Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

28 augustus 2021

De kracht van Gods Woord: geboden van God versus regels van mensen (28-29 augustus 2021)

Enkele Schriftgeleerden en farizeeën betrappen de leerlingen van Jezus er op dat ze aan het eten zijn zonder hun handen te hebben gewassen. Stel je voor! Ze aarzelen ook niet om Jezus hier streng op aan te spreken. “Schande!”, klinkt als ondertoon in hun woorden.


Oergevoel van reinheid
Doorheen de tijd zijn reinheidsvoorschriften gegroeid die zich baseren op bestaande gewoonten, maar dan veel verstrengd. Zo gaat Leviticus 15 bijvoorbeeld uit van een verstandig principe: het schrijft voor dat je je handen, je lichaam en je kledij moet wassen wanneer je iemand met een geslachtziekte hebt aangeraakt (Leviticus 15, 11). Deze regel wordt vervolgens fors uitgebreid. Wanneer je op een publieke plek bent geweest, kan je een onrein iemand hebben aangeraakt zonder het te weten. Wanneer je van de markt komt, hoor je jezelf te wassen ten tijde van Jezus, want je zou ongewild onrein kunnen zijn. Hoewel deze regels zelfgemaakt zijn, krijgen ze een belangrijke plaats in de godsdienstbeleving en lijken ze belangrijker te zijn geworden dan Gods Wet. Het zijn eenvoudige voorschriften, ze vragen op zich niet veel denkwerk. Je mag alleen niet vergeten om ze telkens opnieuw correct uit te voeren. Omdat de voorschriften van rituele aard zijn, duidelijk zichtbaar zijn en veel tijd in beslag nemen, sluiten ze aan bij een oergevoel van godsdienstigheid en lijken ze belangrijk en passend om God goedgunstig te stemmen.

De Schriftgeleerden en farizeeën zien de lakse houding van de leerlingen en van Jezus zelf tegenover tradities van hun voorvaderen als ongehoorzaamheid tegen de godsdienst zelf. Jezus is heel duidelijk: de wetten, gebruiken en gewoonten van mensen zijn niet heilig. Ze mogen niet op dezelfde hoogte gesteld worden als Gods geboden. Jezus verwijt de Farizeeën dat ze zodanig secuur en correct willen zijn in alle kleine gewoonten, dat ze de grote Boodschap zijn vergeten.

Gods Woord versus woorden van mensen
Hij vernoemt Jesaja in zijn niet verkeerd te verstaan verwijt aan hun adres. Ze eren God met hun lippen, maar niet met hun hart, ze zien godsdienst als plicht, aangeleerd door mensen (Jesaja 29, 13). Jezus’ aanval is doeltreffend: ze worden met de Schrift zelf de mond gesnoerd. Jezus laat het niet bij een citaat uit Jesaja. Hij verduidelijkt zijn standpunt. Gods Verbond gaat niet over uiterlijk vertoon en rigoureuze regeltjes. Het gaat over het hart van het Volk, over wat ze denken en voelen.

Godsdienst en regeltjes lijken elkaar aan te trekken. Ook de christelijke traditie kent in al haar geledingen veel gewoonten en gebruiken. De liturgie is heel fijn uitgewerkt, met eigen tradities en handelingen, lang niet altijd gebaseerd op de Schrift zelf. Let wel: met zijn uitval tegen de farizeeën gooit Jezus deze regels niet omver. Hij maakt wel duidelijk dat er een verschil in belang is. Je kan niet vallen over fouten tegen kleine regeltjes en tegelijk de zware fouten tegen Gods geboden niet opmerken of er zelf tegen in de fout gaan.

De farizeeër in ons
Het doet me spontaan denken aan de Tridentijnse liturgie, die minutieus voorschreef hoe luid een priester een tekst hoorde te bidden, welke houding zijn handen en vingers aan moesten nemen, hoe diep hij moest buigen, welke vingers elkaar hoorden te raken bij het vasthouden van de beker of ciborie. Priesters werden door hun confraters op de vingers getikt wanneer ze de “canonieke vingers” niet hadden bewaard. Met duimen en wijsvingers werd de hostie vastgehouden, bladzijden omdraaien hoorde men met de andere vingers te doen. Stel je immers voor dat een partikel van de geconsecreerde hostie in het missaal terecht zou komen, of erger nog: op de grond. Ook hier was het principe heel mooi: als Jezus aanwezig is in de hostie, dan hoort Hij niet ondankbaar op de grond te vallen. Soms vinden wij, mensen, de grens niet tussen wat belangrijk is en wat bijkomstig. Er zit een stukje farizeeër in elk van ons. Daar komt Jezus tussenbeide. 

