Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

27 februari 2021

Gedaanteverandering van de Heer (28 februari 2021)

Ik vond het als kind een angstwekkend verhaal. Marcus 9 verhaalt bijzonder figuratief hoe Jezus plots begint te stralen als een oogverblindend licht en dat Mozes en Elia verschijnen en in gesprek treden met Jezus. Petrus, Jakobus en Johannes schrikken bij het horen van een stem: Gods stem. Dit verhaal deed mij teveel denken aan science fiction. En ik kon het niet rijmen met die menslievende, aardse Jezus, die verhalen vertelt en die mensen geneest. 
  • Voor de lezingen van de tweede zondag in de Veertigdagentijd, 28 februari 2021: klik hier
Eigenlijk is de angst niet abnormaal. Jezus wordt hier immers als de Zoon van God gepresenteerd door de Vader. De vraag of het verhaal precies is gebeurd zoals door Marcus, Matteüs (hoofdstuk 17) en Lucas (hoofdstuk 9) neergepend, is irrelevant. Het eigenlijke gebeuren speelt zich immers in een veel dieper verhaalniveau af. 
Van metamorfose naar metanoia.
Dit verhaal vertelt op het eerste zicht over een "metamorfose", een opmerkelijke verandering in verschijning, een bijzondere evolutie. Zoals een dikkopje een kikker wordt, of nog mooier: zoals een rups in een sierlijke vlinder verandert. 

Marcus snijdt een veel diepere betekenis aan. De apostelen ondergaan een "metanoia", een intens verdiepingsmoment in hun geloofsbeleving, in hun manier van kijken naar God en naar Jezus. Metanoia wordt vaak vertaald als: bekering. Eigenlijk is dat geen verkeerd beeld. Het is een "aha-erlebnis". Plots zien ze het licht, letterlijk en figuurlijk, en begrijpen hierdoor zoveel beter de woorden en de boodschap van Jezus. Die aha komt er niet zomaar. Dit mogen we zonder aarzelen toeschrijven aan de werking van de Geest.

Het is eigen aan het christelijk geloof dat het gericht is op persoonlijke groei, evolutie, verdieping. Dat is een proces met veel ervaringen van dieper inzicht, en soms ook van diepere twijfel. Geloof en groei horen samen, van je eerste tot je laatste geloofsdag op deze wereld.

Als kind geloof je zoals een kind, met verhaaltjes en verbeelding en tegelijk ook met concrete, eenvoudige, tastbare beelden. Als volwassene is het cruciaal dat je geloof naar een steeds meer abstracte en intense band met God doorgroeit. Zo niet dreig je algauw van je geloof af te vallen. De eenvoudige beelden en figuratieve opvattingen helpen je immers helemaal niet bij complexe, pijnlijke en soms traumatische levenservaringen.

Een volwassen gelovige moet investeren in zijn of haar geloofsgroei. Dat gaat niet vanzelf. Het veronderstelt engagement, net zoals de leerlingen die Jezus actief volgen. Het veronderstelt gebed, liturgie, Schriftlezing, persoonlijke meditatie, geloofsgesprek, en geloofsbeleving in het alledaagse leven.
Dat is de opdracht van elke christen: te geloven in overeenstemming met de eigen levenservaring.
Een belangrijk moment in deze doorgroei in hun geloof maken Petrus, Jakobus en Johannes hier in het verhaal mee: hun manier van kijken naar Jezus – hun Godsbeeld – neemt een wending naar een nieuwe, dieper gewortelde dimensie. Dat is de opdracht van elke christen: te geloven in overeenstemming met de eigen levenservaring, de eigen omstandigheden, de levenswijsheid.

Die momenten van herstelde harmonie tussen geloof en leven morgen we vieren op deze zondag… en telkens weer betrachten in ons leven. De gedaanteverandering van de Heer staat eigenlijk symbool voor de voortdurende inhoudelijke verandering van ons Godsbeeld en onze relatie met God, soms in kleine nuances, soms in grote sprongen. Daar heeft de heilige Geest wellicht een belangrijke rol in. Van de gedaante naar het eigen inzicht, van een verhaal naar de diepste kern van je eigen geloof.

Volgende post: woensdag 3 maart. Thema: "Leiden door te dienen", bij het evangelie van de dag.

24 februari 2021

Vraag en er zal je gegeven worden (25 februari 2021)

“Vraag en je zult krijgen.” Het is een slogan die voor misverstanden zorgt. De vertaling is immers wat eenzijdig. Jezus heeft ons wel degelijk gezegd dat we alles in gebed aan God mogen vragen. Het is echter iets complexer dan: wat je vraagt, dat zal je ook krijgen. Ziehier het evangelie van donderdag in de eerste week van de Veertigdagentijd: Matteüs 7, 7-12.

