Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

15 mei 2024

Pinksteren: vuur (18-19 mei 2024)

Pinksteren verhaalt de laatste verschijning onder de leerlingen in hun tijd van afzondering. Het is dit keer Jezus niet meer. De verschijning is van de volgende generatie. Het is de verschijning van een beeltenis, niet langer van een mens. Het is de verschijning van de heilige Geest, niet langer van Jezus. Pinksteren is de dag waarop de leerlingen beginnen te bouwen aan de Kerk zoals we haar nu kennen: een wereldwijde gemeenschap van christenen.

  • Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
  • We zijn getuigen van de eerste kleine stapjes in geloof van de leerlingen zonder Jezus aan hun zijde. Na Goede Vrijdag is Hij niet meer onderweg met hen, maar Hij verschijnt nog onder hen. Van nu af aan moeten ze vurig leren te vertrouwen op de Geest van God.

    Als van vuur

    De dag van Pinksteren breekt aan en de leerlingen zijn achter gesloten deuren en ramen bijeen, ook Tomas is er bij. (Handelingen 2, 1) Ze houden zich al geruime tijd schuil. Ze hebben een traumatische tijd achter de rug. Heel onverwacht klinkt een gedruis vanuit de hemel en het geluid vult het hele huis. (Handelingen 2, 2) Ze zullen erg geschrokken zijn. Maar daar blijft het niet bij. Er verschijnen tongen, als van vuur, die op ieder van de leerlingen neerzetten. (Handelingen 2, 3) Er is geen daadwerkelijk brandend vuur in de ruimte, maar wel tongen ‘als van vuur’ (in het Grieks: ‘gloossai hosei piros’). Er wordt duidelijk symbooltaal gebruikt.

    De leerlingen worden allemaal vervuld (Grieks: eplèstèsan) met heilige Geest. (Handelingen 2, 4a) Iedere vezel in hun lichaam is aangeraakt door de heilige Geest. Meteen beginnen de leerlingen in allerlei andere talen (in het Grieks ‘verschillende tongen’: ‘heterais glossais’) te spreken, talen die ze zelf niet kennen. De tongen die boven hen zijn verschenen, worden een veelheid van talen: vurige woorden, woorden als van vuur.

    Iedereen gelijk

    Ze spreken vurig het Woord dat bestemd is voor iedereen over de hele wereld. De heilige Geest kent geen grenzen: geen grenzen van land en ook niet van stand. In de Geest zijn we allen gelijkwaardig. Geen Schriftgeleerden verklaren Gods Woord, maar eenvoudige vissers.

    Vreemdelingen die in Jeruzalem zijn voor het joodse Pinksterfeest, horen het geluid en lopen nieuwsgierig naar het huis toe waar het vandaan komt. Dan is Pinksteren vervolledigd: ieder van de bezoekers herkent zijn of haar eigen taal. (Handelingen 2, 6 en 8) De heilige Geest brengt eenheid in de aardse verdeeldheid. 

    Overwonnen

    De leerlingen overwinnen hun angst en verwarring en durven eindelijk weer het Woord te verkondigen. En iedereen kan het verstaan. Gods Geest laat de leerlingen vol vuur vertellen van Gods grote daden. (Handelingen 2, 11) Allen zijn verbaasd (dièporoen) en verrukt (existanto). (Handelingen 2, 12)

    Pinksteren is ons laten verbazen en verrukken door Gods Woord. Uit ons gewone doen, maar op de meest verblijdende manier. Een zalig en vurig Pinksteren!

    09 mei 2024

    Geroepen en gezonden tot Liefde (11-12 mei 2024)

    Het thema Liefde is al vaak ter sprake gekomen, en ook dit keer wordt God als Liefde omschreven. Dat kan ook niet anders: God en het ideaal van de Liefde zijn elkaars gelijke. Het hoogste goed, de hoogst mogelijke schoonheid in het leven is voor een christen Liefde. En ook God. Toch is die Liefde een zware uitdaging en dus uiterst kwetsbaar in mensenhanden.

    Ruimhartig 

    Die Liefde is zoveel sterker dan verliefdheid of menselijke voorkeuren, zoals eerder al werd verduidelijkt. Gods Liefde is universeel: iedereen wordt uitgenodigd langs Jezus Christus om in Gods liefde te wonen. (1 Johannes 4, 16b) Die Liefde veruitwendigen christenen door alle medemensen deelachtig te maken in deze Liefde: onvoorwaardelijk en onbegrensd. Dus immer vergevingsgezind, grenzeloos geduldig, tomeloos ruimhartig: eindeloos veel meer dan je uit jezelf zou doen.

    Dat God een overvloed van Liefde in zich draagt en wil delen met de mensheid, is een kerngegeven in het christendom. God maakt zich aan Mozes al kenbaar als de Nabije, als Hij die er is voor ons. (Exodus 3, 14) Dat is Liefde in haar meest zuivere vorm: aandacht schenken, een luisterend oor bieden, aanwezig zijn. Johannes bevestigt dit in zijn eerste brief aan zijn lezers: “God is Liefde.” (1 Johannes 4, 8b) Duidelijker kan het niet klinken.

    Eén in Liefde

    Maar Johannes gaat verder: “Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, dan blijft God in ons en wordt zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid.” (1 Johannes 4, 12) Ziedaar onze fundamentele roeping als christen. En het is juist in dat streven naar de Liefde dat God zichtbaar wordt. En God wíl zichtbaar worden onder ons. “Dat wij in God willen blijven en Hij in ons, weten we doordat Hij ons heeft laten delen in zijn Geest.” (1 Johannes 4, 13) De heilige Geest, die Gods nabijheid verderzet nadat de Zoon terug is gegaan naar de Vader, vuurt ons aan om als geloofsgemeenschap samen in de Liefde te wonen.

    Wanneer Jezus het einde van zijn aardse tijd voelt naderen, bidt Hij hartstochtelijk tot zijn Vader: “Bewaar hen door uw Naam, zodat zij één zijn zoals Wij één zijn.” (Johannes 17, 11b) Zo nauw als de Vader en de Zoon zijn verbonden, zo sterk verbonden horen wij als geloofsgemeenschap te zijn, in de Liefde verenigd. Jezus' bezorgdheid is niet onterecht geweest: we leven na 20 eeuwen in een versplintering van gelovige groeperingen en kerken. De onderlinge Liefde is soms ver te zoeken, zelfs met de beste bedoelingen.

    Het naderende feest van Pinksteren is een vurige oproep tot de eenheid binnen de Wereldkerk. Ziedaar onze zending: één worden, zoals Vader, Zoon en Geest één zijn. In de Handelingen krijgt dit met Pinksteren concreet vorm in het bijeenkomen in Jeruzalem rondom de leerlingen, verenigd in alle talen. Dat kan de heilige Geest bewerkstelligen, als wij ervoor openstaan weliswaar. God is Liefde en God is Eén. Zo horen wij ook één te zijn in de Liefde. In het tijdperk van de Geest is dat een cruciale opdracht: geroepen zijn in de Liefde, en gezonden om één gemeenschap te vormen.

    Woord

    Polemiek biedt daarbij geen oplossingen, enkel nieuwe problemen. Zwart-witdenken leidt enkel tot een verarming van de Liefde. Jezus heeft ons het Woord als richtsnoer gegeven, in Gods Naam. (Johannes 17, 14a) Zo lief heeft God de wereld gehad. (Johannes 3, 16)

    Wanneer we dus zoals de Farizeeën de kleinste regels en de sterkste macht willen vrijwaren, dan staan we niet in het Woord. Rijkdom en macht hebben al veel schade berokkend aan de Wereldkerk. Wanneer we onze eigen visie ophemelen en anderen van daaruit minachten en beoordelen, dan staan we ver af in het Woord. Christus hoort centraal te staan, niet wijzelf. Wanneer we met eenzijdige oordelen klaarstaan en niet met de kracht van de Liefde, dan staan we buiten het Woord. En buiten het Woord staan we buiten de Liefde. We kunnen het Woord enkel waar maken wanneer we open en ontvankelijk in de Geest leven. (Johannes 3, 6-8)

    Pinksteren schudt ons weldra wakker. Laten we niet zo lang wachten. Laten we in de komende dagen op zoek gaan naar wegen van Liefde, zoals Jezus ons heeft opgedragen. Geen wollig gedoe, geen grootse idealen, maar concrete vormen van Liefde in ons dagelijkse leven, kleine vonken van Gods Geest. Dan wordt God zichtbaar, heel even.

    07 mei 2024

    Hemelvaart: "En nu aan het werk!" (9 mei 2024)

    De hemelvaart van de Heer is een complex feest. Hoe stellen we ons dit beeld voor? Hoe staat het omschreven in de Schrift? Wat is de diepere betekenis van dit theologisch beeld? Wat is de inhoud van het liturgisch feest? Op welke manier kan het ons inspireren in de Kerk?

    Apocrief

    De hemelvaart van de Heer komt eigenlijk maar in één evangelie voor: in dat van Lucas om precies te zijn. Matteüs en Johannes vernoemen de hemelvaart niet. Hoewel onze evangelietekst volgens Marcus de hemelvaart wel vermeldt, moeten we er ons van bewust zijn dat het eigenlijk een apocriefe aanvulling betreft. 

    Het al zo beknopte Marcusevangelie eindigt oorspronkelijk met de passage waarin een wit geklede jongeman in het graf zegt tegen de vrouwen dat ze aan Petrus en de andere leerlingen moeten melden: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd.” (Marcus 16, 7) De vrouwen gaan naar buiten en vluchten bij het graf vandaan, want ze zijn bevangen door angst en schrik. Zo erg zijn ze geschrokken dat ze tegen niemand iets zeggen. (Marcus 16, 8) Daarmee eindigt Marcus’ eigenlijke neerslag van de Blijde Boodschap.

