Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

31 oktober 2022

Heilig (1 november 2022)

Op Allerheiligen is de traditie gegroeid om de kerkhoven te bezoeken en chrysanten neer te zetten bij de graven van onze overleden geliefden. Eigenlijk hoort dat gebeuren liturgisch bij Allerzielen. Omdat Allerzielen geen vrije dag is in onze contreien, maar de dag ervoor wel, is 1 november de dag van de graven geworden. Op het hoogfeest van Allerheiligen vieren we… alle heiligen.

Tienduizend en meer

De katholieke Kerk heeft meer dan 10 000 mensen heilig verklaard doorheen de bijna twintig eeuwen van haar geschiedenis. Een exact getal is er niet, omdat men vooral in de eerste tien eeuwen in het duister tast. In het eerste millennium werden mensen gaandeweg als heilig beschouwd wanneer bedevaarten groeiden naar aanleiding van een plaatselijke verering die zich verder uitbreidde. Daarenboven werden tot in de zeventiende eeuw niet alle heiligen centraal bepaald, in Rome. 

Hoe dan ook, er zijn veel te weinig dagen in het jaar om alle heiligen in de kijker te zetten. Dat, en het feit dat voorbeeldige christenen doorheen de tijd in de vergetelheid zijn geraakt, is een aanleiding om werkelijk alle heiligen, bekend en onbekend, te vieren met Allerheiligen.

Technisch

Laten we duidelijk zijn: de Kerk “creëert” geen heiligen, maar erkent de heiligheid van mensen die omwille van hun levensloop en hun geloof voorbeelden bij uitstek zijn voor ons allen. We vieren op Allerheiligen dus veel meer dan 10 000 heiligen. We ontmoeten in ons eigen leven ook voorbeelden van mensen die van ons zijn heengegaan en die ons gedurende hun leven hebben geïnspireerd door hun geloof, hun wijsheid, hun gedrevenheid. Ze hebben misschien geen mirakels verricht, hoewel het inspireren tot geloof eigenlijk ook een klein mirakel genoemd mag worden. Ook hen kunnen we mee gedenken in ons gebed.

Hoe wordt men heilig verklaard? Een belangrijke vereiste: de persoon moet overleden zijn. Niemand wordt gedurende zelfs het meest voorbeeldige leven heilig verklaard. Er moeten ook mensen zijn die de persoon voordragen: er moet een draagvlak zijn voor de verering. Naast een voorbeeldige levenswandel, zijn er twee wonderen nodig, meestal onder de vorm van miraculeuze genezingen, om heilig verklaard te kunnen worden.

Hunker

Hoe is die traditie gegroeid? Van waar komt die hunker naar heiligen? Er is in alle tijden een vraag naar rolmodellen op vlak van geloof: voorbeeldfiguren, niet enkel uit een ver verleden, maar ook uit recente tijden. De heilige Moeder Teresa bijvoorbeeld, overleed in 1997, en de heilige Johannes Paulus II in 2005. Een recente zalige is Carlo Acutis, een jongeman die een website maakte waarin hij de eucharistische wonderen documenteerde. Hij overleed aan leukemie in 2006, op 15-jarige leeftijd.

Terwijl gelovigen opkijken naar heiligen als mensen die hun leven op een bijzondere wijze toegewijd hebben aan hun geloof, is er ook een zekere herkenbaarheid in hun menselijkheid: ze hebben fouten gemaakt, net als wij, en vaak ontmoetten ze ook twijfels en problemen op hun pad. Hun gecombineerde zwakheid en sterkte is herkenbaar. Ze brengen de idealen dichterbij die soms zo onbereikbaar ver weg lijken. Tegelijk verwijzen ze ook naar het hogere doel: geloven in de Heer. Let wel: heiligen mogen we vereren, maar niet aanbidden. Aanbidding komt alleen God toe.

