Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

30 oktober 2023

Allerheiligen (woensdag 1 november 2023)


Allerheiligen:

onbereikbare mensen,

groot in geloof,

die overtuigen,

zonder twijfel of aarzeling,

levend in het Licht.


Allerheiligen:

lichtende voorbeelden,

mensen van vlees en bloed,

die inspireren,

die zoveel verder gingen 

dan ik ooit zal durven.


Allerheiligen:

kleine mensen,

eenvoudige mensen,

die Hem volgen,

ongevoelig voor aanzien,

voor luxe en zelfbehoud.


Allerheiligen:

hoop in vertwijfeling,

oproep tot leven,

wijzend naar Hem, 

uit dankbaarheid

omdat Hij er altijd is:


de Heer,

onze kracht,

onze vreugde.

 


  • Voor meer over Allerheiligen inhoudelijk: klik hier.

24 oktober 2023

Naastenliefde en gastvrijheid: de kern van ons geloof (28-29 oktober 2023)

Het Volk van God lijkt het meest toegewijd onderweg. Eenmaal een volk zich settelt en gronden en huizen tot bezit worden, ontstaat een typisch menselijke transitie van ‘zijn’ naar ‘hebben’. Mensen worden elkaars concurrent in ongelijkheid. Een nomadenfamilie onderweg is toevertrouwd aan Gods genade. Een dorp is verdeeld in strikt gescheiden eigendommen. Er ontstaat een andere dynamiek in het samenleven. God krijgt ook een vaste plaats. En die plaats kan floreren, maar ook vernietigd worden.

Egyptische samenleving

Vóór hun tijd in Egypte trekken de Hebreeën rond, zoals veel volkeren in die tijd. Al krijgt Jozef van de Farao de taak om het paleis en bij uitbreiding het land te besturen, hij en zijn broers worden aan een aparte tafel gezet wanneer die op bezoek komen. (Genesis 41, 38-45) Hebreeën en Egyptenaren eten nooit samen. (Genesis 43, 32) De hongersnood waardoor zijn broers bij Jozef komen smeken om hulp, illustreert de fragiliteit van het nomadenbestaan. Een dorp of stad waarin landbouwers samenwerken, kan een buffer trachten op te bouwen voor minder goede tijden. (Genesis 42, 1-5) Nomaden moeten het stellen met wat er voorhanden is, en desnoods verhongeren ze. De grond waarvan hun dieren grazen, is hun eigendom niet, ze gebruiken het. Ze hebben enkel roerend goed.

De Egyptenaren kijken neer op nomaden. Hun eigen samenleving beschouwen ze als veel meer geëvolueerd, meer geciviliseerd: ze vestigen zich op de vruchtbare grond rond de Nijl. Er worden steden opgetrokken, met grootse gebouwen en monumenten. Daar is een stelletje herders in tenten niets bij, vinden ze. Ook in het Westerse denken wordt een rondtrekkend volk beschouwd als primitiever en marginaler, met de bijhorende vooroordelen.

Van nomadisch naar sedentair

Na hun vlucht uit de slavernij, zijn de Hebreeën jarenlang onderweg naar het Beloofde Land. Dat Land is de eerste stap naar een sedentair, gevestigd bestaan, met huizen, dorpen en steden. Aanvankelijk trekken ze nog van grasland naar grasland in het land dat hen wordt toegewezen, onderweg met hun kudde. Er wordt echter niet meer getrokken naar andere kontrijen. In de tijd van de grote koningen Saul, David en Salomo is het volk grotendeels sedentair geworden: er wordt volop gebouwd. (1 Koningen 6-7)

Dit levert een meteen fundamentele godsdienstcrisis op. De samenleving gaat steeds meer aan landbouw doen en men verkiest meer en meer de vruchtbaarheidscultus van de Kanaänieten als hulp voor hun oogst. Hebberigheid beïnvloedt het spiritueel denken. Het Rijk wordt in Noord en Zuid opgesplitst en wordt kwetsbaarder: hun groeiende rijkdom trekt machtige buurlanden aan.

