Op Goede Vrijdag, daags vóór de Paasnacht, gedenken we de
dood van Jezus Christus aan het kruis. Hij is veroordeeld tot een straf die dieven
en moordenaars toekomt: een schandelijke dood. Bewijslast is er niet, dat stelt
Pontius Pilatus al vast. Hij vindt geen schuld in Hem. Toch zal Jezus de weg naar Golgota gaan en zal Hij gekruisigd worden. Het volk schreeuwt om zijn dood. Enkele dagen daarvoor wordt
Hij onder blij gezang nog als een koning onthaald in Jeruzalem.
Op zich
Goede Vrijdag verwijst met zijn paradoxale ‘goedheid’ naar
Pasen, naar wat er op volgt. Niettemin staat Goede Vrijdag terecht op zichzelf
als dag. Op Goede Vrijdag is er geen sprake van goed nieuws. Er is weinig vooruitzicht. Het is een dag van
verontwaardiging, verdriet en van onmacht. Deze dag maakt ons duidelijk dat
mensen manipuleerbaar zijn en dat recht bijlange niet altijd geschiedt. Onrecht
is eigen aan een wereld waar macht, geld en aanzien primeren op vrijheid, recht
en gelijkwaardigheid.
Schijnvanzelfsprekendheden
Het is ook voor onze tijden een belangrijke les. Wij, die
onze vrijheid veel te vanzelfsprekend vinden, hebben Goede Vrijdag nodig om te beseffen
dat ons verworven welzijn bijzonder wankel en hoegenaamd niet bestendig is. Twee
Wereldoorlogen hebben onze streken in de vorige eeuw geteisterd, en ook voorheen
hebben er al te vaak oorlogen en twisten gewoed, met de bijhorende onzekerheid
en ellende. Vrede, respect en welzijn zouden diepe menselijke vanzelfsprekendheden moeten
zijn. Ze zouden ons sociale en politieke landschap te allen tijde moeten
sieren.
Jezus heeft het onrecht ondergaan, totterdood. Hij heeft het niet goedgepraat. Het moest zo zijn. Waarom? Omdat mensen zo zijn. Mensen kunnen elkaar de hel aandoen. Het kwaad waartoe mensen in staat zijn, overstijgt de meest ijzingwekkende verbeelding. In het contrast tussen wat naar Gods genade verwijst en wat naar menselijke genadeloze vernietiging leidt, daar staat de kernboodschap van Goede Vrijdag.
Duisternis
Mensen kunnen wreed zijn voor hun medemensen. Honger. Onrecht. Hufterigheid. Afschuw. Marteling. Leedvermaak. Verkrachting. Dood. Duisternis. Alles wat het licht niet verdraagt. Dat is Golgota.
Goede Vrijdag is een open wonde, een scherpe pijn om wat
niet zou mogen gebeuren. Het zijn tranen die genegeerd worden, die in
redevoeringen of scheldtirades goedgepraat worden door een mens die zichzelf god
waant en die daarin wordt toegejuicht door een volgzame meute. Frustratie,
jaloezie, ergernis, kortzichtigheid: dat is wat de farizeeën bij het volk
hebben aangewakkerd en aangestookt. Het is van alle tijden. Helaas.
Oneerlijk
Jezus is de weg tot het einde gegaan. Hij wist wat er komen
zou. Door het oog van de naald zou Hij gaan, pijnlijk en onmenselijk zwaar,
om het koninkrijk van God te ontsluiten. (Matteüs 19, 24) De beker van het
lijden heeft Hij tot de bodem leeggedronken. (Matteüs 20, 22) Tot zure wijn toe. (Lucas 23, 36) Dat is Goede
Vrijdag. Deze dag wil ons geloof verdiepen door het scherpe en ruwe aspect van Christus’
Boodschap te onthullen. Het is een dag zonder blijdschap, zonder hoop, zonder schoonheid, zonder
vooruitzicht.
Uiteraard weten we dat straks weer in blijdschap wordt gezongen. Maar nu niet. Nu kraakt en schuurt ons geloof, zoals het leven soms kan zijn. Ook daartoe is Goede Vrijdag een verdieping van ons geloof. We vinden in Golgota een aansluiting bij de donkerste hoeken van een mensenleven. De Mensenzoon heeft het doorgemaakt: God zelf.
Ziekte. Leed. Uitzichtloosheid. Eindigheid. Gemis. Alles wat we zo vrezen. Ook dat is Golgota.
Toch wordt al op Golgota een eerste sprankel hoop gegeven. Jezus belooft dat de berouwvolle en gelovige misdadiger met Hem in het Rijk Gods zal zijn, diezelfde dag nog. (Matteüs 23, 43)
Laten we bidden en mediteren bij de kruisdood van onze Heer Jezus Christus. Laten we bidden voor de mensen die leed en pijn moeten doorstaan. En laten we bovenal verenigd zijn in geloof en gebed.