Schrift

Heilig betekent in de Schrifttraditie (in het Hebreeuws: “kadoosj”, in het Grieks: “hagios”): afgezonderd zijn, anders, zuiver, rein, volmaakt, vrij van al wat kwaad en onrein is. Het is een menselijk streven, gericht op God, die heilig is in de volstrekte betekenis. (Jesaja 6, 3) Wie gelooft, is deelachtig aan Gods heiligheid, maar is heilig in de mate dat het doen en laten ook gericht is op de Heer. (Leviticus 20, 26 - 1 Petrus 1, 16 - Efeziërs 4, 24) Daartoe kunnen de heiligen ons op weg helpen, als wegwijzers naar de Heer. Heilig slaat niet enkel op de grote voorbeelden die we mogen vereren, het is ook onze opdracht om steeds meer bedreven te worden in heiligheid.

Soorten

Ze hebben vanuit hun eigenheid vaak een interessante insteek. Franciscus van Assisi leert ons als geen ander de waarde van eenvoud en toewijding. Ook Antonius Abt (die in de volksmond “Toontje met zijn zwijntje” genoemd wordt) inspireert ons tot eenvoud en gebed. Rita van Cascia leert ons dat volharding in gebed zelfs in uitzichtloze situaties zinvol kan zijn. Theresia van Lisieux combineert mystiek met grote eenvoud. Zo zijn er nog veel populaire heiligen te noemen… 

Vroeger waren er ook heiligen die men vereerde bij ziekten, kwalen en ongemakken. Tot midden de twintigste eeuw was de geneeskunde vrij beperkt in mogelijkheden. Bij tandpijn ging men dus naar Sint-Apollonia, bij koorts of hoofdpijn naar Sint-Gertrudis. Denken we ook aan koortskapellen van Onze-Lieve-Vrouw. Wanneer men keelpijn of een oogziekte had, was een bedevaart naar Sint-Godelieve aanbevolen, bij reuma bad men een noveen tot Sint-Livinus. De geneeskunde staat gelukkig veel verder nu. Magie loert om de hoek wanneer men heiligen vraagt om kwaaltjes te genezen. En wat als er dan geen genezing komt?

Nu zijn de heiligen gelukkig opnieuw teruggebracht tot hun eigenlijke taak: ons inspireren, ons de weg wijzen naar God.

Heb jij voeling met heiligenverering? Welke heiligen inspireren jou? 

28 oktober 2022

Jezus nodigt zichzelf uit (29-30 oktober 2022)

Jezus draagt Zacheüs, hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man, op om uit de boom naar beneden te komen, “want vandaag moet Ik in jouw huis te gast zijn”. (Lucas 19, 5) Hij nodigt zichzelf uit in het huis van Zacheüs. Het kan opdringerig overkomen en lijkt tegen de regels van de gastvrijheid in te gaan. Toch is dat niet zo. Jezus komt bij één van de zijnen. Hij heeft meteen gezien dat Zacheüs op het punt van bekering staat. Daarom moet Jezus bij Hem zijn.

Zichzelf uitnodigen

Ook in ons leven heeft Jezus zichzelf uitgenodigd. Onze God is geen magische drijfkracht ver weg, en fictieve uitvinding van mensen. God is de Schepper van al wat bestaat en in zijn schepping openbaart Hij zichzelf. Jezus nodigt zichzelf uit, en wij kunnen zijn royaal aanbod aannemen of weigeren. Het antwoord op de Goddelijke openbaring is aan ons om te bepalen.

Hoe weet Jezus dat Zacheüs tot inzicht komt? Het antwoord is eigenlijk eenvoudig: welke rijke tollenaar zou in een boom klimmen om toch maar een glimp op te vangen van Jezus? Of Jezus ook de omvang van de bekeringservaring op voorhand al kent, dat weten we niet.