  • Voor de lezingen van donderdag 25 februari 2021: klik hier.

Verzen 7 en 8 lijken heel sterk op elkaar. Vers 8 herhaalt vers 7, maar plaatst het in een perspectief, een heel ruim perspectief: wat vers 7 verwoordt, dat geldt voor iedereen, voor alle mensen. Het christelijk geloof is geen besloten clubverband.

Drie belangrijke vormen van gebed worden opgesomd en daarna bijna letterlijk herhaald. Het is dus belangrijk. Het is tegelijk één van die passages waar mensen hun geloof aan kunnen verliezen. Ze hebben de inhoud verkeerd begrepen. Jezus’ boodschap is verkeerd overgekomen. Het werd te eenvoudig geïnterpreteerd. Even van naderbij bekijken dus.

Dit is een passage waar mensen hun geloof aan kunnen verliezen.

“Vraag en er zal je gegeven worden,” zegt Jezus sloganesk. Let op, er staat niet: wat je vraagt, dat zal je ook heel precies ontvangen. Je vraagt God om een gunst in je gebed, je bestelt geen levering online. Jezus verruimt het publiek: “Ieder die vraagt, ontvangt.” Maar hij ontvangt niet noodzakelijk wat hij of zij vraagt. Men ontvangt wat men nodig heeft in het vraaggebed.

Ook de tweede vorm van gebed ligt in die lijn. “Zoek en je zal vinden.” Het is een gebed om inzicht. Heel je leven is een zoektocht, zeker op spiritueel vlak. Je vindt niet altijd wat je zoekt. Vaak vind je onverwacht veel meer dan je oorspronkelijk zocht of is wat je vindt compleet anders. In gesprek met God kan je op zoek gaan naar zin en betekenis, naar liefde en rechtvaardigheid. Wat God je laat vinden, had je niet kunnen verwoorden in je “zoekopdracht”.

De derde vorm van gebed luidt: “Klop en er zal worden opengedaan.” Wanneer wij door onze schuld van God zijn weggegaan, kunnen wij in gebed tot inkeer komen. Te allen tijde mogen wij terugkomen naar het huis van de Vader. Hij zal de deur voor ons openen. De derde gebedsvorm is een gebed om vergeving.

Waarom doet Jezus deze uitspraken eigenlijk? Welnu, in het vorig evangeliehoofdstuk heeft Jezus ons geduid wat belangrijk is in het gelovig leven. We worden opgedragen om ons in te zetten voor liefdadigheid, om gul te zijn met aalmoezen zonder het overal rond te bazuinen (Matteüs 6, 1-4). We worden aangespoord om tot God te bidden en daar geen vertoning van te maken (Matteüs 6, 5-15). Tenslotte vertelt Jezus ons ook hoe we moeten vasten: geestelijk, inwendig en oprecht (Matteüs 6, 16-18). Jezus ergert zich aan de farizeeën, die met veel bombarie zeggen wat moet en wat niet mag. Christen zijn, gaat niet over holle uiterlijkheden. Daarom wil Jezus ook dat we zuinig zijn met oordelen over anderen (Matteüs 7, 1-6). Naar de maat waarmee we anderen oordelen, zullen we ook zelf worden geoordeeld.

We hoeven ons volgens Jezus niet te schamen en mogen in gebed vragen om zijn genade.

Jezus wil dat we op een eerlijke en oprechte manier geloven, dat we een liefdevolle band ontwikkelen met God. Onze Vader in de hemel is ons immers genegen. Hij is ons welwillend en gunt ons hoop, liefde en geluk. We hoeven ons niet te schamen en mogen in gebed vragen om zijn genade.

Jezus zegt duidelijk: vraag het aan God. Met andere woorden: richt je niet op surrogaat-goden of afgoden. Zoek je geluk niet in rijkdom of aanzien, loop geen kwakzalvers achterna, identificeer je niet met idolen en aandachtzoekers. Het gaat eigenlijk over een spanningsveld van alle tijden. Jongeren kijken vol bewondering op naar een rapper met veel goud en wat jongerentaal. Maar wat doet die rapper voor hen? Geeft hij om hen? Op videokanalen halen vloggers duizenden volgers, vaak door opvallende uitspraken van bedenkelijke inhoud. Mensen kopen tassen vol dure spullen om hun honger naar zin en betekenis zijdelings te stillen. Ze kijken naar filmhelden met superkrachten om hun eigen machteloosheid even te vergeten. De spirituele honger wordt niet gestild door een spreekwoordelijke vlugge vervanghap op te schrokken. Algauw is de honger er terug. Soms went de honger zelfs, vervaagt ze en komt dat knagend leeg gevoel alleen de kop op steken bij een grote tegenslag.

Je ontvangt niet noodzakelijk dat wat je gevraagd hebt.