    Het is niet vreemd dat er een afrondend uitgeleide is toegevoegd. Je kan het evangelie niet eindigen in angst en in stilte. De verrijzenis schreeuwt net vreugde en nieuw leven uit.

    Opgenomen, opgevaren

    Lucas vernoemt de opneming van de Heer in de hemel heel beknopt, maar situeert deze gebeurtenis op de dag van de verrijzenis: “Terwijl Hij hen zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.” (Lucas 24, 51) Er staat geen hemelvaart vermeld, eerder een tenhemelopneming (in het Grieks 'aneferéto': naar boven geleid, naar boven gebracht). De gebeurtenis wordt hernomen in de Handelingen. Dit boek wordt aan Lucas toegeschreven. Hij noemt de Handelingen immers een vervolg op zijn “eerste boek”. (Handelingen 1, 1). Jezus wordt ‘omhoog geheven en opgenomen in een wolk’ (in het Grieks 'epèrtè': omhoog geheven, opgeheven) (Handelingen 1, 9-11). De theologische discussie en de mogelijke verwarring met de tenhemelopneming van Maria zijn voor later...

    Liturgie en theologie

    In de aanvulling op de oorspronkelijke Marcustekst wordt vermeld dat Jezus in de hemel opgenomen wordt (in het Grieks: 'anelèmftè': omhoog geheven, opgenomen) en plaatsneemt aan Gods rechterhand. (Marcus 16, 19-20) De leerlingen gaan terstond op weg om overal het nieuws bekend te maken, met de hulp van de Heer. Er wordt geen tijdssprong vermeld, dus het lijkt bij pseudo-Marcus ook op de dag van de verrijzenis plaats te vinden.

    De liturgie strekt de tijd tussen Pasen en Pinksteren uit tot 50 dagen. Daarbij wordt wel degelijk gesteund op Schriftverwijzingen. In Handelingen is namelijk sprake van veertig dagen tijd tussen de verrijzenis en de laatste verschijning van Jezus Christus. (Handelingen 1, 3) Het verhaal van Pinksteren wordt gesitueerd op het joodse oogstfeest of Wekenfeest (Handelingen 2, 1), dat 7 weken na het joodse paasfeest wordt gevierd. (Deuteronomium 16, 9-10 en Leviticus 23, 15-16)  De verrijzenis, de  hemelvaart en de neerdaling van de heilige Geest kunnen op één en dezelfde dag hebben plaatsgevonden, maar de liturgie kiest voor ‘slow motion’, om ruimte te creëren voor de betekenis van deze 3 fundamentele momenten in de tijd vlak na het lijden en sterven van Jezus, een tijd die zo bepalend is geweest voor de Kerk.

    Wat is nu zo eigen aan Hemelvaart? Het eindigt het overgangstijdperk van Jezus’ menselijke aanwezigheid op aarde bij zijn leerlingen en volgelingen. Jezus verschijnt om te duiden waarom alles zo gebeurd is (Lucas 24, 13-35 en 46-48) en om Petrus en de leerlingen een bijzonder mandaat te geven om de Kerk van Christus uit te bouwen. (Matteüs 28, 19-21 en Johannes 21, 15-17) Er begint een nieuwe, andere manier van nabijheid van de Heer en daar zullen ze aan moeten wennen. (Johannes 20, 11-18 en 24-29) Hoewel de liturgie weken van vreugde voorziet, is het voor de leerlingen vooral een kwestie van hun moed bijeen te rapen en aan de slag te gaan.

    Aan het werk

    Hemelvaart is geen uitnodiging om naar de hemel te staren. Integendeel. “Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te staren?”, zeggen twee mannen in witte gewaden terwijl de leerlingen naar de wolken staan te kijken totdat ze Jezus niet meer kunnen zien. (Handelingen 1, 11) Hemelvaart is loslaten om anders vast te houden. Eigenlijk zeggen de twee mannen tegen de leerlingen: “Wat dralen jullie nog? Het was zo bedoeld. Heb je de Boodschap begrepen nu? Goed zo. En nu aan het werk!”

    Op de achtergrond klinkt Jesaja mee: “Blijf niet staan bij wat gebeurd is, laat het verleden nu rusten. Zie, Ik zal iets nieuws beginnen; het ontkiemt al, merk je het niet?” (Jesaja 43, 18-19) Het allesomvattende scharniermoment in het geloof, dat bij Johannes de Doper is aangevat, wordt nu stapsgewijs afgerond. Met hemelvaart zijn we theologisch een stap dichter bij Pinksteren, bij de aanvang van het tijdperk van de Kerk. Vurig en eensgezind wijdden de leerlingen zich aan het gebed (Handelingen 1, 14) en er wordt vervanging voorzien voor Judas. (Handelingen 1, 21-26) 

    30 april 2024

    De liefde verheft (4-5 mei 2024)

    De liefde maakt een mens bijzonder. Een mens is vrij en kan kiezen wie hij of zij liefheeft en wie niet. Met wie we kunnen opschieten, heeft vaak met persoonlijke voorkeuren te maken: interesses, waarden, prioriteiten, uiterlijk, levensvisie. Maar dat is niet de Liefde die God bedoelt. Zijn Liefde overstijgt immers elke persoonlijke voorkeur. Gods Liefde is universeel, voor iedereen bedoeld. Zo hoort ook menselijke naastenliefde niemand uit te sluiten.

    Kwetsbaar groot

    De Liefde maakt een mens groter, meer gelijkend op zijn Schepper. Petrus zegt tegen Cornelius: “Sta op, ik ben maar een mens.” (Handelingen 10, 26) In de Liefde zijn we allemaal gelijken in openheid en kwetsbaarheid. Geen mens is de grootste in Gods Liefde. Jezus is mens geworden, aan ons gelijk, om dat duidelijk te maken. (Filippenzen 2, 6-7) 

    Als geen ander heeft Hij zich kwetsbaar getoond, tot de dood toe. In zijn lijden en sterven is de onrechtvaardigheid in het mensenbestaan pijnlijk in beeld gekomen. Liefde wordt niet altijd met menselijke liefde beantwoord. En toch maakt de Liefde een mens groter, omdat langs die Liefde God telkens opnieuw zichtbaar en tastbaar wordt op aarde. Het zijn de weinige momenten waarop we God kunnen zien.

    Driehoek

    Deze Liefde is een voortdurende beweging tussen God, de ander en mijzelf. Vanuit ons perspectief horen wij onszelf lief te hebben, God en al onze naasten. (Matteüs 22, 38-39) De Liefde is circulair en vertrekt vanuit God (1 Johannes 4, 7) naar ons. God is van alles het begin, ook van de Liefde. 

    Die Liefde is geen verheven ideaal dat ergens in de lucht hangt: ze bestaat heel concreet onder ons, in heel eenvoudige, maar onmisbare, leven-gevende daden. Het zijn uitdrukkingen van ons geloof. In onze liefde en zorg voor de ander tonen wij onze liefde voor God. (Matteüs 25, 40) En daarmee volgen we het voorbeeld van Jezus. Dat geeft Jezus zelf kernachtig weer in het liefdesgebod: “Heb elkaar lief zoals Ik jullie heb liefgehad.” (Johannes 15, 12) 

    Leven in de Liefde is de ultieme navolging van Jezus Christus, onze Heer. Liefde brengt een mens dichter bij God. We leven dan in Jezus Christus, die ons deze liefde tot het uiterste toe heeft voorgeleefd. Sterker nog: door de Liefde die Jezus op aarde heeft voorleefd, worden wij met God terug verzoend. (1 Johannes 4, 10) Zo allesomvattend en sterk is deze Liefde. Zo Goddelijk. 

    Geloof

    Hoe kunnen we deze Liefde dan uiten? Heel eenvoudig door iedereen gelijkwaardig te behandelen en niemand, maar dan ook niemand uit te sluiten. Door niemand kwaad te doen. In die liefde gaat bijzondere aandacht en zorg naar hulpbehoevenden: minderbedeelden, zieken, gevangenen. Een luisterend oor zijn voor een zieke, een eenzame bezoeken, voedselpakketten helpen samenstellen, ontwikkelingsprojecten steunen, helpen bij activiteiten om geld of goederen in te zamelen voor organisaties, vergiffenis schenken aan iemand die jou kwetste: er zijn zoveel kansen om God in daden eer te brengen. Nog even ter herinnering: we selecteren de hulpbehoevenden niet volgens onze persoonlijke voorkeur. 

    En zo kan de kwaliteit van onze geloofsgemeenschappen afgemeten worden: aan de mate waarin zij tegemoet komen aan de noden van de zwaksten. Wanneer van hun noden en vragen wordt weggekeken, dan wordt God zelf genegeerd. “Blijf in de Liefde”, zo insisteert Jezus. (Johannes 15, 9b) De Heer vraagt ons uitdrukkelijk om ons geloof levend te houden, door de daad bij het woord te voegen. Met onze daden van liefde participeren wij in de Liefde die God is.

    Genade

    In de Liefde zijn we geen dienaars meer van Jezus, maar zijn vrienden. (Petrus 15, 15) Dat wil niet zeggen dat we dan aan God gelijk zouden kunnen zijn. Helemaal niet! Wel betekent het dat we boven onszelf uitstijgen, dat we in de Liefde de beste versie van onszelf zijn. 