Morrende menigte

De morrende menigte is een betreurenswaardige wanklank in dit verhaal. Verontwaardiging is van alle tijden en wortelt zich makkelijk in religieuze middens. Een geloofsovertuiging is altijd heel persoonlijk en soms toetst men niet genoeg af of een standpunt wel voldoende gehecht is aan de kern van de Boodschap. Een zin uit de Schrift los van zijn context vertegenwoordigt lang niet altijd het geheel. 

Soms sluipen ook menselijke reacties binnen in het geloof: een superioriteitsgevoel, competitiviteit, egocentrisme, jaloezie op de genade die anderen ten deel valt… Het zijn reacties die vaak onder de radar blijven. Ondanks het feit dat ze redelijk goed verborgen blijven, kunnen ze zich wel uiten in concrete handelingen of gedachten.

Nieuwe harmonie

Jezus nodigt zichzelf uit in het huis van Zacheüs en die accepteert de invitatie. Jezus ziet de bekeerling en wil hem bevestigen in zijn bekering. Daartoe moet Jezus het terrein van Zacheüs betreden, de grond waarover Zacheüs uiteindelijk zelf beslist. Die grond, waar bedrog en winstbejag op werden geteeld, wordt nu omgeploegd tot vruchtbare aarde voor God en zijn Boodschap. Er ontstaat een nieuwe, herwonnen harmonie tussen de Schepper en het schepsel, tussen de Schepper en de schepping. In het huis van Zacheüs, in zijn persoonlijke ruimte, wordt Jezus toegelaten.

Heilige grond

Jezus moet voet zetten op Zacheüs’ persoonlijke grond. Dat is een voorwaarde voor geloof: dat Hij toegelaten wordt. Jezus behoort niet automatisch tot ons domein. Hij is de gans Andere, niet door ons gecreëerd. Wij zijn door Hém geschapen. Toch ligt de keuze bij het geschapene. Er wordt niets opgelegd. Geloof groeit in de vorm van een dialoog tussen God en mens op aarde. Je “grond” wordt “heilige grond”, je lichaam wordt een spirituele ruimte. Deze harmonie tussen Schepper en schepsel geschiedt bij Zacheüs en ook bij ons.

In onze tijden wordt geloof maatschappelijk beschouwd als een privézaak. Dat stimuleert de gedachte dat geloven iets is voor in het kerkgebouw, niet daarbuiten. Hooguit thuis ook. Verder is alles neutraal gebied. Zo werkt geloven echter niet. Geloven doe je van ganser harte. Er is geen schakelaar waarmee je je geloof aan en uit zet naargelang de omstandigheden. Zacheüs kan daarom ook niet langer de geldzuchtige tollenaar zijn en tegelijk bekeerd en devoot zijn in zijn vrije tijd.

Ego

Ons bestaan hoeft geen dramatische wending door te maken  zoals bij Zacheüs. We kunnen ook een geschiedenis van standvastig geloof kennen.

Daar schuilt een gevaar in onze tijd. Sommige mensen lijken te verlangen naar een dramatisch geloofsverhaal, vertrekkend vanuit een negatieve situatie: “ik was verslaafd” of “ik leefde losbandig”; naar een bijna magische persoonlijke omwenteling: “ik vond het geloof”, “Jezus sprak tot mij” of “ik voelde Hem”. Geloof veronderstelt geen dramatische bekering, geen heroïsch verhaal waarin het ego centraal staat. Geloof veronderstelt inkeer, ommekeer en volharding. Dat klinkt misschien minder indrukwekkend, maar ten diepste is geloof één van de meest indrukwekkende ervaringen in een mensenleven...

Wanneer kom jij tot inkeer? Hoe ga je om met de twijfels in je geloof? Laat je Jezus toe in heel je leven? 

