen. Het geloof van de jonge man wordt niet in dank afgenomen, maar blijft niettemin letterlijk heel uitgesproken. De man roept nog luider om genade. Hij doet wat wij allen vaak doen: we vragen vanuit ons geloof om de aandacht van de Heer. Ontferm U over mij in uw barmhartigheid (Psalm 51, 1). “Eleèson me!”, klinkt het in het Grieks, zoals in de Latijnse liturgie de Griekse wortels aan bod komen in het “Kyrie eleison”. Heer, ontferm U over ons.

Jezus blijft staan. Het verhaal komt op het kantelpunt. Jezus hoort de roep van Bartimeüs en legt hem niet het zwijgen op. Wij, mensen, hebben de slechte gewoonte om totaal verkeerd te reageren vanuit ons spontaan handelen. We denken en handelen oppervlakkig en vergeten de dieptedimensie van het geloof. Dat wordt hier nog maar eens duidelijk. Jezus vraagt zijn leerlingen om de man tot bij zich te roepen. Ze sporen Bartimeüs meteen aan: “Verheug je, sta op, Hij roept je.” Het enthousiasme van de leerlingen is bewonderenswaardig. Ze gaan niet in discussie met de Heer, ze voegen zich niet bij de menigte die het geroep storend vond.

Volle overgave

Spontaan gooit Bartimeüs zijn mantel af en daarmee de ballast die hij meedraagt, maar ook het bezit dat hij heeft en de bescherming tegen de buitenwereld. Hij komt zuiver en vrij tot bij Jezus. Voor een blinde is dit een nog grotere uitdaging dan voor de anderen. Zijn spontaan enthousiasme is een uiting van geloof: Hij voegt de daad bij het woord.

Jezus stelt een ogenschijnlijk vreemde vraag: “Wat wil je dat Ik doe?” Is dat niet vanzelfsprekend? Het is vooral een plechtig moment dat vraagt om duidelijkheid. Zoals het “ja” dat je mag veronderstellen bij een paar dat huwt. Toch moet het uitgedrukt worden. Aangezien het over een belangrijke gebeurtenis gaat, moet alles klaar en duidelijk zijn. Bartimeüs antwoordt: “Maak dat ik weer kan zien!”

Jezus doet hierna… helemaal niets! Hij zegt dan ook niet: “Zo, Ik heb je geloof gezien, nu heb Ik je gered. Je kan weer zien.” Integendeel: de blinde redt zichzélf. “Je geloof heeft je gered.” Onmiddellijk kan Bartimeüs weer zien.

De daad bij het woord

Nu komt er echter geen varkentje met een lange snuit. Het verhaal is helemaal nog niet afgelopen. In tegendeel, het belangrijkste moet nog komen. De ziende Bartimeüs volgt Jezus hierna terstond. Zijn weerbaar geloof evolueert tot een volwaardige roeping. Bartimeüs krijgt niet alleen zijn zicht, hij verwerft ook inzicht. De man laat alles achter en gaat Jezus achterna, richting Jeruzalem. Een prachtig verhaal.

Laten wij niet verblind zijn. Wanneer we merken dat we zijn verblind, laat ons dan tot de Heer gaan, bevrijd van overbodigheden, laat ons teruggaan tot de Essentie die God is, en vragen om zijn ontferming. Want bij de Heer is vergeving, en daarvan leven wij (Psalm 130, 4).

16 oktober 2021

Jezus: God werd mens zoals wij (16-17 oktober 2021)

God heeft ons veel gegund doorheen de tijd. Niet alleen heeft Hij de wereld geschapen en aan ons toevertrouwd. Hij heeft ook het menszijn zelf met ons gedeeld. God is niet alleen de afstandelijke Schepper, Hij is onder ons komen wonen. Dik twee maanden voor Kerstmis worden we door Paulus al even gewezen op de genade die we hebben ontvangen en de invloed ervan op ons geloof.

God onder ons

Jezus was Mens onder de mensen. Uiteraard was Hij ook de Zoon van God, dat valt op geen enkel ogenblik te ontkennen. Maar de Zoon is geboren als klein en kwetsbaar wezen, net zoals wij allemaal. Hij is ook als mens gestorven, even kwetsbaar en menselijk opnieuw. God moet ons wel mateloos liefhebben om zo'n inspanningen te leveren om ons te leren hoe we Hem trouw kunnen zijn in geloof en in daden (Johannes 3, 16).  De Mensenzoon heeft het ons voorgedaan. Langs de Zoon komen wij tot de Vader (Johannes 15, 1-15).

Paulus wijst ons er op dat Jezus ons bestaan heeft gedeeld. Hij heeft onze zwakheden van heel dichtbij ervaren. Hij kwam in contact met de verlokkingen, de zijwegen, de omwegen en de aarzelingen van ons bestaan. Hij heeft er weliswaar niet aan toegegeven. Integendeel, we kregen van Hem belangrijke instructies, wijsheden en verhalen mee, die werden opgetekend door de evangelisten.

