Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

29 februari 2024

"Weg ermee!" (2-3 maart 2024)

Het Joodse paasfeest is op handen en dan trekken duizenden mensen naar Jeruzalem op bedevaart. Voor de geldwisselaars en koopmannen is het een uitgelezen kans om handel te drijven en inkomsten te halen uit deze grote menigte. Het rovershol dat Jezus aantreft, is dus geen wekelijkse aangelegenheid: het is uitzonderlijk. Zijn verontwaardiging is groot. Hij vindt dat de tempel, die aan zijn Vader toegewijd hoort te zijn, ontheiligd wordt door de geldzuchtige handelaars en Hij jaagt hen er uit. Weg ermee!

El Greco

Eind zestiende en begin zeventiende eeuw wordt de tempelreiniging wel vaker in schilderwerken uitgebeeld: denken we maar aan Stradanus, Jacob Jordaens, Francesco Boneri en Rembrandt. Er is een zekere analogie qua thematiek met de religieuze realiteit van de protestantse reformatie en de daaruit voortkomende katholieke contrareformatie.

El Greco, Spaans voor ‘de Griek’, is geboren in 1541 op Kreta. Hij overlijdt in het Spaanse Todedo in 1614. Zijn echte naam is Domenikos Theotokopoulos. De meeste van zijn werken zijn religieuze taferelen. Hij schildert lange tijd in Venetië en trekt uiteindelijk in 1570 naar Spanje, waar hij gaandeweg zijn eigen stijl ontwikkelt, die gekenmerkt wordt door sterke contrasten, ongebruikelijke kleurencombinaties en rijzige figuren. Hij neemt steeds meer afstand van realistische verhoudingen, waardoor hij in het impressionisme en expressionisme opnieuw onder de aandacht komt.

We bespreken hier El Greco’s Tempelreiniging van omstreeks 1600, geschilderd in tijden van volle godsdienstoorlog. Het werk hangt heden ten dage in de National Gallery in Londen. El Greco heeft doorheen zijn leven vier versies geschilderd.


Het kwaad

Er is in dit werk een figuratieve scheiding gemaakt tussen goed en kwaad. Jezus vormt de formele grens: Hij waakt over het goede en jaagt het kwaad weg. Onder de kooplieden, links afgebeeld in het werk, heerst chaos en verwarring. Ze nemen drukke houdingen aan en kijken van elkaar weg, vooral bekommerd om hun eigen situatie en hun eigen materiaal. Enkelen deinzen angstig terug voor Jezus, in een afwerende houding. Anderen dreigen dan weer te vallen. Vooraan zien we een omvergegooide tafel.



De leerlingen

Aan de rechterzijde krijgen twee leerlingen een rustige, standvastige pose toebedeeld, vooraan. Ze neigen zich naar elkaar toe en kijken aandachtig en met verbazing naar wat zich voor hun ogen afspeelt, alsof ze het analyseren en trachten te begrijpen. De twee apostelen zijn ouder en hebben een baard, wat hun wijsheid wil beklemtonen. Vooral de apostel vooraan heeft er alle vertrouwen in: hij is op één knie neer gaan zitten en laat zijn hoofd op zijn hand steunen. Hij lijkt absoluut niet bang te zijn om omvergeduwd of -gelopen te worden.

Achter hen staan nog eens vier leerlingen te overleggen. Eén leerling springt er uit: de beminde leerling, die veel jonger is dan de anderen. De traditie linkt de evangelist Johannes met de beminde leerling. Hij legt uit wat er gebeurt. Niet toevallig voegt de evangelist Johannes als enige immers toe in het verhaal: “Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.’” (Johannes 2, 17) Het Goddelijke mysterie krijgt alle ruimte aan deze zijde van het schilderij. 