21 oktober 2022

De parabel van de grootheidswaanzin (22-23 oktober 2022)

Wij kennen veel hiërarchie in de Kerk. Een wereldwijd netwerk van geloofsgemeenschappen heeft geen baat bij chaos en stuurloos ronddobberen. Een Kerk zonder rangorde zou algauw in stukken uiteenvallen. Waarin is hiërarchie behulpzaam en wanneer werkt ze averechts? En hoe kijken wij naar onszelf? Zijn we goed bezig? Beter dan anderen? Bestaat ook daar een morele hiërarchie?

Zonder aanzien

Hiërarchie binnen een geloofsgemeenschap mag vanuit Jezus' visie in de blijde Boodschap eigenlijk enkel om functionele redenen bestaan.* Elke vorm van verheffing gecombineerd met aanzien en praal - of het nu over zelfverheffing gaat of verheffing door anderen - is de bevestiging van hoogmoed en hovaardigheid. Hoe meer plaats het ego inneemt, des te minder plaats blijft er over voor God.

Hiërarchie  kan nuttig zijn en de werking van een gemeenschap vergemakkelijken. Men kan niet voor iedere kleine beslissing iedereen samenroepen. In die zin wordt Petrus de eerste van de apostelen, maar blijft hij evengoed een apostel als alle andere. (Matteüs 16, 13-20) Petrus bewijst overvloedig hoe menselijk hij is wanneer hij Jezus verloochent. (Matteüs 26, 69-75) Juist daarom mag hiërarchie mag nooit een doel op zich zijn.

Wij mensen zien niet altijd in dat we verkeerd bezig zijn. We laten ons meeslepen door eigen (vaak materiële) dromen en verlangens en vergeten dan wat Gods droom met deze wereld werkelijk inhoudt. Vaak gebeurt het onbewust en onbedoeld, maar niettemin kan de Boodschap geschaad worden door soms oppervlakkige, maar soms ook gewoonweg kwaadaardige eigen prioriteiten.

Laten we niet vergeten dat zelfs Jezus zich op aarde enkel heeft laten verheffen op het kruishout, en nooit op tronen of draagstoelen. Eén keer werd Hij bejubeld, gezeten op een ezel. Na zijn dood is Hij ten hemel opgestegen. Onze Meerdere is God, die Vader is, Zoon en Geest.

Geen genade

Hoogmoed is het antidotum voor genade. Wie zichzelf bewierookt, behoeft geen verhoring van Godswege meer. Hij heeft zichzelf al geloofd en geprezen, wat zou God moeten toevoegen? Alles is al gezegd. En eigen lof stinkt bovenal. Het stinkt naar zelfgenoegzaamheid en naar vernedering van de anderen. 

We kunnen overigens maar beter niet te meewarig kijken naar de farizeeër: we hebben immers zelf ook soms de neiging om onszelf op een hoger echelon te plaatsen dan anderen. Ook dat is een vorm van hiërarchie: een sociale rangorde binnen de gemeenschap gebaseerd op moraliteit. Het is een vorm van dweperij die heel nefast kan zijn en waar Jezus hard tegen in gaat.

De farizeeër doet in zijn dagelijks leven inderdaad zijn best: hij vast twee keer per week, hij wijkt niet af van de regels en schenkt aalmoezen. Maar hij faalt grandioos in nederigheid. Hij denkt door al die goede daden heel dicht bij God te staan. Hij denkt uit zichzelf dichter bij God te komen. Dat is een illusie. De farizeeër denkt dat hij God heeft getemd. Hij maakt zichzelf iets wijs, getooid in zijn grootheidswaanzin. “Ik dank U dat ik  niet ben zoals de rest van de mensen.” (Lucas 18, 11) Hij eert God niet, maar zichzelf. Hij gelooft… in zichzelf. En hij kijkt neer op de rest. 

Lucas leidt de parabel bewust in met de bijzin: “Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten…”. Dichter bij de Griekse tekst klinkt het: “Hij sprak nu ook tot sommigen die op zichzelf vertrouwden als rechtvaardig en die neerkeken op de anderen…” De farizeeër lijkt op gelijke hoogte te komen met God, daar vooraan in de tempel, zo vol van zichzelf.