    Deze liefde is geen middel om eer en bewondering op te eisen. Het zijn gratuite daden die een dankbaar antwoord zijn op de genade van God, waarmee alle Liefde is begonnen. In diezelfde genade blijft God ons nabij. (1 Korintiërs 13, 4)

    Mooiste

    Zo oneindig gul is God met zijn Liefde, dat we die onmogelijk onbeantwoord kunnen laten. Nooit zal de liefde van een mens de pure Liefde van God kunnen evenaren, maar ze kan er in delen, door hoopvol en oprecht te zijn. We kunnen elke dag opnieuw het mooiste van onszelf delen in uitdrukkingen van de Liefde die ons gelovig hart verwarmt. 

    Nee, de Liefde zal nooit vergaan. (1 Korintiërs 13, 8) Ze is de ultieme veruitwendiging van ons geloof. En daarom zal ook de hoop nooit verdwijnen, hoe hard het ook stormen mag in ons leven en in de wereld. (1 Korintiërs 13, 13) 

    23 april 2024

    Door Hem, met Hem en in Hem (27-28 april 2024)

    Christus voedt ons geloof, sterkt onze hoop en vervult ons met liefde. Hij is de Weg naar de Vader. Jezus gebruikt een krachtig beeld om dat te verduidelijken. Wij zijn de ranken aan de wijnstok die Jezus Christus is. Hij voedt ons, zodat we vruchten kunnen dragen. De grond waarin de wijnstok is geplant, is van de Vader, de wijngaardenier. Tot de Vader komen we langs de Zoon. 

    Door Hem ...

    Door Christus zijn we verbonden met de Vader. Christus is als Gods Zoon onlosmakelijk verenigd met de Vader. Hij is door de Vader naar de aarde gezonden om ons Gods Boodschap te verkondigen en te verduidelijken. (Johannes 3, 16) Hij is mens geworden en heeft onder ons gewoond. Dat is de allerdichtste nabijheid die God heeft bewerkstelligd. Door Christus kunnen wij dan ook in gebed, arbeid en bezinning dichter bij de Vader komen. (Johannes 15, 2 en 1 Johannes 3, 18) 

    Wat wij aan God willen vragen, dat vragen we door Christus onze Heer: door Hem die ons zelf geleerd heeft hoe we tot zijn en onze Vader kunnen bidden. (Matteüs 6, 9-13) Zelfs wanneer we bidden tot de Vader rechtstreeks, dan nog is ons gebed langs onze navolging van Christus sowieso met Gods Zoon verbonden. Zoals we ranken aan Jezus zijn, in de wijngaard van de Vader. (Johannes 15, 1)

    ... met Hem ...

    Met Jezus Christus leven we in de goedheid die Goddelijk is, en ervaren we steeds meer wat God voor ons, mensen, betekent en wat Hij van ons verlangt. Langs de wijnstok, die Christus is, ontvangen wij zijn Woord dat leven geeft. Met Christus brengen wij op aarde goede vruchten voort. (Johannes 15, 5) 

    Met Hem, onze Heiland en Redder, die voor ons geleden heeft, gestorven is en verrezen, leven we in de genade van God. (Johannes 15, 3) Christen, dat zijn we met Christus of helemaal niet. We zijn met Hem verbonden of we zijn geen christen. Die diepste identiteit veruitwendigt zich in ons denken en spreken, ons doen en laten. (Jakobus 2, 12 en 14)

    ... en in Hem

    In Christus vinden we de vervulling van ons bestaan, want Hij is de ultieme Weg, de Goddelijke Waarheid en de diepste vervulling van het Leven. (Johannes 14, 6) Dat Hij in ons woont, weten we door de Geest, die Jezus ons gegeven heeft. (1 Johannes 3, 25b) In Christus zijn, dat is begeesterd zijn en in zijn Geest zijn. De Wijnstok voedt ons met de kracht van de Geest. 

    Zoals wij in Christus zijn, zo zal Hij in ons zijn. Dat zegt Jezus heel uitdrukkelijk: “Blijf in Mij, dan blijf Ik in jullie. Tot vijfmaal toe. De vijfde keer verlaat Hij het beeld van de wijngaard en maakt Hij zijn boodschap kernachtig kenbaar: “Blijf in mijn Liefde.” (Johannes 15, 9) Niet losjes of af en toe, maar van ganser harte, zoals Jezus Christus in zijn Vader is, in woorden en beelden, en in daden, tot het uiterste toe. Jezus is in de Vader en de Vader is in Hem. (Johannes 14, 9-10) Zoals Jezus langs de Geest, die Hij over de apostelen heeft geademd, in ons is. (Johannes 20, 22)

    Doxologie

    Door Hem, met Hem en in Hem bidden wij tot God de Vader in de eucharistie. In de slotdoxologie van het eucharistisch gebed zeggen we God dank en prijzen we zijn Naam in diepst mogelijke verbondenheid met Jezus Christus. Hij wordt drie keer na elkaar vernoemd, in een bijna poëtische symboliek die Vader, Zoon en Geest met elkaar verbindt.

    Door Hem, met Hem en in Hem mogen wij in de dankbare vreugde leven van het naderen tot God. In de Geest richt de Zoon ons naar de Vader. De drieëne God bestemt in een dynamiek van Liefde het doel en de zin van ons bestaan. Blij mogen we zijn, en dankbaar, zelfs wanneer we tegenslagen moeten doormaken. Want door Hem, met Hem en in Hem zijn we nooit alleen, en is God ons nabij. 

    Ook in ons dagelijks gebed mag deze dynamiek weerklinken. Ook wij mogen in de kracht van de heilige Geest bidden tot de hemelse Vader door Christus, uw Zoon en onze Heer.

    18 april 2024

    Pastoraal is herderen (20-21 april 2024)

    “Ik ben de goede herder,” zegt Jezus plechtig. “Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij.” (Johannes 10, 14) Dat Jezus hier beeldtaal gebruikt, is evident. Maar waar refereert Jezus naartoe wanneer Hij dit beeld gebruikt? Wanneer Jezus op zichzelf het beeld van herder toepast, dan klinkt meteen een fragment uit de profeet Ezechiël op de achtergrond. 

    “Jullie zijn mijn schapen, de schapen die Ik weid. Jullie zijn mensen en Ik ben jullie God.” (Ezechiël 34, 31) Koningen en leiders hebben God teleurgesteld als herders in zijn Naam. God besluit daarom zelf het herderschap op zich te nemen. En Jezus wordt zelfs al aangekondigd in de passage: “Ik zal een andere herder over ze aanstellen, één die ze wél zal weiden.” (Ezechiël 34, 23) God heeft het hier over een ‘tweede David’, een nieuwe Koning.

    Jezus als herder

    We vinden bij de profeet Ezechiël een uitgebreide omschrijving van wat een plichtsbewuste herder hoort te doen (Ezechiël 34, 15-16): (1) de schapen laten grazen op een goede weide, waar voldoende gras is, (2) de schapen genoeg laten rusten, (3) op zoek gaan naar verdwaalde en verjaagde dieren, en (4) gewonde dieren verbinden en zieke dieren gezond maken. Het zou perfect in de taakomschrijving van een hedendaagse vacature voor schaapsherder overgenomen kunnen worden.

    Jezus zal niet handelen zoals een huurling, die de dieren in de steek laat en op de vlucht slaat van zodra hij een wolf ziet aankomen. (Johannes 10, 12) Net zoals de Heer zich afzet tegen herders die de schapen in de steek lieten en enkel voor zichzelf hebben gezorgd. (Ezechiël 34, 8)

    De slechte leiders hebben er een zootje van gemaakt en dat is voor God een diepe teleurstelling. De mensen kijken op naar leiders, verwachten goed en rechtvaardig leiderschap, maar ze worden misleid en in de steek gelaten. De Schriftgeleerden en farizeeën ten tijde van Jezus, en de koningen en leiders ten tijde van Ezechiël: ze zijn een teleurstelling in de ogen van de Heer.

    Herder in zijn navolging

    Wanneer Jezus het herderschap vernoemt, doelt Hij ook op de opdracht die de apostelen zullen opnemen na Jezus’ lijden en sterven, vanaf het stichten van de Kerk: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie uit.” (Johannes 20, 21b) Petrus spreekt Hij hierover heel persoonlijk aan: tot driemaal toe draagt Hij Petrus op om zijn schapen te hoeden. (Johannes 21, 15-17) Die taak komt niet alleen de apostelen toe, maar allen die in de lijn van de traditie Jezus navolgen, Kerk vormen en verantwoordelijkheid opnemen.

    Hoe kunnen we deze herderlijke taak dan omschrijven in onze dagen? Hier volgt een proeve: (1) voeding brengen tot bij hongerigen en noodlijdenden als liefdadigheid, en geestelijk voedsel vanuit Gods Woord in bijeenkomsten en in het dagelijkse leven, (2) samen de zondag vieren om op krachten te komen, (3) wanneer mensen hun geloof lijken te verliezen of gelovig indommelen: trachten om hen terug te brengen bij de gemeenschap en bij God, en (4) oog en oor hebben voor mensen die een crisis meemaken, of getroffen worden door ziekte, lichamelijk of psychisch.