Uiterst rechts komt een handelaar nietsvermoedend aan met koopwaar in een mand op het hoofd. Het contrast met de ontredderde man met de mand links kan niet groter zijn. Wanneer de handelaar straks ziet wat er gebeurt, zal deze de fout van de concullega's hopelijk niet meer begaan. Na Jezus’ lijden en dood zullen zijn volgelingen ook een juister inzicht verwerven.

Jezus centraal

Opdat Jezus meteen in het werk zou opvallen, staat Hij centraal en heeft Hij als enige een rood kleed aan. Hij staat bovendien centraal onder de boog van de tempelpoort, een verwijzing naar zijn uitspraak: “Ik ben de deur.” (Johannes 10, 7) Doorheen die poort zien we de buitenwereld. Er lijkt regen aan te komen, wat in het vrij droge klimaat van Israël (en van Spanje) een teken van hoop en nieuwheid is. Zo zal ook Jezus’ dood een nieuw begin inluiden. We zien dus een beloftevolle hemel: donkere wolken die uiteindelijk groei zullen brengen. 

Jezus’ pose is niet krachtig of agressief, maar opvallend sereen. We zien ook geen zweepslag in uitvoering. Het schilderij verbeeldt de enige keer dat Jezus daadwerkelijk zijn kwaadheid uit in krachtdadig handelen. We kennen Jezus als ontroerd of verontwaardigd, maar dat uit Jezus doorgaans hooguit in cassante verbale antwoorden. Vandaar dat de schilder ook hier de figuur van Jezus een zeker rust en standvastigheid wil laten uitstralen.

Op de achtergrond zijn op de muur van de tempel twee reliëfs zichtbaar. Links is de zondeval afgebeeld, die de menselijke aantrekking tot het kwaad binnenbrengt. Net als Adam en Eva uit het Paradijs, worden de kooplieden weggejaagd uit de tempel omdat ze de heiligheid niet respecteren. Rechts zien we Abraham, die bereid is om zijn zoon Isaak te offeren op Gods vraag. Net als Isaak, nadert ook Jezus het zelfoffer: weldra wordt Hij immers gekruisigd. Isaak zal niet gedood worden.

En nu wij

Net als aan het einde van de woelige zestiende eeuw, worden ook wij aan het denken gezet, hier en nu. De keuze van het verhaal en de uitbeelding ervan mogen ons in deze Veertigdagentijd uitdagen om dichter tot God en tot de blijde Boodschap te naderen

Ons lichaam is de tempel, onze geest is de tempel. Zijn wij ons bewust van het kwaad dat er aanwezig is? Neigen we onze aandacht naar de wijsheid en staan we onbevangen open voor het mysterie? Laten we Jezus te allen tijde toe? Trachten we soms ons geweten goedgunstig te stemmen of te sussen met koopwaar? Marchanderen we soms met de inhoud van de Boodschap, zodat die minder uitdagend wordt en beter past bij onze gewoonten? Zijn we zelfbewust genoeg om dat in te zien?

Durven we als Kerkgemeenschap, andermaal in bijzonder woelige tijden, kritisch te kijken naar de mistoestanden die zoveel leed hebben veroorzaakt? Zijn we bereid om met een open blik te betrachten dat de Kerk zich in de toekomst van dergelijk onheil kan vrijwaren en haar zo precieuze openheid en geloofwaardigheid kan bestendigen? Zijn we bereid om daar mee aan te bouwen? 

El Greco vertelde aan de mensen toen een belangrijk verhaal. Ook voor ons mag hij een inspiratiebron zijn. Dat is de kracht van kunst: hoe tijdsgebonden ook, ze is uiteindelijk van alle tijden.

22 februari 2024

Een nieuwe kijk (24-25 februari 2024)

In de beschrijving van Jezus’ aardse leven verhalen de evangelisten ook bovenmenselijke gebeurtenissen. Twee opmerkelijke Goddelijke taferelen zijn het doopsel van de Heer en de gedaanteverandering op de berg. In beide gevallen wordt Jezus Christus verheerlijkt en worden zijn Goddelijkheid aan de hand van grootse, bovennatuurlijke beelden omschreven. Het zijn theologische beelden, die ons een nieuwe kijk geven op de diepste identiteit van Christus en bijgevolg ook van ons geloof in Hem.