God kan ons vergeving schenken. Wij kunnen slechts vragen of Hij zich over ons wil ontfermen. Niet wij bepalen hoe God denkt en handelt. Dat zou het toppunt van hovaardigheid zijn. God staat daarom ook veel dichter bij de tollenaar die zijn ogen zelfs niet ten hemel durft te richten. God is deze mens nabij in genade en ontferming. Genade is geen recht, maar een gave.

Die genade staat centraal in het christelijk geloof. Wij maken God niet, Hij heeft ons gemaakt. Wij creëren God niet, Hij is de Schepper. Wanneer we daar aan tornen, halen we de openbaring van God onderuit. Hij maakt zich kenbaar aan ons, Hij is het begin van alles. Niet wij. Laten we dat nooit vergeten. God is geen schoothond. Hij overstijgt ons in alles.

Vergiffenis

De tollenaar is geen heilig prentje. Hij heult mee met de Romeinen en int geld voor hen. Hij vraagt zelfs meer om voor zichzelf nog wat over te houden. Eerlijk is het niet bepaald. Maar hij komt tot inkeer. Hoe vaak keek hij mensen niet recht in de ogen terwijl hij hen afzette door teveel geld te vragen? Hoe heeft hij dat durven te doen? Maar God durft hij nu echt niet aan te kijken. Hij durft zelfs niet op te kijken in de tempel, in Gods huis. De tollenaar staart beduusd naar de grond, met een naar gevoel. Hij heeft spijt.

Toegegeven, de tollenaar heeft er een zootje van gemaakt. “God, wees mij genadig,” is zijn eenvoudige maar daarom niet minder oprechte schuldbelijdenis. De uitspraak kan ook vertaald worden als: “God, schenk mij vergiffenis.” (Het Griekse “hilasthèti” kan vertaald worden als: “wees mij genadig”, maar ook: “wees verzoend met mij”.) (Lucas 18, 13b) Citeert hij het begin van Psalm 51? “God, wees mij genadig in uw barmhartigheid. Wis al mijn overtredingen uit.” (Psalm 51, 1b) Koning David ervaart dat hij grenzeloos gefaald heeft, net als de tollenaar in de parabel. De tollenaar noemt zichzelf net als David een zondaar. 

De tollenaar vraagt om een grote gunst, daar is hij zich terdege van bewust. God heeft er oren naar. De farizeeër daarentegen wordt niet gehoord. Hij heeft genoeg aan zichzelf. 

En wij? Kunnen wij aan God toevertrouwen wat ons dwars zit? Durven wij in alle openheid onze tekorten voorleggen aan Hem? Kunnen wij in leegte en gemis bij Hem komen en vragen om een nieuwe kans?


-------------------------------

* nuttige passages hierbij, over wanpraktijken van farizeeën: Matteüs 23, 1-8 - Marcus 7, 1-7 - Matteüs 12, 9-17 - Johannes 8, 1-11; over hiërarchie onder apostelen: Matteüs 20, 20-28 - Matteüs 16, 13-20.

17 oktober 2022

Vroeger en nu: zal de Mensenzoon gelovigen vinden? (15-16 oktober 2022)

"Als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?" Die vraag van Jezus galmt door mijn gedachten wanneer ik dit weekend een kerk binnenga. Het is zaterdag, al laat in de namiddag en er zal straks een viering doorgaan, lees ik op het ingewikkelde schema dat in het portaal van de kerk geafficheerd hangt. Kleine parochies van weleer zijn samengevoegd tot een nieuwe, grote parochie. Eén priester gaat voor in de eucharistie, telkens weer met een andere gemeenschap. De priester als manager van filialen. Zou hij hier destijds voor hebben gekozen? Ik zal het niet kunnen vragen: haastig rept hij zich straks naar een volgende kerk.