Dichtbij én een mysterie

In Jezus is God in de geschiedenis tastbaar aanwezig gekomen. Hij is geen afstandelijke magische kracht die ergens ongrijpbaar aan het begin aanwezig was en daarna op de achtergrond bleef. Hij is Mens geworden, heeft zijn Boodschap aan concrete mensen verkondigd en kreeg meer en meer volgelingen die in Hem de Messias zagen, de Beloofde. Er groeide ook argwaan en tegenstand, wat uiteindelijk tot zijn dood zouden leiden. God heeft verregaande middelen aangewend om ons te roepen om in Hem te geloven en er ook naar te leven.

Wij mogen in ons menszijn tot bij God komen, zonder aarzeling, zonder angst dat we niet begrepen zullen worden. Dat is een voorrecht. Jezus is onze hogepriester, die bij de Vader voor ons kan pleiten, vanuit zijn ervaringen. 

Deze symbolische Goddelijke dialoog zien we best niet té plastisch. De heilige Drievuldigheid blijft voor ons tot op zekere hoogte een mysterie. We hoeven ook niet alles wetenschappelijk te analyseren. We zijn niet Gods gelijke, onze wijsheid is beperkt. Er is dan ook een groot verschil tussen interesse en hoogmoed.

De wijsheid die Paulus ons meegeeft is deze: laten we zonder schroom naderen tot Gods troon, laten we onophoudelijk tot God bidden en Hem om raad en kracht vragen. God kent ons, zijn Zoon heeft immers onder ons gewoond. Goddank!

10 oktober 2021

Waar ziel en geest elkaar ontmoeten (9-10 oktober 2021)

We hebben het vandaag over één Bijbelvers, niet meer en niet minder. Soms volstaat één vers. Een omhaal van woorden is immers vaak een veeg teken dat ijdelheid en zelfgenoegzaamheid op de loer liggen (Matteüs 6, 7).

Het Woord is levend en het is krachtig. Het is geen dode letter en geen lauwe soep. Levend staat inhoudelijk voor "vlug", krachtig betekent "actief". Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard. Het Woord zet Gods Boodschap op het scherpst van de snee, om in de beeldspraak te blijven. 

Helder en klaar

Inderdaad, Jezus heeft ons geen vage, onduidelijke uitspraken nagelaten op zijn weg naar Jeruzalem. Het was niet onbegrijpelijk moeilijk, maar helder en klaar, toegepast op ons leven.

Dat is een dankbare gave van God aan ons allen. Jezus heeft de essentie van het geloof haarfijn aan ons uitgelegd. In alles wat we denken, doen en laten, horen we God lief te hebben en onze naasten zoals onszelf (Marcus 12, 30,31). Keer op keer komt Jezus' boodschap terug op deze kernachtige boodschap. De profeet Jesaja bereidt de verkondiging van de Heer al voor, met even scherpe taal (Jesaja 49, 2).

Er staat een belangrijke nuance eerder in de Hebreeënbrief. Hoe scherp en penetrant het Woord van God ook moge zijn: zonder geloof komt het de mens niet binnen (Hebreeën 4, 2). De mens is vrij om in te gaan op het aanbod of (nog) niet. God wil geen plicht en evidentie zijn, maar een bewuste, weloverwogen keuze

Ziel en geest

Wanneer de mens het toelaat, dringt het Woord door tot het raakpunt van ziel (psychè) en geest (pneuma). De ziel is verbonden met het lichaam: het denkt over onze ervaringen en gevoelens vanuit ons lichaam. De ziel is verbonden met de aarde, met onze belichaamde ervaring van het veranderlijke. De geest daarentegen is verbonden met het spirituele en heeft voeling met de heilige Geest, met onze geestelijke ervaring van het eeuwige.

Vervloekte vrijheid?

De mens is drager van de vrijheid en blijft diep vanbinnen als een eeuwige twijfelaar door het leven gaan, beïnvloed door het lichaam waarin hij of zij leeft en de moeilijk vertaalbare gewaarwording van het eeuwige. De vrijheid, ons door God gegeven, wordt wel eens een giftig geschenk genoemd, een veroordeling. 

De Franse filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980) was hier sterk van overtuigd. De mens wil sterk en onveranderlijk zijn (être en soi) zoals een steen onveranderlijk steen is. Een steen is niet "een beetje steen", een steen "neigt niet naar het steen-zijn". Een mens blijft in alles wel altijd "een beetje" (être pour soi): een beetje consequent, een beetje vilein, een beetje liefdevol, een beetje wispelturig, een beetje doordacht, een beetje eerlijk. Bij de mens blijft het altijd bij streven naar perfectie en idealen, we worden ze nooit ten volle. Dat is eigen aan het mens-zijn.

Geweten

Nu raakt het Woord van God het samenkomen van ziel en geest. Waar tijd en eeuwigheid elkaar raken in ons binnenste, daar raakt God ons aan. Mogen we dit punt ons geweten noemen? Wellicht wel. Ons geweten is immers onze innerlijke kracht ten goede, het beste van ziel én geest. Net zoals merg en been sàmen ons skelet vorm en kracht geven.