De Geest

De Messiasopenbaring aan Jezus (en aan Johannes de Doper en eventuele omstaanders) gebeurt in de vorm van een duif die op Hem neerdaalt en een stem uit de hemel die zegt: Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde. (Marcus 1, 11) Bij Matteüs lijkt de openbaring aan derden te zijn gericht, aan de aanwezigen: Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. (Matteüs 3, 17) Bij Lucas citeert Jezus in de synagoge uit de profeet Jesaja en openbaart Hij zodoende Zelf zijn identiteit als de Gezalfde: De Geest van de Heer rust op Mij. (Lucas 3, 22 en Jesaja 61, 1) In al deze beschrijvingen is de heilige Geest de verbindende Goddelijke Kracht. Het beeld van de Geest van God die bij het doopsel neerdaalt, is meteen de plechtige aankondiging van de langverwachte Verlosser, daarna door God woordelijk bevestigd. De boodschap is dus in geen geval verkeerd te verstaan.

Bij Marcus richt de Vader zich tot Christus zelf, terwijl de heilige Geest over Hem neerdaalt. Hiermee wordt Jezus’ intieme band met de hemelse Vader uitgesproken en uitgebeeld. Deze band is op Liefde gebaseerd (in het Grieks: ‘ho agapètos’, de geliefde, de beminde). De Vader vindt vreugde in Jezus. De heilige Drievuldigheid is een liefdesdynamiek, God ís immers Liefde. Dat Liefde hier telkens met een hoofdletter wordt weergegeven, wil duiden op het Goddelijk karakter ervan: deze liefde is intenser en puurder dan de mooiste liefde die tussen mensen kan bestaan. Het gaat over de Liefde die met Geloof en Hoop is verbonden en die in Christus bestaat, in God. (1 Korintiërs 13)

Ondanks het persoonlijk karakter van het doopsel, kunnen we niet om het feit heen dat de stem uit de hemel komt, wat een afstand weergeeft. Die wordt door de duif, die de heilige Geest is, overbrugd, maar niet weggenomen. Jezus zal op aarde als mens verkondigen en genezen, maar Hij zal ook lijden en sterven.

Filioque

De passage lijkt te suggereren dat de Geest van de Vader voortkomt en op de Zoon wordt gelegd: Jezus is de ontvanger. De theologische filioque-discussie’ is onder andere door deze passage ontstaan. De katholieke geloofsbelijdenis stelt immers dat de heilige Geest voortkomt uit de Vader én de Zoon (in het Latijn: qui ex Patre Filioque procedit). De Orthodoxe Kerken steunen dit beginsel niet: zij stellen dat de Geest énkel voortkomt uit de Vader, zich baserend op Jezus' omschrijving van de heilige Geest: de pleitbezorger die Ik jullie van de Vader zal zenden, de Geest van waarheid die van de Vader komt. (Johannes 15, 26)  Ook de doopselpassage lijkt in die richting te spreken. 

Men kan zich de vraag stellen of dit een discussiepunt zou moeten zijn, of het zo'n discussie waard is. Laten we niet vergeten dat de katholieke en orthodoxe Kerk hierover banvloeken op elkaar hebben afgevuurd die eeuwen zijn blijven gelden. Men kan zich ook de vraag stellen of er in de discussie niet meer ruimte geboden zou kunnen worden dan een binaire keuze. Misschien ligt de waarheid, zoals bij veel zaken, ergens organisch in het midden. Wellicht moeten we er rekening mee houden dat de aardse Jezus een andere rol en positie heeft van de verrezen Christus. Maar dit ter zijde...