Geboden onderweg

De Heer heeft aan het Volk onderweg de belangrijkste leefregels gegeven. De tien geboden zijn onmiskenbaar geijkt op het nomadische bestaan: ze beschrijven de omgangsregels rond respect voor God, voor de ander, voor het bezit van de ander, voor de goede zeden en voor de familiebanden. (Exodus 20, 1-17) In de aanvullende verordeningen na de geboden zegt de Heer in de eerste lezing van vandaag uitdrukkelijk: “Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte.” (Exodus 22, 20) Dat wordt overigens bijna letterlijk nog eens herhaald verderop. (Exodus 23, 9)

Gastvrijheid wordt doorheen het Eerste (Oude) Testament vooropgesteld als basisprincipe. Dat is ook essentieel in een nomadische of semi-nomadische samenleving. Op verplaatsing moet je er op kunnen rekenen dat je welkom geheten wordt onderweg en op je bestemming. Anders overleef je het niet.

Abraham en Lot

Het onthalen en het verwelkomen van passanten is belangrijk in een bewegende samenleving. Er zijn immers geen herbergen of ontvangstplekken. Wanneer je je naaste niet onthaalt in de tent, blijft hij kwetsbaar overgeleverd aan de natuurelementen. Zo wordt Abraham als gastheer in de verf gezet wanneer drie mannen zijn tent bij de eiken van Mamre voorbijgaan. (Genesis 18, 1-15) 

Zijn gastvrijheid is diepgeworteld. Hij noemt zichzelf ‘hun dienaar’ en vraagt waarmee hij hen van dienst kan zijn. Ze kunnen hun voeten wassen, iets eten en op krachten komen. (Genesis 18, 4-5) Het is immers op het heetst van de dag. (Genesis 18, 1)

In dit verhaal vol gastvrijheid wordt Sodom vernoemd, en dat is geen toeval.  Er zijn grote klachten over deze stad. (Genesis 18, 20-21) In het volgende hoofdstuk blijkt dat het een ongastvrije stad is met een erg vijandige houding ten aanzien van vreemdelingen. Daarom gaan de mannen er op bezoek: om na te gaan of de inwoners inderdaad zo intolerant en ongastvrij zijn. (Genesis 19, 4-38) 

Lot is net als zijn neef Abraham een toonbeeld van gulle gastvrijheid. Zelfs wanneer de mannen zijn aanbod vriendelijk afslaan, blijft Lot aandringen. (Genesis 19, 1-3) Lot wordt daarna echter zelf een vreemdeling genoemd door de agressieve inwoners, die de gasten én Lot een lesje willen leren door hen te vernederen. (Genesis 19, 4-9) Bezit verandert de zeden, soms ten kwade. De ander wordt een bedreiging voor het eigen bezit. Dat bezit wordt daarom ook vernield door God als straf. Het is geen toeval dat de stad samen met haar bewoners wordt vernield. (Genesis 19, 24-25) 

Wil je meer lezen over het al te kortzichtig geïnterpreteerde verhaal van Sodom? Klik hier.

Verstedelijking

God keurt het sedentair leven niet af. Zo vernielt Hij Soar niet wanneer Lot de bergen niet in wil vluchten, maar de bescherming van het stadje verkiest. Dit is een belangrijk scharnierpunt in de geschiedenis van het Godsvolk. Het stadje zal niet weggevaagd worden, omdat er gastvrijheid zal heersen. Zijn vrouw kijkt om naar de ongastvrije stad, ze kijkt terug naar dat oord dat Gods regels verfoeide. Had ze heimwee? Ze versteent, ze wordt een zuil, een monument. Ze verontmenselijkt: haar leven en haar vrijheid worden haar ontnomen. (Genesis 19, 23-29) Ze is niet eens bij naam genoemd in het verhaal.

Dat gastvrijheid beloond blijft, toont het verhaal van de weduwe in de stad Sarefat aan. Daar ontmoet de profeet Elia een vrouw die hout sprokkelt. Hij vraagt haar om water en wat brood, en dat wil ze hem geven, al heeft ze niets meer. Ze wordt beloond: haar meelpot en haar oliekruik raken niet leeg. Ze hebben alle dagen voldoende te eten. (1 Koningen 17, 8-16) Wie geeft, die ontvangt van God.

