Wat zou jij doen als
je wist dat de wereld over een paar dagen vergaat? Je kan stoïcijns verder doen
zoals je bezig was, omdat het nuttig en zinvol was tot dusver. Waarom alles
omgooien? Je kan ook enthousiast een bucket list opstellen en de activiteiten
één na één afvinken. Misschien loop je verloren in de keuzestress. Wat moet je
kiezen? Wat is belangrijk, wat is bijkomstig? Het is ook mogelijk dat je blokkeert
op de eindtermijn en je hysterisch vastklampt aan je hebben en je houden. Hoe
ga je om met onomkeerbare veranderingen waar je geen controle over hebt?
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Fatalisme en hedonisme
Fatalisme is van alle tijden. Het glas is half leeg. Alles
wat vroeger beter, niets is meer wat het was. Fatalisten treden Madame de
Pompadour bij, de belangrijkste maîtresse van Lodewijk XV, die zuchtte dat de
gouden tijden van de adel stilaan voorbij waren: “Après nous le déluge”, na ons
de zondvloed. Ze zou gelijk krijgen: 25 jaar na haar dood brak de Franse
Revolutie uit. Dat de almacht van de koning stilaan uitdoofde, voelde ze goed
aan. Fatalisme is soms realistisch.
Hedonisme is ook van alle tijden. Geniet, nu het nog kan.
Pluk de dag. “Carpe diem!” Keizer Horatius had het oorspronkelijk geschreven als
aanmaning om niet uit te stellen tot morgen wat vandaag nog gedaan kan worden,
de dag is al zo kort. Stilaan is de leuze echter een eigen leven gaan leiden:
denk niet aan morgen, geniet van vandaag.
Ook de boutade van Madame de Pompadour heeft een
hedonistische bijklank gekregen. Fatalisme en hedonisme hebben een onderlinge
aantrekkingskracht. Wanneer de toekomst er niet goed uit zien, kan je maar
beter genieten van deze dag, van wat er nu wel nog is en morgen misschien niet
meer. Geniet vandaag: de kater is voor morgen, als die dag nog komt tenminste.
Het einde is nabij
Ten tijde van de eerste christenen verwachtte men Christus’
wederkomst in de heel nabije toekomst. Dan zou het eindoordeel komen. Dat biedt
een perspectief van redding, maar dan is het leven hier op aarde ook definitief
voorbij. In de lezingen van de voorlaatste zondag van het liturgische jaar
klinkt de eindtijd in zowat elke zin.
Er is een vorm van fatalisme uit deze boodschap te filteren:
“Leef, alsof het je laatste dag is. Leef, alsof de morgen niet bestaat.”, om
een Nederlandse schlagerzanger te citeren. Je leven ten volle leven, gaat
echter ten koste van anderen en van jezelf. Wanneer je vol in de vrijheid gaat
staan, wis je je verantwoordelijkheid uit. De gevolgen zijn bijkomstig op dat
moment. De illusie wil dat je uiteindelijk wordt ingehaald door de
consequenties van je daden, of je wil of niet. En spijt komt nooit te vroeg,
steeds te laat.
In de Handelingen van de apostelen wordt verteld hoe Paulus
in Tessalonica aankomt en in de synagoge uitlegt hoe Jezus de langverwachte
Messias is. (Handelingen 17, 1-15) Hij verkondigt in de eerste plaats aan de
joodse gemeenschap, waarvan sommigen de Blijde boodschap aannemen. Er zijn
echter ook Grieken die in Jezus gaan geloven. Er wordt in de eerste
Tessalonicenzenbrief door Paulus verteld hoe innig band zijn band met deze
christengemeenschap is geworden. (1 Tessalonicenzen 2, 8)
Paulus en de Tessalonicenzen
Dat pril enthousiasme blijft niet duren. In de tweede brief
wordt verteld hoe sommigen werkloos rondhangen en zich onledig houden met
nutteloze bezigheden. (2 Tessalonicenzen 3, 11) Waarom zou men zich nog
inspannen als eerstdaags de laatste dag aan kan breken? Dat hadden ze immers
vernomen uit Paulus’ brief (1 Tessalonicenzen 4, 15-17). Er is bovendien veel om van te
genieten in Tessalonica. Het is de hoofdstad van de provincie Macedonië: een
dichtbevolkte, bruisende wereldstad langs een belangrijke handelsroute in een warm
en zacht klimaat…
Het grootste verschil tussen 1 en 2 Tessalonicenzen is het
onderscheid in de verwachting van de eindtijd. 1 Tessalonicenzen wordt vrij
algemeen beschouwd als het eerste schrijfwerk van Paulus, zijn theologische
visie is nog volop in ontwikkeling. In de tweede brief wordt het
tijdsperspectief gecorrigeerd – de wederkomst laat immers langer op zich wachten
dan men had ingeschat – en er wordt gevraagd om de tussentijd nuttig in te
vullen. Het is niet zeker dat 2 Tessalonicenzen van de hand van Paulus is, in
tegenstelling tot de eerste brief. Hoe dan ook klinkt de toon ernstiger en er klinken
duidelijke aanmaningen (2 Tessalonicenzen 3).
De kernboodschap is heel duidelijk: “Totdat de Heer komt,
moet je je werk doen en je brood verdienen.” (2 Tessalonicenzen 3, 12) Niets
doen, leidt tot niets. Jezus heeft niet verkondigd dat we op aarde zijn op
niets te doen tot de Heer terugkomt. Integendeel. Er is zoveel te doen: zorgen
voor je naasten, vooral voor wie noodlijdend is, zwak of arm, en God liefhebben
in gebed en in eredienst en in een correcte levenswandel.
Wat nu?
Intussen zijn we bijna tweeduizend jaar verder. Nog steeds
verwachten we het komend Rijk. Sommigen zien in oorlogen en rampen tekenen dat
het einde nabij is. Misschien is dat wat egocentrisch, alsof het per se in ons
leven moet gebeuren. Jezus is duidelijk. Het Rijk zal komen, maar: “Er zullen velen
komen die mijn naam gebruiken en zeggen: ‘De tijd is gekomen’. Loop niet achter
hen aan!” (Lucas 21, 8bc) We mogen vertrouwen op de Heer. “Door standvastig te
zijn, zal je je leven winnen.” (Lucas 21, 19) Van God is de toekomst, kome wat komt.
Weldra begint de advent. Dan verwachten we de komst van Jezus op aarde. In een diepere laag resoneert ook de verwachting van het Rijk Gods. De twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer de Messias op aarde komt wonen, kan ook de ultieme belofte van zijn wederkomst ontstaan.
Er komen weer bijzonder sfeervolle tijden aan: een verrijking voor je gebed, inspiratie voor je geloof…
De volgende bijdrage is voorzien over veertien dagen, bij het begin van de advent.