Gezalfd

Gelijkaardige woorden weerklinken in Psalm 2. Daar spreekt de Heer tot de gezalfde koning. “Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.” (Psalm 2, 7) Jezus is inderdaad ook de Gezalfde, de Christus. Hij wordt na een lange leegte de ultieme opvolger van de grote koningen Saul, David en Salomo. Hun koningschap was onlosmakelijk verbonden met hun gehoorzaamheid aan de Heer (Psalm 2, 10-12), waar ze wel eens in plachten te falen, denk maar aan Saul. (1 Samuel 15, 10-11) Bij Jezus is daarentegen sprake van een permanente identiteit, van een onveranderlijke essentie, bekrachtigd door dit doopsel. Jezus is niet alleen gezalfd, Hij is ook gedoopt en de heilige Geest rust op Hem. Dit is een bijzondere krachtige symboliek.

Welnu, de apostelen krijgen bij de transfiguratie diezelfde boodschap van de Vader te horen als Jezus bij zijn doopsel: “Dit is mijn geliefde Zoon, de Welbeminde, luister naar Hem!” (Marcus 9, 7) Jezus wordt het grootst mogelijke gezag toegekend op dat ogenblik. Een gelijkaardig gezag is van Godswege eertijds gegeven aan profeten. (Deuteronomium 18, 15)

Zoveel meer

Jezus is echter zoveel méér dan een profeet. Dat bevestigt Johannes de Doper al, die zelf fungeert als nieuwe profeet. (Marcus 1, 7) De redding die zijn voorgangers vanuit een ver verleden mochten voorspellen, mag de Doper tot aanrakens toe aankondigen: Jezus, de Messias, de Redder, de Zoon van God. Dit goede nieuws wordt andermaal gelegitimeerd door het beeld van Mozes en Elia bij Jezus tijdens de transfiguratie: zij vertegenwoordigen de Wet en de Profeten. En Wet en Profeten worden gelijken van Jezus. Ze gaan in gesprek met elkaar. Jezus, de Wet en Profeten, zijn één: Jezus is immers Gods Zoon. De Wet is het overigens het werkveld van de priesters

Zo komen drie Christologische taken bijeen: Jezus als Koning, Priester en Profeet. Met deze drievoudige taak van Christus krijgt ook de diepste opdracht van de Kerk en van al haar gelovigen vorm. Vanuit ons doopsel en vormsel zijn we allen geroepen om deelachtig te zijn aan het Christus’ ambt. (Lumen Gentium 31) Dat doen we vanuit de heilige Geest, die ook Jezus heeft geconfirmeerd in zijn Goddelijke zending. (1 Korintiërs 12, 4-11)

Preview

De transfiguratie is een soort ‘sneak preview’ voor de apostelen Petrus, Jakobus en Johannes. Sterker nog: de Mensenzoon voegt er meteen aan toe wat er op handen is voor Hemzelf: Hij zal uit de dood opstaan. (Marcus 9, 9) De drie leerlingen mogen de gedaanteverandering aanschouwen en Jezus' voorzegging aanhoren. Jezus verbiedt hen echter om er met niemand over te spreken. De drie apostelen begrijpen trouwens nog helemaal niet wat er zonet is gebeurd en wat Jezus over zichzelf voorspelt. (Marcus 9, 10) Maar die tijd komt vlug genoeg. Goede Vrijdag en Pasen verschijnen stilaan aan de horizon...

16 februari 2024

'De tijd is rijp' (17-18 februari 2024)

Jezus verkondigt aan de mensen dat de tijd rijp is. Wat bedoelt Hij daar mee? Wat verlangt Hij van de mensen? De evangelist Marcus geeft in zijn typische, beknopte stijl de kern van de zaak weer. Laten we op ontdekking gaan in dit dichtbegroeide woordenveld.