Naastenliefde

In het Tweede (Nieuwe) Testament wordt deze vrijgevigheid bevestigd in de zeven werken van barmhartigheid. Dit betreft de plicht om de nodige zorg te verlenen aan mensen die honger hebben of dorst, schamel gekleed gaan, geen onderdak hebben, ziek zijn, gevangen of overleden. (Matteüs 25, 31-46) Jezus beoordeelt ons christenzijn immers op basis van onze liefde en zorg voor onze naasten. (1 Johannes 4, 21) De goedheid van de barmhartige Samaritaan en het nalaten om te helpen door anderen geldt als waarschuwing. (Lucas 10, 25-37) We moeten handelen zoals die Samaritaan.

Waarom? Heel eenvoudig: het evangelie van deze zondag legt het fundament van ons geloof uit: ‘Heb God lief, en je naaste zoals jezelf’. (Matteüs 22, 34-40) Naastenliefde is de diepste uiting van godsdienst, van eredienst aan God. (Johannes 14, 23) Christen zijn, is gastvrij zijn. Christen zijn, is het opnemen voor de zwakke en kwetsbare mensen. Voor vluchtelingen, verschoppelingen, voor mensen die neerbuigend marginaal worden genoemd. Jezus is duidelijk: daaraan zijn de Wet en de Profeten verbonden. Daarin ligt de kern van ons geloof: goede daden voor onze naasten, en dus voor God. 

17 oktober 2023

De keizer en de Heer: trouw mag geen extremisme zijn (21-22 oktober 2023)

God schept ons bestaan: Hij roept ons op om Hem lief te hebben, en onze naasten, en onszelf. (Matteüs 22, 37-40) Hij vraagt trouw, standvastigheid, oprechtheid, maar geen overdaad. Overdrijven, dat is typisch farizeïsch. Het overdrijven moet tekorten op andere gebieden compenseren. Om zichzelf te overtuigen van de oprechtheid van hun geloof, gaan zij zo ver dat ze de rol van God overnemen. Ze worden zelf God. Dat is radicalisme.

  • Voor de lezingen van deze zondag: klik hier. 

Geloven, niet weten

Radicalisme staat tegenover nederigheid. Nederigheid wordt vaak verkeerd begrepen. Het toont zich immers niet in uiterlijkheden, integendeel. Nederigheid is een spirituele grondhouding waarin men zijn of haar Meerdere erkent. Wanneer men zichzelf tot meerdere kroont, vanuit radicalisme of vanuit ontkenning van transcendentie, dan blijft er geen geloof meer over. Dan is het weten: zelf beter weten.

Radicalisme is de aarde ontkennen. Juist daarom is deze passage zo belangrijk in de verkondiging van de Blijde Boodschap. Jezus zet zijn leerlingen niet aan om de wereld te ontkennen of de wereldlijke macht omver te werpen. Aan de keizer hoort men te schenken wat de keizer toekomt. (Matteüs 22, 21b) Jezus wordt op de proef gesteld door leerlingen van de farizeeën en enkele koningsdwepers. (Matteüs 22, 16) Zijn antwoord is geen veilige uitweg. Nergens zet Jezus zijn leerlingen aan tot anarchie. “Niet als chaos schiep Hij de aarde, maar om te bewonen heeft Hij haar gevormd.” (Jesaja 45, 18) 

De wereldlijke macht belangt God niet aan. Christenen die vol overtuiging uitroepen dat ze enkel het gezag van de Heer aanvaarden, gaan eigenlijk fundamenteel in tegen de Boodschap van Christus zelf. In Jezus’ verkondiging horen we juist dat we door een bewust, oprechte houding anderen kunnen inspireren. Dan kan deze wereld een begin van het Rijk Gods worden.