De kerk straalt gezelligheid uit: het gebouw is niet groot, niet ongezellig hoog, en de muren zitten netjes in de verf. Het interieur is goed onderhouden, de stoelen staan mooi opgelijnd op de lange tapijten. Er hangt een inspirerende kruisweg. Er zijn enkele doopsels geweest in de afgelopen tijd. Er hangen ook een tiental kruisjes met de namen van wie sinds de vorige Allerzielen hier begraven zijn. Ik reken telkens uit hoe oud de mensen zijn geworden: honderd, eenennegentig, achtentachtig... Ze zijn allen gezegend met vele jaren.

De vloertegels getuigen van de ontelbare voeten die doorheen de tijd de kerk zijn binnengekomen: ze zijn er stevig van afgesleten. Dit gebouw ademt verleden en traditie. Het is ooit met veel fierheid gebouwd als bidplaats voor de dorpelingen. Ze moesten eindelijk geen kilometers meer afleggen om naar de mis te kunnen gaan. Ze kregen een eigen kerk. Hoeveel diepten van ellende zijn hier niet aan God toevertrouwd? Hoeveel is er niet gesmeekt bij Maria om haar voorspraak? Hoeveel vreugde is hier niet gevierd van verliefde koppels en van kersverse ouders?

Een toren die naar de hemel wijst, zet het dorp op de kaart. Het is een herkenningspunt en een uitdrukking van de identiteit van het dorp. In dit landschap van dorpen is de toren het herkenningspunt gebleven, maar het gebouw is al lang niet meer de plaats waar alle dorpelingen samenkomen en eensgezind hun geloof belijden. Hoe lang zal dit gebouw nog een gebedsplaats blijven? Hoe lang zullen het altaar, de beelden en de kaarsen de ruimte nog die sacrale warmte geven?

Druppelsgewijs komen enkele mensen binnen. Ik zoek een plekje uit en ga zitten, naar katholieke gewoonte niet teveel vooraan. Enkele hoogbejaarden zoeken hun weg naar wat wellicht hun gebruikelijke plekje is, soms schuifelend, soms nog fier te been. Wanneer de priester naar het altaar schrijdt, zitten tien mensen in het schip van de kerk, mezelf meegerekend. Er staan minstens het tienvoud aan stoelen. Ik voel een kilte in dit gezellige gebouw. Een gevoel van leegte en zinloosheid overvalt me. Waarom zijn we met zo weinig? Waarom ben ik hier als veertiger veruit de jongste? 

Een dame spreekt me aan na de viering, in het naar buiten gaan. "Jij komt hier anders nooit?" Ik leg uit dat ik onderweg was en dit kerkje echt eens wou zien. "Over een paar weken is het donker als de mis gedaan is." Ze vindt het jammer dat er geen wekelijkse viering meer is. "Vroeger hadden we een eigen pastoor en 2 missen op zondag. De boerinnen gingen meestal naar de vroegmis en de boeren naar de hoogmis. De kerk zat twee keer goed vol." De dame merkt op dat ze het grootste deel van haar leven een achteruitgang heeft gezien. "Al meer dan 50 jaar zie ik telkens wat minder mensen naar de mis gaan." Ze stelt dezelfde vraag als ik: "Hoe komt dat toch?"

Er wordt noodgedwongen aan schaalvergroting gedaan. Er zijn steeds minder priesters en daarom worden decanaten gebundeld, en parochies worden gebundeld tot eenheden. Dan kan er niet overal meer een zondagsviering doorgaan. Vlaanderen heeft heel enthousiast kerken gebouwd. Er worden kerken afgestoten, ontwijd en herbestemd. 

De afstanden naar andere kerken zijn te groot voor een groot deel van het publiek dat de vieringen nog bijwoont. Hoe kan je mensen nog enthousiast maken om te komen wanneer het aanbod zo verschraalt? Hebben wij teveel klemtoon gelegd op priesters als de opbouwers van een parochie? Heeft de Kerk veel te lang onbedachtzaam verder gewandeld, toen er nog keuzes waren?