Meteen na zijn doopsel drijft de Geest Jezus de woestijn in. (Marcus 1, 12) De heilige Geest, waarmee Hij zal dopen, brengt Hem naar de stilte, maar even goed de ruwheid van de woestijn. Hij vindt er verbinding met God, Hij vindt er inspiratie. Veertig dagen brengt Hij in de woestijn door. Hij verblijft er bij de wilde dieren. (Marcus 1, 13ab) Denken we daarbij aan de slang, die in Genesis de verbeelding van het kwaad is. Denken we ook aan de leeuwen bij wie de profeet Daniël wordt gegooid.

Engel en duivel

Jezus wordt op de proef gesteld, uitgedaagd door Satan. Hij is de Tegengestelde, de verpersoonlijking van het kwaad. Het kwaad dat ook de jaloerse mannen drijft om een wet te laten uitvaardigen dat niemand mag bidden, wetend dat Daniel die regel zal overtreden. (Daniël 6, 13) De evangelist Marcus gaat niet in op de beproevingen in de woestijn. (Marcus 1, 13c versus Matteüs 4, 2-11) Hij vernoemt het alleen.

Wel vermeldt hij dat de  engelen zorgen voor Hem in de woestijn (in het Grieks: ‘dièkonoun’, van ‘diakonos’: zorgen, als in: diakonie). (Marcus 1, 13d) Ook bij Daniël zorgen engelen ervoor dat de leeuwen hun bek niet open kunnen doen. Het kwaad krijgt geen kans. (Daniël 6, 23)

Dit beeld vinden we ook terug in Psalm 91: ‘Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een veilig schild.’ (Psalm 91, 4) En verderop klinkt het nog concreter: ‘Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat.’ (Psalm 91, 11) Ook de wilde dieren worden in de psalm vernoemd: ‘Leeuw en adder zal je vertrappelen, roofdier en slang vermorzelen.’ (Psalm 91, 13)

We treffen een menselijke en een goddelijke symboliek aan in de woestijnervaring van Jezus: Hij wordt op de proef gesteld, maar geniet tegelijk bovennatuurlijke bescherming. De Zoon van God is inderdaad God en mens tegelijk aards en Bovenaards. Dat wordt meteen na zijn doopsel onderstreept. In de plaats van te snuisteren naar eendimensionele, onheilspellende kwaadaardigheid die alom tegenwoordig zou zijn, kunnen we hier dus bovenal een sublieme christologische boodschap in ontdekken.

Tijd

Marcus heeft de gewoonte om de verhalen kort maar krachtig te verwoorden, zonder een woord te veel, en met geen woord te weinig. Hij vermeldt dat het eerste, voorbereidende tijdperk is afgesloten met de gevangenneming van Johannes de Doper. (Marcus 1, 14a) Nu gaat Jezus naar Galilea om de blijde Boodschap te verkondigen. (Marcus 1, 14b) Veel beknopter kon Marcus het echt niet uitleggen. De evangelist beschouwt deze informatie duidelijk als inleidend, om het algemeen kader te schetsen.

“De tijd is vervuld,” zegt Jezus plechtig in het Marcusevangelie (in het Grieks: ‘pepleèrootai’, van ‘plères’: vervolledigd, volgemaakt, vervuld). (Marcus 1, 15a) Bij Matteüs wordt deze dramatische aanhef niet vernoemd. Jezus maakt hiermee in de eerste plaats zichzelf kenbaar. Wat lang is voorzegd, en waar mensen zo intens naar verlangd en uitgekeken hebben, zal nu plaatsgrijpen. De Messiaanse tijd is aangebroken. De Vader heeft het zo gewild.