In onze vrijheid mogen we ons aangestuurd weten door God, die onze verwarring kent en doorziet. Daar is het Woord ook precies op gericht: de mens begrijpt waar het over gaat omdat God op "didactische" wijze heeft gesproken in de tijd vóór de komst van de Mensenzoon én in de verkondiging van Jezus zelf. 

Wanneer wij naar het Woord luisteren en ons geweten er door laten voeden, dan komen we dichter bij God en zijn Woord. Daartoe hoeven we ons menselijk bestaan niet te ontkennen. Evenmin mogen we achter onze zwakheden schuilen als makkelijk excuus.

Dit alles is ons meegegeven in één vers. Klaar en duidelijk, maar bijzonder bondig. Een korte processie van veelzeggende woorden gaat langs ons voorbij. Het is aan ons om goed op te letten en "bij de les te blijven". In één vers ontvangen we een wijze levensles, levend en krachtig als Gods Woord zelf.

02 oktober 2021

Genesis: God schept, de mens geeft namen (2-3 oktober 2021)

We lezen zondag uit Genesis over de schepping. Genesis 1 en 2 zijn prachtige verhalen. Echter: de scheppingsverhalen lezen we niet als een wetenschappelijk essay. De wereld is niet precies zo ontstaan zoals het daar staat. 

Twee scheppingsverhalen

Doordat er twee opeenvolgende scheppingsverhalen neergeschreven zijn, wordt eigenlijk al bevestigd dat het over impressies gaat, over basisgedachten. Het christendom heeft er lang over gedaan om tot deze conclusie te komen. Kritische bedenkingen werden lang verboden door een voortdurende angst dat de Schrift zo sterk gerelativeerd zou worden dat er niets meer van overbleef. Dat is hoegenaamd niet het geval. Het tegendeel is waar. Het is juist door niet kritisch en verstandig naar de Schrift en haar rijke waaier aan vertelvormen te kijken, dat de Boodschap ongeloofwaardig wordt.

Verhalen doorverteld

De ontstaansgeschiedenis van de Bijbel uit de doeken doen, is geen onderwerp voor een blog. Wel kan ik enkele (weliswaar digitale) krijtlijnen weergeven. Genesis is niet het eerste boek dat als geheel werd neergeschreven. Dat is op zich al veelzeggend. Ook de verhalen zijn niet de oudste. Heel wat religieuze verhalen zijn generaties lang vertellend doorgegeven vooraleer het schrift ontstond en ze stilaan werden neergeschreven. Vooral de angst dat de verhalen verloren zouden gaan, speelt daarin een belangrijke rol. Het rijk was al gescheurd in een noordelijk en een zuidelijk deel toen het neerschrijven van losse verhalen begon, wellicht rond 900 voor Christus. De Thora als reeks boekrollen, met de tekst zoals wij die nu kennen, heeft pas omstreeks 400 voor Christus vorm gekregen. Er werden dus verhalen neergeschreven en veel later samengesmolten tot een boek(-rol) in een lange periode van redactiewerk. Je kan de scheppingsverhalen onmogelijk begrijpen zonder hier rekening mee te houden.

Ontstaan

Een tweede belangrijk gegeven is de oorsprong van de verhalen. Het eerste scheppingsverhaal, dat van de zeven dagen, ontstond tijdens de Babylonische ballingschap. Koning Nebukadnessar viel Judea binnen, verwoestte steden en dorpen en nam de toplaag van de samenleving weg naar elders in het rijk. Er bleef leegte en verwarring achter, zeventig jaar lang. De Babyloniërs aanbaden Mardoek, een sterke god. Zij hadden ook een verhaal over het ontstaan van de aarde. Het was voor het Joodse volk stuitend dat zij zelf geen scheppingsverhaal hadden. De schepping van de wereld door God in zeven dagen, was het antwoord van de priesters tijdens de ballingschap op die vreemde godsdienst en op de verleiding om er in mee te gaan. Het vormde een niet verkeerd te verstaan Joods credo dat verhaalde hoe de wereld en de mens zijn ontstaan uit Jahwe en uit geen ander.

Het tweede scheppingsverhaal, met Adam en Eva, vertoont grote gelijkenissen met het epos van Gilgamesj. Daar kwam het inzicht niet door een appel maar door brood en wijn. De slang bracht de vrouw niet in verleiding, de vrouw was zelf de verleiding. Het gaat in beide verhalen over een strijd tussen goed en kwaad en de wil om meer inzicht te verwerven.

Mens en mensin

Er zijn dus twee scheppingsverhalen: het verhaal van de zeven dagen en dat van Adam en Eva in het paradijs. De scheppingsdaad wordt in de beide verhalen vernoemd en uitgelegd. In het eerste verhaal lijkt God de mensen in één beweging te scheppen, in het tweede verhaal wordt eerst de mannelijke mens geschapen, daarna de vrouwelijke.