    Schaap en herder zijn

    Christenen zijn schaap en herder tegelijk. We ontvangen steun en bemoediging, maar we zorgen ook voor onze medegelovigen, elk volgens onze eigen talenten. Als gemeenschap van gelovigen - gedoopt, aangesteld, gezonden en gewijd - nemen we het herderschap op voor elkaar zoals God dat voor ons doet. (1 Korintiërs 12, 4-11)

    Daarom is ‘elkaar’ een belangrijk woord in de Schrift. In de brieven in het Nieuwe Testament komen we het woord geregeld tegen. (bijvoorbeeld Kolossenzen 3, 13 en 1 Petrus 4, 10) Christus volgen, is niet passief ontvangen, vrij van inzet en verantwoordelijkheid. We worden opgeroepen elkaar te bemoedigen, elkaar te stimuleren, voor elkaar te zorgen. De wederkerigheid staat centraal. 

    Pastoraal

    Pastorale taken opnemen, is deelnemen in het herderschap van de Kerk. Herderen is niet enkel een priesterlijke taak. Toch zal een priester, in navolging van Petrus, deze roeping in het bijzonder ervaren en beleven. De tijden van de herder en zijn afgelijnde parochiale kudde zijn voorgoed voorbij. Een priester 'herdert' nu meerdere samengevoegde kuddes. 

    Daarom zal meer en meer verantwoordelijkheid opgenomen worden vanuit het doopselpriesterschap. Deelhebbend aan de priesterlijke taak van de geloofsgemeenschap die de Kerk is, nemen mensen taken op in samenspraak en samenwerking met een priester of verschillende priesters. Hoe meer dat gebeurt, hoe meer overlevingskansen plaatselijke gemeenschappen zullen hebben. 

    In Engeland en Wales hebben herders soms wel duizend schapen, verdeeld over verschillende kuddes. Op enorme graasgebieden zoeken zij hun kuddes op, kijken ze of ze niets tekort komen en trekken dan naar de volgende kudde. Een inspirerend beeld.

    Veelvormig

    Er zijn nog veel andere gebieden waarin gelovigen hun pastorale talenten in taken vorm geven: in het onderwijs, in de zorg, in de detentie, in het leger, noem maar op. Ook zij staan in het verlengde van Jezus' allesomvattende uitspraak: Ik ben de goede herder.” In navolging van dat goede herderschap zetten mensen zich in: professioneel gevormd, veerkrachtig uit ervaring en idealistisch van ingesteldheid.

    De vele vormen van pastoraal, van jongeren tot bejaarden, van klassiek tot creatief, hoeven geen angst of ongerustheid op te wekken. Het geloof eigentijds en toegepast tot bij de mensen brengen, is immers van alle tijden. Daarin waait de Geest. Daarin is Christus zelf aanwezig, elke dag opnieuw. (Matteüs 28, 19-20)

    11 april 2024

    Geloven is leven (13-14 april 2024)

    In de weken na Goede Vrijdag en Pasen zijn we getuige van  de opgang van de leerlingen naar hun zending. Jezus is uit de dood opgestaan en laat zijn volgelingen niet verweesd achter. Sterker nog: Hij tilt hen op naar het volgende 'level': de opbouw en de uitbouw van de Kerk van Christus, de gemeenschap van christenen. Het Woord mag niet opgesloten blijven in het cenakel.

    Angst

    Verbijsterd en door angst overmand (Lucas 24, 37a) zijn de leerlingen wanneer Jezus in hun midden verschijnt. Er is paniek: ze hebben deuren gesloten (Johannes 20, 19) en toch verschijnt Jezus in hun midden, heel onverwacht. Aangezien geen deur is opengegaan, denken de leerlingen dat ze een geest zien, een verschijning. Hun denkvermogen misleidt de leerlingen. Ze hebben hun kwetsbare geloof en hun wankele vertrouwen voorlopig veilig opgeborgen. Wellicht is het een reflex, ter zelfbescherming. Er is zoveel veranderd, er is zoveel gebeurd.

    Waarom toch?

    Ondanks alles wat Jezus heeft voorzegd tijdens zijn aardse bestaan over zijn dood, treft Hij de leerlingen dus ontzet en vol twijfel aan. (Lucas 24, 38b) Sterker nog: Petrus heeft het lege graf gezien, hij heeft er zelfs binnengekeken; de engelen hebben aan Maria van Magdala en nog enkele vrouwen verkondigd dat de Heer is verrezen; Kleopas en een andere leerling hebben Jezus al herkend bij het breken van brood onderweg naar Emmaüs, en nog zijn ze verbaasd wanneer Jezus onder hen verschijnt. Ze hebben het getuigenis van de vrouwen zelfs als kletspraat afgedaan. (Lucas, 24, 1-35) Het is werkelijk niet te begrijpen. Of toch?

    “Waarom toch?”, vraagt Jezus. Hij maakt hun geen verwijten, maar brengt juist vrede binnen in de ruimte en in de ontmoeting: precies het tegenovergestelde van angst. Na de teleurstelling daagt er eindelijk weer hoop. Het geduld en begrip van Jezus zijn werkelijk grenzeloos. Ze zijn van Goddelijke proportie. Jezus doet over wat Hij op weg naar Emmaüs al eens heeft gedaan: Hij ontsluit de Schriften (Lucas 24, 27 en 45) en houdt maaltijd met hen (Lucas 24, 30 en 43). Ze bevestigen dat het werkelijk Jezus is die aanwezig is onder hen. Zo kunnen ze opnieuw naderen tot Hem. Het Woord en het Brood brengen ons ook vandaag dichter bij de Heer.

    Vreugde

    De leerlingen herkennen de Heer en zijn vreugdevol en stomverbaasd tegelijk. (Lucas 24, 41) Weldra zullen ze met Kracht uit de hemel worden bekleed. (Lucas 24, 49b) Jezus heeft geen streng examen voorzien voor zijn apostelen. Hij maakt geen strikte taakomschrijving voor hen op. De leerlingen zijn goed zoals ze zijn, met hun gaven en gebreken. Ook hun twijfel en onzekerheid vormen geen struikelblok voor Jezus. Dat is op zijn minst merkwaardig te noemen, vanuit menselijk oogpunt beschouwd. Vanuit Goddelijk perspectief is het heel gewoon.

    De volgelingen wijden zich toe aan de Heer. Hun bedoelingen zijn goed en hun ontzag voor Jezus is groot. Vrij van zonde zijn ze zeker niet. Alwetend zijn ze evenmin. De kracht van God, die vorm krijgt in de heilige Geest, zal hen toebereiden om hun zending met veel bezieling en ijver op te volbrengen. In die traditie mogen wij staan, bijna 2 000 jaar verder in de tijd. Het is een traditie van vallen en opstaan, een lange geschiedenis van bewonderenswaardig engagement en van schandelijk verval tegelijk.

    Leven in de Heer

    Gezonden zijn heeft niets te maken met presteren en  carrière maken, en evenmin met de beste zijn. Gezonden ben je in geloof, en geloven doe je elke dag, soms krachtig, soms twijfelend. Geloof is geen competitie. Welnu, dat geloof delen we met de apostelen en de vrouwen in het cenakel. 

    De leerlingen zijn niet onwetend: ze kennen de Schrift en staan in de traditie. Wat hun leven zo bijzonder maakt, is dat ze zich met Christus verbonden weten. Na zijn dood was er verdriet en verlorenheid, maar dat gevoel van verlatenheid wordt uitgewist alvorens Jezus vertrekt naar de hemel. (Johannes 24, 51) 

    De geboden zijn onze leidraad en de Heer is onze Weg. Geloven is je leven richten naar God, elke dag opnieuw, van ganser harte, zo goed als je kan. Dan kan God met ons meegaan, onderweg door ons leven, door de dalen en in vreugde, die we zelf lang niet altijd goed begrijpen. We zijn geluksvogels: nooit zijn we alleen. 

    04 april 2024

    Beloken Pasen: zending in vrede (6-7 april 2024)

    Jezus verschijnt te midden van zijn leerlingen, die zich nochtans stevig hebben opgesloten uit angst voor het volk dat riep om Jezus' kruisiging en de religieuze leiders die Hem hadden aangeklaagd. Hij wenst hun vrede toe, tot tweemaal toe. Maar wat bedoelt Jezus hier mee?

    • Voor de lezingen van Beloken Pasen: klik hier.

    Verschijning

    “Ik wens jullie vrede.” (Johannes 20, 19d) Dat is het eerste wat Jezus tegen zijn leerlingen zegt. Ze hebben zich opgesloten uit angst. (Johannes 20, 19b) Nogmaals zegt Jezus: “Ik wens jullie vrede.” (Johannes 20, 21a) Vrede staat centraal in die eerste verschijning aan de leerlingen. Zonder vrede zijn we verloren.

    Maar wat bedoelt Jezus met die ‘vrede’ (in het Grieks: ‘eirènè’) die Hij zijn leerlingen toewenst? De apostelen leven niet bepaald op voet van oorlog met elkaar. Ze zijn verenigd, ze zijn samen. Het is de angst die hen verenigt op dat moment, en het gevoel van verlatenheid. Jezus wenst de leerlingen ‘alle goeds’ toe: harmonie met zichzelf, met de anderen en met God, vrede in het hart. Je zou ‘vrede’ kunnen vertalen als welzijn, zowel lichamelijk als materieel. 

    Gegroet

    ‘Ik wens je vrede’ is een typische joodse begroeting van gemoedelijke, familiaire aard (in het Hebreeuws: ‘sjaloom elechem’). Eigenlijk zoals wij elkaar ‘goeiedag’ zeggen en daarmee letterlijk de ander een goede dag toewensen. De Verrezene begroet de apostelen als vrienden, zoals Hij voorheen deed. Ze blijven Vrienden van Christus.

