Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

28 november 2023

Een waakzaam verlangen (2-3 december 2023)

De advent is een bijzondere tijd. De dagen zijn op hun kortst. Het is ’s morgens lang donker en ’s avonds al vroeg weer duister. Het is koud en guur bij momenten. We worden naar binnen gezogen. We doen vlug de deur dicht, om de koude buiten te houden en de warmte binnen. Veel mensen vertrekken in het donker naar het werk en komen in het donker ook weer thuis. We kijken uit naar het licht. Dat licht komt met Kerstmis. December is een maand vervuld van verlangen.

  • Voor de lezingen van deze eerste zondag in de advent: klik hier.

Geen geduld

Sommige mensen hebben het geduld niet om te wachten. Ze willen alles nu meteen. De kerstboom staat al fel en tomeloos te knipperen half november, met veel lampjes en boa’s en blinkende kerstballen. Het heeft iets triest in zich. Zonder veel spiritualiteit groeit de hunker naar het opvullen met materiële gezelligheid om zich heen.

Wie vergeten is wat verlangen betekent, verliest de diepste drijfkracht in het leven: de spirituele dieptelaag. Het adventsverlangen is immers vooral symbolisch. Er is geen spannende onbekende in het spel. Het is een liturgisch, meditatief, ritueel verlangen. Natuurlijk weten we dat de dagen vanzelf weer langer worden vanaf eind december. Uiteraard leggen we met Kerstmis een kindje in de kribbe. Maar daar gaat het eigenlijk niet om. Het gaat juist over een verder verdiepen van je geloof, over tijd maken om jezelf vanbinnen klaar te maken voor dit feest van Licht, over God als Nabije te ervaren in gebed en meditatie. En samen met de Verwachte ook naar het onverwachte uit te zien.

De vroegtijdige kerstboom is een typisch voorbeeld van impulsief ongeduld. Onze cultuur is gebaseerd op ongeduld. Het moet vlug gaan, leuk zijn en niet te ingewikkeld. Wachten is tijdverlies, meningen uitwisselen ook. Men wil zelf de kalender bepalen. Zelf beslissen. En tegelijk beseffen we maar al te goed dat we voor de gek gehouden worden door de reclamewereld, dat ons brein op allerlei ingenieuze manieren wordt gemanipuleerd. Maar we gaan er als samenleving ook in mee: slogans doen het beter dan gedachten, botte bijlen zijn populairder dan de gelaagdheid van de nuance.

Prioriteit

Ondoordacht kopen mensen wat ze niet nodig hebben en wat ze zich eigenlijk niet kunnen veroorloven. Mensen verzamelen materiaal rond zich bij hopen, vaak om de leegte in hun ziel ruimtelijk te compenseren. Het instinct wint het op het verstand. Ook kinderen krijgen al te vaak wat ze maar verlangen. 'Veel geven aan iemand' wordt verward met 'veel geven om iemand'. Er wordt alom geklaagd dat het leven onbetaalbaar is geworden, vaak door mensen die verdrinken in de rotzooi, met twee auto’s voor de deur omdat de garage een berging is geworden. Voor sommigen is het leven inderdaad onbetaalbaar duur. Zij roepen niet het luidst, vaak uit schaamte. Voor anderen is het echter een kwestie van foute prioriteiten stellen.

We werpen veel weg, zonder er bij na te denken. We prijzen artiesten de hemel in en verwerpen ze een jaar later voor een ander idool. Het lijkt een radeloos spartelen door de tijd: pakken en weggooien, grijpen en weer loslaten. En weer gaat een jaar voorbij. En vraag niet waarom of waarvoor. 

Ben ik een cultuurpessimist wanneer ik dit zo allemaal oplijst? Of is het een bezorgd realisme? Ik vind het jammer wanneer ik geconfronteerd word met lege gedachten en holle woorden. Wij, mensen, zijn tot zoveel meer in staat.

Bewust verlangen

Hebben wij ons van God afgekeerd? Heeft God zich ook van ons afgekeerd? (Jesaja 63, 17d) We lijken wel platgeslagen door onze vrijheid. Het put ons mentaal uit. Mensen zijn meer en meer onbuigzaam geworden en passen de wereld aan de eigen wensen aan. (Jesaja 63, 17b) Daarom maken we alles rondom ons maakbaar, manipuleerbaar, buigzaam. En waar is God in dat hele gebeuren? Het lijkt wel alsof niemand van Hem heeft gehoord. Alsof zijn Naam nooit werd uitgesproken. (Jesaja 63, 19) 

In een eucharistieviering kijk ik om me heen en ik tel twintig mensen, waar er ooit tweehonderd waren. Die scherpe kilte wordt niet verzacht door de verwarming. Scheurde U de hemel maar open om af te dalen, God. (Jesaja 63, 19c)

Geloven is verlangen. Het is hopen om een glimp van God op te vangen, in ons dagelijks leven, op gewone en ongewone momenten. Geloven brengt ons dichter bij onszelf. Vreemd genoeg worden gelovigen verweten dat ze in ontkenning leven en van zichzelf vervreemd zijn. Het tegendeel is waar: ons geloof stelt ons in vraag en doet ons bewust stilstaan bij de diepste zin van ons bestaan.