Het Nederlands heeft een belangrijk voordeel op bijvoorbeeld het Frans en het Engels. Wij hebben een apart woord voor “man” en voor “mens”. Het Franse “homme” en het Engelse “man” moeten in het enkelvoud de beide vertegenwoordigen. Dat schept verwarring die wij niet kennen. In beide verhalen schept God “de mens”, in het Hebreeuws “ha’adam”. God schept niet “de man”, “ha’isj” in het Hebreeuws.

In het eerste scheppingsverhaal schept God de mens meteen mannelijk én vrouwelijk (Genesis 1, 27). Beide geslachten zijn in één scheppingsbeweging ontstaan. In het tweede verhaal schept God de mens uit stof. Die mens is algauw eenzaam en daarom schept God uit een rib van de mens een vrouwelijke mens, een mensin. Er wordt vaak gezegd dat God “man” (ha’isj) en het afgeleide “mannin” (ha’isjah) heeft geschapen, waarbij de vrouw de afgeleide is van de man. Dat laatste komt inderdaad in het verhaal voor, maar “man” en “mannin” zijn namen die Adam geeft aan zichzelf en aan Eva (Genesis 2, 23). Hij mocht van God ook de dieren en planten en andere schepsels een naam geven (Genesis 2, 19-20). Man en vrouw zijn dus een cultureel gegeven, door Adam benoemd en bepaald. God heeft geschapen, de mensen hebben er namen aan gegeven.

Rib en stof

De gedachte dat de vrouw is geschapen uit een rib van de man, ligt voor ons cultureel moeilijk. Eerst en vooral: in primitieve culturen werden belangrijke werktuigen vaak gemaakt uit steen of hout of botten. Het is in de context geen vreemde keuze. Dat de vrouw uit een rib is gemaakt in het verhaal, mag in geen geval aanleiding zijn tot vernedering. Laten we niet vergeten dat de mannelijke variant uit wat stof van de grond is gemaakt (Genesis 2, 7)

God kon geen vrouw apart scheppen, Hij had immers de mens al geschapen. Het onderscheid tussen de beide was niet belangrijk voor God, wel voor de mens, die eenzaam was. Daarom nam God een levende rib van de mens, een deel van het harnas dat hart en longen beschermt. Hartslag en adem waren toen al de gekende tekenen van leven. God wou geen aparte, nieuwe “soort” scheppen, maar enkel een variatie binnen de menselijke soort creëren. De gelijkenissen tussen mannen en vrouwen zijn in aantal talrijker en in belang groter dan hun verschillen. Beiden zijn ze in de eerste plaats mens. De symboliek is heel sterk.

25 september 2021

Iedereen begeesterd (25-26 september 2021)

We ontmoeten Mozes vandaag in een heel extatische geloofsuitdrukking, midden in de woestijn. We mogen het zien als een voorloper en een vooruitwijzing naar Pinksteren.

In een wolk

Het volk is onderweg uit Egypte naar het Beloofde Land. Ze hebben al honger en dorst geleden, maar de Heer heeft hun manna geschonken. Een wonderlijk geschenk! Het volk blijft echter niet tevreden: ze willen ander voedsel. De Heer is kwaad om het geklaag, maar belooft aan Mozes om aan hun wensen tegemoet te komen. Dan moeten ze echter wel op Hem vertrouwen. Mozes vindt het een zware verantwoordelijkheid om telkens weer de voorspreker te zijn van het volk, helemaal alleen. Ook daar heeft de Heer begrip voor.

Er gebeurt iets bijzonders. De Heer daalt af in een wolk en laat de Geest op Mozes rusten, maar ook op de zeventig oudsten die Mozes heeft bijeengebracht. Onmiddellijk beginnen ze allen te profeteren. Ze zijn “begeesterd”.

De Geest, vrouwelijk

Opmerkelijk detail: in het Hebreeuws is de Geest (ha’ruach) een vrouwelijk woord. De Geest uit het Oude (Eerste) Testament is niet mannelijk. Langs het Griekse “pneuma”, dat onzijdig is, evolueert het begrip naar het Latijnse “spiritus”, dat een mannelijk woord is. Er valt iets te zeggen voor een vrouwelijke heilige Geest. De Kerk, de geloofsgemeenschap in het tijdperk van de heilige Geest, is immers ook een vrouwelijk woord. Vooral in het teken van de heilige Drievuldigheid is de Geest mannelijk ingekleurd, niet enkel grammaticaal, maar ook conceptueel, om verwarring te vermijden. Maar hier bij Mozes is de Geest dus vrouwelijk, en staat inhoudelijk in voor God die spreekt met zijn volk.

Eldad en Medad

Nu blijken er twee mannen te zijn die niet onder de zeventig oudsten zijn, en die spontaan ook beginnen te profeteren: Eldad en Medad. Hun naam is niet toevallig gekozen omdat ze mooi samen klinken. Eldad betekent “God is liefde”, Medad wil zeggen: “de beminde”. Deze twee mannen symboliseren het geloof, dat een dialoog van liefde is. God heeft ons lief, en wij mogen ons dankbaar geliefd weten.

