Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

22 februari 2021

Het Onze Vader (23 februari 2021)

Tijdens de bergrede, de spreekwoordelijke “master class” die Jezus in het Matteüsevangelie aan zijn verzamelde volgelingen uiteenzet, spoort Jezus de mensen aan om te bidden. Hij geeft duidelijke instructies en zegt hoe ze horen te bidden, en hoe ze zeker niet mogen bidden. We hebben het geluk om een inspirerende Schriftpassage te lezen, een prachtig geschenk in de Veertigdagentijd.

  • Voor de lezingen van dinsdag 23 februari 2021: klik hier.

Wat hoegenaamd niet in het voordeel werkt, is een veelheid aan woorden. Lange uiteenzettingen vol mooie woorden en overvloedige herhalingen hebben geen invloed op Gods verhoring. Je hoeft niet goed ter tale te zijn om verhoord te worden. De Heer weet immers al wat je nodig hebt (Matteüs 6, 8). Daarna maakt Jezus duidelijk hoe het wel hoort. Hij bedoelt niet dat we letterlijk maar één gebed mogen bidden, namelijk het Onze Vader, maar dat we op een bepaalde wijze horen te bidden.

We mogen onszelf beschouwen als kinderen van de Vader.

“Onze Vader in de hemel”. De inleiding van het gebed is een aanspreking die een totaal nieuwe Godsrelatie beoogt. We mogen onszelf beschouwen als kinderen van de Vader. God is niet veraf en onbereikbaar, maar vertrouwd en liefdevol nabij, zoals een vader. Alle gelovigen zijn bijgevolg ook broeders en zusters. Tussen haakjes: centraal staat hier het beeld dat we geliefde kinderen zijn (Matteüs 18, 3-4) en het Vaderbeeld creëert deze symboliek. God kan echter ook als Moeder beschouwd worden, wanneer het Vaderbeeld bijvoorbeeld teveel obstakels schept, misschien door een traumatisch of negatief menselijk vaderbeeld. Dit even terzijde.

Jezus moedigt ons niet aan om God als “mijn Vader” aan te spreken. Het gebed roept door het woord “onze” meteen de verbondenheid met de hele geloofsgemeenschap op vanaf de aanspreking. We zijn samen broeders en zusters in de Heer, we zijn het Volk van God.

Het Onze Vader bid je wereldbreed en hemelhoog.

De toevoeging “in de hemel” geeft aan dat God echter ook onzichtbaar en ongrijpbaar voor ons. Het Onze Vader bid je wereldbreed en hemelhoog. Met enkele woorden omschrijft Jezus de afstand en de nabijheid van God: Hij is onze Vader, maar dan in hemel. Meteen wordt vermeden dat een al te knus godsbeeld zou ontstaan - “ik en mijn godje” -, waarbij God kneedbaar en tembaar zou zijn. De aanspreking in het gebed is eigenlijk een kernachtige samenvatting van de realiteit van ons geloof en de complexiteit ervan.

Het is niet vanzelfsprekend om het Onze Vader te vertalen in het Nederlands. Sinds enkele jaren bidden we daarom een nieuwe Nederlandstalige versie. Matteüs schrijft in het koinè-Grieks, een soort volksgrieks. Het Onze Vader is geschreven in de “aorist”: een in het Nederlands onbestaande vervoegingsvorm die een eenmalige of niet-continue of niet-vanzelfsprekende gebeurtenis uitdrukt. Meestal betreft het een gebeurtenis uit verleden, maar in het koinè-Grieks worden gebeden wel vaker in deze vervoegingsvorm geschreven en verwijzen ze niet naar het verleden. Belangrijk is dat het ogenblik van de gebeurtenis niet precies bepaald is, zoals het woord ‘ooit’ in het Nederlands uitdrukt: ooit in het verleden of als wens in de toekomst. Bovendien is het gebed in de bevelende wijs geschreven: “doe dit”. In een gebed is de bevelende wijs weliswaar eerder een verzoek met aandrang dan een bevel pur sang. Ter informatie: Lucas neemt het Onze Vader ook op in zijn evangelie, maar dan veel beknopter en niet in de “aorist” geschreven (Lucas 11, 2-4). Matteüs en Lucas ontlenen de tekst waarschijnlijk uit de Q-bron of Logienquelle, een geschreven verzameling van Christuscitaten. 

Laten we ons in het gebed verdiepen, en daarbij zo dicht mogelijk bij de Griekse tekst blijven van Matteüs’ versie van het Onze Vader.

  • Het gebed vangt aan met drie beden over God en hoe de wereld met Hem om hoort te gaan.

“Uw Naam moet geheiligd worden.” Regels en gewoontes zijn niet heilig. We moeten er ons niet blind op staren, zoals de farizeeën dat wel vaak doen. Ook tempels, gebouwen en plaatsen hebben niet de hoogste heilige status. Allerheiligst is de Naam van God. In zijn Naam zijn we samengebracht als Volk van God. Wij vernoemen Gods Naam met het grootste respect. God heiligt ook zelf zijn Naam door zijn grenzeloze liefde en trouw, door de ultieme voorbeeldfunctie die Hij opneemt en uitstraalt. Aangezien Gods Naam allerheiligst is, mogen we ons niet richten tot afgoden of vervangidealen, zoals rijkdom, macht of aanzien. Gods Naam staat daar hoog boven.