    De begroeting maakt voor de lezer duidelijk dat Jezus niet verschijnt als een stilstaande beeltenis, maar levend en sprekend. Hij is de ruimte binnengekomen ondanks de gesloten en gebarricadeerde deuren. (Johannes 20, 19b) Hiermee is het bovenmenselijke van de verschijning meteen duidelijk. Zijn begroeting toont tegelijk de menselijke kant van Christus. De apostelen vertegenwoordigen alle volgelingen van Jezus Christus. Ook aan ons allen wordt vrede toegewenst.

    Verandering

    Met de ‘vrede’ wil Jezus een einde maken aan het verdriet van de apostelen. Goede Vrijdag heeft droefheid in hun hart gestort. Nu mag er weer vrede zijn, en vrede gaat gepaard met vreugde. Het onrecht is beslecht, het kwaad heeft niet gewonnen. 

    De leerlingen mogen hun handen in zijn wonden leggen: Hij is de Gekruisigde, maar Hij heeft de kruisdood overwonnen en Hij leeft! (Johannes 20, 27) Tomas is er niet bij en weigert pertinent te geloven wat de apostelen hem bij zijn terugkomst vertellen. (Johannes 20, 24) Daarom verschijnt Jezus nogmaals als Tomas wel aanwezig is, opnieuw wenst Hij vrede. (Johannes 20, 26-27) Voor Jezus is het belangrijk dat de apostelen eensgezind zijn en dat er geen twijfel is.

    Zending

    Hij gaat beide keren in hun midden staan om te spreken. De Verrezene herneemt zijn centrale positie. Hij zal hen verder leiden, maar op een nieuwe wijze. Daartoe zendt Christus de leerlingen plechtig: “Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.” (Johannes 20, 21) 

    In tegenstelling tot zijn begroeting, is deze zending op geen enkele wijze te interpreteren als een alledaagse uitspraak. De Kerk in haar huidige vorm krijgt vorm. Dat wordt nog duidelijker wanneer Jezus blaast over de leerlingen en zegt: “Ontvang de heilige Geest.” (Johannes 20, 22) Het tijdperk van de Geest breekt aan, het tijdperk van de Kerk van Christus. Jezus spreekt performatief: Hij zegt en het gebeurt daardoor ook meteen.

    Déjà-vu

    Jezus' begroeting is trouwens helemaal niet zo banaal als men op het eerste zicht zou denken. Hij heeft niet de gewoonte om een banale uitspraak te herhalen. Dit is een teken. De leerlingen zullen immers zeker teruggedacht hebben aan een eerder gesprek met Jezus. Daar kondigt Hij aan dat Hij terug naar zijn Vader gaat. Hij zegt hen dan: “Vrede laat Ik jullie na, mijn vrede geef Ik jullie.” (Johannes 14, 27) Die vrede kan de wereld niet geven aan de apostelen. 

    Daarom komt de Verrezene onder hen: om hun die vrede te geven. Zijn schijnbaar alledaagse groet is dus heel betekenisvol. Jezus vermeldt in dat eerdere gesprek ook dat Hij de heilige Geest zal zenden om hen te vergezellen in wijsheid en inzicht. (Johannes 14, 26) Dat gebeurt dan ook.

    Groet

    Paulus groet zijn lezers bij het begin van zijn brieven doorgaans met “Genade (zij u) en vrede.” (bv Filippenzen 1, 2 en Efeziërs 1, 2) en bij het afsluiten met: “De genade (van de Heer Jezus Christus) zij met u.” (Filippenzen 4, 23 en Kolossenzen 4, 18) Het zijn wensen van gelovig welbevinden.

    Bij het afsluiten van de tweede brief aan de christenen van Korinte gebruikt hij een bijzonder uitgebreide groet:  “De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid van de heilige Geest zij met u allen.” (2 Korintiërs 13, 13) Het mag een inspirerende theologisch-poëtische omschrijving zijn van de toestand van vrede die Jezus toewenst: in Christus’ genade mogen leven, zich geliefd weten door de Vader, en verenigd zijn met elkaar in de heilige Geest.

    Nu de week van Pasen haar luiken sluit, weten we ons gezonden door Jezus Christus zelf, om in zijn vrede te verblijven en zijn Boodschap na te leven en bekend te maken. Mogen de vrede en de genade van de Heer altijd met ons zijn!

    29 maart 2024

    Paasvreugde (30-31 maart 2024)

    Met Pasen komen alle geloofslijnen samen. Daarom is het ook het grootste feest van het liturgisch jaar. In de Paaswake horen we Schriftfragmenten die ons voeling willen geven met de kern van de Verrijzeniszondag.

    Schepper, Bevrijder en Nabije

    Uit Genesis vernemen we dat God ons de wereld heeft geschonken en die wereld is goed. Op aarde is er aanvankelijk chaos en leegte in de duisternis, maar Gods brengt licht in de wereld. (Genesis 1, 3-5a) Er komt dag en nacht, hoop in de wanorde. Het licht brengt leven, bedrijvigheid, groei, vreugde. 

    In Exodus horen we hoe God zijn Volk nooit in de steek laat. In hun donkerste dagen, in verdriet, leed of onderdrukking, blijft Hij hen nabij. (Exodus 14, 15-16) God heeft de wereld niet geschapen om ons daar vervolgens doelloos op te laten ronddolen. 

    De profeet Jesaja brengt God aan het woord gehoord: wanneer wij God zoeken, wanneer we ons biddend en bezinnend tot God richten, dan schenkt Hij ons zijn nabijheid, zijn wijsheid, zijn kracht. (Jesaja 55, 10-11) God ként ons immers door en door. Als geen ander heeft Gods Zoon het mensenbestaan doorgemaakt. Hij heeft zijn zending volbracht om ons dichter bij de Vader te brengen, dichter bij wat goed is in Gods ogen. 

    Paulus bevestigt dit in zijn brief aan de christenen van Kolosse: richt je op wat boven is, hou je niet bezig met wat enkel van de aarde is, met louter uiterlijkheden. (Kolossenzen 3, 1-2) We moeten van Paulus niet naar de wolken staren. Boven en beneden zijn een beeldspraak, net als licht en donker. 

    Anders nabij

    In het evangelie horen we dat Jezus’ graf leeg is. De engel zegt aan de drie vrouwen die het graf bezoeken dat ze niet bang hoeven te zijn. “Ga naar Galilea”, zegt de engel. (Marcus 16, 7) Maar hij zegt tegelijk ook: “Hij is niet hier.” (Marcus 16, 6) Het zijn moeilijke en verwarrende tijden voor de leerlingen en volgelingen. Alles is plots anders geworden. 

    Pasen is vreugde, opstanding, nieuw leven, maar ook het einde van de mens Jezus met wie de leerlingen mee op weg kunnen gaan. De hemelse Vader blijft wel onze Schepper van in Genesis, onze Nabije van in Exodus, onze Bron van wijsheid en kracht van bij Jesaja en Paulus.

    God blijft nabij, ook vandaag en morgen, maar dan opnieuw onzichtbaar en ongenaakbaar. God nodigt ook ons uit, maar niet door ons in de ogen te kijken en bij de hand te nemen. Dat merken de vrouwen al aan het graf en de leerlingen die horen wat er gebeurd is. Er is een afstand ontstaan. Alles is plots anders. En we weten het maar al te goed: verandering is van alle tijden.

    Ons bestaan

    Hoe gaan wij om met die afstand wanneer we onszelf verliezen in verdriet en tegenslag? Vertrouwen we ons leed toe aan God? En wat doen we in voorspoed, bij vreugde en geluk? Richten we ons dan ook spontaan tot Hem? Danken we evenveel als we vragen? 

    Ons aardse bestaan is, wanneer je er over nadenkt, ondraaglijk oneerlijk. Het is eindig: we moeten mensen verliezen om ons heen, we worden zelf ook ouder. De meest voorbeeldige, brave mensen worden ziek. Het is eigen aan ons bestaan. Veel mensen lijken daar zo weinig mogelijk over na te denken. Maar wegkijken betekent niet dat iets verdwijnt. Dat is slechts een illusie.

    Ons geloof is geen levensverzekering. Het is belangrijk dat we dat beseffen. Het leven gaat zoals het gaat. Langs God kan je wel verbinding vinden met de diepste zin en betekenis van het bestaan. God voedt ons geloof met zijn Woord, horen we bij Jesaja.

    Licht én duisternis

    Met de schepping van het licht heeft God het duister niet uitgewist. En Christus heeft het leed en de dood ook niet ontweken. Het maakt deel uit van zijn – en van ons – mens-zijn. Het wordt nooit Pasen zonder dat het eerst Goede Vrijdag is geweest. Ziekte en leed worden niet op ons afgevuurd door een kwade, straffende, boosaardige God. Zo werkt het uiteraard niet. Kwaad en onrecht bestaan al van in de duisternis bij de schepping. (Genesis 1, 2-4)

    We ontvangen het leven, kort of lang, en we worden uitgenodigd om er een mooi leven van te maken. En we ontvangen met de verrijzenis ook de belofte van het Rijk Gods: er is meer dan enkel ons korte, aardse bestaan.

    Voorbij ons denken

    Soms zullen we dus mijmeren en tobben over de tegenslagen die ons overkomen, over wat we niet begrijpen, over wat ons te boven gaat, zoals de leerlingen ongetwijfeld hebben gedaan. En soms zullen we bloeien in blijdschap en fierheid, zoals de bloemen die overal de omgeving sieren. Vandaag ligt de klemtoon op de vreugde. Vandaag en de komende tijd, tot Pinksteren, mag ons geloof steeds meer vervuld worden met vreugde. 