Slaperigheid

Ondertussen amuseert onze samenleving ons rustig verder in slaap. Lachbanden masseren ons tot we de ogen sluiten. Filmpjes van ingestudeerde dansjes brengen ons in een leuke, gezellige maar vooral lege roes. Alles kan je kopen. En dan ben je even gelukkig, of iets wat op geluk lijkt: verzadiging. Religie was het opium, volgens Marx. Zou het kunnen dat mensen graag verdoofd zijn? Wellicht is ons bestaan zonder interpretatiekader ondraaglijk complex, amper leefbaar.

Jezus waarschuwt ons tegen de vlucht van spiritualiteit weg, in een slaap van afleiding en verveling: waakzaam moeten we zijn. (Marcus 13, 37) Laat je niet in slaap wiegen, maar leef wakker en bewust! (Marcus 13, 36) Zoek de diepte in je leven, het perspectief in je bestaan. Het is geen banale, nuttige tip van Jezus, en dat wordt duidelijk door de plaats van dit fragment in het Marcusevangelie: in het volgende hoofdstuk wordt het Laatste Avondmaal gevierd. 

Het is één van de kernboodschappen van Jezus: wees waakzaam, verlang naar de Heer!

21 november 2023

Koning van een zalig Land (25-26 november 2023)

Koningen en prinsessen zijn figuren die we kennen uit sprookjes. Sprookjes gaan vreemd genoeg nooit over presidenten. Zelfs in onze nuchtere en transparante tijden, blijft rond de monarchie een zweem van mysterie hangen. De vorst is een symbolische, verbindende figuur. Tegelijk worden vorsten geassocieerd met blinkend goud en dure interieurs. Een vorst is werelds en onwerelds tegelijk. Wanneer dat koningschap met Christus wordt verbonden, dan stoten we in onze dagen op heel wat vragen. Een Amerikaan vertelde me ooit dat het voor hem beslist makkelijker is om het feest van Christus, Koning van het Heelal te vieren, dan voor mij. Wellicht heeft hij gelijk. Ik heb ook een aardse koning. Ons beeld van een vorst is al heel concreet ingevuld.

President

Een koning is geen president. Een president wordt verkozen door de bevolking en heeft een tijdelijke opdracht, voor een vooraf bepaalde periode. Vaak kan een president herkozen worden voor een tweede ambtstermijn, maar daarna niet meer. Dat leidt ertoe dat een president veel aandacht moet besteden aan zijn persoonlijke populariteit. Hij kan electoraal maar beter de vinger aan de pols houden en populaire beslissingen nemen, desnoods ten koste van de duurzaamheid. Wanneer men ontevreden is over het beleid, wordt iemand anders verkozen. Presidenten zijn bij wijze van spreken een wegwerpartikel.

Het gevaar bestaat bovendien dat men op basis van sloganeske beloften en populaire praatjes kiest voor de grootste jandoedel omdat die op dat ogenblik het beste alternatief lijkt te zijn. En narcisten, zo weten we, zijn vaak gewiekste populisten. In een democratie krijgen de leiders de leiders die ze verdienen, simpelweg omdat ze hen zelf kiezen. Veel mensen zijn helaas wispelturig en nalatig als het gaat over het kiezen van hun leiders: te beïnvloedbaar voor zoete praatjes, te ongeïnteresseerd om diep en kritisch na te denken en te zelfzuchtig om een maatschappelijk verantwoorde keuze te maken.

Jong

Jezus noemen we absoluut geen president. Jezus is niet verkozen, maar uit genade van Godswege aan ons geschonken, ons gratuit gegund. Hij is niet gekomen om de mensen welgevallig te zijn. Hij is op aarde geboren vanuit Gods bekommernis voor de mensen, die de weg kwijt zijn en in duisternis ronddwalen. (Jesaja 9, 1-2) Hij is van God gezonden om bij te sturen wat scheefgegroeid is. (Jesaja 9, 15) God doet wat Hij belooft. Die Jezus wordt feestelijk ‘Koning’ genoemd vandaag.

Dit feest is afgekondigd in 1925 onder Pius XI. Het was nauw verbonden met de spiritualiteit van het heilig Hart van Jezus. In een vlug seculariserende wereld moest dit feest de allesomvattende betekenis van Christus in de verf zetten. Vandaar dat Hij de Koning van het heelal wordt genoemd.