Een jongeman rent naar Mozes om het nieuws te melden van Eldad en Medad. Hij is geen objectieve berichtgever, maar dringt er op aan dat Mozes hen tegenhoudt. “Dit kan toch niet?” Ze staan immers niet op de lijst van zeventig oudsten. “Waar gaat dat heen, als iedereen plots in een trance gaat profeteren?”, zal de kerel wel gedacht hebben, goedbedoeld.

Iedereen begeesterd

Mozes is duidelijk: “Was iedereen maar begeesterd!” Wat zou het toch prachtig zijn: iedereen geraakt door de Geest, in een heilig gesprek met de Heer. Niemand die nog hoeft te twijfelen of God er wel is voor hem of haar, of Hij wel gehoor geeft aan ons gebed, aan ons vragen en smeken. De wijze Mozes vindt het alvast een fijne gedachte. De jongeman vol ruwe principes en idealen moet er nog aan wennen. Maar de Geest waait waar Hij wil (Johannes 3, 8). Wij sturen de Geest niet aan, de Geest is van God.

De oudsten zijn overigens ook niet dagelijks verlicht door de heilige Geest. De Geest voedt de sensatiezucht niet maar maakt deel uit van Gods heilsplan. Het overkomt hen slechts één keer: daar bij Mozes rond de tent. Daarna niet meer. Maar het moet een geweldige ervaring zijn geweest: een klein Pinksterfeest, midden in de verzengende en desolate woestijn. 

14 september 2021

Een bijzondere verering: de zeven smarten van Maria (15 september 2021)

Een kort woord bij de zeven smarten van Maria. Maria komt af en toe op de voorgrond in de evangelies. Sommige van die verhalen omschrijven haar verdriet om wat er met haar Zoon gebeurt. 

Het ontstaan

Uit de devotie voor Maria zijn 7 momenten van verdriet samengebracht. Onze-Lieve-Vrouw van Smarten is doorheen de eeuwen gegroeid als Mariafeest in de Rooms-katholieke Kerk. Het getal zeven heeft een bijzondere symboliek en bepaalt de opsomming van smarten of weeën van Maria. In de responsories van het nachtofficie van het getijdengebed zijn ze voor het eerst als zevental gepresenteerd.

Het gebruik om in lange litanieën het lijden van Christus' Moeder te bezingen, stamt uit de Oosterse Kerk. In de Middeleeuwen begint men ook in de Westerse Kerk de smarten van Maria te vereren. Een speciale dag ter gedachtenis aan haar lijden wordt lokaal voor het eerst vastgesteld in Keulen in 1413: op de vierde vrijdag na Pasen. De devotie tot de zeven smarten van Maria ontstaat gelijktijdig met de opkomst van het rozenkransgebed. In 1814 voert paus Pius VII het feest in voor de Rooms-katholieke Kerk.

Spiritualiteit

Dit zijn de zeven smarten van Maria:

1. De profetie van Simeon in de tempel bij het opdragen van Jezus (Lucas 2, 25-35)

2. De vlucht naar Egypte (Matteüs 2, 13-14)

3. Het zoekraken van Jezus in de Tempel (Lucas 2, 42-51)

4. Maria ontmoet Jezus op weg naar de Calvarieberg (Lucas 23, 25)

5. Maria staat onder Jezus' kruis (Johannes 19, 25-27)

6. Maria ontvangt haar gestorven Zoon na de kruisafneming (Matteüs 27, 57-59 - Marcus 15, 43-47)

7. Jezus wordt begraven (Matteüs 27, 57-66 - Marcus 15, 42-47 - Lucas 23, 50-56 - Johannes 19, 38-42)

Met het gedenken van deze smarten, van de pijn, het lijden en het verdriet die Maria heeft doorgemaakt, komt ook haar trouw als Moeder van de Verlosser onder de aandacht. Dit kan voor ons een steun zijn in ons eigen lijden. Net als haar Zoon Jezus is ook Maria het lijden niet bespaard gebleven. In haar smart kunnen wij ons eigen verdriet herkennen. Wanneer we in onze gebeden onze toevlucht nemen tot Maria, weten we dat Zij ons begrijpt omdat Ze ook verdriet heeft gekend. We kunnen ons door Maria laten inspireren om door het lijden heen te groeien in liefde en geloof. 

Er wordt soms neerbuigend gedaan over Mariale spiritualiteit, vaak ten onrechte. Uiteindelijk verwijzen deze smarten telkens opnieuw naar de Schrift en naar Jezus. Het blijft natuurlijk wel belangrijk dat deze verbindingen niet verloren gaan. 

Een moderne afbeelding

Er bestaan doorheen de geschiedenis veel soorten afbeeldingen van Maria. Een piëta verbeeldt Maria met in haar armen de gestorven Jezus en sluit aan bij de zesde smart. Een Dolorosa toont een droevige Maria met zeven zwaarden die haar hart doorboren. Een heel bijzondere afbeelding van Maria van Smarten is echter de “Viernes de Dolores” van María Izquierdo (1902-1955).