Nu het landschap schraler wordt, lijken mensen zich soms meer vast te klampen aan zekerheden en traditie, ten koste van het creatieve en levensnabije aspect van geloven. Zeer zeker is traditie waardevol en belangrijk, maar tegelijk mogen we nooit vergeten dat er geen toekomst zit in het verleden. De tijd gaat verder vooruit, we kunnen de wijzers niet tegenhouden, laat staan terugdraaien.

"Zal er nog geloof zijn?", vraagt de Mensenzoon zelf al. Hij lijkt alvast geen knielende christenschaar in ieder dorp te verwachten bij zijn wederkomst. Wellicht schuilt er ook een snuifje sentiment van heimwee in mijn gedachten wanneer ik wat weemoedig rondkijk in dat gezellige kerkje, heimwee naar een tijd die ik zelfs niet heb gekend. 

Jezus vraagt aan ieder van ons: "Zal er nog geloof zijn?" Het is een uitnodiging om in te gaan op Gods barmhartige genade: niet omdat het zo hoort, maar omdat men het zelf wil, uit eigen overtuiging. Geloof hoort geen plicht te zijn, maar een persoonlijke en volmondige keuze. Dat betekent dat de grote drommen van weleer niet de verwachting zijn van Christus zelf. "Zal de Mensenzoon gelovigen aantreffen?", vraagt Hij zich af. En dan bedoelt Hij geen groep farizeeën die mekaar overtreffen in regels en voorschriften, maar mensen die zijn Woord beluisteren, vieren en beleven. 

Zaterdag vierden we de heilige Teresa van Avila. "Laat niets je verontrusten," vertrouwt zij ons toe, "God alleen volstaat." Gelukkig maar...

07 oktober 2022

De kracht van dankbaarheid (8-9 oktober 2022)

“Dankbaarheid is een bloemke dat in weinig hovekens bloeit.”, zo schreef priester-dichter Guido Gezelle in een ver verleden, in een tijd waarin poëzie nog moest opboksen tegen het nuchter boerenverstand en verder niets. De slogan heeft sindsdien veel schouwen versierd, op een tegeltje gedrukt en netjes ingekaderd. 

Dankbaarheid is nooit vanzelfsprekend geweest, in tegenstelling tot vragen en krijgen. Het wordt wel nog steeds met veel vertoon aangeleerd. Je ziet het overal waar een kind een geschenk krijgt. Ouders staan meteen in gereedheid: “En wat zeg je dan?” De kindergezichten die daarna volgen, zijn vaak wonderlijk. Al die priemende blikken, en de strenge stilte in afwachting van het gewenste antwoord. Misschien leren we dankbaarheid iets te dwangmatig aan, zonder uit te leggen wat de diepe waarde ervan is…

Geschenken

Dankbaarheid is de bevestiging van een geschenk. Pas dan is de gave voltrokken. Het geschenk wordt aangenomen met de uitdrukking van dankbaarheid. Niet de inhoud van het cadeau is de aanleiding tot dankbaarheid, maar de gave zelf. Daarom pakken we geschenken ook onherkenbaar in. Het feit dat iemand een geschenk speciaal voor jou heeft uitgezocht en jou dat gunt, is de aanleiding voor de dankbaarheid. Zo niet, zou je enkel bedanken in de mate dat het geschenk je bevalt.

Wanneer een geschenk herleid wordt tot een nuttige uitwisseling waarbij de waarde domineert, dan is het geen geschenk maar een transactie. Welk passend geschenk zou je dan kunnen geven op Moederdag of Vaderdag, als je uit een warm nest komt en je ouders je overal in hebben gesteund? Hoe bepaal je dan de prijs van het geschenk? Een geschenk is symbolisch van aard en dus ook van waarde. Een geschenk is een gave van affectie, of van liefde, of respect. Het is in se een gave van dankbaarheid.

