Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

31 december 2022

Maria brengt alles samen in haar hart (1 januari 2023)

Wondere dingen gebeuren met Kerstmis. De herders schrikken van de verschijning van de engel van de Heer in het holst van de nacht. (Lucas 2, 9) “Ze verschieten zich een bult”, zegt men in het West-Vlaams. In Antwerpen is dat “ne floeren aap”. Misschien is het Noord-Nederlandse “apelazarus” nog de beste omschrijving voor hun toestand. Hoe dan ook: veel tijd om te bekomen, krijgen ze niet.

De engel geeft hun meteen een duidelijke zending. Hij draagt hun op om vanuit de velden naar Betlehem te gaan en er de Messias te ontmoeten: een pasgeboren Kind, liggend in een voederbak. (Lucas 2, 12) Ze geloven in de Heer en verwachten de Messias. Hun zending nemen ze dan ook ernstig.

Zonder twijfel

Wij lezen spontaan misschien wat te haastig doorheen deze passage. Hun Messias, zo wordt hun verkondigd, zal in een voederbak liggen: niet bepaald een vorstelijk decor. Het is een wonder dat ze de boodschap van de engel voor waar aannemen en spontaan geloven dat de Messias is geboren. Een farizeeër of Schriftgeleerde had in een deuk gelegen van het lachen. God die zijn Eniggeboren Zoon in een voederbak laat slapen, stel je voor!

De herders twijfelen niet. Ze gaan naar Betlehem, groeten de Messias en spreken over wat hun is verteld.  Ze loven en prijzen God om alles wat hun gezegd is en omdat het werkelijk is gegaan zoals de engel heeft gezegd. (Lucas 2, 20) De vreugde van Kerstmis is bijzonder groot in hun harten.

Samenbrengen

Maar Maria, die pas bevallen is van haar Zoon, is nog het meest onder de indruk. Ze laat het allemaal gebeuren: de geboorte, het bezoek van de herders, en dan de wijzen uit het Oosten. Maria zal nog veel smart in haar leven ontmoeten, maar dit is een gelukzalige tijd voor Moeder Maria, ook al ligt haar Zoon in een voederbak en zitten ze niet in een knusse, warme kamer.

Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef er over nadenken. (Lucas 2, 19) Misschien nog wat dichter tegen de Griekse tekst: “Maria koesterde dit alles in haar hart.” Hiermee is één woord nog niet opgenomen in de vertaling. Maria doet dit “samenbrengend” (in het Grieks: “sumballoesa”).

Op belangrijke momenten in een mensenleven resoneren verschillende niveaus tegelijk. Wat er gebeurt, komt op verschillende manieren tegelijk tot uitdrukking. Er zit symboliek in verweven. Niet toevallig herken je dat woord ook in het Griekse “sumballoesa”. Er klinken meerdere registers tegelijk, teveel om ze van elkaar te onderscheiden en volledig te begrijpen. Maria brengt alle indrukken bij mekaar en denkt er over na, wellicht met een glimlach op haar gelaat.

Zoals gevraagd

Vervolgens wordt haar Zoon besneden en krijgt Hij de naam Jezus toegekend. De geldende regels van dat ogenblik worden gevolgd. Jezus wordt Joods opgevoed. Hij is geen uitzondering, Hij groeit op binnen de traditie van het Volk Gods. Ook Gods wens, bij monde van de engel Gabriël, wordt ingewilligd: zijn naam wordt Jezus.

De naam Jezus (in het Hebreeuws: “Jeshoe-aa”) betekent: “God redt”. Matteüs helpt ons hier op weg: “want Hij zal het Volk bevrijden van haar schuld.” (Matteüs 1, 21).

Droevig randje

De “Je” verwijst naar het begin van het Tetragram, het Hebreeuwse vierletterwoord JHWH dat als “Jahweh” uitgesproken kan worden, maar dat eigenlijk zo heilig is in de Joodse traditie dat de naam niét wordt uitgesproken. In de plaats zegt men "Adonai": de Onuitspreekbare. “Shoe-aa” betekent: een reddende roep om hulp. Daarmee is meteen al duidelijk verwezen naar de Goede Week, midden in de blijdschap van Kerstmis. Ook de oude Simeon, die niet zou sterven voordat hij de Messias heeft ontmoet, zet Maria met haar beide voeten op de grond. (Lucas 2, 34-35)

Toch heeft de vreugde om de geboorte van de Messias de bovenhand. En zo hoort het ook. Onze Redder is in deze wereld geboren om Gods Woord te verkondigen en om ons te bevrijden! 

Laat deze blijdschap ons meer dan ooit in het jaar 2023 inspireren!

22 december 2022

Een kerstwens (26 december 2022)

Nu het koud en kil is buiten,

kunnen we elkaar binnen opzoeken

met meer aandacht voor gezelligheid.

Laat ons warmte delen met elkaar.

 

Nu de bomen kaal en leeg zijn,

denken we aan wat voorbij is

en wie we moeten missen.

Laat ons dankbaar zijn voor elkaar.

 

Nu de dagen kort zijn en het licht zo zwak,

krijgen we de kans om tot onszelf te komen

en om anderen te ontmoeten.

Laat ons licht zijn voor elkaar. 

21 december 2022

Kerstmis: Licht in de duisternis (24-25 december 2022)

Ik was onlangs in de Ardennen, om even tot rust te komen, in een chalet. Heel gezellig, maar wat had ik het donker onderschat. Buiten was het ’s avonds werkelijk stikdonker. Hier is er veel straatverlichting. Daar zag je werkelijk niets, op een paar verre sterren na. Na drie stappen was ik letterlijk de weg kwijt. Stond ik in de grasberm? En was daar geen diepe gracht naast? Ik kon enkel tasten in het duister. Ik greep naar mijn gsm, die heeft een zaklamp. En zie: er was licht. Bijna meteen klonk een waarschuwingstoon: batterij leeg. Enkele tellen later ging het licht uit. Daar stond ik dan, in de steek gelaten door de techniek, met rondom mij duisternis...
Onze duisternis
Duisternis brengt onzekerheid. Het beangstigt. We hebben graag zicht op de zaken, we willen weten waar we staan. In het leven overkomt de duisternis je. Soms word je erdoor overvallen, soms sluipt het donker traagjes dichterbij. Zware tegenslagen zetten het leven overhoop. Je bent de controle kwijt en dagelijkse evidenties worden plots in vraag gesteld. We kennen dit fenomeen allemaal.

Het doet ons verlangen naar licht, dat we maar niet kunnen vinden. Soms helpt een tijdelijke lichtbron, zoals mijn gsm in de Ardennen, een sprankeltje hoop. Dat kan een gesprek zijn, een hobby, een engagement, noem maar op. Een aangename afleiding. Tegelijk weet je dat het een troostdoekje is. Er is meer voor nodig om een tegenslag te dragen. Iets wat rotsvast is.

"Ik ben er"
Wanneer je wankelt, heb je nood aan een steun die je rechtop houdt of die desnoods je val breekt. God biedt zich aan. Hij kent ons, doorgrondt ons. Hij kent onze sterkten en zwakten. Hij is onder ons komen wonen, Hij is als mens onder ons geboren en heeft het menszijn tot het uiterste toe doorgemaakt. Hij is niet onder ons gekomen als een rijk koningskind, maar in alle eenvoud. Juist daarom staat de kerststal vandaag centraal, niet enkel als vertederend plaatje, maar vooral als boodschap. “Ik ben er”, zegt God, niet als een mythisch verhaal in het ongrijpbare, maar heel concreet in onze geschiedenis.

Hij wordt geboren als Licht in onze wereld. Hij deelt onze vragen en zorgen, onze beperkingen, onze emoties. Hoewel Jezus de Zoon van God is, mag Hij ook één van ons zijn. Dat biedt God ons aan, zozeer heeft Hij ons lief. Dichterbij kan Hij niet komen. Waarom zouden we dan weigeren?
Onder ons
Neen, Hij zal ons verdriet niet wegnemen. Hij zal onze tegenslagen niet ongedaan maken. Dan zouden wij magie van Hem verlangen. Toen Jezus geboren werd, heeft God niet gauw nog een paleis getoverd. Toen Jezus zijn lijden tegemoet ging, heeft God zijn Zoon niet vlug van de aardbol weggeplukt. God zal er zijn om met ons mee in het verdriet te staan, om ons in de tegenslag bij te staan, om zich over ons te ontfermen.

Kerstmis gaat over dankbaarheid: God laat ons niet alleen. Kerstmis gaat over Licht in een wereld die zo donker kan zijn. Dat wordt over de hele wereld gevierd: dit feest kent geen landgrenzen. 

Laten we onze blik richten op de kerststal en blij en dankbaar het Geboortefeest van de Heer vieren. Laat het voor elk van ons een zalig Kerstfeest zijn.