Paulus, Cyrus en Jezus

Denk aan Paulus, die in Athene in gesprek met de filosofen in Athene de realiteit erkent dat er veel goden worden aanbeden. Paulus ontkent de wereld niet. Sterker nog: hij herkent in ‘de onbekende god’, die tussen de andere goden staat, de ware God. (Handelingen 17, 22-23) Deze God, die zijn Zoon heeft doen opstaan uit de dood, laat zich niet bedienen door mensenhanden: Hij geen marionet, geen manipuleerbaar hulpmiddel. (Handelingen 17, 25) Het is niet alleen spitsvondig, het getuigt vooral van een diep inzicht in Jezus’ Boodschap. Paulus stelt dat de mensen in Athene misschien wel de ware God aanbidden zonder het te weten. (Handelingen 17, 24) Hij dwingt hen niet, hij claimt hen niet, maar creëert een openheid naar het geloof. Ook voor hen is God bereikbaar, ook zij mogen tot Hem bidden. Gods wegen zijn inderdaad ondoorgrondelijk, en Hij kan mensen inspireren op een onvoorspelbare wijze.

Denk aan Cyrus, de Perzische koning die Babel veroverde en de Babyloniërs onderwierp. Hij liet de Israëlitische bannelingen terugkeren naar Jeruzalem. (2 Kronieken 36, 22-23 en Ezra 1, 1-4) Koning Cyrus kende God niet, maar citeerde: “Ik ben de Heer, er is geen ander, Buiten Mij is er geen god.” (Jesaja 45, 1-5) Onverklaarbaar zijn Gods wegen, ook voor ons.

Denk aan Jezus. Een uitspraak van Hem waar we niet om heen kunnen, luidt helder en klaar: “Wie niet tegen ons is, is voor ons.” (Marcus 9, 40) Deze slogan lijkt in te druisen tegen een andere uitspraak, namelijk: “Wie niet met Mij is, is tegen Mij.” (Lucas 11, 23) Ze zijn helemaal niet tegengesteld: ze zijn allebei binnen een ander perspectief uitgesproken. De eerste uitspraak betreft het uitwendig perspectief: kijkend naar de mensen die goed doen maar geen christen zijn. Wanneer zij bijdragen tot de Boodschap, wil Jezus dat zij niet tegengehouden worden omdat hun inspiratie niet per se christelijk is. De tweede uitspraak gaat over het risico op innerlijke verdeeldheid, een risico dat van alle tijden is. Zij die samenkomen in Jezus’ naam, horen elkaar te respecteren en niet met bedreigende opgestoken wijsvinger klaar te staan bij elk klein verschil in mening. 

Ook Paulus interpreteert de wetten en is creatief om de Boodschap tot bij de mensen te brengen en leefbaar te maken. Hij zoekt consensus, zonder weliswaar de kern van de Boodschap verloren te laten gaan.

Dynamiek voorbij de angst

Veel te weinig nemen we deze houding aan onder elkaar. Het is moeilijk: het is balanceren en toegevingen doen. Het is de Geest voorrang geven op de rede. En de angst steekt algauw de kop op: “Waar gaat dit naartoe? Wat zal de volgende stap zijn?” Verlammende angst verstart de Boodschap. Daar wortelt extremisme zich: in angst en daaruit voortvloeiende woede. De Boodschap is echter nooit star geweest in Jezus’ ogen, maar juist dynamisch. Sommige mensen vinden die gedachte beangstigend. Het is echter voorbij de angst dat Jezus’ Boodschap zich bevindt. In de angst dwaalt men rond in de gaanderijen vol uiterlijkheden van de Schriftgeleerden en farizeeën.