    Die vreugde mogen we met trots in ons laten groeien en met ons meedragen. De verrijzenis is een kernboodschap van ons geloof. Ons verstand kan er niet bij, maar God overstijgt ons denken wel vaker. 

    Onze Heer Jezus Christus is waarlijk verrezen! Ik wens je van harte een zalig Pasen toe.

    28 maart 2024

    De weg naar Golgota (29 maart 2024)

    Op Goede Vrijdag, daags vóór de Paasnacht, gedenken we de dood van Jezus Christus aan het kruis. Hij is veroordeeld tot een straf die dieven en moordenaars toekomt: een schandelijke dood. Bewijslast is er niet, dat stelt Pontius Pilatus al vast. Hij vindt geen schuld in Hem. Toch zal Jezus de weg naar Golgota gaan en zal Hij gekruisigd worden. Het volk schreeuwt om zijn dood. Enkele dagen daarvoor wordt Hij onder blij gezang nog als een koning onthaald in Jeruzalem.

    Op zich

    Goede Vrijdag verwijst met zijn paradoxale ‘goedheid’ naar Pasen, naar wat er op volgt. Niettemin staat Goede Vrijdag terecht op zichzelf als dag. Op Goede Vrijdag is er geen sprake van goed nieuws. Er is weinig vooruitzicht. Het is een dag van verontwaardiging, verdriet en van onmacht. Deze dag maakt ons duidelijk dat mensen manipuleerbaar zijn en dat recht bijlange niet altijd geschiedt. Onrecht is eigen aan een wereld waar macht, geld en aanzien primeren op vrijheid, recht en gelijkwaardigheid.

    Schijnvanzelfsprekendheden

    Het is ook voor onze tijden een belangrijke les. Wij, die onze vrijheid veel te vanzelfsprekend vinden, hebben Goede Vrijdag nodig om te beseffen dat ons verworven welzijn bijzonder wankel en hoegenaamd niet bestendig is. Twee Wereldoorlogen hebben onze streken in de vorige eeuw geteisterd, en ook voorheen hebben er al te vaak oorlogen en twisten gewoed, met de bijhorende onzekerheid en ellende. Vrede, respect en welzijn zouden diepe menselijke vanzelfsprekendheden moeten zijn. Ze zouden ons sociale en politieke landschap te allen tijde moeten sieren.

    Jezus heeft het onrecht ondergaan, totterdood. Hij heeft het niet goedgepraat. Het moest zo zijn. Waarom? Omdat mensen zo zijn. Mensen kunnen elkaar de hel aandoen. Het kwaad waartoe mensen in staat zijn, overstijgt de meest ijzingwekkende verbeelding. In het contrast tussen wat naar Gods genade verwijst en wat naar menselijke genadeloze vernietiging leidt, daar staat de kernboodschap van Goede Vrijdag. 

    Duisternis

    Mensen kunnen wreed zijn voor hun medemensen. Honger. Onrecht. Hufterigheid. Afschuw. Marteling. Leedvermaak. Verkrachting. Dood. Duisternis. Alles wat het licht niet verdraagt. Dat is Golgota.

    Goede Vrijdag is een open wonde, een scherpe pijn om wat niet zou mogen gebeuren. Het zijn tranen die genegeerd worden, die in redevoeringen of scheldtirades goedgepraat worden door een mens die zichzelf god waant en die daarin wordt toegejuicht door een volgzame meute. Frustratie, jaloezie, ergernis, kortzichtigheid: dat is wat de farizeeën bij het volk hebben aangewakkerd en aangestookt. Het is van alle tijden. Helaas.

    Oneerlijk

    Jezus is de weg tot het einde gegaan. Hij wist wat er komen zou. Door het oog van de naald zou Hij gaan, pijnlijk en onmenselijk zwaar, om het koninkrijk van God te ontsluiten. (Matteüs 19, 24) De beker van het lijden heeft Hij tot de bodem leeggedronken. (Matteüs 20, 22) Tot zure wijn toe. (Lucas 23, 36) Dat is Goede Vrijdag. Deze dag wil ons geloof verdiepen door het scherpe en ruwe aspect van Christus’ Boodschap te onthullen. Het is een dag zonder blijdschap, zonder hoop, zonder schoonheid, zonder vooruitzicht.

    Uiteraard weten we dat straks weer in blijdschap wordt gezongen. Maar nu niet. Nu kraakt en schuurt ons geloof, zoals het leven soms kan zijn. Ook daartoe is Goede Vrijdag een verdieping van ons geloof. We vinden in Golgota een aansluiting bij de donkerste hoeken van een mensenleven. De Mensenzoon heeft het doorgemaakt: God zelf. 

    Ziekte. Leed. Uitzichtloosheid. Eindigheid. Gemis. Alles wat we zo vrezen. Ook dat is Golgota.

    Toch wordt al op Golgota een eerste sprankel hoop gegeven. Jezus belooft dat de berouwvolle en gelovige misdadiger met Hem in het Rijk Gods zal zijn, diezelfde dag nog. (Matteüs 23, 43)

    Laten we bidden en mediteren bij de kruisdood van onze Heer Jezus Christus. Laten we bidden voor de mensen die leed en pijn moeten doorstaan. En laten we bovenal verenigd zijn in geloof en gebed.

    21 maart 2024

    Liturgie in tijden van de buxusrups (23-24 maart 2024)

    Ik stelde het al een tijdje uit. De buxusrups heeft me echter met zijn gekende drammerigheid aangespoord om het onderwerp toch aan te kaarten: onze liturgie. Meer bepaald: de erosie ervan. Hoewel de teksten sinds de jaren ’60 niet meer zijn veranderd – op het Onze Vader na –, is de invloed en de ervaring ervan daarentegen onherkenbaar getransformeerd. Gekrompen is misschien een juistere omschrijving. 

    Metafoor

    Heel lang al bestaat de traditie in onze streken om buxus te wijden en uit te delen als palmtakken. Eeuwenlang is in het noorden, waar palmbomen niet gedijen, het immer groene buxus gebruikt ter vervanging. De buxusrups dreigt in alle gulzigheid deze traditie in enkele jaren tijd kapot te vreten. Vermoedelijk werd het diertje vanuit Oost-Azië met buxusplanten mee in Duitsland geïmporteerd. De buxusrups heeft zich ontzettend vlug kunnen verspreiden. Volledig verdwijnen zal deze exoot hier niet meer, alle bestrijdingsmiddelen, vallen en volksmiddeltjes ten spijt. Dat is een pijnlijke streep door de rekening voor de Kerk in onze streken. Het volksgebruik om een kruisbeeld ieder jaar van een vers palmtakje te voorzien, dreigt nu te verdwijnen. Surrogaten zoals Japanse hulst groeien veel trager en ze verschillen wellicht toch teveel van het ‘origineel’.

    De aangevreten palmtakken zijn een veelzeggende metafoor voor een ruimer probleem binnen de Kerk. De gewoonten worden aangevreten, de vanzelfsprekendheid van religieuze praktijken vervaagt in snel tempo, ook onder mensen die zich christelijk of katholiek noemen. De meeste mensen hebben steeds minder affiniteit met de Kerk en haar liturgie. Een kerkgebouw voelt niet meer vertrouwd voor velen, maar eerder vreemd.  

    Uitgedaagd

    De Goede Week vangt aan met Palmzondag. Het is de meest beklijvende week in het kerkelijk jaar. Alle kernthema’s van ons geloof komen samen in die week, als een harmonie met prachtige akkoorden en kwetsbare dissonanten: de triniteit, de hemel, het eeuwig leven, zonde en vergiffenis, het Godsverbond, de menselijkheid en goddelijkheid van Jezus Christus… Het is een uitdaging voor alle christenen om zich ieder jaar verder te verdiepen in ons geloof. Zo groeit ons geloof mee met ons leven, met ons inzicht. Het geloof als een levenslange bedevaart.

    Het christelijk geloof verrijkt je leven, als gelovige. Het is een onmisbare bagage die je leven zin en betekenis geeft. Met dat gevoel wil je anderen graag inspireren. Hoe kan je die dragende kracht delen met anderen? Dat is een heel andere onderneming… Hoe kan je mensen die hun geloof op de spaarstand hebben gezet en die vervreemd zijn geraakt van de traditie, de gewoonten en het gebed mee op weg helpen? De liturgie, een samenkomst van gelovigen, zou daartoe een ideale opening kunnen zijn: een uitgestrekte hand, een uitnodiging om de trap te beklimmen.

    Liturgische taal

    Onze Westerse liturgie is log, statig en plechtig, maar tegelijk mooi en waardevol. Ze staat helaas mijlenver van het ritme, de taal en de symboliek van de samenleving. Ja zeker, het kan een rustgevende ervaring zijn om in de tijdloosheid te verwijlen. De brug erheen wordt door veel mensen helaas ervaren als pijnlijk lang. Te lang, te onbereikbaar. Is het overigens de bedoeling van liturgie om rustgevend te zijn? Het spreekt voor zich dat zoekende mensen geen flitsende televisieshow verhopen. Dat is ook maar uiterlijk vertoon en veel formules gaan maar enkele seizoenen mee. 

    Ik hoor vaak dat men zich meer betrokken wil voelen, meer uitgedaagd, en minder ronddrijven in de wekelijkse, soms kille en afstandelijke herhaling die weinig wakker blijkt te maken in onze tijden, hoe waardevol de teksten op zich ook mogen zijn. De taal, al is ze dan onder moedertaal, is bij momenten onbereikbaar verheven, en vaak hooguit de letterlijke vertaling van Latijnse woorden die even ontoegankelijk waren. Denk maar aan een volzin als: “Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons.” Wat zegt dat? Werkt het inspirerend? ‘Gij zijt’ en ‘Gij hadt’ (met dt, want de gij-vorm in de verleden tijd wordt vervoegd!), is dat niet eerder tussentaal voor een tv-feuilleton in plaats van een uiting van respect? 