16 december 2022

Sint-Jozef ligt te slapen (17-18 december 2022)

De heilige Jozef is de eerste duizend jaar van het Christendom niet echt van tel. Er worden geen kerken naar hem genoemd en er zijn geen pelgrimsoorden aan hem toegewijd. Sint-Jozef heeft ook geen eigen feestdag op de kalender tot de tiende eeuw. Het zal duren tot de negentiende eeuw eer het feest van de heilige Jozef wereldwijd verplicht wordt in de Kerk. Pas in 1962 wordt zijn naam door Johannes XXIII toegevoegd aan het (eerste) eucharistisch gebed.

Eigenlijk komt er vooral verandering in de devotie rond Sint-Jozef vanaf de dertiende en veertiende eeuw, met de prediking door bedelorden, zoals de dominicanen en de franciscanen. Ook devotionele geschriften van Bernardinus van Siena en Teresa van Avila doen de aandacht voor Sint-Jozef verder toenemen. Hij wordt uitgeroepen tot patroon van de Nederlanden in 1679 en patroon van de wereldkerk in 1870.

Stilte

Dat er zo weinig aandacht is voor Jozef in het eerste millennium, is eigenlijk geen verrassing. Over Sint-Jozef weten we maar weinig. Hij wordt in de evangelies van Matteüs en Lucas enkele keren vernoemd, en slechts één keer in het Johannesevangelie, verder niet. Telkens zijn het korte passages, en geen enkele keer wordt Jozef geciteerd: hij wordt zelf nooit aan het woord gebracht. Er wordt enkel óver hem verteld. Jozef wordt overigens slechts vermeld totdat Jezus 12 jaar is. Nergens wordt geduid waarom hij daarna niet meer in verhalen vernoemd wordt. Tijdens de hele periode dat Jezus verkondigend rondtrekt, komt Jozef niet ter sprake, ook niet wanneer Jezus gekruisigd wordt. Zonder enige verklaring verdwijnt Jozef, in alle stilte, uit de evangelies. Geen van de evangelisten vond het belangrijk genoeg om er iets over te vermelden.

Dromen

Het evangelie van Matteüs vernoemt Jozef tot vier keer toe slapend. In zijn slaap gebeuren belangrijke zaken. Het lijkt telkens te gaan over een onrustige slaap, waarin engelen met hem in gesprek treden.

Er zijn vier dromen. In het evangelie van Matteüs lees je dat Jozef door een engel in een droom gevraagd wordt Maria tot vrouw te nemen, hoewel ze al zwanger is. Jozef ontwaakt uit zijn slaap en doet wat de engel van de Heer hem heeft opgedragen. (Matteüs 1, 20-25) In de tweede droom wordt Jozef in Bethlehem door een engel gewaarschuwd voor de komende vervolging door koning Herodes en aangemaand om naar Egypte te vluchten. Die nacht nog vertrekt hij met Maria en Jezus naar Egypte. (Matteüs 2, 13-15) Een traditioneel kinderkerstlied verhaalt die tweede droom, zij het op een wel heel frivole, lichtvoetige wijze:

Op eenen Kerstnacht, als Sint-Joseph lag te rusten
Den engel kwam hem wekken uit zijnen slaap
Sta op, sta op, Sint-Joseph zoet
Ik kom u wekken en gij moet vertrekken
Met Maria rein
Zij reden op een ezeltje van falderalderiere
Zij reden op een ezeltje van falderaldera

Wat later verneemt Jozef in Egypte in een droom dat het weer veilig genoeg is om terug te keren. (Matteüs 2, 19-21) Na een vierde en laatste droom, die heel kort vermeld wordt, vestigt Jozef zich met Maria en Jezus in Galilea(Matteüs 2, 22c)

Rol

Jozef komt in de Schrift vooral in beeld als ondersteunende echtgenoot van Maria, en hij is belangrijk omwille van zijn afkomst, zijn stamboom: Jozef verzekert de verbinding tussen Jezus en Abraham (Matteüs 1, 1-17). Verder bevestigt Jozefs eenvoudige bestaan Jezus als Redder van alle mensen, niet enkel de rijken.

Doorheen de geschiedenis is Jozef meer en meer de rol van opvoeder en arbeider toegekend, maar ook van ontvanger van wijsheid in de slaap.

Devotie

Paus Franciscus ontwikkelde een speciale devotie voor de heilige Jozef. De beeltenis van slapende Jozef staat op zijn kast. Voor het slapengaan, legt paus Franciscus een briefje met een probleem waar hij over tobt onder Jozefs hoofdkussen en vraagt hij de Heer op voorspraak van de heilige Jozef zijn engelen te sturen voor wijsheid en inzicht.

In de advent krijgen we de gelegenheid om de figuur van Jozef te overdenken. Hij komt immers bijna enkel ter sprake in de verhalen rondom de geboorte van Jezus. Hoe kan hij ons inspireren? Wat is zijn meerwaarde in ons geloof?

Nog iets over devotie, even ter zijde. Jozef wordt onder andere vereerd als de patroon van het huisgezin en van huiseigenaars. Zo is een traditie ontstaan om Jozefs hulp in te roepen bij de verkoop van je huis. Je koopt een klein beeldje van Sint-Jozef en dat begraaf je dat in de voortuin op de dag dat je je huis te koop zet. Het beeldje wordt – merkwaardig genoeg – met het hoofd naar beneden ingegraven, met het gezicht naar het huis gericht. Bij gebrek aan een tuin, kan het ook in een bloembak. Negen dagen lang wordt gebeden tot de heilige Jozef met het oog op een vlotte verkoop, terwijl het beeld onder gedolven blijft.

Er bestaan wel meer merkwaardige manieren om met heiligen en heiligenbeelden om te gaan. Gelovigen ‘straften’ hun heiligen vroeger om ze onder druk te zetten om hun taak als bemiddelaar tussen mens en God uit te voeren. De heilige Antonius van Padua blonk uit als slachtoffer van bestraffingen. Zo werden beeldjes van Sint-Antonius soms met hun gezicht naar de muur gekeerd wanneer men iets kwijt was en een eerste gebed tot hem niet had geholpen. Wanneer men gebeden had tot Sint-Antonius om goed weer voor een bijzondere gelegenheid en het regende toch, dan werd het beeld soms buiten gezet, zodat Sint-Antonius zelf evenveel last zou hebben van het slechte weer waar hij verantwoordelijk voor werd gehouden. Nog indrukwekkender is het bestaan van beeldjes van Antonius met een los kindje Jezus op zijn arm en een lade in het voetstuk. Als de heilige niet snel genoeg te hulp schoot, dan kon men Jezus in het laatje stoppen en als het ware ‘gijzelen’ tot Sint-Antonius had geholpen. Dit alles getuigt uiteraard van een sterk magisch denken, in tijden waar de leefwereld veel meer op de bijstand van heiligen moest rekenen en veel minder op kennis en wetenschap kon steunen… 

08 december 2022

De kleren maken de man, of niet? (10-11 december 2022)

Jezus spreekt mensen toe die een tijd daarvoor de woestijn in zijn getrokken om er Johannes de Doper te beluisteren. Sommigen puur uit nieuwsgierigheid, anderen omdat ze de Messias verwachten. Johannes heeft veel mensen gedoopt in de korte tijd dat hij de komst van de Heer heeft voorspeld en opgeroepen heeft tot bekering.

Geen wuivend riet

“Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuivend riet in de wind?” (Matteüs 11, 7)

Zijn de mensen de woestijn ingetrokken als toeristische uitstap, met het oog op een fijn ontspanningsreisje? Nee, antwoordt Jezus zelf. Hij spreekt over een woestijn of wildernis (in het Grieks: “erèmon”). Dat klopt ook. De woestijn is geen luxueuze omgeving, geen plaats waar men voor het plezier naartoe gaat. Niet voor niets lijken de woorden woestijn en woestenij zo op elkaar. Er is weinig voedsel te vinden, amper water, de hitte is vermoeiend, het gebied is ongerept en moeilijk doorgankelijk en er leven slangen, hyena’s en andere wilde dieren. 

Natuurlijk zijn de mensen niet voor hun vermaak de wildernis in getrokken. Ze gingen naar Johannes de Doper kijken en luisteren. Niemand was er om het riet te zien wuiven in de wind. Jezus maakt duidelijk dat Johannes de Doper geen deel uitmaakt van een pathetisch plaatje. Johannes voedt zich in de woestijn met sprinkhanen en wilde honing. De ruwheid van de omgeving en de symboliek van de desolate woestijn, waar Johannes bewust voor kiest, passen bij zijn roeping om de mensen tot inkeer te laten komen. Hun bekering is een radicale beslissing. Johannes zoekt extreme omstandigheden op om zijn allesomvattende Boodschap te verkondigen.