Koning

Een koning is geen president. In tegenstelling tot een president ontvangt een koning zijn mandaat uit geboorte: het koningschap is erfelijk. De eerstgeborene maakt aanspraak op de troon. In onze streken hoeft het niet langer de eerstgeboren man te zijn, maar de eerste ‘telg’. Een vorst of vorstin wordt niet gekozen. Wie de volgende monarch wordt, is niet bepaald door diens persoonlijke talenten, interesses of voorkeuren. 

Toch kan een vorst tegenwoordig niet zomaar zeggen of doen wat hij of zij wil. De tijd van wrede koningen is lang voorbij. De rol van een Westerse monarch is beperkt en welomschreven. De monarchie stoelt overigens op de goedkeuring van het volk. De vorst of vorstin regeert over een land en zweert de wetten na te leven en de landsgrenzen te bewaren. Het is een begrensd koningschap in tijd en in ruimte.

Niet van deze wereld

Christus’ koningschap is van een heel andere aard. Zijn Koningschap is niet van deze wereld. (Johannes 18, 36) Dat betekent weliswaar niet dat de wereld buiten zijn Koningschap staat of uitgesloten is uit het Koninkrijk. Zoals de Vader de Schepper is van hemel en aarde, van al wat is, zo is Christus de Koning van het heelal. Deze theologische metafoor wil de verhevenheid van Christus benoemen: in Liefde en in Wijsheid overstijgt Hij het hele universum. De hele schepping moet buigen voor zijn heerlijkheid van Jezus Christus en voor zijn heilige Naam. (Filippenzen 2, 10-11)

Tegelijk is het koningschap van Christus een dienst in grote nederigheid. Niet voor niets draagt Hij een doornenkroon voordat Hij aan een kruis wordt genageld. (Johannes 19, 1-5) Niet voor niets heeft Hij daaraan voorafgaand de voeten van zijn leerlingen gewassen. (Johannes 13, 3-5) 

In dit koningschap weerklinkt duidelijk de heimwee van het joodse volk naar de hoogdagen van koning David. Christus brengt deze hoogtij terug. In christenen leeft een diepe wens om dicht bij Christus te zijn: door terug te kijken, maar ook vooruit. Jesaja vertelt hoe God, die Koning is, Allerheiligst en Schepper, iets nieuws zal verrichten. Het ontkiemt al en draagt vrucht in Christus. (Jesaja 43, 15-19) Zo zal Christus de Messiaanse taken op zich nemen van Koning, Priester en Profeet. Zo mogen wij deelachtig zijn aan het Rijk, dat steeds meer werkelijkheid wordt.

Vredevorst op Davids troon

Het feest van Christus Koning beëindigt het kerkelijk jaar. Het is de laatste zondag door het jaar. Tegelijk leert dit feest ons dat er geen begin of einde is. Dit feest legt immers de grondvesten voor de advent van het nieuwe liturgische jaar. De Vader zendt de Messias die men zo vurig verwacht, de Redder van geloof en wereld. Een Koning mogen wij weldra verwachten. Vandaag mogen we zijn koningschap alvast vieren.

Over ruim een maand zullen we met Jesaja Gods belofte opnieuw werkelijkheid zien worden. Er wordt een Kind geboren, een Zoon wordt ons geschonken. Hij zal de Vredevorst zijn. Hij zal zitten op Davids troon. (Jesaja 9, 6-7) Er is een spirituele draad gespannen tussen Christus Koning en Kerstmis: de advent. Die begint een week na Christus Koning. De verwachting van het Rijk Gods – ooit ver weg, maar ook nu al op aarde – geeft de korte, duistere winterdagen een bijzondere diepte.

Vandaag vieren we dat Christus onze Koning is, de Vredevorst van een zalig Land. Dat Rijk bevindt zich in de ongrijpbare eeuwigheid, maar het ontstaat al hier op aarde, in tijd en ruimte. Hoe dan? Heel eenvoudig: in alles wat we doen voor de kleinsten, de minsten, de meest hulpbehoevenden onder ons. (Matteüs 25, 34-40) Daarin dienen we onze Koning: niet met grote lofdichten aan Hem, maar door armen te eten en te drinken te geven en kledij, vreemdelingen te verwelkomen, zieken en gevangenen te bezoeken en bij te staan. In onze barmhartigheid groeit het Rijk Gods hier op aarde. Het zalig Land begint al hier! Merk je het niet?