    Vroeger werd beweerd dat liturgie niet gemaakt is om bij na te denken, dat het een kwestie van gewoonte is, van voelen en erin opgaan, een kwestie van sfeer en ervaring. Daar is in het Tweede Vaticaans Concilie al deels van afgestapt. Er is veel ‘hocus-pocus’ uit de liturgie weggelaten : minder wierook en wijwater, minder fluisterend, prevelend of gedempt voorbidden, in het Latijn bovendien. Terecht, want de waarde van mysterie heeft slechts betekenis wanneer dat mysterie je wenkt en uitnodigt. De succesformule was helaas uitgewerkt: triomfalistisch vertoon voldeed al lang niet meer. Sommigen verwijten dat er een praatliturgie voor in de plaats is gekomen. Woorden nemen inderdaad veel plaats in onze huidige liturgie in. Alles wordt aan elkaar gepraat. Is dat aanlokkelijk? Nodigt dat uit om deel te nemen? Het is een niet onbelangrijke vraag.

    Trendy

    Ik pleit niet om de liturgie te verleuken. Dit is geen oproep tot meer vieringen met jengelende gitaren. Ook bij het ‘worshippen’ is de taal trouwens vaak het knellende schoentje: ‘Dank U voor het kruis, Heer, dank U dat U stierf voor mij’, of: ‘Voor eeuwig is uw heerschappij, uw troon staat onwankelbaar’. De muziek trommelt misschien wel hip, maar de tekst blijft vaak even zwaar op de hand. Het klinkt zo onbereikbaar voor wie op zoek is, het nodigt niet uit. En wanneer teksten wel toegankelijk zijn, dan wordt algauw de emotionele – zeg maar: de neo-pathetische – kaart getrokken: ‘Friend of God’, ‘Yes, Lord, yes, Lord.... Maar geloven in Christus is zoveel meer dan ‘een gevoel’. God is alleszins niet te herleiden tot ‘wat jij voelt’. Hoe trendy dat ook mag zijn.

    Verandering

    Alles veranderen, is niet de oplossing. Conservatieve gelovigen hoor ik soms beweren dat Vaticanum II alles heeft veranderd, sterker  nog: alles kapot heeft gemaakt. Ik deel die visie hoegenaamd niet. Integendeel: er is mijns inziens veel te weinig gebeurd. Er is een beetje weggelaten, een beetje aangevuld en alles is vertaald, met veel goede wil en met de gekende Roomse voorzichtigheid. Deels terecht: aan de traditie morrelen, is geen sinecure. Naast de vaststelling dat Vaticanum II niet diep genoeg heeft gegraven, bemerk ik ook dat het concilie vooral veel te laat kwam. Twee Wereldoorlogen kort na elkaar hebben de wereld in brand gezet. Dat heeft de liturgische vernieuwing op de lange baan geschoven. 

    De probeersels na het concilie maken duidelijk dat de nieuwe vorm eigenlijk in de jaren '60 al onvoldoende eigentijds was. Er kwamen onbeholpen experimenten, die vorm kregen in beatmissen, festivalmissen, themamissen… Daar werd overigens voorzichtig een opening toe gecreëerd in Sacrosanctum Concilium, de constitutie van Vaticanum II over de liturgie: ‘De liturgie bestaat uit een onveranderlijk gedeelte dat van Godswege is ingesteld, en uit gedeelten die aan veranderingen onderhevig zijn en die in de loop der tijden kunnen en zelfs moeten worden gewijzigd.’ (Sacrosanctum Concilium, 21) Daarbij wordt de doelmatigheid als bepalende factor genoemd. In de volgende alinea’s worden echter meteen allerlei restricties opgesomd: even gas geven en dan vol op de rem...

    Kernvraag

    De kernvraag luidt: ‘Wat is liturgie?’. Vaak wordt het dualisme ‘zelfexpressie of God eren’ geponeerd. Zijn voorgenoemden echter elkaars tegengestelden? Is het een kwestie van het één of het ander? Kunnen beiden niet samen gerealiseerd worden? Eerlijk gezegd merk ik dat de Paasvreugde meer dan eens verloren gaat in al het plechtig vertellend en biddend handelen in onze eucharistievieringen. Ik mis het vreugdevol getuigenis, de overtuigende en aanstekelijke vreugde van het samen vieren. 

    Palmzondag geeft ons een essentiële wijsheid mee: hip duurt niet lang. Jezus werd onthaald als een koning, maar zijn wereldse roem was van heel korte duur. Japanse hulst kan de buxus ook niet zomaar vervangen. Alles inzetten op mensvriendelijke liturgie, dreigt inderdaad God opzij te schuiven. Geen rekening houden met de mens en diens interpretatiekader, gaat dan weer voorbij aan het beginsel dat het mensen zijn die God willen eren in de liturgie. En liturgie is en blijft uiteindelijk grotendeels een menselijk maaksel. We moeten ons daarbij hoeden voor farizeïsme. (Marcus 7, 7) 

    Het is een illusie te denken dat andere liturgie de oplossing is voor de huidige crisis. Er is niet zomaar een oplossing voor de crisis van het Christendom. Wel zou een minder roestige (vergeef me de uitdrukking) eredienst christenen meer stimuleren om hun lof en dank bij God te brengen. Mensen die gelovig zijn, voelen zich nu soms niet uitgenodigd. De klokken luiden niet voor hen, want ze vinden geen aansluiting bij de eredienst.

    Denkoefening

    Maar wat kan er dan gebeuren? Zou liturgie meer getuigend van aard kunnen zijn? Zou er meer dialoog kunnen ontstaan, meer inbreng van iedereen afzonderlijk? Is er meer diversiteit mogelijk in plaats van een al te strak schema? Welke bijbelse symbolen zijn meer sprekend in onze tijden? Welke nieuwe klemtonen kunnen we leggen? Hoe kan de vreugde ongedwongen samensmelten met het plechtige?

    Meestal heb ik aan het einde van een post het gevoel dat ik een onderwerp heb besproken. Nu blijft eerder het gevoel hangen dat ik iets heb aangekaart, maar zonder veel structuur of richting. Het is een complex onderwerp, maar volgens mij wel bijzonder prangend. Godsdienst vraagt om gezamenlijk gebed. Misschien geef ik dit keer vooral stof tot vragen, zoeken, nadenken en afwegen...

    Met Pasen in het verschiet en de Goede Week als ultieme liturgische beleving, is dit onderwerp misschien zinvolle stof tot bezinning. Kunnen wij een nieuw lied zingen voor de Heer te midden van de getrouwen? (Psalm 149, 1) 

    14 maart 2024

    Starend naar de oneindigheid (16-17 maart 2024)

    Een belangrijke tijd breekt aan. Jezus blijft niet lang meer op aarde om de leerlingen met raad en daad bij te staan. Zijn tocht door het land blijft niet duren. Hij zal zijn volgelingen niet langer bijeenbrengen en boeien met parabels en wijsheden. Deze overgang is misschien jammer voor de leerlingen en volgelingen, maar tegelijk noodzakelijk voor het hogere doel, waarvoor Jezus uiteindelijk op de aarde is komen wonen.

    Het joodse paasfeest nadert. Enkele Griekse joden, ook proselieten genoemd, komen naar Jeruzalem om hun offer te brengen en om het feest te vieren. Ze geven aan dat ze Jezus graag willen spreken: Hij heeft hun interesse gewekt. (Johannes 12, 21) Dit schijnbaar onbeduidende voorval opent een cruciale deur voor Jezus. De Boodschap kantelt op zijn scharnieren. Plots neemt Jezus het woord. Hij spreekt de leerlingen en de proselieten plechtig toe: “De tijd is gekomen dat de Mensenzoon wordt verheven.” (Johannes 12, 23)

    Redding voor de wereld

    Telkens wanneer Jezus zich de titel ‘Mensenzoon’ toekent, weten we dat Hij een essentieel thema aansnijdt, dikwijls ook gerelateerd aan zijn nakende lijden en sterven. Welnu, het aankondigen van zijn dood wordt voor Jezus stilaan onvermijdelijk. “Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft, draagt hij veel vrucht.” (Johannes 12, 24) Jezus maakt gebruik van een krachtige beeldspraak om aan te geven dat zijn levenseinde niet droevig ingekleurd mag worden, als een verlies, maar als een onvermijdelijke doorgang naar het nieuw Verbond. Zonder zijn dood is Jezus slechts een mens op aarde, een bron van Goddelijke wijsheid. Door zijn dood zal Hij voor eens en voor altijd onze Verlosser worden. (Hebreeën 5, 8-9)

    Niet alleen zijn levensloop trekt de dynamiek van de heilsgeschiedenis open. Een vaststelling van de farizeeën enkele verzen voordien verduidelijkt een ander aspect van de wending in het verhaal: “Je ziet dat we niets bereikt hebben: kijk maar, de hele wereld loopt achter Hem aan.” (Johannes 12, 19) Er vindt inderdaad een uitbreiding plaats: steeds meer mensen volgen Hem, en niet enkel de lokale bevolking wordt uitgenodigd om deel te hebben aan het heil, maar werkelijk iedereen. Gods heilsplan voltrekt zich in de Mensenzoon, en neemt universele proporties aan.