Geen rijke luis

“Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die rijk gekleed ging? Welnee, wie rijk gekleed is, verkeert in koninklijke kringen.” (Matteüs 11, 8) Nog iets dichter bij de grondtekst klinkt het als volgt: “Waar zijn jullie dan naar gaan kijken? Een man in verfijnde kledij? Die delicate kleding draagt men in de huizen van koningen.”

Johannes de Doper is niet van luxe gediend. Hij beoefent de nederigheid en de soberheid, waarmee hij meteen ook de Boodschap beleeft en voorleeft. De komst van Jezus zal in een levensstijl van soberheid passen, ver weg van rijkdom en aanzien.

De kleren maken de man, wordt wel eens gezegd. Men kleedt zich naar status en functie. Dat heeft met prestige te maken, met herkenbaarheid, maar ook met gemak. Een maatpak is het niet de ideale kledij om straten in open te breken. De straatwerker zal en sterke stof dragen waarin hij makkelijk kan bewegen. Een koning is niet gebaat bij een pyjama of trainingspak tijdens officiële bezoeken. Het straalt immers geen autoriteit uit, hij zal niet ernstig genomen worden.

Wat droeg Johannes de Doper ook weer? Een “kemelharen pij”, zingen we in een lied. Kameelhaar is ruw en wordt door de armsten gedragen. (Matteüs 3, 4) Ook de profeet Elia heeft een kleed van kameelhaar gedragen. (2 Koningen 1, 8)

Profeet bij uitstek

“Maar wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet.” (Matteüs 11, 9)

Jezus bouwt een spanningsboog op. Hij stelt de vraag en antwoordt tot tweemaal toe verkeerd op de vraag. Pas de derde keer is het antwoord juist. Hij snoert sceptici de mond door hun antwoorden voor te zeggen en te weerleggen. Zo beklemtoont Hij meteen het belang van het correcte antwoord. Het gaat niet over een bijkomstigheid.

Johannes, de man die zovelen hebben gezien en gehoord, is immers “veel groter, veel belangrijker nog” (in het Grieks: “perissoteron”) dan een profeet: de profeet bij uitstek. Een profeet verkondigt de ware Boodschap, de essentie van een goed geloof, in een tijd waar men zich van God noch gebod aantrekt. De band met God is verzwakt. De profeet roept op tot inkeer, tot een nieuw begin, voordat het te laat is. Dat is precies wat Johannes de Doper doet, en Hij kondigt de Messias meteen aan, niet in een verre toekomst, maar heel binnenkort.

“Hij is degene over wie geschreven staat: “Let op, Ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.” (Matteüs 11, 10) Jezus citeert de profeet Maleachi, aan het einde van het Eerste Testament: “Zie, Ik zend mijn boodschapper en hij zal voor Mij de weg klaarmaken.” (Maleachi 3, 1)

Geloofwaardig

Geen mens had Johannes geloofd als hij in een processie zijn verhaal had gedaan vanop een draagstoel die door de stad werd geparadeerd, in pronkerige kleren en neerkijkend op de mensen. De profeet begrijpt de Boodschap van Hij die komend zal, Hij kijkt op naar de Messias en nodigt iedereen uit om hetzelfde te doen. 

Laten ook wij boodschappers zijn van de Heer. Laten ook wij in steeds toenemende mate de Boodschap eigen maken in ons dagelijkse doen en laten. Geloof verkondigen, vergt immers bovenal geloofwaardigheid.

De kleren maken de man of de vrouw dus wel degelijk. Wie een kleed van boete aantrekt, wie afstand doet van de pronkjas van de hovaardigheid, is op weg naar een nieuw begin. 

02 december 2022

Johannes de Doper over water en vuur (3-4 december 2022)

Dopen doen we gewoontegetrouw met water. Water reinigt je, maakt je schoon. Het water symboliseert een nieuw begin. Vlekkeloos sta je na je doopsel voor je Schepper, in geloof en overgave.

Johannes de Doper is een boeteprediker en heeft zijn bijnaam verworven omdat hij als profeet oproept tot bekering en de bekeerlingen doopt met water (Lucas 3, 16a). Ook Jezus ondergaat het doopsel van Johannes, die een achterneef van Hem is. Jezus voelt zich niet verheven boven dit ritueel, integendeel: door zijn deelname bevestigt Hij de kracht en de symboliek van het doopsel met water. Zelf zal Jezus niet dopen.
Vuur en heilige Geest
Johannes de Doper vernoemt echter een tweede vorm van doopsel, namelijk dat met de heilige Geest en met vuur
 (Lucas 3, 16b). De Zoon is sterker dan Johannes de Doper. Zijn inbreng zal zoveel omvattender zijn dan wat Johannes tot dan toe kan verkondigen. De heilige Geest is de voltooiing van de Drievuldigheid, na de komst van de Zoon. 

Wat moeten we ons voorstellen bij dat vuur? Moeten we dat vuur los zien van de heilige Geest? Is het vuur dat zuivert, zoals men bij goud en zilver doet om onzuiverheden te vernietigen? (Maleachi 3, 3)? Loutert het vuur, zoals de geschroeide aarde vruchtbaarder wordt na een bosbrand of vulkaanuitbarsting?

Of verwijst het vuur juist naar de Pinksterervaring? Dan is het vuur verlichtend, inspirerend, zoals de apostelen hebben mogen ervaren: de gave van de Geest, over de hen verdeeld als vuurtongen. Johannes vernoemt de Geest en het vuur in één adem.

Niet half-om-half
Johannes de Doper vervolgt zijn onheilspellende boodschap (Lucas 3, 17): Jezus zal het kaf van het koren scheiden en het kaf dan verbranden met onuitblusbaar vuur. Het kaf wordt in de beeldspraak verbrand, niet het koren. Dat zou betekenen dat het tweede doopsel juist niet voor de gelovigen bestemd is. Of bedoelt Johannes de Doper dat koren, dat verkeerdelijk bij het kaf terechtgekomen is, het vuur zou overleven? Er blijft twijfel hieromtrent.

Het citaat van Johannes de Doper is heel beknopt. Er wordt vermeld dat hij aan de mensen de blijde Boodschap verkondigt. (Lucas 3, 18) Het blijft dus niet bij dit angstwekkend citaat. Hij stelt het scherp, juist omdat hij de fundamentele keuze verwoordt die Jezus ook zelf zal verkondigen: ofwel geloof je, ofwel niet. Half-om-half geloven, is geen optie. Wat God betreft, is er van geloof geen lightversie beschikbaar.

Beproeving
Misschien kunnen we dit vuur beschouwen als symboliek voor de beproevingen en de tegenslagen die we in ons leven tegenkomen. Men kan gelouterd uit het vuur komen, gelouterd uit de crisis. (1 Petrus 1, 6-7) Het vuur kan ook de macht van het Kwaad zijn. (Efeziërs 6, 16) Door het weerstaan aan het kwaad sta je sterker, weerbaarder in je geloof. Een genadedoop na de eerste doop.

Het Vormsel, dat met Pinksteren verbonden is, voltooit het doopsel. Na het water volgt het vuur. Al is al bij het doopsel de doopkaars een eerste verwijzing naar de vuursymboliek.
Fragiel
Mogelijks is ons hele leven een vuurdoop. Er komt zoveel op ons af. Soms staan we sterk, soms zijn we kwetsbaar. De heilige Geest is met ons, al voelen we dat niet altijd even sterk.

De advent geeft ons de gelegenheid om ons voor te bereiden op Kerstmis, op de geboorte van Jezus op aarde. Ook Hij zal bekoord worden, in de woestijn (Matteüs 4, 1-11). Ook Hij zal het lijden ontmoeten. Even fragiel zal Hij zijn Moeder aankijken van op het kruis als Hij haar aankijkt vanuit de kribbe. Die kwetsbaarheid is menselijk. Dat raakt aan de kern van Kerstmis. 

Intussen steken we een tweede kaars aan en neemt het vuur en het Licht toe. We zijn onderweg, het verlangen groeit in ons.