Ook nu hebben wij christenen al te vaak de neiging om medegelovigen de les te spellen met het opgestoken wijsvingertje. We doen hetzelfde met de samenleving in het algemeen. Vanuit christelijke hoek komen vaak uitspraken over wat niet kan, wat niet mag, wat oneerbiedig is en wat onwaardig. Nog los van de vraag of we dat terecht doen of soms beter niet zouden doen, is de kernvraag van Jezus essentieel voor ons, christenen: “Gaat dit over God en zijn Boodschap of zijn het regeltjes van mensen?” Daar meteen aan gekoppeld volgt de vraag: “Wat doen wij zelf? Welke boodschap dragen wij uit?” Jezus confronteert ons met één van de moeilijkste opdrachten van ons geloof: wees streng voor jezelf voordat je streng bent voor anderen en baseer je daarbij op Gods Boodschap. Zorg dat niemand je terecht kan verwijten: “Wat je zegt, dat ben je zelf!”

21 augustus 2021

Andere tijden: een gevoelig fragment uit de Efeziërsbrief (21-22 augustus 2021)

Paulus heeft een Vlaams minister aardig doen schrikken enkele jaren geleden. De minister twitterde boos dat vrouwonvriendelijke uitspraken voor hem niet konden op de openbare omroep op kosten van de overheid. De lezing in de zondagsviering op de televisie waar de minister over struikelde, kwam uit de Efeziërsbrief: “Vrouwen, weest onderdanig aan uw man als aan de Heer”. We hebben intussen de 3 cycli van zondagslezingen doorlopen en zijn komende zondag opnieuw aanbeland bij dit epistel. 

Ik las de tekst zelf ooit voor tijdens een jaarmis van de vrouwenvereniging KVLV: een onvergetelijke ervaring. Het was toevallig de epistellezing van die week. Ik zag de ogen van de dames steeds groter worden van verontwaardiging. Een ander jaar had ik de eer om de dames voor te lezen over een vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op elke kop een diadeem (Apokalyps 11). Een dame verstopte haar eigen diadeem ijlings in haar handtas. Daaruit heb ik iets geleerd: niet alle teksten kan je zomaar op een argeloos publiek loslaten.

De teksten van toen

De Schrift is niet in één pennentrek geschreven, maar kent een lange ontstaansgeschiedenis. De verhalen strekken zich uit van ongeveer 1400 vóór Christus tot 100 na Christus. De eerste schriftelijke neerslag van verhalen dateert van ongeveer 950 vóór Christus. De katholieke Kerk erkent 73 boeken die samen de Bijbel vormen. We lezen dus uit een verzameling van boeken waarvan de meest recente meer dan 1900 jaar geleden zijn geschreven. De minst respectvolle wijze van omgaan met de Schrift is de teksten in een spreekwoordelijke teletijdsmachine naar het hier en nu doorstralen zonder er bij na te denken.

Bij het lezen van de Schrift en het begrijpen van de betekenis voor ons, is het vooral van belang om niet te gaan schuilen in de valse zekerheden van zwart-witdenken. De Schrift letterlijk lezen, vrij van interpretatie, is een illusie. Wat wij lezen, is immers al een vertaling van de grondtekst en elke vertaling is al een vorm van interpretatie. Bovendien zijn de teksten geschreven aan de hand van vertelvormen en beelden van die tijd, gewoonten en principes van die tijd.

De tijd van toen

De maatschappij is op een andere wijze gestructureerd ten tijde van Christus dan nu. Er zijn andere evidenties dan nu. In zijn tijd is de man het hoofd van een huishouden, en is hij verantwoordelijk voor zijn vrouw, zijn slaven en zijn bezit. Slavernij wordt in de Bijbel niet in vraag gesteld, de ondergeschiktheid van de vrouw evenmin. Jezus organiseert geen protestbeweging tegen maatschappelijke ongelijkheid. Hij veroordeelt zelfs de Romeinse overheersing niet, maar zoekt de consensus op: “Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, geef aan God wat God toekomt.” (Matteüs 22, 15-21) Jezus verkondigt de blijde Boodschap, een verhaal van innerlijke bekering en van liefde voor God en de naasten. Hij leidt geen actiecomité voor maatschappijhervorming.