“Laat uw koninkrijk komen.” Dat rijk bevindt zich niet louter ver weg aan het einde van de tijden. Ook hier op aarde wordt Gods koninkrijk realiteit, in het geloof en in het doen en laten van mensen. Dit koninkrijk realiseert zich nu én in de eeuwigheid.

“Laat uw wil gebeuren (uw wil moet gebeuren), in de hemel en op aarde.” Het is helder en klaar: de Wet van God staat centraal. Het zijn de geboden die Mozes op de berg Sinaï ontving die wij als gelovigen horen na te leven, samengebald in de twee geboden van de Zoon: je moet God liefhebben, en je naaste als jezelf (Matteüs 22, 37-40). Terwijl in het Onze Vader de plicht om Gods Wil te verwezenlijken duidelijk doorklinkt, is er ook een vragend element, aan God gericht: help ons bij ons menselijk streven.

  • Na de beden over Gods Naam, zijn Rijk en zijn Wil, volgen er vier beden waarin gevraagd wordt om Gods hulp en bijstand aan ons, mensen.

“Geef ons vandaag het nodige brood (voldoende brood).” Hier merk je meteen een verschil op met de versie die wij gebruikelijk bidden. Ook de nieuwste versie luidt anders. Wij spreken in deze eerste bede over “dagelijks” brood, maar dat is een wat wazige vertaling. “Heden” wordt herhaald in het woord “dagelijks”. We struikelen over het koinè-Griekse woord “epiousion”. Al van in het vroege Christendom hangt er een zeker mysterie rond dit woord.

Het woord is eigenlijk nergens anders in teksten teruggevonden. Dit noemen we een hapax (Grieks voor "eenmaal"). Er is een nuance: het is wellicht eenmalig in de Q-bron neergeschreven, en van daaruit gekopieerd door Matteüs en door Lucas. Het probleem is al vrij vroeg in de christelijke geschiedenis opgemerkt, maar zonder helder antwoord. Dit zijn enkele pogingen: genoeg voor vandaag (epi tèn: voor de, ousan: vandaag), voldoende om te leven (epi: voor, ousia: bestaan), voor de dag die komt (epi: voor, ienai: wat komt), of in dezelfde vertaallijn: voor het rijk dat komt.

Al deze vertalingen houden alvast verband met de kerngedachte dat we open staan voor Gods genadige gave, dat we ontvankelijk moeten zijn voor de Goddelijke voorzienigheid. Denk aan het ‘manna’ dat de Heer in de woestijn schonk aan de hongerige Israëlieten onderweg (Exodus 16). De honger die men gestild wil zien door God kan zowel fysiek als geestelijk zijn. De bede is ook een ondubbelzinnige oproep tegen materialisme en egoïsme.

“En laat onze schulden weggaan van ons zoals ook wij de schulden laten gaan van onze schuldenaren.” “Laten gaan” kan ook vertaald worden als kwijtschelden of vergeven. Er is een duidelijke voorwaarde verbonden aan Gods vergiffenis: we moeten zelf onze naasten vergiffenis schenken. Dat wordt in de verzen 14 en 15, na het gebed, duidelijk herhaald. Onze vergiffenis is overigens onbeperkt in hoeveelheid: tot zeventig maal zeven maal toe (Matteüs 18, 21-22). Jezus wil ook dat we ons schuldgevoel niet in brandoffers projecteren en zo iets te gemakkelijk van ons afzetten. Neen: we moeten onze schuld inwendig ervaren en van daaruit vragen om vergiffenis.

“En breng ons toch niet binnen in de beproeving.” Het leven biedt kansen en uitdagingen, maar ook tegenslagen en trauma’s. Om hier mee om te gaan, mogen we rekenen op hulp van God: Hij is er voor ons, Hij is het Volk Gods onderweg nabij. Zoals Hij zijn Volk vergezelde tijdens hun tocht door de woestijn, zo is Hij ook onze Nabije. We mogen Hem ook om hulp vragen in onze roeping: opdat we vasthouden aan ons geloof, vooral wanneer twijfel en onzekerheid ons lijken te overwoekeren. Deze bede drukt eigenlijk de wens uit om God en zijn goedheid niet te vergeten en negatieve ervaringen niet als beproeving te moeten doorstaan.

“Maar red ons uit het kwade.” Deze laatste bede klinkt erg zwaar. We vragen hier om bevrijd te worden uit de kluisters van het kwade, om de vrede van Gods vergiffenis te mogen ervaren. In de Kolossenzenbrief heeft Paulus het over “losscheuren” of “ontrukken” aan de macht van de duisternis (Kolossenzen 1, 13)

Het is een groot voorrecht voor ons, christenen, om van Jezus zelf een gebed te hebben ontvangen.

Hiermee komen we aan het einde van het Onze Vader. Het is een groot voorrecht voor ons, christenen, om van Jezus zelf een gebed te hebben ontvangen. God heeft ons een spirituele rijkdom geschonken langs de Mensenzoon. In deze Veertigdagentijd, het pad van bezinning op weg naar Pasen, mag dit gebed niet ontbreken.

Interessante lectuur hierbij:

Karl BARTH, Het gebed, Callenbach, 1951. Online te raadplegen: https://www.karlbarth.nl/gebed-1/3/


Volgende post: donderdag 25 februari. Thema: "Vraag en er zal je gegeven worden", bij het evangelie van die dag.