24 november 2022

Advent (26-27 november 2022)


wanneer we ontredderd

het oorlogsgeweld aanschouwen

in beelden die niemand aan kan zien

dan verlangen we

naar vrede op aarde

naar een wereld vrij van onrecht

 

wanneer mensen schreeuwen

ingegraven in hun groot gelijk

maar niemand oor heeft voor een ander

dan hunkeren we

naar meer openheid

naar een wereld zonder haat

 

de advent is een bijzondere tijd

waarin we uitzien naar

een gloed van geloof

sprankels van hoop

vonken van liefde

sintels van licht


ook toen Jezus werd geboren

waren er harteloze heersers

keken mensen op anderen neer

sloten ze hun deur

en hun geest voor gastvrijheid

of voor andere ideeën

 

de advent is geen voorbode

van een magisch nieuw begin

de advent bereidt ons voor

en maakt ons meer ontvankelijk

voor de Boodschap van Liefde

die Hij onder ons heeft gebracht

 

wanneer we straks vieren

dat de Zoon van God

onder ons kwam wonen

dan mogen wij – door Hem geraakt –

gedreven brengers van vrede zijn  

hoeders van hoop voor de wereld

10 november 2022

Na ons de zondvloed? (12-13 november 2022)

Wat zou jij doen als je wist dat de wereld over een paar dagen vergaat? Je kan stoïcijns verder doen zoals je bezig was, omdat het nuttig en zinvol was tot dusver. Waarom alles omgooien? Je kan ook enthousiast een bucket list opstellen en de activiteiten één na één afvinken. Misschien loop je verloren in de keuzestress. Wat moet je kiezen? Wat is belangrijk, wat is bijkomstig? Het is ook mogelijk dat je blokkeert op de eindtermijn en je hysterisch vastklampt aan je hebben en je houden. Hoe ga je om met onomkeerbare veranderingen waar je geen controle over hebt?

Fatalisme en hedonisme

Fatalisme is van alle tijden. Het glas is half leeg. Alles wat vroeger beter, niets is meer wat het was. Fatalisten treden Madame de Pompadour bij, de belangrijkste maîtresse van Lodewijk XV, die zuchtte dat de gouden tijden van de adel stilaan voorbij waren: “Après nous le déluge”, na ons de zondvloed. Ze zou gelijk krijgen: 25 jaar na haar dood brak de Franse Revolutie uit. Dat de almacht van de koning stilaan uitdoofde, voelde ze goed aan. Fatalisme is soms realistisch.

Hedonisme is ook van alle tijden. Geniet, nu het nog kan. Pluk de dag. “Carpe diem!” Keizer Horatius had het oorspronkelijk geschreven als aanmaning om niet uit te stellen tot morgen wat vandaag nog gedaan kan worden, de dag is al zo kort. Stilaan is de leuze echter een eigen leven gaan leiden: denk niet aan morgen, geniet van vandaag.

Ook de boutade van Madame de Pompadour heeft een hedonistische bijklank gekregen. Fatalisme en hedonisme hebben een onderlinge aantrekkingskracht. Wanneer de toekomst er niet goed uit zien, kan je maar beter genieten van deze dag, van wat er nu wel nog is en morgen misschien niet meer. Geniet vandaag: de kater is voor morgen, als die dag nog komt tenminste. 

Het einde is nabij

Ten tijde van de eerste christenen verwachtte men Christus’ wederkomst in de heel nabije toekomst. Dan zou het eindoordeel komen. Dat biedt een perspectief van redding, maar dan is het leven hier op aarde ook definitief voorbij. In de lezingen van de voorlaatste zondag van het liturgische jaar klinkt de eindtijd in zowat elke zin.

Er is een vorm van fatalisme uit deze boodschap te filteren: “Leef, alsof het je laatste dag is. Leef, alsof de morgen niet bestaat.”, om een Nederlandse schlagerzanger te citeren. Je leven ten volle leven, gaat echter ten koste van anderen en van jezelf. Wanneer je vol in de vrijheid gaat staan, wis je je verantwoordelijkheid uit. De gevolgen zijn bijkomstig op dat moment. De illusie wil dat je uiteindelijk wordt ingehaald door de consequenties van je daden, of je wil of niet. En spijt komt nooit te vroeg, steeds te laat.

In de Handelingen van de apostelen wordt verteld hoe Paulus in Tessalonica aankomt en in de synagoge uitlegt hoe Jezus de langverwachte Messias is. (Handelingen 17, 1-15) Hij verkondigt in de eerste plaats aan de joodse gemeenschap, waarvan sommigen de Blijde boodschap aannemen. Er zijn echter ook Grieken die in Jezus gaan geloven. Er wordt in de eerste Tessalonicenzenbrief door Paulus verteld hoe innig band zijn band met deze christengemeenschap is geworden. (1 Tessalonicenzen 2, 8)

Paulus en de Tessalonicenzen

Dat pril enthousiasme blijft niet duren. In de tweede brief wordt verteld hoe sommigen werkloos rondhangen en zich onledig houden met nutteloze bezigheden. (2 Tessalonicenzen 3, 11) Waarom zou men zich nog inspannen als eerstdaags de laatste dag aan kan breken? Dat hadden ze immers vernomen uit Paulus’ brief (1 Tessalonicenzen 4, 15-17). Er is bovendien veel om van te genieten in Tessalonica. Het is de hoofdstad van de provincie Macedonië: een dichtbevolkte, bruisende wereldstad langs een belangrijke handelsroute in een warm en zacht klimaat…

Het grootste verschil tussen 1 en 2 Tessalonicenzen is het onderscheid in de verwachting van de eindtijd. 1 Tessalonicenzen wordt vrij algemeen beschouwd als het eerste schrijfwerk van Paulus, zijn theologische visie is nog volop in ontwikkeling. In de tweede brief wordt het tijdsperspectief gecorrigeerd – de wederkomst laat immers langer op zich wachten dan men had ingeschat – en er wordt gevraagd om de tussentijd nuttig in te vullen. Het is niet zeker dat 2 Tessalonicenzen van de hand van Paulus is, in tegenstelling tot de eerste brief. Hoe dan ook klinkt de toon ernstiger en er klinken duidelijke aanmaningen (2 Tessalonicenzen 3).

De kernboodschap is heel duidelijk: “Totdat de Heer komt, moet je je werk doen en je brood verdienen.” (2 Tessalonicenzen 3, 12) Niets doen, leidt tot niets. Jezus heeft niet verkondigd dat we op aarde zijn op niets te doen tot de Heer terugkomt. Integendeel. Er is zoveel te doen: zorgen voor je naasten, vooral voor wie noodlijdend is, zwak of arm, en God liefhebben in gebed en in eredienst en in een correcte levenswandel.

Wat nu?

Intussen zijn we bijna tweeduizend jaar verder. Nog steeds verwachten we het komend Rijk. Sommigen zien in oorlogen en rampen tekenen dat het einde nabij is. Misschien is dat wat egocentrisch, alsof het per se in ons leven moet gebeuren. Jezus is duidelijk. Het Rijk zal komen, maar: “Er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zeggen: ‘De tijd is gekomen’. Loop niet achter hen aan!” (Lucas 21, 8bc) We mogen vertrouwen op de Heer. “Door standvastig te zijn, zal je je leven winnen.” (Lucas 21, 19) Van God is de toekomst, kome wat komt.

Weldra begint de advent. Dan verwachten we de komst van Jezus op aarde. In een diepere laag resoneert ook de verwachting van het Rijk Gods. De twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer de Messias op aarde komt wonen, kan ook de ultieme belofte van zijn wederkomst ontstaan.  

Er komen weer bijzonder sfeervolle tijden aan: een verrijking voor je gebed, inspiratie voor je geloof… 

De volgende bijdrage is voorzien over veertien dagen, bij het begin van de advent.

04 november 2022

God van leven(den) (5-6 november 2022)

De bladeren vallen van de bomen, ze dwarrelen één keer door de lucht en vallen op de grond neer. De taaie volhouders worden met het geduld van de wind toch losgerukt. Het levenssap wordt hun ontnomen. Ze waren al aan het verdorren. Alles is vergankelijk. Zelfs de boom die volgend jaar nieuwe bladeren zal doen ontspruiten, moet ooit verdorren en verdwijnen.

“Voor alles wat er gebeurt is er een uur, een tijd voor al wat er is onder de hemel.” (Prediker 3, 1) Wat leggen we onszelf toch zware lasten op. Wat zwoegen we om iets te bereiken. We maken ons druk om pietluttigheden, we steken zoveel energie in details. En dan gaat het licht uit: genadeloos en onvermijdelijk. De filosoof in me wordt wakker, wandelend op het kerkhof. “De mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras verdort en de bloem valt af.” (1 Petrus 1, 24) Ik denk er de onheilspellende trompetstoten van "Ein deutsches Requiem" van Brahms erbij. "Denn alles Fleisch, es ist wie Gras..."

Horizon

Hoe is het mogelijk dat wij, zelfbewuste wezens, die zoveel kennis en ervaring opslaan, eens onze ogen sluiten om ze niet meer te openen? Wat gebeurt er dan? Waar zijn we dan? Zullen we nog denken zoals we nu met onze hersenen doen? Kunnen we nog bewust ervaren wat er komt? Het lijkt zo onwezenlijk. Het is niet voor te stellen. Plots wordt je verstand uitgeschakeld - een beetje zoals bij het slapen gaan - maar dan helemaal. De dood kennen we maar van één kant, vanuit het leven bekeken. Dat is onze reikwijdte, we zijn maar mensen. Onze perceptie is enorm begrensd, en ook ons denken is niet grenzeloos. Voorbij de horizon, zien wij niets.