Paulus staat in een compleet andere positie. De Kerk van Christus krijgt stilaan vorm, verspreid rond de Middellandse Zee, en moet op een ordelijke manier georganiseerd worden om te overleven. Chaos en afscheuring zijn nooit ver weg. Paulus is opgegroeid in een hiërarchische maatschappij en beschouwt ongelijkheid en ondergeschiktheid als vanzelfsprekend, tot op zekere hoogte.

Paulus en de vrouwen

Wat schrijft Paulus aan de christenen van Efeze in die beruchte briefpassage? Men struikelt over vers 22 dat vrouwen opdraagt om ondergeschikt te zijn aan hun mannen zoals aan de Heer. Dit schrijft Paulus trouwens ook in 1 Korintiërs 11, 3.

Paulus wil tevens dat vrouwen hun hoofd bedekken (1 Korintiërs 11, 7-9) en dat ze tijdens bijeenkomsten stil zijn (1 Korintiërs 14, 34-35; 1 Timoteüs 2, 11-12). Het zijn uitspraken die onze hedendaagse tenen doen krullen. Enkele generaties geleden waren dergelijke regels echter nog gemeengoed. Dit even terzijde.

Milde ongelijkheid bij Paulus

Paulus worstelt zelf trouwens met principiële ongelijkheid. Aan de Galaten schrijft hij dat er door het doopsel geen Joden of Grieken meer bestaan, geen slaven of vrijen, geen mannen of vrouwen: allen zijn één in Christus Jezus (Galaten 3, 28).

Door zo zwaar te struikelen over vers 22 in het vijfde hoofdstuk van de Efeziërsbrief, lezen we veel te vlug over het voorafgaande vers. Daarin staat immers dat iederéén aan elkaar is ondergeschikt uit eerbied voor Christus. Na het benoemen van dit principe uit de Blijde boodschap, volgt Paulus echter de maatschappelijke orde opnieuw.

Vers 28 daarentegen is voor zijn tijd een gedurfde uitspraak. Paulus beklemtoont dat de man zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf. In het Grieks gebruikt hij als werkwoord “ofeilousin”, wat wijst op een morele plicht. Paulus doet geen warme aanbeveling, het is een kwestie van moeten. Niet evident in de eerste eeuw na Christus!

Postpatriarchaal

Onze samenleving is in volle evolutie en zoals vaak gebeurt dat in een slingerbeweging. De gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen is grotendeels gerealiseerd in onze maatschappij, al blijft het verleden nog voelbaar. Vandaar dat we ook bijzonder gevoelig zijn voor naklanken uit de patriarchale structuur.

De gelijkwaardigheid is een recent verworven recht, en absoluut geen evidentie. Dat merken we in de samenleving zelf. Er bekleden weinig vrouwen een politieke eindverantwoordelijke functie. Er bestaan nog steeds situaties waarin vrouwen en mannen niet hetzelfde loon verdienen voor dezelfde arbeid.

Niet schrappen, misschien kritisch selecteren

Misschien is dit fragment uit de Efeziërsbrief niet langer een aanbevolen passage als inspiratie in de zondagsliturgie. De Schrift herschrijven is niet aan de orde. Een meer eigentijdse vertaling kan een aanzienlijk verschil maken. Uiteindelijk weerspiegelen Bijbelteksten altijd de tijden waarin de ze zijn geschreven. Het is dus ook aan te bevelen om de meest inspirerende passages uit de Schrift te selecteren om voor te lezen op zondagen. De keuze hoeft daarom niet enkel te vallen op passages die aaibaar zijn en makkelijk te consumeren. Er mag wat uitdaging in de Schriftlezingen zitten. In het geval van Efeziërs 5 gaat de eigenlijke boodschap helaas verloren in onbegrip en misvattingen.

De Schrift in haar geheel is waardevol, maar niet iedere passage is even betekenisvol in de liturgie. Het is bijvoorbeeld ook niet interessant om Numeri 2 en Numeri 7 voluit in de zondagsliturgie voor te lezen: het zijn ellenlange opsommingen van getallen. Zo kunnen we ook nadenken of deze passage uit de Efeziërsbrief in onze tijd interessant is, als zoveel begeleidende uitleg wenselijk is opdat de boodschap niet verkeerd opgevat zou worden.