Vervolgens voorspelt Jezus: “Het koninkrijk van God is nabij.” (‘eggiken’, van ‘eggus’: nadert, komt dichterbij, is op handen) Dat laatste is misschien nog de meest passende vertaling: “Het koninkrijk van God is op handen.” (in het Griekse ‘eggus’ is ‘guion’ verwerkt: hand) (Marcus 1, 15b) Ook hier is de profeet Daniël niet ver weg. In een nachtelijk visioen ziet hij een mensenzoon die komt uit de wolken aan de hemel. Hem worden macht, eer en koningschap verleend. Zijn heerschappij kent geen einde en zal nooit verdwijnen. (Daniël 7, 13-14)

Wat bedoelt Jezus concreet met het koninkrijk van God? Doelt Hij hiermee op zijn eigen leiderschap, waarmee Hij het Oude Verbond zal hernieuwen tot aan de voleinding? Heeft Hij het over het begin van de Kerk, waarvan later Petrus als eerste leider zal aanduiden? Of bedoelt Hij het einde van de tijden op zich? We komen er niet uit... Alleszins is duidelijk dat er iets nieuws begint, en dat het een gunstige, opbouwende verandering betreft volgens Jezus. Hij omschrijft geen doembeeld maar een vervolmaking die goddelijk van oorsprong is.

Nieuw inzicht

“Kom tot inkeer,” drukt Jezus de mensen namelijk op het hart (in het Griels: ‘metano-eite’: bekeer je, kom tot nieuw inzicht), “en hecht geloof aan dit goede nieuws.” (Marcus 1, 15) Jezus kondigt blij nieuws aan. Het zal echter een grote inspanning vergen van de mensen om Hem te kunnen volgen. Tot inkeer komen, vergt zelfinzicht en geloof, en bovenal een bewust en volledig engagement dat het hele leven omhelst.

Het is bijna onvoorstelbaar hoeveel informatie Marcus in één vers kan verwerken. Op deze eerste zondag in de Veertigdagentijd is dit het Christuscitaat waar we ons door mogen laten inspireren: “De tijd is vervuld, het koninkrijk van God is op handen. Kom tot inzicht en geloof in dit goede nieuws.”

Dat het tijdsscharnier waar de mensen Jezus ontmoeten goddelijk en hoogst uitzonderlijk is, wordt volgende week nog duidelijker. 

Geniet van de spirituele rijkdom in deze Veertigdagentijd. Laat je geloof verder wortelen in het Woord!

14 februari 2024

Aswoensdag, een nieuwe start (14 februari 2024)

Zand door onze handen

is uw Woord van Liefde

ongrijpbaar als ons bestaan

ontembaar, onmaakbaar

eindeloos als de woestijn

 

Zandkorrels in de tijd

de dagen van ons leven

het leven, ons gegeven 

dat ons van bij aanvang

ontglipt langs onze vingers

 

Woestijn van zwijgzaam zand

een vredige plek vanbinnen

ontsloten en toegankelijk

als wij tot inkeer komen

ons leven overschouwen

 

Verzand is soms ons hart

bedolven onder smoezen

ophopingen van verweer

vluchtig is onze goedheid

en schurend onze dwaling

 

Woeste vlakte van zand

missie zonder afleiding

beklemmend onbegrensd

benauwend uitgestrekt

veertig dagen onderweg 


Zoekend en ontheemd 

onderweg naar morgen

geslagen door de hitte

van drukte en  overvloed

gaan we door het zand


Pasen tegemoet

06 februari 2024

Over verandering en weerstand (10-11 februari 2024)

Om te overleven als nomadenvolk, zijn goede afspraken nodig. Men moet zich beschermen tegen eventuele vijanden en daarin eendrachtig zijn. Dat geldt ook voor ziekten. Duidelijke regels kunnen letterlijk het verschil maken tussen overleven als kamp, of uitroeiing. Tijden veranderen, het nomadenvolk is zich gaan vestigen. Wat gebeurt er dan met de regels en afspraken? Hoe goed begrijpen we de betekenis en context van Schriftteksten?