Herinneringen

Ik denk aan de mensen die begraven zijn en die me zoveel hebben geleerd. Voor anderen zijn ze misschien slechts een naam, een geboortedatum en een sterfdatum op graniet, maar bij mij spelen herinneringen als korte filmpjes af in mijn gedachten. Uitspraken kan ik soms nog vastmaken aan een plaats en een tijdstip. Zelfs sommige geuren komen er bij terug in mijn gedachten: van een sigaar, van een heerlijke maaltijd, van bloemen. Ik hoor in mijn herinneringen het unieke van een stem, een typische lach. Het zijn herinneringen: de tijd van toen is altijd voorbij. Altijd veel te lang al...

Een familie staat voor een graf verzameld, met pas geplaatste chrysanten aan hun voeten. Een jongen neemt zijn gitaar en zingt een lied. Ik zie tranen over wangen rollen. Verderop hoor ik een man, wijzend naar een graf, met een zucht tegen zijn vrouw zeggen: “Moedertje heeft toch gelijk gehad.” En zij beaamt dat. Mijn gevoelens en gedachten zijn gelijkaardig, maar ze zijn uiteraard verbonden met de overledenen die ik heb gekend.

Beelden

De sluier van verdriet wordt dunner en doorzichtiger doorheen de tijd, maar verdwijnen, doet het niet. Dood blijft met verlies verbonden. Iemand is weg, je bent iemand kwijt. Waar zijn die mensen dan heen? Waarom moesten ze ouder worden en aftakelen? Of ziek worden? Of zo plots van ons weggerukt? Vaak voelt het als veel te vroeg, zelfs op hoge leeftijd. Ze rusten in vrede, zegt men. In eigentijdse bewoordingen zijn ze een sterretje aan de hemel. Wat moet ik me daarbij voorstellen?

De Schrift corrigeert onze zucht naar beelden. Lang is het hiernamaals veel te concreet voorgesteld: goedbedoelend weliswaar, om het voor iedereen bevattelijk te maken. Er was teveel ruimte voor schrikbeelden. We willen veel te plastische antwoorden en dan krijg je vruchten van de menselijke verbeelding die op hol geslagen is: sprookjes en horror. Het heeft mensen van hun geloof doen vallen. "Men heeft ons iets wijsgemaakt." Deels klopt dat ook. We hebben geen rijstepap en gouden lepels van doen in de verkondiging.

Aanvaarden

De focus ligt in de Schrift op het Licht, op het leven. “De Heer is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen in leven.” (Lucas 20, 38) Jezus klinkt hard en scherp in zijn bewoording. In God geloven, impliceert dan ook een allesomvattende verandering. De dood krijgt niet het laatste woord. Leven met de Eeuwige brengt eeuwig leven. Dat hangt vast aan de kern van ons geloof: het mysterie van de verrijzenis.

Het feit dat Jezus enkel in beeldspraak over het hiernamaals uitweidt, maakt ons duidelijk dat de werkelijkheid ervan ons begrip ver te boven gaat. Misschien is het ook goed om je bewust te zijn van je eigen grenzen. Wij weten niet wat God weet. Zo is het, en zo is het goed. Dat is immers geloven: de openbaring van voorbij de horizon aannemen, het grotere Geheel aanvaarden. Wij zijn vaak te sterk verkleefd met ons begrensd perspectief: we kijken vanuit het leven naar de dood en blijven er vol onbegrip naar staren.

In de confrontatie met onze begrensdheid, worden we uitgenodigd om onze blik te verruimen. Dan staat ons leven binnen een breder referentiekader en is het levenseinde geen iele en onbegrijpelijke absurditeit. “Moge de Heer uw wil en verlangen richten op de liefde voor God en standvastige trouw aan Christus.” (2 Tessalonicenzen 3, 5) Dat vermeldt de tweede lezing van deze zondag. 

Weemoed

Er komen in ons leven momenten van beproeving voorbij, soms meer en zwaarder dan we aankunnen. Bovendien bezitten we zelf niet het oneindige leven hier op aarde. November is een maand die ons meeneemt in de weemoed om wat verloren gaat en het heimwee naar de zomerdagen. 

De aantrekkende wind en de regen jagen me weg van het kerkhof. Ik zoek de geborgenheid op, de warmte, die in onze dagen zo kostbaar is geworden...


God van Leven,

sta ons bij

wanneer wij op onze levensweg

pijn en verlies ontmoeten,

met uw Liefde, uw troost en verhoring.

Schenk ons de kracht en de volharding

om standvastig in het te geloven te staan 

dat de dood het einde niet is.

Mogen onze dierbare overledenen

opgenomen worden in het Licht van de eeuwigheid,

in het Licht van uw Aanschijn.

Mogen ook wij hen ooit vergezellen,

bevrijd van angst en onrust.

Amen.

31 oktober 2022

Heilig (1 november 2022)

Op Allerheiligen is de traditie gegroeid om de kerkhoven te bezoeken en chrysanten neer te zetten bij de graven van onze overleden geliefden. Eigenlijk hoort dat gebeuren liturgisch bij Allerzielen. Omdat Allerzielen geen vrije dag is in onze contreien, maar de dag ervoor wel, is 1 november de dag van de graven geworden. Op het hoogfeest van Allerheiligen vieren we… alle heiligen.

Tienduizend en meer

De katholieke Kerk heeft meer dan 10 000 mensen heilig verklaard doorheen de bijna twintig eeuwen van haar geschiedenis. Een exact getal is er niet, omdat men vooral in de eerste tien eeuwen in het duister tast. In het eerste millennium werden mensen gaandeweg als heilig beschouwd wanneer bedevaarten groeiden naar aanleiding van een plaatselijke verering die zich verder uitbreidde. Daarenboven werden tot in de zeventiende eeuw niet alle heiligen centraal bepaald, in Rome. 

Hoe dan ook, er zijn veel te weinig dagen in het jaar om alle heiligen in de kijker te zetten. Dat, en het feit dat voorbeeldige christenen doorheen de tijd in de vergetelheid zijn geraakt, is een aanleiding om werkelijk alle heiligen, bekend en onbekend, te vieren met Allerheiligen.

Technisch

Laten we duidelijk zijn: de Kerk “creëert” geen heiligen, maar erkent de heiligheid van mensen die omwille van hun levensloop en hun geloof voorbeelden bij uitstek zijn voor ons allen. We vieren op Allerheiligen dus veel meer dan 10 000 heiligen. We ontmoeten in ons eigen leven ook voorbeelden van mensen die van ons zijn heengegaan en die ons gedurende hun leven hebben geïnspireerd door hun geloof, hun wijsheid, hun gedrevenheid. Ze hebben misschien geen mirakels verricht, hoewel het inspireren tot geloof eigenlijk ook een klein mirakel genoemd mag worden. Ook hen kunnen we mee gedenken in ons gebed.

Hoe wordt men heilig verklaard? Een belangrijke vereiste: de persoon moet overleden zijn. Niemand wordt gedurende zelfs het meest voorbeeldige leven heilig verklaard. Er moeten ook mensen zijn die de persoon voordragen: er moet een draagvlak zijn voor de verering. Naast een voorbeeldige levenswandel, zijn er twee wonderen nodig, meestal onder de vorm van miraculeuze genezingen, om heilig verklaard te kunnen worden.

Hunker

Hoe is die traditie gegroeid? Van waar komt die hunker naar heiligen? Er is in alle tijden een vraag naar rolmodellen op vlak van geloof: voorbeeldfiguren, niet enkel uit een ver verleden, maar ook uit recente tijden. De heilige Moeder Teresa bijvoorbeeld, overleed in 1997, en de heilige Johannes Paulus II in 2005. Een recente zalige is Carlo Acutis, een jongeman die een website maakte waarin hij de eucharistische wonderen documenteerde. Hij overleed aan leukemie in 2006, op 15-jarige leeftijd.

Terwijl gelovigen opkijken naar heiligen als mensen die hun leven op een bijzondere wijze toegewijd hebben aan hun geloof, is er ook een zekere herkenbaarheid in hun menselijkheid: ze hebben fouten gemaakt, net als wij, en vaak ontmoetten ze ook twijfels en problemen op hun pad. Hun gecombineerde zwakheid en sterkte is herkenbaar. Ze brengen de idealen dichterbij die soms zo onbereikbaar ver weg lijken. Tegelijk verwijzen ze ook naar het hogere doel: geloven in de Heer. Let wel: heiligen mogen we vereren, maar niet aanbidden. Aanbidding komt alleen God toe.