Soms vragen mensen iets heel concreets en krijgen ze niet wat ze vragen. De teleurstelling kan immens zijn. Wanneer iemand vraagt om te genezen en hij of zij wordt niet beter, bijvoorbeeld. We lopen tegen de grenzen van het vragen aan. Zoals daarnet al gezegd, ontvang je niet noodzakelijk dat wat je gevraagd hebt. God is geen uitvergrote drankautomaat bij wie je op een knop drukt en ontvangt wat je vraagt. God is ook geen hemelse Magiër. Hij is onze Schepper, en Hij heeft zijn schepping de vrijheid geschonken: de vrijheid om keuzes te maken, om te geloven of niet, om het goede of het verkeerde te doen. God grijpt dus niet in met een magistrale hand vanuit de wolken om aan te passen of beter te maken wat we vragen. God laat je niet winnen in een loterij als je daarom vraagt. God legt geen boterham in je bord.

God geeft ons zoals een Goddelijke Ouder.
Wat geeft God dan wel? Wat bepaalt zijn gave? Het antwoordt bevindt zich enkele verzen verder. God geeft ons zoals een ouder aan een kind, maar dan een Goddelijke Ouder, zonder fouten of gebreken. Hij weet wat we in essentie nodig hebben wanneer we Hem biddend vragen om hulp. Hij weet beter dan wij wat ons kan helpen. Hij is niet onze gelijke, Hij is geen onderhandelingspartner. Dat is ook belangrijk. Hoe nabij God ook wil zijn, Hij overstijgt ons tegelijk.

De kernboodschap is: bid tot je Vader in de hemel, spreek met Hem. Vraag om kracht, om wijsheid, om troost, om hulp. Hij is er voor jou. Gewoon omdat jij het bent.

Volgende post: zondag 28 februari. Thema: "Gedaanteverandering", bij het evangelie van de zondag.

22 februari 2021

Het Onze Vader (23 februari 2021)

Tijdens de bergrede, de spreekwoordelijke “master class” die Jezus in het Matteüsevangelie aan zijn verzamelde volgelingen uiteenzet, spoort Jezus de mensen aan om te bidden. Hij geeft duidelijke instructies en zegt hoe ze horen te bidden, en hoe ze zeker niet mogen bidden. We hebben het geluk om een inspirerende Schriftpassage te lezen, een prachtig geschenk in de Veertigdagentijd.

  • Voor de lezingen van dinsdag 23 februari 2021: klik hier.

Wat hoegenaamd niet in het voordeel werkt, is een veelheid aan woorden. Lange uiteenzettingen vol mooie woorden en overvloedige herhalingen hebben geen invloed op Gods verhoring. Je hoeft niet goed ter tale te zijn om verhoord te worden. De Heer weet immers al wat je nodig hebt (Matteüs 6, 8). Daarna maakt Jezus duidelijk hoe het wel hoort. Hij bedoelt niet dat we letterlijk maar één gebed mogen bidden, namelijk het Onze Vader, maar dat we op een bepaalde wijze horen te bidden.

We mogen onszelf beschouwen als kinderen van de Vader.

“Onze Vader in de hemel”. De inleiding van het gebed is een aanspreking die een totaal nieuwe Godsrelatie beoogt. We mogen onszelf beschouwen als kinderen van de Vader. God is niet veraf en onbereikbaar, maar vertrouwd en liefdevol nabij, zoals een vader. Alle gelovigen zijn bijgevolg ook broeders en zusters. Tussen haakjes: centraal staat hier het beeld dat we geliefde kinderen zijn (Matteüs 18, 3-4) en het Vaderbeeld creëert deze symboliek. God kan echter ook als Moeder beschouwd worden, wanneer het Vaderbeeld bijvoorbeeld teveel obstakels schept, misschien door een traumatisch of negatief menselijk vaderbeeld. Dit even terzijde.

Jezus moedigt ons niet aan om God als “mijn Vader” aan te spreken. Het gebed roept door het woord “onze” meteen de verbondenheid met de hele geloofsgemeenschap op vanaf de aanspreking. We zijn samen broeders en zusters in de Heer, we zijn het Volk van God.

Het Onze Vader bid je wereldbreed en hemelhoog.

De toevoeging “in de hemel” geeft aan dat God echter ook onzichtbaar en ongrijpbaar voor ons. Het Onze Vader bid je wereldbreed en hemelhoog. Met enkele woorden omschrijft Jezus de afstand en de nabijheid van God: Hij is onze Vader, maar dan in hemel. Meteen wordt vermeden dat een al te knus godsbeeld zou ontstaan - “ik en mijn godje” -, waarbij God kneedbaar en tembaar zou zijn. De aanspreking in het gebed is eigenlijk een kernachtige samenvatting van de realiteit van ons geloof en de complexiteit ervan.