Een geschenk is eigenlijk ten diepste immaterieel, al is er meestal materie bij betrokken. Alhoewel... Stel, je wil iets opschrijven, maar je vindt geen pen. Iemand leent je zijn of haar pen uit. Dan zeg je: “dank je wel”. Straks geef je de pen gewoon weer terug. Toch bedank je, en terecht: er werd je iets geschonken. Hopelijk doe je dat niet enkel uit vriendelijkheid. Dankbaarheid hoort immers welgemeend te zijn, geen schone schijn. Je bedankt niet voor de pen zelf, want die krijg je enkel te leen. Je bedankt de ander voor de hulp die geboden wordt. De ander is zo opmerkzaam om te zien dat je geen pen bij hebt en schiet je te hulp. Naast die hulp is ook het geschonken vertrouwen is een reden voor dankbaarheid. De ander vertrouwt je iets van zichzelf toe.

Genade

Wanneer God ons iets schenkt, noemen we dat genade. Zijn genade wordt ons gratuit geschonken, uit goedheid, waar God grenzeloos in is.

Ook Jezus’ genezing van de tien melaatsen is een daad van genade. Hij hoeft dat helemaal niet te doen. Het is hun gegund. Ze vragen Jezus in hun ellende om zijn ontferming. Jezus verhoort hun gebed en vraagt dat ze zich aan de priesters laten zien. Onderweg worden ze gereinigd. Genezen komen ze aan bij de priesters, die hen anders niet hadden ontvangen omdat ze onrein waren.

Samaritaan

Daarna gebeurt iets merkwaardigs. Eén van de genezen mensen komt terug. Het is een Samaritaan, een vreemdeling. De anderen hebben de moeite niet gedaan om Hem te komen bedanken. Jezus vraagt hun strikt genomen ook niet om terug te komen, maar het lijkt Hem wel vanzelfsprekend en passend. De statistiek blijft teleurstellend: 10 procent toont Hem dankbaarheid. Guido Gezelle heeft zich misschien op deze cijfers gebaseerd voor zijn boutade.

De Samaritaan wordt omwille van zijn dankbaarheid niet alleen lichamelijk rein: ook zijn ziel wordt rein. Omwille van zijn geloof ontvangt hij een bijkomende zegen: Hem wordt het rijk Gods gegund. De anderen, die teveel op zichzelf gericht zijn en te weinig op Gods genade, worden niet gered. Hun genezing wordt weliswaar niet ongedaan gemaakt. Genade is een geschenk, en een geschenk neemt ook God niet terug.

De Samaritaan geeft heel uitdrukkelijk vorm aan zijn dankbaarheid: hij werpt zich voor Jezus’ voeten. Hij brengt Jezus eer en dankt Hem. Daarop wordt de man gezonden: “Sta op en ga.” Met de zegen van de Heer mag hij zijn weg verderzetten, gered omwille van zijn dankbaar geloof.

Inspiratie

De dankbaarheid van de Samaritaan mag ons inspireren om ons geloof te verdiepen. Ook wij zijn op weg, gezonden door de Heer. We kunnen onze dankbaarheid aan God kenbaar maken in ons gebed en tijdens de liturgie. Geloven in God vraagt van ons dat we Hem loven en danken om wie Hij voor ons is: “Ik ben er” (Exodus 3, 14). Hij is onze Schepper en Bevrijder en heeft zijn Zoon naar de wereld gezonden om de Boodschap te verkondigen. Zijn Geest inspireert ons elke dag opnieuw.

In de eucharistie bezingen we in het Eer aan God (Gloria) al heel vroeg in de tekst de opgewekte vormen van gebed: loven, prijzen, aanbidden, verheerlijken en dankzeggen. Persoonlijk vind ik de dankzegging het mooiste gebed.