Schrift

Heilig betekent in de Schrifttraditie (in het Hebreeuws: “kadoosj”, in het Grieks: “hagios”): afgezonderd zijn, anders, zuiver, rein, volmaakt, vrij van al wat kwaad en onrein is. Het is een menselijk streven, gericht op God, die heilig is in de volstrekte betekenis. (Jesaja 6, 3) Wie gelooft, is deelachtig aan Gods heiligheid, maar is heilig in de mate dat het doen en laten ook gericht is op de Heer. (Leviticus 20, 26 - 1 Petrus 1, 16 - Efeziërs 4, 24) Daartoe kunnen de heiligen ons op weg helpen, als wegwijzers naar de Heer. Heilig slaat niet enkel op de grote voorbeelden die we mogen vereren, het is ook onze opdracht om steeds meer bedreven te worden in heiligheid.

Soorten

Ze hebben vanuit hun eigenheid vaak een interessante insteek. Franciscus van Assisi leert ons als geen ander de waarde van eenvoud en toewijding. Ook Antonius Abt (die in de volksmond “Toontje met zijn zwijntje” genoemd wordt) inspireert ons tot eenvoud en gebed. Rita van Cascia leert ons dat volharding in gebed zelfs in uitzichtloze situaties zinvol kan zijn. Theresia van Lisieux combineert mystiek met grote eenvoud. Zo zijn er nog veel populaire heiligen te noemen… 

Vroeger waren er ook heiligen die men vereerde bij ziekten, kwalen en ongemakken. Tot midden de twintigste eeuw was de geneeskunde vrij beperkt in mogelijkheden. Bij tandpijn ging men dus naar Sint-Apollonia, bij koorts of hoofdpijn naar Sint-Gertrudis. Denken we ook aan koortskapellen van Onze-Lieve-Vrouw. Wanneer men keelpijn of een oogziekte had, was een bedevaart naar Sint-Godelieve aanbevolen, bij reuma bad men een noveen tot Sint-Livinus. De geneeskunde staat gelukkig veel verder nu. Magie loert om de hoek wanneer men heiligen vraagt om kwaaltjes te genezen. En wat als er dan geen genezing komt?

Nu zijn de heiligen gelukkig opnieuw teruggebracht tot hun eigenlijke taak: ons inspireren, ons de weg wijzen naar God.

Heb jij voeling met heiligenverering? Welke heiligen inspireren jou? 

28 oktober 2022

Jezus nodigt zichzelf uit (29-30 oktober 2022)

Jezus draagt Zacheüs, hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man, op om uit de boom naar beneden te komen, “want vandaag moet Ik in jouw huis te gast zijn”. (Lucas 19, 5) Hij nodigt zichzelf uit in het huis van Zacheüs. Het kan opdringerig overkomen en lijkt tegen de regels van de gastvrijheid in te gaan. Toch is dat niet zo. Jezus komt bij één van de zijnen. Hij heeft meteen gezien dat Zacheüs op het punt van bekering staat. Daarom moet Jezus bij Hem zijn.

Zichzelf uitnodigen

Ook in ons leven heeft Jezus zichzelf uitgenodigd. Onze God is geen magische drijfkracht ver weg, en fictieve uitvinding van mensen. God is de Schepper van al wat bestaat en in zijn schepping openbaart Hij zichzelf. Jezus nodigt zichzelf uit, en wij kunnen zijn royaal aanbod aannemen of weigeren. Het antwoord op de Goddelijke openbaring is aan ons om te bepalen.

Hoe weet Jezus dat Zacheüs tot inzicht komt? Het antwoord is eigenlijk eenvoudig: welke rijke tollenaar zou in een boom klimmen om toch maar een glimp op te vangen van Jezus? Of Jezus ook de omvang van de bekeringservaring op voorhand al kent, dat weten we niet.

Morrende menigte

De morrende menigte is een betreurenswaardige wanklank in dit verhaal. Verontwaardiging is van alle tijden en wortelt zich makkelijk in religieuze middens. Een geloofsovertuiging is altijd heel persoonlijk en soms toetst men niet genoeg af of een standpunt wel voldoende gehecht is aan de kern van de Boodschap. Een zin uit de Schrift los van zijn context vertegenwoordigt lang niet altijd het geheel. 

Soms sluipen ook menselijke reacties binnen in het geloof: een superioriteitsgevoel, competitiviteit, egocentrisme, jaloezie op de genade die anderen ten deel valt… Het zijn reacties die vaak onder de radar blijven. Ondanks het feit dat ze redelijk goed verborgen blijven, kunnen ze zich wel uiten in concrete handelingen of gedachten.

Nieuwe harmonie

Jezus nodigt zichzelf uit in het huis van Zacheüs en die accepteert de invitatie. Jezus ziet de bekeerling en wil hem bevestigen in zijn bekering. Daartoe moet Jezus het terrein van Zacheüs betreden, de grond waarover Zacheüs uiteindelijk zelf beslist. Die grond, waar bedrog en winstbejag op werden geteeld, wordt nu omgeploegd tot vruchtbare aarde voor God en zijn Boodschap. Er ontstaat een nieuwe, herwonnen harmonie tussen de Schepper en het schepsel, tussen de Schepper en de schepping. In het huis van Zacheüs, in zijn persoonlijke ruimte, wordt Jezus toegelaten.

Heilige grond

Jezus moet voet zetten op Zacheüs’ persoonlijke grond. Dat is een voorwaarde voor geloof: dat Hij toegelaten wordt. Jezus behoort niet automatisch tot ons domein. Hij is de gans Andere, niet door ons gecreëerd. Wij zijn door Hém geschapen. Toch ligt de keuze bij het geschapene. Er wordt niets opgelegd. Geloof groeit in de vorm van een dialoog tussen God en mens op aarde. Je “grond” wordt “heilige grond”, je lichaam wordt een spirituele ruimte. Deze harmonie tussen Schepper en schepsel geschiedt bij Zacheüs en ook bij ons.

In onze tijden wordt geloof maatschappelijk beschouwd als een privézaak. Dat stimuleert de gedachte dat geloven iets is voor in het kerkgebouw, niet daarbuiten. Hooguit thuis ook. Verder is alles neutraal gebied. Zo werkt geloven echter niet. Geloven doe je van ganser harte. Er is geen schakelaar waarmee je je geloof aan en uit zet naargelang de omstandigheden. Zacheüs kan daarom ook niet langer de geldzuchtige tollenaar zijn en tegelijk bekeerd en devoot zijn in zijn vrije tijd.

Ego

Ons bestaan hoeft geen dramatische wending door te maken  zoals bij Zacheüs. We kunnen ook een geschiedenis van standvastig geloof kennen.

Daar schuilt een gevaar in onze tijd. Sommige mensen lijken te verlangen naar een dramatisch geloofsverhaal, vertrekkend vanuit een negatieve situatie: “ik was verslaafd” of “ik leefde losbandig”; naar een bijna magische persoonlijke omwenteling: “ik vond het geloof”, “Jezus sprak tot mij” of “ik voelde Hem”. Geloof veronderstelt geen dramatische bekering, geen heroïsch verhaal waarin het ego centraal staat. Geloof veronderstelt inkeer, ommekeer en volharding. Dat klinkt misschien minder indrukwekkend, maar ten diepste is geloof één van de meest indrukwekkende ervaringen in een mensenleven...

Wanneer kom jij tot inkeer? Hoe ga je om met de twijfels in je geloof? Laat je Jezus toe in heel je leven? 

21 oktober 2022

De parabel van de grootheidswaanzin (22-23 oktober 2022)

Wij kennen veel hiërarchie in de Kerk. Een wereldwijd netwerk van geloofsgemeenschappen heeft geen baat bij chaos en stuurloos ronddobberen. Een Kerk zonder rangorde zou algauw in stukken uiteenvallen. Waarin is hiërarchie behulpzaam en wanneer werkt ze averechts? En hoe kijken wij naar onszelf? Zijn we goed bezig? Beter dan anderen? Bestaat ook daar een morele hiërarchie?

Zonder aanzien

Hiërarchie binnen een geloofsgemeenschap mag vanuit Jezus' visie in de blijde Boodschap eigenlijk enkel om functionele redenen bestaan.* Elke vorm van verheffing gecombineerd met aanzien en praal - of het nu over zelfverheffing gaat of verheffing door anderen - is de bevestiging van hoogmoed en hovaardigheid. Hoe meer plaats het ego inneemt, des te minder plaats blijft er over voor God.

Hiërarchie  kan nuttig zijn en de werking van een gemeenschap vergemakkelijken. Men kan niet voor iedere kleine beslissing iedereen samenroepen. In die zin wordt Petrus de eerste van de apostelen, maar blijft hij evengoed een apostel als alle andere. (Matteüs 16, 13-20) Petrus bewijst overvloedig hoe menselijk hij is wanneer hij Jezus verloochent. (Matteüs 26, 69-75) Juist daarom mag hiërarchie mag nooit een doel op zich zijn.