Zij was een Mexicaanse schilderes die langs de schilderkunst op zoek ging naar “mexicanidad”: de Mexicaanse identiteit. María Izquierdo bracht graag verschillende onderwerpen samen op het canvas: identiteit, traditie, gender, religie, hedendaagse cultuur, eeuwigheid… Ze werd bekend voor haar moderne thema’s en dito vormgeving en het gebruik van een helder en contrastrijk kleurenpallet.


Het optuigen van altaren voor de doden maar ook voor heiligen behoort tot de Mexicaanse traditie. Dat gebeurt vaak met eetbare offergaven, een gewoonte die ons eerder vreemd is. In dit werk dat op een speelse wijze omgaat met perspectief wordt een altaar in beeld gebracht waarmee men Maria om haar smarten vereert. Het werk is niet bepaald devoot of vererend opgevat. María Izquierdo is gefascineerd door de esthetische schoonheid van religieuze altaren. Ze beeldt hier vooral de spirituele atmosfeer van devotie uit vanuit een modernistisch oogpunt.

Vaak bestaan altaren voor de Virgen de los Dolores uit paarse en gouden tinten. In dit werk zijn de altaren echter heel bont gekleurd. Inhoudelijk leunt het altaar wel aan bij de traditie: men offert tarwe in keramische potten, zure sinaasappelen die verwijzen naar het verdriet van Maria, met vlaggetjes van puurheid opgeprikt, en groene opstaande planten die de verrijzenis uitbeelden. Het rood van de watermeloen verwijst naar het bloed van Christus. Het altaar is versierd met kaarslicht en bloemen. De gelovigen worden niet afgebeeld, ze zijn vertegenwoordigd in de offers. Maria kijkt in de vorm van een portret neer op de offergaven. Ze "verschijnt" niet in het werk, maar is enkel afgebeeld. Maria is zichtbaar als een afbeelding binnen de afbeelding, een diepere dimensie.

Het gordijn is niet alleen het kader van het altaar maar ook van het schilderij. Je kijkt binnen in een tafereel. Het nodigt je uit om de diepte van het werk te ontdekken en in een persoonlijke, intieme dialoog met het werk op zoek te gaan naar de kracht van traditie en religiositeit.

11 september 2021

Petrus en Jezus: een moeilijk gesprek (11-12 september 2021)

Jezus vraagt aan zijn leerlingen wie Hij is. Ze worden uitgedaagd om de identiteit van Jezus Christus te omschrijven, die ze vol bewondering volgen. Er ontpopt zich een diepgaand maar tegelijk heel confronterende dialoog.

Wie is Jezus?

Petrus neemt het woord in naam van de apostelen en antwoordt kort en duidelijk, gedreven en zelfverzekerd zoals alleen Petrus dat kan: “U bent de Christus.” (Marcus 8, 29: Su ei ho Christos, in het Grieks.) Bij Matteüs voegt Petrus daar nog aan toe: “de Zoon van de levende God” (Matteüs 16, 16).

Deze korte zin is een sterk staaltje van theologie, vrij letterlijk zelfs. Er wordt kennis uitgesproken (logos) over God (theos). Petrus heeft duidelijk aandachtig geluisterd naar de leer van de Meester. 

Messiasverwachting

Het Griekse begrip “christos”, waarvan de titel Christus is afgeleid, betekent: de Gezalfde. Gelijklopend is Messias afgeleid van het Hebreeuwse “masjiach”, met zalfolie gewijd. Ten tijde van Jezus bestaat een diepgewortelde Messiasverwachting. De profeten spreken over de komst van een telg van het huis van David, die de vredevolle hoogtijd van het koninkrijk komt herstellen, door de stammen terug samen te brengen onder gezag van de nieuwe gezalfde koning en van God. Sommigen verwachten een heerser die met geweld het rijk in eer herstelt, anderen verwachten een ethisch-religieus réveil. Dit wordt door sommigen verwacht in de eindtijd en door anderen in de geschiedenis. Jezus bevestigt dat deze titel Hem toekomt en dat in Hem de verwachting tot vervulling komt. De apostelen bevestigen bij monde van Petrus dat Hij de langverwachte Messias is, de Christus.

Petrus ziet wellicht een leven voor zich van vrede en geluk, een tijd waarin Hij van Jezus zelf mag horen wat God van elk van ons verwacht. De hemel op aarde, als het ware. De profeten reiken immers een resem hoopvolle en inspirerende beelden aan over de komst van de Messias. De hele wereld zal God aanbidden (Jesaja 2, 11-17). De geest van de Heer zal op Hem rusten (Jesaja 11, 2). Hij zal opkomen voor armen (Jesaja 11, 4) en zal gerechtigheid brengen voor iedereen (Jesaja 11, 5). Hij zal zijn volk weer bijeenbrengen (Jesaja 11, 12) en de onderlinge vijandschap tussen de stammen zal verdwijnen (Jesaja 11, 13). Er zal geen honger of ziekte meer zijn en de dood zal niet meer bestaan (Jesaja 25, 8). De doden zullen opstaan (Jesaja 26, 19). Het volk zal vreugde ervaren en bevrijd zijn van verdriet (Jesaja 51, 11). Hij zal vrede aankondigen en goed nieuws brengen (Jesaja 52, 7).  Voor geestelijke leiding zal de wereld zich tot het Joodse volk wenden (Zacharia 8, 23). De verwoeste steden van Israël zullen hersteld worden (Ezechiël 16, 55) en oorlogswapens zullen vernietigd worden (Ezechiël 39, 9). Het volk zal door Hem de wijsheid van de Schrift begrijpen (Jeremia 31, 33). Wat een veelbelovende vooruitzichten!