Vers 21

Toch mag het kind niet met het badwater worden weggegooid, of in ons geval: voorzichtig opzijgeschoven. Vers 21 geeft ons in weinig woorden heel wat stof om na te denken. In Christus zijn we allemaal aan elkaar ondergeschikt. We moeten elkaars dienaars zijn, niet elkaars bazen. Dat demonstreert Jezus zelf als geen ander tijdens de voetwassing (Johannes 13, 3-16). Dan is het Petrus die worstelt met de hiërarchische orde. Een tip: sta vandaag eens stil bij vers 21.

14 augustus 2021

Maria ten hemel opgenomen, niet opgevaren (15 augustus 2021)

Op 15 augustus vieren we de Tenhemelopneming van Maria. Het hoogfeest is ingesteld in 1950. We vieren het dus nog niet zo lang met de huidige invulling. Laten we even in de geschiedenis duiken om te ontdekken hoe dit feest en het daaraan gekoppelde dogma zijn ontstaan.
Eerste Vaticaans Concilie
De vraag om een dogmatische omschrijving voor de opneming van Maria in de hemel wordt al geformuleerd tijdens het Eerste Vaticaans Concilie, anno 1869. Dit concilie is het eerste sinds Trente, dat dan ruim 300 jaar is beëindigd. Door de inname van Rome moet het concilie in allerijl afgebroken worden in 1870. Het zal ruim 90 jaar duren vooraleer het Tweede Vaticaans Concilie de Kerk opnieuw fundamenteel bij de tijd tracht te brengen.

Men keurt in dit kort concilie wel de onfeilbaarheid van de paus goed. Dit is een omstreden beslissing: de paus kan hierdoor bij hoge uitzondering en om dringende redenen vanuit de pontificale stoel een uitspraak doen over geloof of moraal zonder consultatie van de kardinalen, maar vanuit zijn Petrusambt, gesteund door de heilige Geest. Dit geeft de paus een feitelijk eindgezag. Het betekent niet dat de paus als persoon onfeilbaar zou zijn. Enkel wanneer de paus onder de strikte voorwaarden ex cathedra spreekt, geldt de onfeilbaarheid. In de praktijk wordt de pauselijke onfeilbaarheid slechts één keer ingeroepen sinds het Eerste Vaticaans Concilie: paus Pius XII kondigde in 1950 ex cathedra het vierde Mariadogma af: de Tenhemelopneming van Maria.
Mariadogma's
Er zijn op dat ogenblik al drie Mariadogma’s. De eerste twee dogma’s dateren uit de vroege Kerk. Maria is de Moeder van God: dit dogma garandeert de volwaardige menselijkheid van Jezus. Maria is Maagd gebleven na de geboorte van Jezus. Ook dit dogma omschrijft vooral Jezus: Hij is niet ontstaan uit gemeenschap tussen Jozef en Maria. Hij is niet enkel volwaardig mens, Hij is ook volwaardig de Zoon van God. Het Moeder Godsdogma werd in het concilie van Efeze (in het jaar 431) bekrachtigd, de Maagdelijke geboorte in de concilies van Nicea (325) en Constantinopel (381).

In 1854 wordt een derde dogma toegevoegd: de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Maria blijft gevrijwaard van de erfzonde, waardoor Jezus vrij van zonde kan worden geboren. Ook dit dogma beschrijft uiteindelijk Jezus Christus. Het dogma wordt echter door de paus afgekondigd, zonder consultatie van de kardinalen, zonder concilie. Het derde Mariadogma wordt na het Eerste Vaticaans Concilie beschouwd als de eerste pauselijke uitspraak ex cathedra, met terugwerkende kracht als het ware. Het dogma van de Tenhemelopneming van Maria is dan in 1950 de tweede keer.

Na dit dogma groeit de Mariadevotie tot ongekende hoogten. In 1858 hoort Bernadette Soubirous Maria tot haar spreken. Maria bevestigt het dogma en zegt: “Ik ben Onbevlekt Ontvangen.” Dat luidt het begin in van de Mariadevotie in Lourdes. In 1917 verschijnt Maria in het Portugese Fátima. In 1932 en 1933 zijn er verschijningen in Beauraing, in 1933 in Banneux, beiden in België. Vanaf 1945 verschijnt Maria aan Ida Peerdeman in Amsterdam. In het totaal verschijnt Maria op 9 plaatsen tussen 1854 en 1945, en 2 keer in de 10 jaar vlak vóór de afkondiging van het dogma (in Rome en daarna ook in La Sallette in Frankrijk). Daarbuiten zijn er slechts 5 erkende verschijningsplaatsen doorheen de (bijna) twintig eeuwen christendom.