    Tijd en eeuwigheid

    Het uur is nabij. De Zoon zal verheerlijkt worden. (Johannes 12, 23) Het heeft geen zin, zo predikt Jezus, om zich vast te klampen aan het aardse bestaan, dat hoe dan ook voorbijgaat. (Johannes 12, 25) Hij verduidelijkt hiermee ook zijn eigen identiteit. Jezus is de Mensenzoon, de Zoon van God. Zijn blik is ten diepste gericht op de eeuwigheid. Ook wij mogen deelachtig zijn aan deze eeuwigheid, door ons los te maken van wat aards is: bezit, faam, privileges.

    Toch zal Jezus ook zijn menselijke natuur aan het woord laten wanneer zijn lijden tastbaar nabij komt. “Ik ben dodelijk bedroefd.”, zal Hij tegen zijn leerlingen zeggen. (Matteüs 26, 38b) En aan zijn Vader zal Hij biddend vragen: “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals Ik het wil, maar zoals U het wilt.” (Johannes 26, 39) Let wel: deze kwetsbaarheid komt niet aan bod in Johannes' evangelie.

    Horizon

    De dood is wellicht de grootste existentiële knoop voor elkeen van ons. De eindigheid van het leven hier op aarde is in iedere cel ons lichaam verweven, terwijl onze geest net wil overleven, wil doorgaan, en werkelijk oneindig is in verbeelding. Jezus verlegt de reikwijdte van het bestaan evenwel tot voorbij de horizon. De kern van Jezus’ Boodschap is verbonden met het eeuwige leven. Daarom is geloven in Jezus Christus troostend en moeilijk tegelijk. Wij zien maar tot aan de horizon, tot aan het einde van het tastbare. Jezus daarentegen, die de Zoon van God is, kijkt tot in de eeuwigheid die Goddelijk is.

    'De verrijzenis en het eeuwige leven', het laatste regeltje van de geloofsbelijdenis, is wellicht de zwaarste existentiële uitdaging voor ons allemaal. Onze affecties en gedachten kunnen er niet bij. Dat is het punt waar geloven ten volle begint: waar ons denken en voelen als een fijn lijntje in de verte verzwinden en we in al onze kwetsbaarheid algeheel moeten vertrouwen op Jezus’ blijde Boodschap. 

    05 maart 2024

    Een wenskaartje met 'Zomaar' erop (9-10 maart 2024)

    Zomaar. Niet omdat het je verjaardag is, niet omdat je een bewonderenswaardige daad hebt gesteld, niet omdat je een heldendaad hebt verricht, maar gewoon zomaar. Gratuit. Uit genade. Als een ruiker bloemen of een wenskaart, onverwacht, uit het niets: ‘Zomaar’. Zo is Gods Liefde.

    Dankbaarheid

    ‘God heeft de wereld zodanig lief dat Hij zijn eigen Zoon heeft gegeven, opdat wie gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leeft.’ (Johannes 3, 16) We horen Jezus hier aan Nikodemus vertellen over de diepste identiteit van God: Hij is Liefde. Deze Liefde is zo anders dan de menselijke liefde, net zo anders als God is in vergelijking met een mens. Zijn Liefde is eindeloos, grenzeloos, en overstijgt het menselijke in alles. Zo onvoorstelbaar, zo onmetelijk groot is Gods Liefde dat Hij zijn eniggeboren Zoon op aarde geboren laat worden: oneindig wijs als God zelf, maar kwetsbaar als een mens. 

    Jezus verkondigt Gods redding, Hij spreekt over Gods Rijk. Dat rijk begint al hier op aarde. De aarde is helaas niet zo dankbaar als men zou verwachten. Hoe goed God het ook met de mensen meent, velen onder hen zijn wispelturig, beïnvloedbaar en besluiteloos, soms ook zelfzuchtig en eigengereid. Maar de focus van God ligt in de eerste plaats op zij die wél hun hoop vestigen op Hem, zij die wél in Hem geloven. Geloof begint bij dankbaarheid. We mogen nooit vergeten om God te danken, ook wanneer we om een gunst vragen.

    Begin bij jezelf

    ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om te oordelen, maar om de wereld te redden.’ (Johannes 3, 17) Hoewel Jezus vaak heftig tekeer gaat tegen Schriftgeleerden, farizeeën en Sadduceeën, dààr ligt niet de kern van Jezus’ taak. De tempelreiniging van vorige week, hoe spectaculair ook, is niet het hoogtepunt van Jezus’ aardse bestaan. (Johannes 2, 13-22) Niet om te oordelen, komt Hij onder de mensen leven, maar om hun redding te verkondigen. (Zie ook Johannes 12, 47)

    Voor elk van ons is dat een belangrijke vaststelling. Je geloof druk je niet uit in starre oordelen over anderen en strenge veroordelingen van woorden en daden, maar in het voorleven van naastenliefde en goedheid, zaken die het licht mogen zien en die schitteren in God Licht. Geloven is in de kwetsbaarheid gaan staan, en tegelijk in de wijsheid die God ons schenkt langs zijn Geest. We leven ons geloof niet voor in grootse heldendaden, maar in kleine, onderbelichte goedheid, telkens weer. Onopvallend als het zachte briesje waarin God te vinden is. (1 Koningen 19, 11-13) Kwetsbaar als onze Redder die aan het kruishout heeft gehangen.

    Positief begin

    Men zegt wel eens dat het Westerse denken negatief ingesteld is en dat het christendom daar een belangrijke rol in speelt. Mogelijks schuilt daar waarheid in, maar het is alleszins niet in de lijn van wat Johannes schrijft. De klemtoon ligt immers op het goede, daar begint alles. De schepping zelf begint met goedheid. (Genesis 1) Dan pas komt het weren van het kwaad in beeld. (Genesis 2) Niet omgekeerd. Het traditionele wijsvingertje hebben we dus niet zo vlug van doen, bij voorkeur zelfs helemaal niet. De eerste taak van iedere christen is een voorbeeld te zijn, de belichaming van Gods Liefde: een houding van pure authenticiteit. Dat is op zich al een levensopdracht.

    Daarbij houden we ons bij voorkeur ver van verborgen vooringenomenheid. Je eerste insteek hoort zuiver positief zijn, op hoop en toekomst gericht. Goedheid mag dus geen oprijlaan zijn naar een ‘ja, maar…’. God is bovenal de Oerkracht van goedheid en genade.

    Genade

    Aan de christenen van Efeze schrijft Paulus: ‘Dank zij je geloof word je gered, maar wel door de genade van Jezus Christus.’ (Efeziërs 2, 8a) Inderdaad: ons geloof is de voorwaarde om door God genade te kunnen ontvangen. Het is niet zo dat we recht hebben op Gods genade. Wij zijn niet in de positie om dat te claimen. We ontvangen de genade omdat God ze ons gunt. 

    We hoeven dus niet in diepe angst te leven wanneer we met goede bedoelingen in het leven staan. Een smetteloos parcours zullen we niet afleggen: we zijn immers mensen. Dat weet God in zijn oneindige Wijsheid. Als Gods genade van onze daden afhing, dan zou niemand redding vinden. (Psalm 130, 3-4 en 7) Dat wil niet zeggen dat we onszelf zomaar kunnen goedpraten. Het houdt vooral de waarschuwing in dat we niet in de positie om anderen te veroordelen. Zo streng als we voor anderen zijn, zo streng zal God voor ons zijn. (Matteüs 7, 1-2)

    In vrijheid

    De genade ‘is een geschenk van God.’ (Efeziërs 2, 8b) God is mateloos kwistig met zijn Liefde, veel guller dan een mens ooit voor een medemens zal kunnen zijn. In Hem vinden we nieuwe hoop, als we in Hem geloven. God heeft de mens de vrijheid geschonken om te denken, te spreken en te handelen. Liefde kan je niet dwingen. Ook de Goddelijke Liefde werkt niet zo. Alleen wanneer de mens zich er voor openstelt, kan de ultieme wisselwerking tussen God en mens plaatsvinden.

    In Christus is een nieuw Verbond gesloten dat hoop inhoudt voor de hele wereld. Voorheen was het verbond gesloten tussen God en zijn Volk. Er volgde een pijnlijke historiek, gekenmerkt door ontrouw en ondankbaarheid. God ontsluit in zijn Zoon de genade voor de hele wereld, voor alle mensen (in het Grieks ‘kosmos’: wereld). We mogen ‘wereld hier beschouwen als ‘Schepping’, maar tegelijk ook als plaats van grenzeloze vrijheid. 

    Vrijheid is de voorwaarde tot liefde en dus ook het fundament van geloof. In vrijheid worden we geboren. Helaas wordt die vrijheid soms geknecht door politieke heersers. Maar ten diepste blijven we vrij. We zijn vrij om te kiezen voor God of niet. Die vrijheid is soms zwaar om te dragen, maar zonder haar is het geen leven hier op aarde. In geen geval zijn we marionetten van God. De Heer gunt ons het leven, en dat zal bestaan uit hoogten en laagten, en misschien kort duren, of misschien lang. Hij gunt ons ook zijn Liefde, maar dringt ze nooit op. Wanneer wij ons ervoor openstellen, geeft God ze ons als geschenk, vergezeld van een wenskaartje met 'Zomaar' erop. 

    We mogen ons gelukkig prijzen, we hebben het getroffen. En dat mogen we vieren op Laetare-zondag. Een ogenblik van blijheid, van dankbaarheid, te midden van de spirituele zoektocht die de Veertigdagentijd is.