Het is niet vanzelfsprekend om het Onze Vader te vertalen in het Nederlands. Sinds enkele jaren bidden we daarom een nieuwe Nederlandstalige versie. Matteüs schrijft in het koinè-Grieks, een soort volksgrieks. Het Onze Vader is geschreven in de “aorist”: een in het Nederlands onbestaande vervoegingsvorm die een eenmalige of niet-continue of niet-vanzelfsprekende gebeurtenis uitdrukt. Meestal betreft het een gebeurtenis uit verleden, maar in het koinè-Grieks worden gebeden wel vaker in deze vervoegingsvorm geschreven en verwijzen ze niet naar het verleden. Belangrijk is dat het ogenblik van de gebeurtenis niet precies bepaald is, zoals het woord ‘ooit’ in het Nederlands uitdrukt: ooit in het verleden of als wens in de toekomst. Bovendien is het gebed in de bevelende wijs geschreven: “doe dit”. In een gebed is de bevelende wijs weliswaar eerder een verzoek met aandrang dan een bevel pur sang. Ter informatie: Lucas neemt het Onze Vader ook op in zijn evangelie, maar dan veel beknopter en niet in de “aorist” geschreven (Lucas 11, 2-4). Matteüs en Lucas ontlenen de tekst waarschijnlijk uit de Q-bron of Logienquelle, een geschreven verzameling van Christuscitaten. 

Laten we ons in het gebed verdiepen, en daarbij zo dicht mogelijk bij de Griekse tekst blijven van Matteüs’ versie van het Onze Vader.

  • Het gebed vangt aan met drie beden over God en hoe de wereld met Hem om hoort te gaan.

“Uw Naam moet geheiligd worden.” Regels en gewoontes zijn niet heilig. We moeten er ons niet blind op staren, zoals de farizeeën dat wel vaak doen. Ook tempels, gebouwen en plaatsen hebben niet de hoogste heilige status. Allerheiligst is de Naam van God. In zijn Naam zijn we samengebracht als Volk van God. Wij vernoemen Gods Naam met het grootste respect. God heiligt ook zelf zijn Naam door zijn grenzeloze liefde en trouw, door de ultieme voorbeeldfunctie die Hij opneemt en uitstraalt. Aangezien Gods Naam allerheiligst is, mogen we ons niet richten tot afgoden of vervangidealen, zoals rijkdom, macht of aanzien. Gods Naam staat daar hoog boven.

“Laat uw koninkrijk komen.” Dat rijk bevindt zich niet louter ver weg aan het einde van de tijden. Ook hier op aarde wordt Gods koninkrijk realiteit, in het geloof en in het doen en laten van mensen. Dit koninkrijk realiseert zich nu én in de eeuwigheid.

“Laat uw wil gebeuren (uw wil moet gebeuren), in de hemel en op aarde.” Het is helder en klaar: de Wet van God staat centraal. Het zijn de geboden die Mozes op de berg Sinaï ontving die wij als gelovigen horen na te leven, samengebald in de twee geboden van de Zoon: je moet God liefhebben, en je naaste als jezelf (Matteüs 22, 37-40). Terwijl in het Onze Vader de plicht om Gods Wil te verwezenlijken duidelijk doorklinkt, is er ook een vragend element, aan God gericht: help ons bij ons menselijk streven.

  • Na de beden over Gods Naam, zijn Rijk en zijn Wil, volgen er vier beden waarin gevraagd wordt om Gods hulp en bijstand aan ons, mensen.

“Geef ons vandaag het nodige brood (voldoende brood).” Hier merk je meteen een verschil op met de versie die wij gebruikelijk bidden. Ook de nieuwste versie luidt anders. Wij spreken in deze eerste bede over “dagelijks” brood, maar dat is een wat wazige vertaling. “Heden” wordt herhaald in het woord “dagelijks”. We struikelen over het koinè-Griekse woord “epiousion”. Al van in het vroege Christendom hangt er een zeker mysterie rond dit woord.

Het woord is eigenlijk nergens anders in teksten teruggevonden. Dit noemen we een hapax (Grieks voor "eenmaal"). Er is een nuance: het is wellicht eenmalig in de Q-bron neergeschreven, en van daaruit gekopieerd door Matteüs en door Lucas. Het probleem is al vrij vroeg in de christelijke geschiedenis opgemerkt, maar zonder helder antwoord. Dit zijn enkele pogingen: genoeg voor vandaag (epi tèn: voor de, ousan: vandaag), voldoende om te leven (epi: voor, ousia: bestaan), voor de dag die komt (epi: voor, ienai: wat komt), of in dezelfde vertaallijn: voor het rijk dat komt.