Het Godsvolk dat in kampen woont, bepaalt in een regel dat iemand met huidvraat, een besmettelijke en ongeneeslijke huidziekte, buiten het kamp moet verblijven. (Leviticus 13, 46) Huidvraag mogen we niet verwarren met melaatsheid. In eerdere Schriftvertalingen gebruikte men verkeerdelijk dat begrip. Lepra bestond toen echter nog niet. 

De maatregel klinkt bijzonder wreed, maar hij dient in de eerste plaats ter bescherming van de groep. Sinds het coronavirus hebben we opnieuw een betere kijk gekregen op het principe van quarantaine en voorzorgsmaatregelen. Zelfs in onze geavanceerde tijden zijn gelijkaardige maatregelen afgekondigd. Bij die maatregelen kwam overigens veel protest. De inperking van vrijheid maakt veel los bij mensen. Men laat zich niet altijd van zijn of haar beste kant zien wanneer regels opgelegd worden.

Nieuwe tijd

Een samenleving geordende samenleving hanteert veel regels, en in een religieus geïnspireerde samenleving zijn die vanzelfsprekend met God verbonden. Het christendom, hoewel oorspronkelijk niet zo bedoeld, wordt een nieuwe religie, zonder vaste thuisbasis. Paulus trekt rond en mensen van allerlei komaf en overtuiging kunnen zich bekeren tot Christus. Dat vraagt om een andere visie. Paulus hoeft uiteindelijk niet ver te zoeken: Jezus geeft zelf al de goede richting aan. Zei Hij niet: "Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toebehoort." (Lucas 20, 25)?

Het uitgangspunt is niet langer gekoppeld aan uiterlijkheden, waarbij iedereen alles op precies dezelfde manier moet doen. De kern van de Boodschap is een verinnerlijkte houding: ‘Wat je ook doet, zorg dat je geen aanstoot geeft, en doe alles ter ere van God’ (1 Korintiërs 10, 31) Paulus tracht daarbij iedereen zoveel mogelijk ter wille zijn. (1 Korintiërs 10, 33) De nieuwe realiteit is niet langer zwart-wit. Toch blijft het een probleem voor elke overtuiging om verschillende mogelijke standpunten naast elkaar te aanvaarden, waarbij de éne visie niet noodzakelijk zinvoller is dan de andere.

Consensusmodel

Paulus hanteert voor regels en afspraken die niet direct met Christus zelf zijn verbonden een consensusregen: bijvoorbeeld rond het eten van varkensvlees en de besnijdenis. Met die houding wekt hij ergernis op, omdat ze niet rechtlijnig is. Zijn wil tot consensus gaat overigens best ver. 

In Athene bijvoorbeeld verkondigt Hij dat God de onbekende god is waarvoor daar een altaar is gemaakt. (Handelingen 17, 16-31) De mensen van Athene, zo stelt hij, aanbidden God al, maar ze weten het niet. De onbekende god (‘ho agnoostoo thèoo’ in het Grieks) is de God die de wereld heeft gemaakt en uit wie we allen voortkomen. (Handelingen 17, 23-26) Het is de bedoeling dat we God zoeken. Hij laat zich vinden en is nooit ver van ons vandaan, zegt Paulus overtuigend in een taal die de Grieken goed begrijpen. (Handelingen 17, 27) Een belangrijk detail hierbij is iets Paulus het niét over heeft in zijn redevoering: in een polytheïstische context vernoemt Hij God, maar verzwijgt hij het monotheïstische karakter van zijn godsdienst.

Interpretatie

Paulus is vindingrijk maar tegelijk heel standvastig. Hij staat midden in een veranderende wereld en maakt zelf deel uit van de verandering. Dat is zijn roeping: het evangelie verkondigen en mensen Christus leren kennen. Zijn flexibiliteit gaat soms verloren wanneer men Paulus’ brieven leest en interpreteert. Echter: wanneer we zijn brieven lezen, dan zijn authenticiteit en verandering essentiële begrippen als interpretatiekader. Paulus’ regels zomaar knippen vanuit het verleden en plakken in het heden is afbreuk doen aan zijn gedachtengoed en zijn nalatenschap. Net als in het Eerste (Oude) Testament, is ook bij Paulus de Sitz im Leben (de context, de situering) van kapitaal belang om de brieven goed te begrijpen. Dat heeft bijbelwetenschapper Hermann Gunkel ons geleerd.