Nieuwe golf
Na de Tweede Wereldoorlog wordt steeds luider geroepen om een nieuw dogma. Men vraagt om de Tenhemelopneming eindelijk in een dogma te gieten. Een 13e eeuwse legende van de dominicaan Jacobus de Voragine beschrijft hoe Maria lijfelijk ten hemel opstijgt na haar overlijden. De legende neemt een belangrijke plaats in de Mariadevotie in, maar steunt op geen enkele Schriftpassage.

Met de Tenhemelopneming van Maria wordt een tweede dogma afgekondigd dat niet in de Schrift vermeld is en voor het eerst een dogma dat niets over Jezus of de Drievuldigheid definieert maar enkel over Maria gaat. Er is wel een heel breed draagvlak voor in de Kerk op dat ogenblik. Sterker nog: er wordt daarnaast ook geroepen om een dogma dat Maria Medeverlosser zou noemen. Dat dogma is er nooit gekomen. Het zou Maria tot een Goddelijke status verheffen, aan de Triniteit gelijk. Er is misschien in de Mariadevotie een zeker draagvlak voor, maar er zijn theologisch gezien te veel bezwaren tegen. 

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft een perspectiefwissel gecreëerd en heeft de aandacht opnieuw sterker gericht op Jezus. Laten we niet vergeten dat in de jaren van het dogma de God een strenge rechter is en dat zonde, het oordeel en de hel grote angst inboezemen, terwijl Maria als nabije Moeder de belangrijkste voorspreekster voor de katholieke gelovigen is. Ze vertegenwoordigt ook het vrouwelijk aspect in het epicentrum van ons geloof. Toch is een evenwichtige en Bijbels verantwoorde verering van Maria het mooiste eerbetoon aan de Vrouw die God langs de engel Gabriël toezegde om de heilsgeschiedenis een nieuwe en onomkeerbare wending te geven door de Messias te baren en doorheen zijn leven bij te staan, tot voorbij zijn dood aan het kruis.
Geen hemelvaart
Er is met het afgekondigde dogma immers iets vreemds gebeurd. Men is in de praktijk gaan spreken over Maria Hemelvaart, geheel ten onrechte. Jezus is ten hemel opgevaren omdat Hij de Zoon van God is en aan de rechterhand van de Vader gaat zetelen in de hemel. Maria daarentegen is door God in de hemel opgenomen omdat ze de Moeder Gods is. Dit heeft ze echter niet uit eigen kracht gedaan. Het is een kwestie van aandrijving: God is de heilsbrenger en de Verlosser. 

Binnen de katholieke Kerk voelt het niet vreemd of verkeerd aan dat God beslist zou hebben om Maria in de hemel op te nemen na haar dood. Die veronderstelling wordt overigens ook vrij vlot voor alle andere heiligen aangenomen. Een heel ander paar mouwen is de gedachte dat Maria uit eigen kracht naar de hemel zou zijn opgevaren. De begrippen lijken wat op elkaar natuurlijk, en in het Latijn is de verwarring nog groter: “assumptio” (opname) versus “ascencio” (opstijging). Toch blijft het merkwaardig dat er parochies en scholen bestaan met de naam “Maria Hemelvaart” en dat veel kalenders het hoogfeest zo benoemen. Soms heeft het te maken met onwetendheid, soms is het een bewuste keuze. 

Wanneer ik de foutieve benaming op een kalender zie staan, ben ik altijd geneigd om het te corrigeren zoals een dt-fout. Is een dt-fout een vreselijke ramp? Neen, natuurlijk niet. Maar juist is altijd beter. Soms maakt het een wereld van verschil. Wat het dogma betreft, is het een kwestie van aandrijving. God heeft het eerste en het laatste woord.

08 augustus 2021

Heilige Teresa Benedicta van het Kruis: Edith Stein (9 augustus 2021)

Teresa Benedicta van het Kruis werd in 1891 geboren als Edith Stein in Breslau in het toenmalige Pruisen, wat nu Polen is. Ze overleed in Auschwitz-Birkenau, vermoedelijk op 9 augustus 1942.