Wij mensen zien niet altijd in dat we verkeerd bezig zijn. We laten ons meeslepen door eigen (vaak materiële) dromen en verlangens en vergeten dan wat Gods droom met deze wereld werkelijk inhoudt. Vaak gebeurt het onbewust en onbedoeld, maar niettemin kan de Boodschap geschaad worden door soms oppervlakkige, maar soms ook gewoonweg kwaadaardige eigen prioriteiten.

Laten we niet vergeten dat zelfs Jezus zich op aarde enkel heeft laten verheffen op het kruishout, en nooit op tronen of draagstoelen. Eén keer werd Hij bejubeld, gezeten op een ezel. Na zijn dood is Hij ten hemel opgestegen. Onze Meerdere is God, die Vader is, Zoon en Geest.

Geen genade

Hoogmoed is het antidotum voor genade. Wie zichzelf bewierookt, behoeft geen verhoring van Godswege meer. Hij heeft zichzelf al geloofd en geprezen, wat zou God moeten toevoegen? Alles is al gezegd. En eigen lof stinkt bovenal. Het stinkt naar zelfgenoegzaamheid en naar vernedering van de anderen. 

We kunnen overigens maar beter niet te meewarig kijken naar de farizeeër: we hebben immers zelf ook soms de neiging om onszelf op een hoger echelon te plaatsen dan anderen. Ook dat is een vorm van hiërarchie: een sociale rangorde binnen de gemeenschap gebaseerd op moraliteit. Het is een vorm van dweperij die heel nefast kan zijn en waar Jezus hard tegen in gaat.

De farizeeër doet in zijn dagelijks leven inderdaad zijn best: hij vast twee keer per week, hij wijkt niet af van de regels en schenkt aalmoezen. Maar hij faalt grandioos in nederigheid. Hij denkt door al die goede daden heel dicht bij God te staan. Hij denkt uit zichzelf dichter bij God te komen. Dat is een illusie. De farizeeër denkt dat hij God heeft getemd. Hij maakt zichzelf iets wijs, getooid in zijn grootheidswaanzin. “Ik dank U dat ik  niet ben zoals de rest van de mensen.” (Lucas 18, 11) Hij eert God niet, maar zichzelf. Hij gelooft… in zichzelf. En hij kijkt neer op de rest. 

Lucas leidt de parabel bewust in met de bijzin: “Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten…”. Dichter bij de Griekse tekst klinkt het: “Hij sprak nu ook tot sommigen die op zichzelf vertrouwden als rechtvaardig en die neerkeken op de anderen…” De farizeeër lijkt op gelijke hoogte te komen met God, daar vooraan in de tempel, zo vol van zichzelf.

God kan ons vergeving schenken. Wij kunnen slechts vragen of Hij zich over ons wil ontfermen. Niet wij bepalen hoe God denkt en handelt. Dat zou het toppunt van hovaardigheid zijn. God staat daarom ook veel dichter bij de tollenaar die zijn ogen zelfs niet ten hemel durft te richten. God is deze mens nabij in genade en ontferming. Genade is geen recht, maar een gave.

Die genade staat centraal in het christelijk geloof. Wij maken God niet, Hij heeft ons gemaakt. Wij creëren God niet, Hij is de Schepper. Wanneer we daar aan tornen, halen we de openbaring van God onderuit. Hij maakt zich kenbaar aan ons, Hij is het begin van alles. Niet wij. Laten we dat nooit vergeten. God is geen schoothond. Hij overstijgt ons in alles.

Vergiffenis

De tollenaar is geen heilig prentje. Hij heult mee met de Romeinen en int geld voor hen. Hij vraagt zelfs meer om voor zichzelf nog wat over te houden. Eerlijk is het niet bepaald. Maar hij komt tot inkeer. Hoe vaak keek hij mensen niet recht in de ogen terwijl hij hen afzette door teveel geld te vragen? Hoe heeft hij dat durven te doen? Maar God durft hij nu echt niet aan te kijken. Hij durft zelfs niet op te kijken in de tempel, in Gods huis. De tollenaar staart beduusd naar de grond, met een naar gevoel. Hij heeft spijt.

Toegegeven, de tollenaar heeft er een zootje van gemaakt. “God, wees mij genadig,” is zijn eenvoudige maar daarom niet minder oprechte schuldbelijdenis. De uitspraak kan ook vertaald worden als: “God, schenk mij vergiffenis.” (Het Griekse “hilasthèti” kan vertaald worden als: “wees mij genadig”, maar ook: “wees verzoend met mij”.) (Lucas 18, 13b) Citeert hij het begin van Psalm 51? “God, wees mij genadig in uw barmhartigheid. Wis al mijn overtredingen uit.” (Psalm 51, 1b) Koning David ervaart dat hij grenzeloos gefaald heeft, net als de tollenaar in de parabel. De tollenaar noemt zichzelf net als David een zondaar. 

De tollenaar vraagt om een grote gunst, daar is hij zich terdege van bewust. God heeft er oren naar. De farizeeër daarentegen wordt niet gehoord. Hij heeft genoeg aan zichzelf. 

En wij? Kunnen wij aan God toevertrouwen wat ons dwars zit? Durven wij in alle openheid onze tekorten voorleggen aan Hem? Kunnen wij in leegte en gemis bij Hem komen en vragen om een nieuwe kans?


-------------------------------

* nuttige passages hierbij, over wanpraktijken van farizeeën: Matteüs 23, 1-8 - Marcus 7, 1-7 - Matteüs 12, 9-17 - Johannes 8, 1-11; over hiërarchie onder apostelen: Matteüs 20, 20-28 - Matteüs 16, 13-20.

17 oktober 2022

Vroeger en nu: zal de Mensenzoon gelovigen vinden? (15-16 oktober 2022)

"Als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?" Die vraag van Jezus galmt door mijn gedachten wanneer ik dit weekend een kerk binnenga. Het is zaterdag, al laat in de namiddag en er zal straks een viering doorgaan, lees ik op het ingewikkelde schema dat in het portaal van de kerk geafficheerd hangt. Kleine parochies van weleer zijn samengevoegd tot een nieuwe, grote parochie. Eén priester gaat voor in de eucharistie, telkens weer met een andere gemeenschap. De priester als manager van filialen. Zou hij hier destijds voor hebben gekozen? Ik zal het niet kunnen vragen: haastig rept hij zich straks naar een volgende kerk.

De kerk straalt gezelligheid uit: het gebouw is niet groot, niet ongezellig hoog, en de muren zitten netjes in de verf. Het interieur is goed onderhouden, de stoelen staan mooi opgelijnd op de lange tapijten. Er hangt een inspirerende kruisweg. Er zijn enkele doopsels geweest in de afgelopen tijd. Er hangen ook een tiental kruisjes met de namen van wie sinds de vorige Allerzielen hier begraven zijn. Ik reken telkens uit hoe oud de mensen zijn geworden: honderd, eenennegentig, achtentachtig... Ze zijn allen gezegend met vele jaren.

De vloertegels getuigen van de ontelbare voeten die doorheen de tijd de kerk zijn binnengekomen: ze zijn er stevig van afgesleten. Dit gebouw ademt verleden en traditie. Het is ooit met veel fierheid gebouwd als bidplaats voor de dorpelingen. Ze moesten eindelijk geen kilometers meer afleggen om naar de mis te kunnen gaan. Ze kregen een eigen kerk. Hoeveel diepten van ellende zijn hier niet aan God toevertrouwd? Hoeveel is er niet gesmeekt bij Maria om haar voorspraak? Hoeveel vreugde is hier niet gevierd van verliefde koppels en van kersverse ouders?

Een toren die naar de hemel wijst, zet het dorp op de kaart. Het is een herkenningspunt en een uitdrukking van de identiteit van het dorp. In dit landschap van dorpen is de toren het herkenningspunt gebleven, maar het gebouw is al lang niet meer de plaats waar alle dorpelingen samenkomen en eensgezind hun geloof belijden. Hoe lang zal dit gebouw nog een gebedsplaats blijven? Hoe lang zullen het altaar, de beelden en de kaarsen de ruimte nog die sacrale warmte geven?

Druppelsgewijs komen enkele mensen binnen. Ik zoek een plekje uit en ga zitten, naar katholieke gewoonte niet teveel vooraan. Enkele hoogbejaarden zoeken hun weg naar wat wellicht hun gebruikelijke plekje is, soms schuifelend, soms nog fier te been. Wanneer de priester naar het altaar schrijdt, zitten tien mensen in het schip van de kerk, mezelf meegerekend. Er staan minstens het tienvoud aan stoelen. Ik voel een kilte in dit gezellige gebouw. Een gevoel van leegte en zinloosheid overvalt me. Waarom zijn we met zo weinig? Waarom ben ik hier als veertiger veruit de jongste? 