Messiasgeheim

De vreugde wordt echter meteen al gedempt. Dat mogen we zelfs heel letterlijk zien: Jezus draagt zijn leerlingen op hier met niemand over te spreken. Ze mogen deze vreugde niet delen met de wereld. Het Messiasgeheim ontstaat hier. Denkt Jezus hierbij aan het risico dat zijn titel verkeerde verwachtingen zou kunnen opwekken bij het volk? Wil Hij dat de leerlingen eerst beter bekend raken met de diepgang van zijn leer voordat ze zijn Boodschap beginnen te verkondigen? Of vertrouwt Hij op de volkswijsheid dat wat door mensen verzwegen moet worden juist het best verspreid wordt?

Algauw wordt duidelijk dat Petrus de dramatische zijde van de komst van Jezus op aarde nog niet heeft begrepen. De Mensenzoon zal moeten lijden, Hij zal door de wetgeleerden verworpen worden, Hij zal sterven en verrijzen op de derde dag. Hier vinden we opnieuw een sterk staaltje van summiere theologie. In weinig woorden wordt door Christus een belangrijk deel van onze geloofsbelijdenis uitgesproken. Wat gezegd wordt, zal voor de apostelen heel choquerend zijn geweest.

Petrus en de Mensenzoon

Petrus neemt opnieuw het woord en tracht op Jezus in te praten. Hij verzet zich wellicht tegen de gedachte dat Jezus moet lijden en sterven. Petrus had een ander vooruitzicht in gedachten. Het warm, vredig, harmonisch gevoel wordt in gruzelementen geslagen door de komende realiteit. Petrus kijkt op naar Jezus maar wil Hem als vriend niet verliezen. Petrus gaat midden in zijn menselijke gedachten en gevoelens staan en negeert zijn gehoorzaamheid als apostel. 

Dit is de enige keer dat Petrus zo streng wordt berispt. Het gaat dan ook over de kern van Christus Boodschap, die Petrus moet accepteren. Er valt niet te onderhandelen over het lijden en de dood van de Mensenzoon, hoe jammer het vooruitzicht ook is. Zelfs Jezus onderhandelt niet wanneer het zo ver is: Gods wil geschiedt. Natuurlijk zou Jezus liever niet hoeven te lijden, maar Gods wil moet geschieden (Matteüs 25, 39).

Petrus leert de dualiteit kennen die elke christen ervaart. Jezus Christus is God en mens, afstand en nabijheid, ver weg en dichtbij. Hij ziet zijn volgelingen als zijn vrienden (Johannes 15, 15), maar blijft tegelijk toch Boodschapper van de Vader.

Geloven: een groeiproces

Hoe herkenbaar is Petrus. Hij bedoelt het goed, maar moet met vallen en opstaan leren dat Christus is gekomen om Gods Wil te laten geschieden en Gods Boodschap aan zijn volk te verkondigen. De rots op wie de Kerk zal worden gebouwd, door Jezus persoonlijk uitgekozen, is een man die soms ook de mist in gaat. Dat mag alvast een troostende gedachte zijn voor elk van ons.

En jij... wie zeg jij dat Hij is?

04 september 2021

"Rijk" en "arm" betekenen iets anders in Gods ogen

De Jakobusbrief is eerder een geschrift dat bedoeld is als een samenvoeging van algemene richtlijnen aan de christenen. De brief is niet gericht aan een bepaalde gemeenschap, zoals bij de Paulusbrieven. Jakobus raakt een belangrijk thema aan in de lezing van deze zondag (Jakobus 2, 1-5). In de Kerk is geen ruimte voor partijdigheid of vleierij. Ofwel is iedereen gelijkwaardig, ofwel belijd je Christus’ Boodschap niet.

Jakobus beschrijft een herkenbaar tafereel. Straks begint de gebedsdienst en er komt een man binnen, keurig gekleed, met ringen aan zijn vingers. Het is meteen duidelijk dat het een voornaam en welstellend persoon is. Hij krijgt een ereplaats toegewezen. Tegelijk komt een arme man in schamele kleren binnen. Hij wordt verwezen naar een voetbankje of moet op de grond gaan zitten. Dit is een duidelijk voorbeeld van discriminatie.

Toch is het heel menselijk. De koning wordt niet op dezelfde manier behandeld als een arme schooier. Het lijkt zo evident. Deze Schrifttekst is doorheen de christelijke geschiedenis ook vaak onder het stof geraakt.  