Al deze vertalingen houden alvast verband met de kerngedachte dat we open staan voor Gods genadige gave, dat we ontvankelijk moeten zijn voor de Goddelijke voorzienigheid. Denk aan het ‘manna’ dat de Heer in de woestijn schonk aan de hongerige Israëlieten onderweg (Exodus 16). De honger die men gestild wil zien door God kan zowel fysiek als geestelijk zijn. De bede is ook een ondubbelzinnige oproep tegen materialisme en egoïsme.

“En laat onze schulden weggaan van ons zoals ook wij de schulden laten gaan van onze schuldenaren.” “Laten gaan” kan ook vertaald worden als kwijtschelden of vergeven. Er is een duidelijke voorwaarde verbonden aan Gods vergiffenis: we moeten zelf onze naasten vergiffenis schenken. Dat wordt in de verzen 14 en 15, na het gebed, duidelijk herhaald. Onze vergiffenis is overigens onbeperkt in hoeveelheid: tot zeventig maal zeven maal toe (Matteüs 18, 21-22). Jezus wil ook dat we ons schuldgevoel niet in brandoffers projecteren en zo iets te gemakkelijk van ons afzetten. Neen: we moeten onze schuld inwendig ervaren en van daaruit vragen om vergiffenis.

“En breng ons toch niet binnen in de beproeving.” Het leven biedt kansen en uitdagingen, maar ook tegenslagen en trauma’s. Om hier mee om te gaan, mogen we rekenen op hulp van God: Hij is er voor ons, Hij is het Volk Gods onderweg nabij. Zoals Hij zijn Volk vergezelde tijdens hun tocht door de woestijn, zo is Hij ook onze Nabije. We mogen Hem ook om hulp vragen in onze roeping: opdat we vasthouden aan ons geloof, vooral wanneer twijfel en onzekerheid ons lijken te overwoekeren. Deze bede drukt eigenlijk de wens uit om God en zijn goedheid niet te vergeten en negatieve ervaringen niet als beproeving te moeten doorstaan.

“Maar red ons uit het kwade.” Deze laatste bede klinkt erg zwaar. We vragen hier om bevrijd te worden uit de kluisters van het kwade, om de vrede van Gods vergiffenis te mogen ervaren. In de Kolossenzenbrief heeft Paulus het over “losscheuren” of “ontrukken” aan de macht van de duisternis (Kolossenzen 1, 13)

Het is een groot voorrecht voor ons, christenen, om van Jezus zelf een gebed te hebben ontvangen.

Hiermee komen we aan het einde van het Onze Vader. Het is een groot voorrecht voor ons, christenen, om van Jezus zelf een gebed te hebben ontvangen. God heeft ons een spirituele rijkdom geschonken langs de Mensenzoon. In deze Veertigdagentijd, het pad van bezinning op weg naar Pasen, mag dit gebed niet ontbreken.

Interessante lectuur hierbij:

Karl BARTH, Het gebed, Callenbach, 1951. Online te raadplegen: https://www.karlbarth.nl/gebed-1/3/


Volgende post: donderdag 25 februari. Thema: "Vraag en er zal je gegeven worden", bij het evangelie van die dag.

20 februari 2021

Woestijnland (20-21 februari 2021)


laat er in deze tijd 

woestijnland zijn

bezinningszand zijn

een horizon van diepgang

waar ik bij God kan vertoeven

waar ik niet afgeleid word

door oppervlakkigheid

 

laat er in deze tijd 

woestijnland zijn

en stilstand zijn

een oase van verstilling

waar ik door Gods ogen mag kijken

waar ik mezelf hervind

ver weg van drukdoenerij

 

laat er voor al wie het wil

woestijnland zijn

een liefdesband zijn

die de menselijke overstijgt

opdat we in verbondenheid

hoopvol wachten

en uitkijken naar Pasen



Lezingen van de eerste zondag van de Veertigdagentijd, zondag 21 februari 2021: klik hier.

Volgende post: dinsdag 23 februari. Thema: "Onze Vader", bij het evangelie van die dag.

18 februari 2021

Psalm 51: een koningspsalm (19 februari 2021)

Psalm 51 is de koningspsalm van de Veertigdagentijd. Daarom wordt hij ook in de eerste dagen van de vasten gebeden, op Aswoensdag en op vrijdag in die week, tussen de eerste lezing en het evangelie door. De psalm is een schuldbelijdenis, of beter: een schuldbekentenis. Het is ook letterlijk een koningspsalm, toegeschreven aan de grote koning David. Hoewel, in deze psalm wordt David zich van zijn kleinheid en menselijkheid bewust. Daar kom ik later nog even op terug. Als je de psalm helemaal doorleest, kan een wat diepere tocht doorheen de woorden bepaalde nuances scherp stellen. De tekstcommentaar is vrij lang geworden. Laat je er niet door afschrikken…

  • Online kan je de Nederlandse Bijbelvertaling van 2004 van Psalm 51 hier lezen.