Jezus biedt ruimte aan zijn volgelingen: je schuld wordt je vergeven, maar wanneer je de heilige Geest niet toelaat en de Geest misprijst, zal je niet worden vergeven. (Matteüs 12, 31-32 en Marcus 3, 28-30 en Lucas 12, 10) Deze openheid is de aandrijving van Jezus’ Boodschap, die Hij in zijn woorden, zijn daden en zijn levenswandel verkondigt. Daarom haalt Jezus zo scherp uit naar farizeeën en Schriftgeleerden. Zij zoeken de waarheid in regels en verzen en zien de Verlosser niet, zelfs wanneer Hij hen toespreekt. Ze horen de Geest niet, maar vertrouwen op hun eigen controledrang. Grotere geslotenheid kan er niet bestaan. Jezus wil ons allen bevrijden uit deze angstvallige houding. Dat is immers nooit Gods bedoeling geweest bij het Verbond in de woestijn. Verdeeldheid uit ijverzucht (of prestatievroomheid) maakt de Boodschap kapot. Dit is cruciaal: “Bewaar de vrede onder elkaar.” (Marcus 9, 50)

Nuance van een persoonlijke God

Uit de bekrompenheid kan een verlangen groeien om God te willen zijn, zoals in het begin aangegeven. Ze oordelen in zijn Naam en zijn ervan overtuigd te weten wat God bedoelt. De anderen, die hebben allemaal ongelijk. Welnu, moraliseren of vervagen botsen met de persoonlijke God die zich aan ons openbaart via de Schrift. De aanvulling van Jezus in zijn verkondiging is ambivalent: er is ruimte voor genade maar ook afgrenzing door waarschuwingen. Jezus’ Boodschap is genuanceerd en kan in geen geval samengevat worden langs enkele nauwkeurig geselecteerde verzen die een houding of visie onderschrijven. Verzen schieten, het bekogelen van anderen met verzen, staat haaks op Jezus’ genuanceerde visie. Deze nuances, zowel in het Eerste als in het Tweede Testament, zorgen ervoor dat er in concrete situaties inderdaad meerdere antwoorden mogelijk zijn. Jezus biedt geen nauwgezet uitgewerkt duizenpuntenplan aan, maar een oproep tot bekering en doorleefd geloof.

Nuance en extremisme zijn elkaars tegenpolen. Dat merken we in het gesprek vandaag met Jezus. Toegegeven: dit is zware materie, omdat het over geloofsbeleving gaat, over spiritualiteit, over die hoogstpersoonlijke band met God...

13 oktober 2023

Afzender: de Koning (14-15 oktober 2023)

Wanneer je wordt uitgenodigd voor een bruiloftsfeest, dan wekt dat doorgaans een blij, verlangend en wat spannend gevoel op. Twee mensen willen hun liefde bezegelen en dat delen met hun familie en vrienden. En jij bent daar één van. Een feest is een dankbare afwisseling in het leven van iedere dag: een sprankeltje hoop. Wanneer de koning zo’n uitnodiging rondstuurt voor het huwelijk van zijn zoon, dan moet het als een hele eer aanvoelen. Wat voor gerechten zullen er geserveerd worden? Hoe zal het paar gekleed zijn? Hoe zal de zaal versierd zijn? Op welke muziek zal men mogen dansen? Een uitnodiging weigeren, dat doe je niet zomaar. Je moet wel een hele goede reden hebben. Waarom zou je weigeren?

De Koning nodigt uit

Welnu, Jezus vertelt een parabel over een feestmaal. Een koning organiseert het bruiloftsfeest voor zijn zoon. (Matteüs 22, 2) De prins huwt en dat stemt de koning enthousiast en blij. Een lijst met bruiloftsgasten wordt opgesteld en zijn dienaren gaan op pad om hen uit te nodigen. Vreemd genoeg is geen van de genodigden bereid om te komen naar het feestmaal. (Matteüs 22, 3) De verbazing is groot wanneer de dienaren het nieuws aan de koning melden. Er moet iets verkeerd zijn gegaan, dat kan haast niet anders. Misschien zijn de verkeerde mensen aangesproken, misschien klopt de lijst niet. Waarom zouden ze zomaar weigeren? En allemaal?

We kunnen niet naast de evidente parallel kijken. Dit verhaal gaat over God en zijn volk. De Heer heeft in de woestijn een Verbond gesloten met zijn volk, aan de berg Sinaï: een plechtige bezegeling die sterk verwant is aan de verbintenis van een huwelijk (Deuteronomium 29, 1-15). Het volk is gered van de slavernij in Egypte en mag in alle vrijheid het land van melk en honing bewonen. Men zou oneindige dankbaarheid verwachten en groot ontzag. 