Als jongste van elf in een orthodox-joodse familie werd ze, naar eigen zeggen, in 1904 atheïste onder invloed van de moderne denkers en biologische wetenschap. Ze studeerde Duits, filosofie, psychologie en geschiedenis. Edith werd assistente bij de Duitse filosoof Edmund Husserl, die haar in contact bracht met het christelijk geloof. Ook hij was van geboorte joods, maar liet zich dopen. De kennismaking met teksten van de heilige Theresia van Ávila betekende een keerpunt in haar leven. 
Woelige tijden
Edith bekeerde zich tot het katholicisme en liet zich in 1922 dopen. Ze begon les te geven op een meisjesschool. Onder het nazisme werd ze echter al vrij vroeg geconfronteerd met het antisemitische bewind van Adolf Hitler. Geclassificeerd als "Jude" viel Edith Stein onder het "Berufsverbot" en moest ze haar baan opgeven. In een brief aan paus Pius XI vroeg ze hem om het nationaalsocialisme uitdrukkelijk te veroordelen. “Zij die niet spreken, dragen mee de verantwoordelijkheid.”, zei Edith Stein in die context.
Karmelietes
In 1934 trad ze binnen bij de orde van de ongeschoeide karmelietessen in Keulen en nam ze de kloosternaam Teresa Benedicta van het Kruis aan. Twee jaar later liet ook haar zus Rosa zich dopen. Edith Stein ging in 1938 naar een karmelietessenklooster in het Nederlandse Echt in een poging zo aan de vervolging te ontsnappen. Een jaar later volgde ook haar zus Rosa.

Onder Duitse bezetting werden beiden in 1942 opgepakt door de Gestapo tijdens een razzia over heel Nederland om alle niet-arische katholieken te arresteren op bevel van Hitler. Dit was het antwoord op de publieke verklaring van de Nederlandse bisschoppen die de praktijken van de nazi’s veroordeelden. Via kamp Westerbork werden Edith en haar zus Rosa naar Auschwitz gedeporteerd. Op 9 augustus, werden de twee zusters in een gaskamer van het concentratiekamp gedood.

In 1998 werd Teresa Benedicta van het Kruis door paus Johannes Paulus II heiligverklaard. Ze is samen met Catharina van Siena en Birgitta van Zweden beschermheilige van Europa.

Inspiratiebron
De heilige Teresa Benedicta van het Kruis kan ook vandaag ons geloof mee inkleuren. Ze blijft voor alles een herinnering aan wellicht de grootste schandvlek van de twintigste eeuw in Europa. Als patroonheilige van Europa blijft ze een waarschuwing tegen elke heropflakkering van denkpatronen uit dit gruwelijke verleden. Elke vorm van vooroordeel tegen een bevolkingsgroep louter omwille van wie ze zijn, is en blijft onmenselijk, en een vernedering van het gezond verstand en het oprecht geweten.

Maar Teresa Benedicta van het Kruis is zoveel meer dan de vervolging die ze heeft doorgemaakt. Haar bijna mystieke verbondenheid met God in gebed kan ons blijvend inspireren. “Leg al je zorgen over de toekomst in vertrouwen in Gods handen. Laat je leiden door God.”, geeft ze ons als raad mee. 

Laten we afsluiten met een gebed van de heilige Teresa Benedicta van het Kruis. 
“Vervul mijn geest met vreugde, moed en sterkte om U te dienen. Wek uw liefde in mij en ga met mij het pad dat voor mij ligt. Ik kan niet ver vooruit kijken, maar aan de horizon aangekomen, zal ik mijn nieuwe uitdagingen met vrede aannemen.”

05 augustus 2021

Heilige Dominicus: Geloven in denken en in doen (8 augustus 2021)

Doorheen de tijden waren er geregeld mensen die de Kerk wezen op hun oorsprong, hun wortels, vooral wanneer bezit en macht de waarheid vertroebelen en de Kerk doen wegdrijven van haar diepste boodschap. Dat deed ook de heilige Dominicus. Hij wordt op 8 augustus gevierd, maar verdwijnt nu even achter de zondagsliturgie. Zijn boodschap is echter zo belangrijk, dat er op de blog ruimte voor wordt gemaakt.

De heilige Dominicus (geboren Domingo Guzmán) is geboren in Caleruega in het toenmalige koninkrijk Castilië in 1170. Na zijn opleiding reisde hij naar Scandinavië in opdracht van de koning van Castilië. Dominicus vatte hierdoor het idee op om in Scandinavië te gaan missioneren.