13 november 2023

Over een sterke vrouw gesproken (18-19 november 2023)

De schrijver van het boek Spreuken gaat op zoek naar een sterke, vaardige vrouw. Het is interessant om na te gaan welke eigenschappen toegekend worden aan een vrouw om haar te beschouwen als sterk. Hoe verschilt de visie doorheen de eeuwen? Is er een grote evolutie vast te stellen? Waar ligt de essentie eigenlijk?

Duf

In het boek Spreuken vraagt de auteur zich af: “Een vaardige vrouw, wie zal haar vinden?”, en hij voegt er meteen aan toe: Ze is onbetaalbaar.” (Spreuken 31, 10) Het bijvoeglijk naamwoord voor “vaardig” (in het Hebreeuws: ‘chiel’) kan ook vertaald worden als “sterk”. Het boek Spreuken wordt toegeschreven aan koning Salomo, maar dat is uiteraard eerder om meer prestige toe te kennen aan het werk, dat pas in de tweede eeuw vóór Christus in de vorm bestaat zoals we het nu kennen. Het neemt niet weg dat bepaalde uitspraken van Salomo afkomstig kunnen zijn. 

In de eerste lezing horen we dus een omschrijving van een sterke vrouw. Ze is een steunpilaar voor haar man. (Spreuken 31, 11) Daarnaast is ze vaardig in huishoudelijk werk: ze kan goed garen spinnen. (Spreuken 31, 13) Ze is ook bezorgd om haar naasten en helpt minderbedeelden. (Spreuken 31, 20) Charmant of mooi hoeft ze niet te zijn: dat zijn immers vergankelijke kwaliteiten, stelt de schrijver. Nee, ze is vooral ook gelovig en vlijtig. (Spreuken 31, 30-31) Het behoeft weinig betoog dat deze omschrijving cultureel bepaald is: het werd door een man geschreven, en er klinkt een stevige paternalistische ondertoon, eerder een basso continuo zelfs. Het lijkt vooral een duf cliché, maar met een opmerkelijk weerhaakje.

Weggelaten

Minstens even merkwaardig is immers  de vaststelling dat in de eerste lezing de verzen 14 tot en met 18 zijn weggelaten. Er wordt wel vaker een bijkomstig fragment overgeslagen om de teksten niet eindeloos lang te maken. Maar hier wordt juist geopteerd om het deel weg te laten dat de vrouw looft om haar ondernemend, zelfdenkend en krachtig karakter. Het lijkt wel alsof bij de selectie uit Spreuken 31 misprijzend werd gekeken naar de passage waar de vrouw een zelfstandige zakenvrouw is die verstandige beslissingen neemt en concrete resultaten bereikt. Wat overblijft is het beeld van een brave, vlijtige, huishoudelijke vrouw.

Daarmee worden de boodschap en de context van de passage vervormd. Dit fragment in de Spreuken gaat helemaal niet over de vrouw van een sterke man. Het is de man die getrouwd is met een sterke vrouw in deze tekst. Over haar daadkracht gaat het hele tekstfragment: over haar kundigheid en zelfstandigheid, haar gedrevenheid en haar sterkte. Ze maakt er geen rommeltje van: niet binnenshuis, maar buitenshuis evenmin. (Spreuken 31, 14-15) Deze vrouw drijft op doortastende wijze handel, ze garandeert de kwaliteit van haar koopwaar en ze zorgt voor goede opbrengst. (Spreuken 31, 16-18)

Wanneer we heden ten dage een vaardige en sterke vrouw voor ogen hebben, dan gaat het toch duidelijk ook over deze kwaliteiten? Over deze… talenten! In het evangelie draagt Jezus ons op om onze talenten niet in de grond te stoppen. (Matteüs 25, 14-30) Het kan dus ook niet de bedoeling zijn dat de talenten van vrouwen worden miskend en begraven door mannen aan de macht en door de samenleving?

Tijdgebonden

Velen onder ons kennen Margaret Thatcher nog: de vrouw die elf jaar premier was van het Verenigd Koninkrijk. Dat was lang ondenkbaar geweest op dit traditiegevoelige eiland. Maar plots hadden ze een vrouwelijke vorst én een vrouwelijke premier. Thatcher was een  vrouw, maar zag zichzelf niet in eerste instantie als vrouw. Ze beschouwde zich als een mens die geknokt had om te bereiken waar ze stond. 

Margaret Thatcher had een notoire afkeer voor wie zwak, gevoelig en weekhartig was. Daar ging ze wellicht te ver in. Wilskracht was volgens haar de sleutel tot succes en vrijheid, net als de sterke vrouw in Spreuken trouwens. Niet iedereen is van nature zo zelfzeker en doortastend uiteraard. Daarin lag de zwakte van het thatcherisme. Wie niet mee kon met de hoge eisen, viel uit de boot. Toch zit er een interessante nuance in haar mensvisie. Iedereen heeft talenten gekregen, ongeacht afkomst of geslacht. Daarin liggen belangrijke kansen.