Genezen

In het Tweede (Nieuwe) Testament wordt iemand die aan huidvraat lijdt door Jezus genezen. Jezus raakt de ‘onreine’ man gewoon aan (hèpsatoo in het Grieks: stevig vastpakken, aanraken). (Marcus 1, 41) Daarna draagt Jezus hem op om er niets over te vertellen en er met niemand over te praten. De man maakt het nieuws echter overal openbaar. (Marcus 1, 43-45) Dat is te verwachten natuurlijk. Het geheim van de helende Messiasontmoeting is niet te bewaren. 

Tijdens zijn blijde intrede in Jeruzalem berispen de farizeeën Jezus dat Hij de mensen het zwijgen moet opleggen wanneer ze hun vreugde met iedereen delen. Hij antwoordt: “Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.” (Lucas 20, 40) Jezus weet wel dat het Messiasgeheim niet zomaar stil gehouden kan worden. 

Beheersbaarheid

Farizeeën houden niet van verandering, zelfs niet wanneer ze voor zichzelf moeten toegeven dat die visie authentieker is. Hun hele aanzien is immers gebouwd op een bijzonder gedetailleerd systeem. Ook in onze tijd wordt krampachtig aan verzen en interpretaties vastgehouden, aan regels en gewoonten, zelfs ten koste van de correctheid. Het past bij de visie en overtuiging, dus doen we zo verder. Soms worden verzen nauwgezet uitgekozen (en andere netjes opgeborgen), ter bevestiging van de stabiliteit en standvastigheid.

Verandering is moeilijk voor mensen, om verschillende redenen. Vooreerst is er zelden of nooit volledige eensgezindheid rond de concrete invulling van die verandering. Bovendien wekt verandering angst op: voor verlies van gewoonte, gemak, overzichtelijkheid. Tenslotte zijn zowel onze rede als ons gevoel telkens weer op zoek naar stabiliteit en standvastigheid

Beweegredenen

In de bewegingsleer is de traagheidswet van Galileo Galilei, overgenomen als de eerste wet van Isaac Newton, een fundamenteel beginsel: een object wil de bewegingstoestand volharden. Een stilstaand object wil niet tot beweging komen. Rust en stilstand zijn zeker een contante wanneer men vertrekt vanuit het machtsbeginsel of alles beheersbaar te houden. Je moet hard duwen om een stilstaande kar op dreef te krijgen. Omgekeerd moet je hard tegentrekken om hem weer tot stilstand te brengen. Toch zijn beide acties nuttig. 

Verandering is zeker nuttig, zelfs zinvol. De zaken in hun juiste context zien, is minstens van even groot belang. Daarbij is het een verrijkende oefening om de mechanismen achter je standpunt en de zaken waar je spontaan weerstand ervaart bij je zelf beter te begrijpen. Het bevordert het zicht op je zelfbewustzijn in je geloofsopvatting. Dat inzicht beïnvloedt namelijk mee de authenticiteit van je spiritualiteit: zo kom je dichter bij Christus en stap je verder weg van zelfingenomenheid.

Hoe sta jij in je geloof? Heb je inhoudelijk veel nood aan houvast en duidelijkheid? Of laat je ruimte voor een nieuwe kijk? Hoe is je geloof gegroeid doorheen de jaren? Heb je crisissen doorgemaakt in je geloof? Welke inzichten hebben je geloof verrijkt? Misschien kunnen deze vragen jouw Veertigdagentijd spiritueel verdiepen...