Niets is minder waar. Het Volk van God raakt onderling verdeeld, het land splitst zich op in een Noordrijk en een Zuidrijk. De mensen vergeten de grote daden van God en gaan te rade bij andere goden. De Schriftgeleerden en farizeeën stellen allerlei regeltjes op en leven die nauwgezet na, maar eren zichzelf meer dan de Heer. De mensen komen niet meer naar God, ze gaan niet in op zijn uitnodiging. Gods teleurstelling is groot. De profeten klagen de ontrouw aan, maar ze kunnen het volk niet overtuigen. Wat bezielt de mensen? Waarom blijven ze weg?

Een tweede kans

Terug naar de parabel. De koning laat zich niet uit het lood slaan. Er zijn stieren en vee geslacht, een heus feestmaal staat klaar, met alles er op en er aan. Dat kunnen ze toch niet weigeren? Het zou jammer zijn voor al dat lekkere eten. En wat zou de prins teleurgesteld zijn: geen gasten! De koning stuurt daarom met vernieuwde hoop andere dienaren op pad met deze uitnodigende boodschap: “Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!” (Matteüs 22, 4) De vrijgevigheid van de koning is groot, en ook zijn geduld blijkbaar. De genodigden negeren de dienaren echter botweg en gaan gewoon naar hun akker of hun handel. (Matteüs 22, 5) Het interesseert hen helemaal niet dat de prins trouwt. En de koning kan hen gestolen worden. De situatie escaleert: sommigen nemen de dienaren gevangen, mishandelen hen of doden hen zelfs! (Matteüs 22, 6) De teleurstelling verwordt  tot verontwaardiging. Hoe durven ze? Waar komen die onbeschoftheid en ondankbaarheid vandaan? Na al wat de koning heeft gedaan… Woedend stuurt de koning zijn troepen op de geweldenaars af. De moordenaars worden omgebracht. Hun stad wordt zelfs in brand gestoken. (Matteüs 22, 7)

Zo is het ook gegaan in de werkelijkheid. God geeft zijn Volk een nieuwe kans. Zijn eniggeboren Zoon komt op aarde om de Blijde Boodschap te verkondigen. Het Woord wordt uitgelegd aan het Volk Gods. Zo kunnen ze beter begrijpen waar het fout is gegaan en worden ze alsnog uitgenodigd om tot inkeer te komen. Terwijl Jezus deze parabel vertelt, staat Hij midden in deze tweede uitnodiging van de Heer. Hij maakt zelf deel uit van het verhaal. 

Wat Hij vertelt, zal ook gebeuren. Veel mensen laten Jezus en zijn Boodschap links liggen en doen gewoon verder zoals ze bezig waren. De religieuze leiders zien een bedreiging in Hem. Ze zullen Hem laten arresteren, veroordelen en doden. Jezus omschrijft hier het lot dat Hemzelf te wachten staat. De gulheid van de Heer wordt niet dankbaar onthaald, integendeel. Toch begint er iets nieuws: zijn trouwste volgelingen blijven Christus' Boodschap verkondigen.

Iedereen

In de parabel denkt de koning pragmatisch. Het eten is er, en er is zeker reden voor een groots feest. De ondankbare genodigden hebben het niet verdiend om gevraagd te worden. Hij heeft die lui verkeerd ingeschat. Ze waren de invitatie niet waard, zo blijkt. (Matteüs 22, 8) Zijn nieuwe instructies zullen de dienaren verbaasd hebben: “Ga naar de toegangswegen van de stad en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt.” (Matteüs 22, 9) Werkelijk iedereen is welkom: voorbeeldige en minder voorbeeldige landgenoten, van alle slag, van iedere komaf. Nu loopt de bruiloftszaal wel vol met gasten. (Matteüs 22, 10) De koning zal trots en blij hebben gekeken naar de mensen die het wel de moeite waard vinden om te komen naar het feest. Toch zal de weigering door zijn gebruikelijke entourage nazinderen.