Sommige clichés zitten diep gebakken in onze samenleving. Ik keek onlangs naar een programma waarin vrouwen met hulp van de presentator hun man terechtwijzen omdat hun huis om allerlei redenen nog altijd niet is verbouwd. Dan gaat de vrouw, eventueel met de kinderen, een paar dagen lekker op hotel en mag de man samen met enkele vakmannen de klus klaren. Ik kan me erg kwaad maken over dat soort goedkope clichés. Verbouw je huis samen, steek samen de handen uit de mouwen. Iedereen is minstens ergens goed in. Het zijn niet enkel mannen die de clichés in stand houden.

Essentie

De eigenlijke kwestie gaat echter veel dieper. Het zou in onze tijden al lang niet meer mogen gaan over de sterke vrouw. Op zoek gaan naar sterke, integere mensen, dat lijkt veel zinvoller. Mag er dan geen onderscheid gemaakt worden tussen man en vrouw? Ze zijn inderdaad niet gelijk. Een man baart geen kind. Maar mannen onderling en vrouwen onderling zijn evenmin gelijk. We verschillen onderling allemaal fundamenteel. 

Gelijkwaardigheid zou essentieel moeten zijn: samen, van elkaar verschillend, even waardevol mogen zijn. Die gelijkwaardigheid mag niemand verplichten tot prestatiedrang, maar moet wel mogelijkheden scheppen.

In onze Kerk

En wanneer mensen talenten hebben in geloof, dan zou de Kerk daar in moeten investeren. Een vrouw die zich geroepen weet om diaken te worden of priester en duidelijk talenten heeft om het ambt te dragen: waarom zou men haar weigeren? Omdat Jezus, die in een paternalistische samenleving rondtrok met zijn Boodschap, toevallig geen vrouwelijke apostelen had? Dat was toen wellicht niet het belangrijkste werkpunt. 

Mannen en vrouwen kunnen evenveel aanleg en talent hebben als voorganger, als voortrekker, als leidinggevende. Daar liggen helaas nog veel onbenutte kansen voor onze Kerk. En dat zeg ik niet omdat er zo weinig priesters en diakens zijn tegenwoordig. Nood mag nooit de enige aanleiding zijn voor fundamentele veranderingen. We zijn niet gelijkwaardig uit nood, maar vanuit een principe.

(Afsluitende noot: Ik schrijf deze tekst uiteraard als man. Misschien bepaalt dat mijn visie... )

07 november 2023

Wijsheid, wegwijzer naar God (11-12 november 2023)

Wat is wijsheid? Het is een vraag van alle tijden. In het Eerste (Oude) Testament vinden we bij de apocriefe geschriften – de aanvullende boeken, bij wijze van spreken – het boek Wijsheid, dat precies die vraag stelt vanuit een theologisch oogpunt. Wijsheid wordt door de schrijver gezien als de hoogste kennis die een mens kan nastreven, een geschenk van God aan onze wereld. Die wijsheid ontvangt men door interesse en uit zich in het naleven van de Wet. Het klinkt toch wat abstract. Jezus maakt dit echter concreet langs een parabel.

Apocrief

Het boek Wijsheid is wellicht geschreven in Alexandrië, rond 50 vóór Christus, misschien zelfs rond de tijdwisseling. Het is dus een bijzonder jong geschrift in het Eerste (Oude) Testament, en is bovendien in het Grieks geschreven, niet in het Hebreeuws. Vandaar dat dit boek niet door iedereen wordt erkend. Het is 'apocrief': voor sommigen 'weggeborgen'. In protestantse Bijbelvertalingen vind je het boek Wijsheid doorgaans niet terug. 

Wat is wijsheid dan? Een vrije vertaling van een fragment uit Wijsheid 6, dicht bij de tekstinhoud, omschrijft haar als volgt:

Wijsheid

De wijsheid straalt en ze verwelkt niet.

Ze wordt gemakkelijk herkend door wie om haar geeft,

en wordt vlot gevonden door wie haar zoekt.

Ze toont zich meteen aan wie haar wil ontmoeten.

Wie naar haar op zoek is bij het krieken van de dag

hoeft geen inspanning te doen: ze wacht al aan zijn deur.

Ieder die aan haar denkt, toont het grootste inzicht,

en wie wakker ligt over haar, is algauw vrij van zorgen.

Ze gaat immers zelf op zoek naar wie haar waard zijn,

ze komt innemend op hun weg, en raakt hen in elke gedachte.

Ze groeit uit diepe interesse, en daarin ligt de liefde.