Rechters met verkeerde ideeën

Jakobus is echter heel duidelijk. Dicht bij de Griekse woorden klinkt de vertaling als volgt: “Heb je dan geen ongelijkheid onder elkaar geschapen en zijn jullie dan geen rechters geworden op basis van verkeerde ideeën?” (Jakobus 2, 4) Hij heeft daar een punt natuurlijk.

Jakobus verwijst naar Jezus zelf wanneer hij stelt dat de armen in de wereld uitverkoren zijn om rijk te zijn in geloof. Jezus zegt tot tweemaal toe dat het voor een rijke moeilijker is om in het Rijk Gods te komen. (Matteüs 19, 23-24). Hij herhaalt het omdat Hij merkt dat de leerlingen er eerst niet op reageren. Na de tweede uitspraak zijn de leerlingen ontzet: als de rijken al niet in het Koninkrijk van God komen, wie dan wel?

Hemel te koop

Jezus veroordeelt de rijkdom op zich niet. Hij ziet er vooral een belangrijke struikelsteen in. De rijke zou kunnen veronderstellen dat hij zijn plekje in het Rijk Gods kan afkopen. Zoveel privileges zijn te koop. Welnu, God is niet te koop. De mens redt zichzelf niet, God redt. Geld brengt macht en aanzien op aarde, maar niet in Gods ogen.

De geschiedenis is een goede leermeester. In de late Middeleeuwen groeit de praktijk dat mensen hun hemel door het kopen van aflaten kunnen verdienen. Wat begint als een betaling als onderdeel van penitentie na de biecht, groeit uit tot rijken die hun hemel afkopen of die arme mensen er tegen betaling voor laten bidden. Grote kerken worden gebouwd of gerenoveerd met hulp van aflaten: denk aan de Dom van Utrecht en de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Ook dijkreparaties gebeuren met schenkingen in ruil voor aflaten. Er zijn vileine ronselaars die met beloften ver buiten de christelijke boodschap aflaten weten te slijten aan de adel maar ook aan mensen die hun centen hard nodig hebben. Het Rijk Gods wordt in de ogen van de gewone mensen een privilege voor de rijken. Dat zijn gelukkig praktijken die in onze tijd niet meer bestaan. Luther heeft er hard tegen gereageerd en heeft het ongenoegen van veel gelovigen onder woorden gebracht. De onvrede zit ten tijde van Luther diep, precies omdat het gaat over fouten tegen de geloofsboodschap van Jezus. 

Iedereen gelijkwaardig

Het is deze spiritualiteit die Jakobus aanhaalt in zijn brief. Om gered te worden, is geloof het belangrijkste criterium: God liefhebben als je enige Heer en je naaste beminnen als jezelf. “Je kan niet God dienen en de mammon.” (Lucas 16, 13) Net daarom beweert Jezus dat het voor een rijke zoveel moeilijker is om tot het Rijk Gods te komen. Rijkdom schept onvrijheid: je kan niet zomaar alles achterlaten om de Heer te volgen op zijn wegen.  

Bezit staat het geloof in de weg. Een christen wordt opgeroepen om uit te blinken in een overvloed aan liefde, niet in een overvloed aan geld. Rijkdom staat immers voor hebben en houden, liefde is ontvangen en vooral geven. Rijkdom creëert ongelijkheid, terwijl in de liefde iedereen elkaars gelijke is. In de armen en noodlijdenden zien we het gelaat van Christus. (Matteüs 25, 34-40) Christus heeft zichzelf immers ontledigd, zich vrij gemaakt van aardse rijkdom, van bezit en aanzien. (Filippenzen 2, 7)

Armoede niet verheerlijken

Armoede verheerlijken, heeft ook een keerzijde, helaas. Rond de eeuwwisseling van 1900 heerst er schrijnende armoede in onze geïndustrialiseerde streken. De ongelijkheid tussen rijke adel en de goegemeente is extreem groot. De Kerk grijpt niet in, ze is financieel afhankelijk van de adel en als de Kerk een sociale revolutie zou ontketenen tegen de gevestigde orde en de politiek, dan kan dat wel eens het einde van haar plaats binnen de samenleving betekenen. Men troost de armen, dat ze uit mogen kijken naar hun beloning na dit aardse tranendal van honger en miserie: de hemel, waar alles goed zal zijn, rijstpap voor iedereen. Het socialisme groeit en geeft de armen een stem. Er wordt de Kerk verweten dat ze de mensen in slaap wiegt en hun situatie niet ernstig neemt. In Vlaanderen heeft priester Daens een belangrijke aanzet gegeven om vanuit kerkelijke hoek de armen bij te staan, al wordt hem dat aanvankelijk niet in dank afgenomen.

De geschiedenis wijst uit hoe moeilijk het is om Jezus’ Boodschap in het dagelijks leven waar te maken. Niettemin is wat Jakobus schrijft, ook voor elk van ons een wijze boodschap. Bezit mag ons geloof nooit in de weg staan. Ook dweperij met rijkdom en rijke mensen ligt niet in de lijn van Jezus’ Boodschap van liefde voor God en voor onze naasten.