De teleurstelling van God weegt niet op tegen zijn Liefde voor de mensen. God sluit een Nieuw Verbond langs Jezus Christus, zijn Zoon, en de uitnodiging breidt zich uit tot alle mensen: ook niet-gelovigen zijn welkom, ook mensen die fouten hebben gemaakt in hun leven. Bekering en geloof zijn de sleutel tot Gods Liefde. Werkelijk iedereen mag aanzitten aan de Tafel van de Heer.

Niet zomaar even

Dat horen we ook in de parabel: werkelijk iedereen is welkom op het feest. Toch zijn er  grenzen. Niemand gaat naar een prinselijk bruiloftsfeest in alledaagse plunje. Dat geeft geen pas. Er moet ontzag zijn en respect. De koning spreekt een gast aan die in zijn werkkleren aan tafel zit: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen, terwijl je geen bruiloftskleed aan hebt?” De man kan er geen zinnig antwoord op geven. (Matteüs 22, 12) Hij verwijt de koning niet, hij antwoordt niet neerbuigend. Hij weet het gewoonweg niet. Hij had er blijkbaar niet bij stilgestaan dat hij respect zou moeten opbrengen. Misschien had hij gewoon zin in lekker eten en kon de koning hem niets schelen. Misschien keek hij neer op de koning. We weten het niet. Maar de koning, die laat hem buitengooien. (Matteüs 22, 13)

God stelt zich open voor alle mensen. Dat wil niet zeggen dat er geen regels en afspraken zijn. God blijft de immer aanwezige, maar tegelijk ongrijpbare en onzichtbare Schepper en Bevrijder. En Hij verdient geloof en lof en eer. Wanneer iemand God beschouwt als onbelangrijk en onbenullig, dan zal God dat terecht niet in dank afnemen. 

God is geen schoothond, ook geen gebruiksvoorwerp en al zeker geen gelijke. Nee, de Heer kan niet getemd worden en gehoorzaamt niet aan menselijke bevelen. Ook is God niet inzetbaar wanneer het ons past en opzij te leggen wanneer we niets aan Hem hebben. God overstijgt ons in alles. Laten we God dus loven en danken voor ons bestaan, voor de schoonheid van de wereld, voor zijn voortdurende Aanwezigheid. Laten we bidden om zijn Liefde en zijn genade. Laten we ingaan op de uitnodiging van God om aan te zitten aan de feestdis. Hopelijk ooit in het Rijk Gods, maar vooral nu al. Langs inzet en geloof, ontvankelijk en dankbaar. 

De parabel boort diep in ons eigen bestaan. Het is geen lieflijke, romantische vertelling. Jezus' blijde Boodschap gaat over het Rijk Gods. Deze parabel gaat over bewust geloven of kiezen om dat niet te doen. Er wordt door God aangedrongen op een engagement, op het beantwoorden van liefde, op oprechte trouw. Het beeld van de bruiloft is geen toevalligheid. God is welwillend en geduldig, zoals in de parabel duidelijk verteld wordt. Geloof is een dialoog. Daartoe heeft Jezus ons uitgenodigd, voor alle tijden: Gods Zoon, hier op aarde. In de genade van God kan het leven onbeschrijflijk mooi zijn. Waarom zouden we weigeren? 

05 oktober 2023

De wijngaardvariaties (7-8 oktober 2023)

De wijngaard is een beeldspraak waarmee de trouw en de liefde voor God meer dan eens worden verhaald. De Goddelijke grond heeft alles in zich om geloof te doen groeien en bloeien. Het is een kwestie van openstaan voor deze overvloedige gave van Liefde en ze te beantwoorden met dankbare trouw. Geen diepe tekstanalyse deze week, geen Griekse woorden, geen kernwoorden in het vet, maar een ontdekkende, bezinnende promenade van woordschilderijen. We maken in de lezingen van vorige en deze week immers een religieuze wandeling langs enkele sprekende beelden van wijngaarden. Ik wil je graag uitnodigen om me te vergezellen.