(Wijsheid 6, 12-18a)

 

Dichter bij God

De wijsheid straalt en maakt zich kenbaar voor wie zich ervoor openstelt. (Wijsheid 6, 12) Het vraagt dus een inspanning van de mens zelf, maar die moeite wordt rijkelijk beloond: de wijsheid wordt vlot gevonden, want ze is zelf opzoek naar mensen die het waard zijn. (Wijsheid 6, 14-16) De wijsheid is dus een soort ideaal, dat vormelijk wordt voorgesteld in de beeldtaal van de schrijver. Het boek Wijsheid wordt overigens net als Spreuken (waaruit volgende week wordt gelezen) aan koning Salomo toegeschreven, om het werk meer belang toe te dichten. 

Het verlangen naar wijsheid vertrekt uit interesse, openheid, ontvankelijkheid, en dus ook uit liefde, die aan alle voorgenoemde karakteristieken voldoet. De wijsheid uit zich in het onderhouden van de Wet, uit een levenswandel die omschreven kan worden als naderen tot God, dichter bij God komen. Langs de wijsheid nodigt God ons uit om dichter bij Hem te komen. God creëert dus een mogelijkheid die tegemoetkomt aan het grootste verlangen van iedere gelovige. God is onbereikbaar voor onze gedachten en onzichtbaar voor onze ogen. Met wijsheid komen we dichter bij Hem.

Leerschool van het leven

Deze wijsheid hoeft echt niet academisch van aard te zijn. Bovenal is ze een daadwerkelijke wijsheid: een praktische leerschool. Ze komt van Godswege en is dus voor iedereen toegankelijk, voor iedereen die God liefheeft. Precies daarom is het geen luie wijsheid: liefde vraagt om een blijvende investering. Anders verwelkt ze. Let wel: niet de wijsheid zal verwelken, wel jouw toegang tot die wijsheid.

Niet dom

Datzelfde beeld brengt Jezus tot leven in een parabel. Wees verstandig, zoals de slimme meisjes die wachten op de Bruidegom, die langskomt en hen naar het Rijk Gods zal brengen. (Wijsheid 6, 16a - Matteüs 25, 10) Wees voorbereid op zijn komst. Laat je niet door zijn komst verrassen, zonder er bij stil te hebben gestaan, zonder je best te hebben gedaan. (Wijsheid 6, 16b - Matteüs 25, 4) Sta bewust en alert in de liefde, leef de liefde. Laat je geloof geen lege doos zijn. Maak er werk van, maak er tijd voor, neem het mee doorheen je leven. Zo niet gaat de deur op slot. (Matteüs 25, 11)

Laat je geloof doorheen je leven meegroeien in wijsheid. Open je hart voor Gods Boodschap: beluister het Woord, en denk, spreek en handel er naar. Je geloof hoort een essentieel onderdeel te zijn van je leven, en geen passieve status of vage omschrijving pro forma. Wees waakzaam, voegt Jezus er aan toe. (Matteüs 25, 13) Je weet immers niet wat er komt. Wel weet je wat je nu al kan doen.  

Over een kleine maand begint de advent. Vier zondagen bereiden we ons voor op Kerstmis, de komst van de Messias, de Zoon van God. Dat is een uitgelezen tijd van voorbereiding en van waakzaamheid. Nu al klinken deze woorden even. Berg ze niet te ver weg. Wees bovenal wijs, en handel wijs, ook vandaag. Want God is de bron van wijsheid, en die wijsheid wijst ons de weg naar God.

Nader bij U

Het doet mij spontaan denken aan een lied, waarbij ik me meteen een knetterend, warmgloeiend kampvuur inbeeld. De tekst (hier in de Vlaamse versie) drukt het verlangen uit om dichter bij God te komen, om te bestaan in zijn geborgenheid.

Nader bij U, mijn God, U naderbij,

zij ook de weg daartoe een kruis voor mij.

Wat ook mijn toekomst zij -

U nader, nader bij!

Nader bij U, mijn God, U nader bij.

Welnu, God mogen naderen, dat vraagt om een persoonlijke inspanning, een actieve inbreng, een bewuste ingesteldheid. Het vraagt om daadwerkelijke liefde voor God, in aandacht, in gedachten en in daden!

02 november 2023

Handel naar hun woorden, niet naar hun daden (4-5 november 2023)

Wanneer alles wat niet verplicht is, verboden is, dan is het leven een zware opdracht, gedrenkt in angst om fouten te maken en verzwaard door schuldgevoel over wat misschien verkeerd is gegaan. Wanneer godsdienst wordt verweten de mensen te knechten en te verdoemen, dan gaat het daarover. Het klerikalisme en triomfalisme, waarvan de zaden werden geplant in het Concilie van Trente, en dat bij ons hoogtij vierde in een groot deel van de twee afgelopen eeuwen, heeft die kritiek jammer genoeg vooral gevoed. En ik kan in eer en geweten enkel constateren dat die kritiek grotendeels terecht was.