Koning David zit ergens mee. Al in het eerste vers vraagt hij aan God om ontferming: “ontferm U in uw goedheid”. David weet dat God liefde is en goedheid. Hij heeft veel gunsten van Godswege genoten. Hij is immers tot koning gezalfd in Gods naam. Maar kennelijk heeft David zich misdragen, is hij hoogmoedig geworden. Zo direct als de opening stelt hij ook meteen een vraag aan God: “wis mijn overtredingen uit”. Hij vraagt om een nieuw begin waarbij zijn fouten worden uitgewist, zoals krijt op een bord of potloodschrijfsels op papier.

Koning David was hoogmoedig geworden. Hij vraagt om een nieuw begin.

Hij gaat dieper in op de vraag met een gelijkaardige beeldspraak. David hoopt dat God zijn onvolkomenheden wil “wegwassen”, niet vaag en oppervlakkig maar letterlijk vertaald uit het Hebreeuws: lang en uitgebreid. God zal grondig moeten wassen om de storende vlek te kunnen verwijderen. De vlek zit diep in de weefsels van zijn menszijn. Toch gelooft David dat God dit kan, als Hij dat wil, maar hij beseft dat het niet vanzelfsprekend is wat hij vraagt.

David bekent dat hij zijn overtredingen steeds voor zich ziet, hij wordt er voortdurend mee geconfronteerd. David heeft last van een knagend geweten. Hier noemt hij zijn misdragingen voor het eerst “zonde”.

Zonde is in onze dagen een beladen begrip. We leven in de nagalm van een tijd waarin zonde alom tegenwoordig was, ingedeeld in klassen, met de stem van de duivel binnen luisterbereik. Het gevolg van dit overbenadrukken, waarover grootouders en overgrootouders nog spreken, is dat er nu nog moeilijk over gesproken kan worden. “Te” is nooit goed. We leven in een “moratorium”: een tijd van stilte waarin het begrip bevroren wordt om de rust te laten weerkeren.

Laten we onbevangen te rade gaan bij David voor duiding bij het begrip zonde. David noemt zonde “doen wat God niet wil”, het Verbond tussen God en mens schenden. Ieder mens begaat fouten, we zijn immers mensen. Vanaf onze geboorte hebben we onze zwakheden. David zingt zijn lied tot God echter niet omwille van een akkefietje. Dat voel je doorheen de hele tekst. David wil ons hier niet aanzetten tot het systematisch verachten van onszelf omdat we maar mensen zijn. Hij deelt een diep schuldgevoel na een zware misstap.

David wil ons niet aanzetten tot het systematisch verachten van onszelf omdat we maar mensen zijn.

Wat is er dan gebeurd? In het eerste vers wordt gealludeerd op een verhaal dat je in het tweede boek van Samuël kan lezen (2 Samuël 12). De profeet Natan houdt David een spiegel voor, hij confronteert de grote vorst met zijn gedrag. Koning David is verliefd geworden op Betseba, de vrouw van zijn generaal Uria, die vecht aan het oorlogsfront. Betseba wordt zelfs zwanger van David. David wil dat ze zijn vrouw wordt en laat een bericht overmaken aan oppergeneraal Joab aan het front: laat Uria sneuvelen in de strijd. Zo gebeurt het. Hij dacht zich alles te kunnen permitteren als koning. Maar de mensen morren, ze vinden het een schande. Hoogmoed komt voor de val. Dit verhaal wordt vaak geïnterpreteerd als een levensles rond overspel. Ten onrechte, want het verhaal gaat ten diepste over onrecht en het belang van rechtvaardigheid. Uria is een Hetiet, geen uitverkorene, maar hij is wel eerlijk en rechtvaardig. David, de koning van het Godsvolk, is echter onrechtvaardig. Het contrast kan niet groter zijn. Dat is de belangrijkste levensles waar het hele verhaal rond is opgebouwd. Jammer genoeg leest men teksten soms bevooroordeeld en gaat men aan de bedoeling van de schrijver voorbij.

Nu is David een gebroken man, maar als God hem goedgezind is, kan hij weer blij worden.

Terug naar de psalm, vers 7. David vraagt niet om gewassen te worden. Zijn vraag ligt op een spiritueel niveau. Daarom vraagt hij om door God besprenkeld te worden met een tak van hyssop. Hij zal rein worden: dit wassen zal hem witter dan sneeuw maken. Sneeuw vind je maar weinig in Israël. Zo onbereikbaar schoon kan Davids geweten worden als God het wil. Nu is hij een gebroken man, maar als God hem goedgezind is, kan hij weer blij worden.