Katharen: afwijking met wijsheid
In 1206 kreeg hij van de paus een missietaak in de Languedoc, waar hij samen met cisterciënzers de katharen moest bestrijden. De katharen streefden naar volmaakte zuiverheid en vonden de Roomse Kerk teveel gericht op rijkdom en macht. Er werd veel klemtoon gelegd op mystieke ervaring en op de gevaarlijke aanwezigheid van de duivel op aarde. Ze waren ook in onze contreien heel actief. De paus zag in de beweging een bedreiging voor de eenheid van de Westerse Kerk. De zogenaamde Albigenzische kruistochten moesten een einde maken aan het katharisme.

De lokale geestelijken bereikten weinig omdat ze hooghartig overkwamen en luxueus leefden. Dominicus besefte dat ze de vooroordelen bevestigden. Volgens hem moest de afwijkende geloofsleer bestreden worden door predikers die met een eenvoudige leefstijl hun woorden geloofwaardigheid en autoriteit verschaften. Hiermee nam hij eigenlijk ook de zinvolle standpunten van de katharen heel ernstig. Het getuigde van grote wijsheid. De cisterciënzermonniken met wie Dominicus rondtrok, bezaten te weinig kennis om hun argumenten tegen te spreken. Hierdoor ging hij nog meer beseffen dat geloofskennis cruciaal was om de kracht van het geloof in de wereld te brengen.

Een nieuwe orde
Eind 1206 stichtte hij een vrouwenklooster, het eerste van de latere dominicanessen. In Toulouse begon Dominicus met de oprichting van een orde voor de prediking. In 1215, tijdens het Vierde Lateraans Concilie werd de orde officieel erkend onder de naam Ordo Praedicatorum. Vandaar dat de dominicanen ook bekend staan als 'predikheren'. Dominicus zond zijn bedelbroeders uit naar Parijs, Spanje en Italië om theologie te studeren. De combinatie van bescheidenheid en wijsheid werd kenmerkend voor de dominicanen. Er ontstond een internationale orde die in 1220 voor het eerst in Bologna een generaal kapittel hield. De nadruk kwam sterk te liggen op studie en het in praktijk brengen van het Woord.
Geloof voor alle mensen
Dominicus is ook bekend om zijn ijverige prediking ter promotie van het rozenkransgebed. Dit eenvoudige gebed gaf ongeletterde mensen die geen Latijn verstonden de kans om zich volledig te engageren in gebed. Door zijn opgewekte aard, zijn praktische instelling en zijn scherp oog voor de tekenen van de tijd wist Dominicus mensen te inspireren. Hij richtte een dynamische orde op met als hoofdtaken prediking en zielzorg.

Nog bij leven deed hij afstand van de leiding van zijn orde. Uitgeput door het vele reizen stierf hij op 6 augustus 1221 te Bologna. Van Dominicus zijn behalve enkele brieven geen geschreven werken bewaard gebleven. In 1234 al werd hij door paus Gregorius IX heilig verklaard. Zijn feestdag is 8 augustus.
Wijsheid voor vandaag en morgen
Dominicus blijft een inspiratiebron voor ons door zijn oog voor authenticiteit en voor kennis. Het seksueel misbruik binnen de Kerk is een pijnlijke vorm van niet authentiek zijn. Dat illustreren de teleurgestelde reacties van zoveel gelovigen. Het heimwee naar de triomfalistische Kerk van weleer is ook nooit ver weg. Mensen voelen zich soms ongemakkelijk in een kleiner geworden Kerk en zoeken meer uitgesproken standpunten en belevingsvormen. De eerste vraag moet zijn of we daarmee dichter bij Christus' boodschap komen.

De boodschap van Dominicus is boeiend en brandend actueel
- Een geloofsgemeenschap die de boodschap van Christus belijdt, maar er niet naar leeft, is een zinkend schip. Dat moeten we voor ogen houden. 
- Verantwoordelijken in de Kerk, die macht toegeëigend krijgen, mogen nooit vergeten dat ze vóór alles dienaars van allen zijn en een voorbeeldfunctie hebben. 
- De Kerk moet blijven zoeken naar nieuwe wegen om haar kennis zo breed mogelijk te delen, vooral met jonge gelovigen.