  • Voor de lezingen van deze zondag: klik hier. 

Dienstbaarheid

Dat geldt niet voor alles wat gezegd wordt over de Kerk en over religie. Er zijn doorheen de tijd ook groteske uitvergrotingen gebeurd. Het zou goedkope kritiek zijn, te beweren dat daarmee alles is gezegd. Het zou ver van de waarheid staan. Dat mag ook met klem gezegd worden. De Kerk heeft heel veel goeds gerealiseerd en aandacht geschonken aan de armen, de zieken, de ongeletterden, de verschoppelingen. 

Ontelbare priesters, paters en zusters hebben hun leven lang met grote nederigheid en dienstbaarheid alles gedaan om mensen te helpen, te steunen, bij te staan. Alle lof voor hen! Onze seculiere welvaartsstaat moet elke cent omkeren om verder te zetten waar de Kerk destijds aan is begonnen: onderwijs, ziekenzorg, gehandicaptenzorg, bejaardenzorg...

Die andere kant

De Kerk is me dierbaar. Ik koester mooie, warme herinneringen aan de Kerk en de verbondenheid van de gelovende gemeenschap. Op sombere dagen trek ik me daaraan op. Ook vandaag is de Kerk me dierbaar, en daarom hoop ik ook zo intens op een zinvolle en betekenisvolle toekomst voor die Kerk. In deze overdenking zal ik dus niet met slijk gooien. Wel tracht ik langs deze reflectie met een open vizier eerlijk en kritisch te kijken naar de Kerk waar ik toe behoor en die ik als een thuis beschouw. 

Want er is ook een ruwe, onbehouwen, - ja, soms kwaadaardige - houding binnen de Kerk, zeker in een nabij verleden. De Kerk beweerde zaligheid te brengen in een wereld die slechts een tijdelijk tranendal was, een wachtruimte naar vagevuur, hemel... of hel. En de duivel lag overal op de loer. In de plaats van een gezond geweten, werd er angst bijgebracht. De kansen dat je als arme zondaar uit jezelf het goede deed, waren gering. Dat verlamde mensen: ze bezweken onder de veel te zware lasten die opgelegd werden. (lees hierbij: Matteüs 23, 4) De ontnuchtering van de jongste decennia is bij veel van die mensen hard aangekomen. Dan heb ik het over mensen die de Kerk genegen waren, zich actief inzetten en nare ervaringen opdeden in de Kerk, gaande van ondankbaarheid over tweedracht, ruzie en achterbaksheid, tot diep onrecht.

De clerus was zelf lang niet altijd een stichtend voorbeeld. (Matteüs 23, 3) Ze kenden zichzelf macht en aanzien toe en stonden erop gegroet te worden op straat. Een kind dat dat niet deed bijvoorbeeld, kon wel eens een pijnlijke oorvijg ontvangen. (Matteüs 23, 7) De clerus had goed te eten, kreeg op publieke gelegenheden de mooiste plaats toegewezen en oordeelde over het zielenheil van de kudde. (Matteüs 23, 6) Eenvoudige lieden een paar huizen verderop moesten het vaak met veel minder stellen. Het klinkt allemaal oubollig, uit een afgesloten tijd, maar zo lang is het allemaal nog niet geleden.

Kramp

Sterker nog: de Kerk worstelt nog steeds met zichzelf om deze gedachtegang achter zich te laten. Een deel van het kerkpubliek verlangt zelfs actief terug naar de tijd van de triomfalistische Kerk. Er is door machtsvertoon veel verkeerd gelopen, en dat heeft veel te lang geduurd. De aangeleerde absolute gehoorzaamheid voedde het voortbestaan van deze scheefgroei lang. Zoals een Mariabeeld onder een glazen stolp stofvrij werd gehouden, zo schiep een denkbeeldige stolp van gehoorzaamheid een ongenaakbaarheid voor de clerus.

De verhoopte 'aggiornamento' of 'update' is er na Vaticanum II nooit echt gekomen. Bepaalde problemen waren in beeld gebracht en besproken, maar er trad algauw een kramp op. De angst om alles te verliezen, vertroebelde de blik en mooie woorden werden slechts gedeeltelijk in de praktijk omgezet. In 1968 verscheen de pauselijke encycliek 'Humane vitae' en was de trage vooruitgang in alle logheid piepend en krakend tot stilstand gebracht. Dat is bijzonder jammer. Vaticanum II is onaf, tot op vandaag. De frisse Wind van de Geest wordt nog steeds niet ten volle toegelaten teveel gewicht te geven aan traditie en gewoonte, triomfalisme en klerikalisme. Er is nog veel werk. Zelfs de paus kan daarin geen wonderen verrichten. 