God, die hemel en aarde heeft geschapen, kan ook Davids hart herscheppen tot een hart dat zuiver is. “Laat de geest in mij vernieuwd worden.”, voegt David aan zijn smeekbede toe, “Gooi mij niet weg, keer mij niet af van uw aangezicht.” (Psalm 51, 10-11)

David smeekt tot God om zijn heilige Geest niet weg te nemen van hem. De “ruach” in het Hebreeuws, de goddelijke Adem, komt wel vaker voor in het Oude (Eerste) Testament. De tweede Schriftvers vernoemt de Geest al, die zweeft over de nog dorre en lege aarde (Genesis 1, 2). De Geest geeft kracht, doet mensen machtige daden stellen. Profeten vernoemen de Geest in hun oproep tot bekering (Joël 3, 1-5). Koning Saul raakt zelfs in een trance en voert een wervelend ritueel uit, door de Geest beroerd (1 Samuël 19, 19-24).

Het vijftiende psalmvers is een vaste waarde in het getijdengebed. Het is een openingsvers dat oneindig veel vertelt in zo weinig woorden. “Heer, open mijn lippen, en mijn mond zal uw lof verkondigen.” Als we heel dicht bij de Hebreeuwse tekst blijven, klinkt het: “Heer, U zal mijn lippen openen en ik zal U loven.” Nu nog niet, nu zit David nog gevangen in zijn schuld.

Oprechte spijt kan je niet wegschuiven, maar moet je inwendig doormaken.

Het psalmlied eindigt met het belang van oprechte spijt, die niet weggeschoven kan worden, maar die je inwendig moet doormaken, opdat je er iets uit zou leren. God vraagt geen dierenoffers, maar “een gebroken en verbrijzeld hart”. Een sterk beeld. Vergiffenis komt niet vanzelf, het is Gods geschenk na oprecht berouw.

Dit is één van de mooiste psalmen. Maak je wat tijd vrij in de komende tijd? Wanneer je tot inkeer komt in de Veertigdagentijd, neem deze psalm dan ter hand en doorgrond je hart in gebed, in gesprek met God… Spijt en berouw na een misstap zijn geen uiteindelijk doel. Ze vormen slechts de aandrijving tot een beter, wijzer, oprechter leven. De menselijke zwakte en neiging tot zonde is in het verleden al te vaak een refrein geweest. Niet het schuldbesef hoort centraal te staan in het Christendom, maar vergeving en de wil tot een beter leven. Dat is waar koning David naar verlangt in dit lied.


Volgende post: zaterdag 20 februari. Thema: "Woestijn", bij het evangelie van de zondag.

16 februari 2021

Aswoensdag: Ver weg van het spektakel (17 februari 2021)

Op Aswoensdag wordt gewoontegetrouw gelezen uit de profeet Joël en uit het Matteüsevangelie:

Joël 2, 12-16a.18 - Matteüs 6, 1-6   (online lezen: klik hier)

Mooier is niet altijd beter. Vrolijk is niet altijd mooier. De ideale wereld bestaat niet, het is een droombeeld. Leef niet in het oppervlakkige. Aswoensdag wil ons stevig met onze voeten op de grond brengen.

Aswoensdag wil ons stevig met onze voeten op de grond brengen.

Dat dun laagje plastic of vernis, dat éne laagje dat we zien, wordt ons aangeprezen: het gaaf, smetteloos, glimmend uiterlijk dat alles mooi maakt. In reclameboodschappen wordt ons gezegd dat we er blij en gelukkig van worden. Via sociale media vertellen we aan elkaar langs foto’s en korte tekstjes hoe vrolijk en fantastisch ons leven wel is. Een zelfbouwkastje kan er mooi uitzien, maar de binnenkant blijft gewoon bestaan uit geperste houtsnippers. Er is niets mis met schoonheid en uiterlijk vertoon. Een mooi behangen muur is mooier dan één met groezelige vlekken en strepen. Wanneer we echter alleen nog woorden hebben voor wat populair en mooi is en al het andere niet meer zien, negeren of zelfs weggooien, dan hebben we een probleem. We kunnen niet leven in een ideaalbeeld en dat moeten we ook beseffen. Er is ook verdriet, vrees, ongemak, zwakte, onzekerheid in ons en om ons heen. Dat mag geen taboe zijn. En dat lijkt het wel soms. Daarom precies is het van belang dat we aandacht besteden aan wat dieper ligt, aan hetgeen we al te vaak verdoezelen onder een laagje van uiterlijkheden.