Een dame spreekt me aan na de viering, in het naar buiten gaan. "Jij komt hier anders nooit?" Ik leg uit dat ik onderweg was en dit kerkje echt eens wou zien. "Over een paar weken is het donker als de mis gedaan is." Ze vindt het jammer dat er geen wekelijkse viering meer is. "Vroeger hadden we een eigen pastoor en 2 missen op zondag. De boerinnen gingen meestal naar de vroegmis en de boeren naar de hoogmis. De kerk zat twee keer goed vol." De dame merkt op dat ze het grootste deel van haar leven een achteruitgang heeft gezien. "Al meer dan 50 jaar zie ik telkens wat minder mensen naar de mis gaan." Ze stelt dezelfde vraag als ik: "Hoe komt dat toch?"

Er wordt noodgedwongen aan schaalvergroting gedaan. Er zijn steeds minder priesters en daarom worden decanaten gebundeld, en parochies worden gebundeld tot eenheden. Dan kan er niet overal meer een zondagsviering doorgaan. Vlaanderen heeft heel enthousiast kerken gebouwd. Er worden kerken afgestoten, ontwijd en herbestemd. 

De afstanden naar andere kerken zijn te groot voor een groot deel van het publiek dat de vieringen nog bijwoont. Hoe kan je mensen nog enthousiast maken om te komen wanneer het aanbod zo verschraalt? Hebben wij teveel klemtoon gelegd op priesters als de opbouwers van een parochie? Heeft de Kerk veel te lang onbedachtzaam verder gewandeld, toen er nog keuzes waren?

Nu het landschap schraler wordt, lijken mensen zich soms meer vast te klampen aan zekerheden en traditie, ten koste van het creatieve en levensnabije aspect van geloven. Zeer zeker is traditie waardevol en belangrijk, maar tegelijk mogen we nooit vergeten dat er geen toekomst zit in het verleden. De tijd gaat verder vooruit, we kunnen de wijzers niet tegenhouden, laat staan terugdraaien.

"Zal er nog geloof zijn?", vraagt de Mensenzoon zelf al. Hij lijkt alvast geen knielende christenschaar in ieder dorp te verwachten bij zijn wederkomst. Wellicht schuilt er ook een snuifje sentiment van heimwee in mijn gedachten wanneer ik wat weemoedig rondkijk in dat gezellige kerkje, heimwee naar een tijd die ik zelfs niet heb gekend. 

Jezus vraagt aan ieder van ons: "Zal er nog geloof zijn?" Het is een uitnodiging om in te gaan op Gods barmhartige genade: niet omdat het zo hoort, maar omdat men het zelf wil, uit eigen overtuiging. Geloof hoort geen plicht te zijn, maar een persoonlijke en volmondige keuze. Dat betekent dat de grote drommen van weleer niet de verwachting zijn van Christus zelf. "Zal de Mensenzoon gelovigen aantreffen?", vraagt Hij zich af. En dan bedoelt Hij geen groep farizeeën die mekaar overtreffen in regels en voorschriften, maar mensen die zijn Woord beluisteren, vieren en beleven. 

Zaterdag vierden we de heilige Teresa van Avila. "Laat niets je verontrusten," vertrouwt zij ons toe, "God alleen volstaat." Gelukkig maar...

07 oktober 2022

De kracht van dankbaarheid (8-9 oktober 2022)

“Dankbaarheid is een bloemke dat in weinig hovekens bloeit.”, zo schreef priester-dichter Guido Gezelle in een ver verleden, in een tijd waarin poëzie nog moest opboksen tegen het nuchter boerenverstand en verder niets. De slogan heeft sindsdien veel schouwen versierd, op een tegeltje gedrukt en netjes ingekaderd. 

Dankbaarheid is nooit vanzelfsprekend geweest, in tegenstelling tot vragen en krijgen. Het wordt wel nog steeds met veel vertoon aangeleerd. Je ziet het overal waar een kind een geschenk krijgt. Ouders staan meteen in gereedheid: “En wat zeg je dan?” De kindergezichten die daarna volgen, zijn vaak wonderlijk. Al die priemende blikken, en de strenge stilte in afwachting van het gewenste antwoord. Misschien leren we dankbaarheid iets te dwangmatig aan, zonder uit te leggen wat de diepe waarde ervan is…

Geschenken

Dankbaarheid is de bevestiging van een geschenk. Pas dan is de gave voltrokken. Het geschenk wordt aangenomen met de uitdrukking van dankbaarheid. Niet de inhoud van het cadeau is de aanleiding tot dankbaarheid, maar de gave zelf. Daarom pakken we geschenken ook onherkenbaar in. Het feit dat iemand een geschenk speciaal voor jou heeft uitgezocht en jou dat gunt, is de aanleiding voor de dankbaarheid. Zo niet, zou je enkel bedanken in de mate dat het geschenk je bevalt.

Wanneer een geschenk herleid wordt tot een nuttige uitwisseling waarbij de waarde domineert, dan is het geen geschenk maar een transactie. Welk passend geschenk zou je dan kunnen geven op Moederdag of Vaderdag, als je uit een warm nest komt en je ouders je overal in hebben gesteund? Hoe bepaal je dan de prijs van het geschenk? Een geschenk is symbolisch van aard en dus ook van waarde. Een geschenk is een gave van affectie, of van liefde, of respect. Het is in se een gave van dankbaarheid.

Een geschenk is eigenlijk ten diepste immaterieel, al is er meestal materie bij betrokken. Alhoewel... Stel, je wil iets opschrijven, maar je vindt geen pen. Iemand leent je zijn of haar pen uit. Dan zeg je: “dank je wel”. Straks geef je de pen gewoon weer terug. Toch bedank je, en terecht: er werd je iets geschonken. Hopelijk doe je dat niet enkel uit vriendelijkheid. Dankbaarheid hoort immers welgemeend te zijn, geen schone schijn. Je bedankt niet voor de pen zelf, want die krijg je enkel te leen. Je bedankt de ander voor de hulp die geboden wordt. De ander is zo opmerkzaam om te zien dat je geen pen bij hebt en schiet je te hulp. Naast die hulp is ook het geschonken vertrouwen is een reden voor dankbaarheid. De ander vertrouwt je iets van zichzelf toe.

Genade

Wanneer God ons iets schenkt, noemen we dat genade. Zijn genade wordt ons gratuit geschonken, uit goedheid, waar God grenzeloos in is.

Ook Jezus’ genezing van de tien melaatsen is een daad van genade. Hij hoeft dat helemaal niet te doen. Het is hun gegund. Ze vragen Jezus in hun ellende om zijn ontferming. Jezus verhoort hun gebed en vraagt dat ze zich aan de priesters laten zien. Onderweg worden ze gereinigd. Genezen komen ze aan bij de priesters, die hen anders niet hadden ontvangen omdat ze onrein waren.

Samaritaan

Daarna gebeurt iets merkwaardigs. Eén van de genezen mensen komt terug. Het is een Samaritaan, een vreemdeling. De anderen hebben de moeite niet gedaan om Hem te komen bedanken. Jezus vraagt hun strikt genomen ook niet om terug te komen, maar het lijkt Hem wel vanzelfsprekend en passend. De statistiek blijft teleurstellend: 10 procent toont Hem dankbaarheid. Guido Gezelle heeft zich misschien op deze cijfers gebaseerd voor zijn boutade.

De Samaritaan wordt omwille van zijn dankbaarheid niet alleen lichamelijk rein: ook zijn ziel wordt rein. Omwille van zijn geloof ontvangt hij een bijkomende zegen: Hem wordt het rijk Gods gegund. De anderen, die teveel op zichzelf gericht zijn en te weinig op Gods genade, worden niet gered. Hun genezing wordt weliswaar niet ongedaan gemaakt. Genade is een geschenk, en een geschenk neemt ook God niet terug.

De Samaritaan geeft heel uitdrukkelijk vorm aan zijn dankbaarheid: hij werpt zich voor Jezus’ voeten. Hij brengt Jezus eer en dankt Hem. Daarop wordt de man gezonden: “Sta op en ga.” Met de zegen van de Heer mag hij zijn weg verderzetten, gered omwille van zijn dankbaar geloof.

Inspiratie

De dankbaarheid van de Samaritaan mag ons inspireren om ons geloof te verdiepen. Ook wij zijn op weg, gezonden door de Heer. We kunnen onze dankbaarheid aan God kenbaar maken in ons gebed en tijdens de liturgie. Geloven in God vraagt van ons dat we Hem loven en danken om wie Hij voor ons is: “Ik ben er” (Exodus 3, 14). Hij is onze Schepper en Bevrijder en heeft zijn Zoon naar de wereld gezonden om de Boodschap te verkondigen. Zijn Geest inspireert ons elke dag opnieuw.

In de eucharistie bezingen we in het Eer aan God (Gloria) al heel vroeg in de tekst de opgewekte vormen van gebed: loven, prijzen, aanbidden, verheerlijken en dankzeggen. Persoonlijk vind ik de dankzegging het mooiste gebed.