Verandering

Merkwaardig genoeg heeft uitgerekend de wereld, dat verfoeide, nietige oord van zonde en verderf, de Kerk de les moeten lezen. Niet enkel recent, maar doorheen generaties van kerkverlaters. De mensen hechtten steeds minder geloof aan de boodschap van de Kerk. Het instituut leek vooral zichzelf te conserveren. Sinds de jaren ’50 lopen de kerken druppelsgewijs leeg. Het diepe inzicht van Johannes XXIII is onvoldoende begrepen en gewaardeerd. 

De vraag is vaak gesteld: “Wat doen we toch verkeerd?” Vrolijke beatmissen en laagdrempelige vieringen brachten geen soelaas: het is niet (alleen) de liturgie waar het aan schort: het zit veel dieper. De kritische stemmen tijdens Vaticanum II hadden gelijk, maar er was teveel verdeeldheid, teveel behoudsgezindheid en schrik voor een interne breuk. Dat blijft een uitdaging voor onze Kerk. Ook de pas afgeronde bisschoppensynode in Rome illustreert dit. De pauselijke kritiek dat er nog teveel klerikalisme heerst, is tegelijk schrijnend en geheel terecht. Gelukkig staat de paus hierin niet alleen en klinkt er in de kerkgemeenschap en in de hiërarchie onophoudelijk ook een roep naar verandering, naar herbronning.

Helder

Het antwoord is midden in een crisis vaak even helder als de horizon in dichte mist. Bovendien is een crisis niet het ideale moment om een bedrijf te heroriënteren. Terugkijkend, zien we als Kerk wat er fout gelopen is, tot onze scha en schande. Vanzelfsprekendheden, hoe averechts en misplaatst ook, laten zich moeilijk corrigeren.

Nochtans zijn de problemen én de oplossingen duidelijk in het evangelie vermeld: niet zijdelings vernoemd of uit een heel andere context af te leiden, maar letterlijk, heel klaar en duidelijk. In een snel veranderende samenleving waarin identiteit, godsdienst en traditie in vraag werden gesteld, hebben de Farizeeën namelijk verbazingwekkend gelijkaardige fouten gemaakt. En Jezus heeft hen daar duidelijk op aangesproken: niet één keer, maar heel vaak. Zo ook deze zondag in de evangelielezing. Nee, dat is niet nieuw, het is al vaak gezegd en geschreven. Er is helaas nog veel te weinig gedaan. Tegenstand klinkt vaak luider: polarisatie maakt veel kapot.

Jezus

Jezus' woorden spreken voor zich: “Handel naar hun woorden, niet naar hun daden.” (Matteüs 23, 3) De farizeeën zijn in hun doen en laten allesbehalve een veruitwendiging van wat ze prediken. De Boodschap ligt niet in hun hart, enkel op hun lippen. De slotzin uit het evangelie van deze zondag mag een belangrijke inspiratiebron voor onze Kerk zijn. Laten we ons als Kerk niet verheffen. Dat kunnen we beter aan God overlaten. (Matteüs 23, 12) Een Kerk die niet van harte dient, dient werkelijk tot niets. (Matteüs 23, 11) 

Psalm 131

En we krijgen nog een louterende psalm toe: Psalm 131. Het is mijn persoonlijke lievelingspsalm. Het zou een zegen zijn mocht de tekst eenieder inspireren, van kleine twijfelaar tot paus. Mijn vertaling luidt als volgt:

Heer, mijn hart is niet verwaand

en mijn blik niet hoogmoedig.

Ik streef niet naar wat groots is

en te hoog gegrepen is voor mij.

Nee, ik ben kalm

en vind rust in mezelf.

Zoals een zuigeling tegen de moeder,

zoals een zuigeling, zo ben ik, diep vanbinnen.

Hoop op de Heer, van nu af aan, voor altijd. 

Amen. Dat het zo moge zijn.

Coda

Ik weet het, deze bezorgde boodschap klinkt hard en negatief. Maar de visie is gestoeld op hoop, die ik deel met velen: hoop die voortkomt uit een vurig, intens verlangen naar een voorspoedige toekomst. Die Kerk zal niet uitblinken in grootsheid en allesbepalendheid, maar des te meer in bescheiden oprechtheid en waarachtigheid. 

Er zit geen toekomst in het verleden. Heimwee is de bestendiging van een neerhalend gevoel. Dat verleden kan wel dienen als hulpmiddel om de toekomst mee te bepalen, ten goede. Het doel is dat men kan handelen naar de woorden én de daden van de Kerk: de Kerk als ethisch kompas, veeleer dan moraliserende wijsvinger.