De profeet Joël heeft gelijk wanneer hij ons aanspoort om tot inkeer te komen. Hij wil dat we de Heer, onze God, herontdekken. Het is geen God van uiterlijke sier, maar van genade, liefde, trouw en vergeving (Joël 2, 13). Dat zijn niet echt de zaken die je op sociale media in beeld kan brengen met een wat geforceerde glimlach en enkele emoticons. Fotocorrectie, schmink, zelfs botox verdoezelen je binnenkant niet. Joël hoopt dat we meer aandacht besteden aan onze diepste kern: wie we zijn, wat we geloven, waar we op hopen.

Soberheid is een goede manier om tot inkeer te komen: alle onnodige prullaria aan de kant schuiven en terugkeren naar de essentie. Een mooie smartphone, dure merkkledij, een chique wagen: ze zijn hip, trendy, handig en comfortabel, maar brengen je niet het beloofde ultiem geluk. Je gaat algauw merken dat we veel tijd en ruimte vrijmaken voor wat onnodig en overbodig is. Zo komen we tijd tekort voor wat er echt toe doet: liefde, geduld, trouw en vergeving.

Worden we wakker geschud wanneer we in de stroom van leukheid mee dobberen? 

Ook godsdienst is niet ongevoelig voor uiterlijkheden. Kerken worden gerenoveerd, voorzien van alle technieken en gemakken, orgels worden hersteld en gestemd, plafonds versierd met mooie laagjes verf, koper, zilver en goud worden opgeblonken tot alles wat blinken kan, ook schittert. Daar zijn de gelovigen blij om, maar wat met hun innerlijk? Wordt daarin voldoende geïnvesteerd? Worden we wakker geschud wanneer we in de stroom van leukheid mee dobberen? Joël waarschuwt ons: de Heer wil dat we niet onze kleren scheuren, maar ons hart.

Tot inkeer komen, is geen spektakel, geen vertoning. Daarom in het ook niet "in".

Geen dramatisch gedoe, geen aandachttrekkerij, maar eerlijk en ingetogen zoeken naar beter. Daar gaat het om. Het is van alle tijden: mensen die met de beste bedoelingen op de eerste rij gaan staan en tonen hoe het hoort. Matteüs gebruikt het werkwoord “theaomai”, dat verwant is met theater. Tot inkeer komen, is geen spektakel, geen vertoning. Daarom is het ook niet "in". Het gaat niet om bekeken worden. Dat vinden mensen misschien leuk, maar God heeft er niets mee. God ziet namelijk in het verborgene (Matteüs 6, 4). Hij weet meteen of je oprecht bent of niet. In het tweede vers heeft Jezus het over “hupokritai”. God wil niet dat we hypocriet zijn. Hij hoopt dat we tot inkeer komen, ver weg van alle toeters en bellen, of bazuingeschal, zoals Matteüs het even plastisch noemt. In het verborgene kan je het dichtste bij God komen. Niet schreeuwend op straten en pleinen, niet pronkend op sociale media, maar stil in het verborgene.

Je hoeft God overigens niet te zoeken, je hoeft zelfs niet te twijfelen of Hij er wel is. Hij is er al, Hij was er altijd al en Hij weet wat je nodig hebt. Hij ziet namelijk in het verborgene, in ons diepste zijn, dat we zo gauw bedekken met laagjes van beschaving en verfraaiing. Het is geen toeval dat vlak na de passage in het Matteüsevangelie het “Onze Vader” volgt, het gebed aller gebeden. Bidden, doe je met een eerlijk hart, ingetogen en verstild.


Ik vertaalde dit gebed enkele jaren geleden uit het Grieks:

"Onze Vader in de hemel, 

heilig is uw Naam. 

Wij verwachten uw rijk. 

Laat uw wil werkelijkheid worden in de hemel en op aarde. 

Voed onze geest dag na dag. 

Vergeef ons onze schulden, 

voor zover wij zelf de schuld van anderen vergeven. 

Houd ons weg van verleidingen, 

maar verlos ons van het kwaad. (Matteüs 6, 9-13) 

Want U bent de Albeheerser, met kracht en heerlijkheid 

in alle eeuwen. Amen." (Judas 1, 25)

(Bron gebed: VANNECKE Sven, U zeg ik dank, Averbode, 2018.)

12 februari 2021

Het begin van de Veertigdagentijd, het begin van een Blog

Aswoensdag 17 februari wordt de eerste dag van een nieuw initiatief. Dan begin ik met een Blog, een digitaal schetsboek vol suggesties, bedenkingen, ideeën en gedachtensprokkels rond geloof en christelijke spiritualiteit, hun plek binnen onze samenleving, hun wortels in Schrift en traditie, hun veruitwendiging in ons dagelijks doen en laten. Dat hoeft trouwens niet altijd zwaar op de hand te zijn. 

Drie keer per week verschijnt er een bijdrage in de Veertigdagentijd. Ben je benieuwd? Ik ben alvast heel enthousiast!

Je bent van harte welkom! 

Groeten,

Sven