Voor de lezingen van deze zondag: klik hier

Een lied: de verloren oogst

We beginnen bij de profeet Jesaja in de eerste lezing van deze week. Hij zingt een lied voor zijn Vriend en Diens wijngaard (Jesaja 5, 1-7). Zijn vriend is God, dat spreekt voor zich. De wijngaard is het Beloofde Land waar het Volk Gods heen is gebracht doorheen de woestijn. 

Jesaja zingt dat zijn Vriend een wijngaard had op een vruchtbare helling. Hij maakte de grond klaar, haalde de stenen uit de aarde en plantte een edele druivensoort: alleen het beste was goed genoeg voor zijn wijngaard.  Hij bouwde een uitkijktoren en hakte een perskuip uit stenen. Alle voorbereidingen waren getroffen. Hij verwachtte een overvloedige oogst van rijpe druiven. De teleurstelling was groot: Hij kreeg alleen wilde, wrange vruchten. Wat had Hij nog meer kunnen doen? De fout lag niet bij Hem. De druivelaars groeiden niet en deden niet wat God hen gevraagd heeft.

In de tweede strofe bezingt Jesaja de gevolgen van wat gebeurd is. De wijngaard heeft geen druiven voortgebracht en dus neemt Jesaja's Vriend de omheining weg zodat de grond kaalgevreten of platgebrand kan worden. Ook maakt Hij de muren stuk, zodat de gaard plat getrappeld kan worden. Hij snoeit er niet meer in. Waarom zou Hij? De distels en doorns hebben vrij spel en de grond verwildert. En de wolken, die hoeven er niet meer op te komen regenen. 

Die wijngaard, zo zingt Jesaja, dat is Israëls huis: in ballingschap gestuurd, overrompeld door andere heersers en onderling verdeeld. Waren ze maar trouw gebleven aan de Heer, hadden ze maar naar zijn Woord geluisterd en zijn geboden in hun hart gedragen. Die wijngaard, dat zijn ook wij: onzeker, falend bij momenten, zelfingenomen en selectief in ons geloof.

Een kortverhaal: de zonen van de wijngaardenier

Mag ik vragen om me te vergezellen naar een intermezzo? Het is een korte vertelling: enkele zinnen, meer niet. Vorige zondag vertelt Jezus in het evangelie een parabel, een kortverhaal. (Matteüs 21, 28-32) Met weinig woorden wordt echter heel veel gezegd. Daar is Jezus goed in. 

Een vader vraagt zijn twee zonen om in zijn wijngaard te gaan werken. De eerste zoon zegt dat hij geen zin heeft. Daarmee kwetst hij zijn vader. Hij bedenkt zich, hij heeft spijt van zijn botte afwijzing en gaat uiteindelijk toch naar de wijngaard om te doen wat zijn vader hem heeft gevraagd. De tweede zoon zegt met gestreken gezicht dat hij er zeker heen zal gaan, wat zijn vader blij stemt. Deze zoon blijft echter thuis en doet waar hij zelf zin in heeft. 

Wie heeft nu de wil van de vader gedaan? Doen de farizeeën de wil van de Vader wanneer ze pretenderen in Hem te geloven en zijn geboden na te leven, maar in de praktijk enkel in zichzelf te geloven en eer en ontzag te betrachten bij de mensen? Zijn wij jaloers wanneer mensen kwaad hebben gedaan, maar in een keerpunt in hun leven een nieuwe kans vragen bij God? Gunnen we de anderen dat? En wat te denken van het Kerkelijk instituut dat de schijn van een goede naam belangrijker vindt dan rechtvaardigheid? Weinig woorden kunnen soms heel veel zeggen.

Een kostuumdrama: bloedbad op de wijngaard

Weinig parabels zijn zo bloederig als het verhaal van de kwaadaardige wijnbouwers. (Matteüs 21, 33-43) Veel elementen komen samen in deze tragedie: verbroken vertrouwen, onrecht, samenzwering, geweld en moord.

Een landeigenaar maakt zijn grond gebruiksklaar als wijngaard om die te verpachten. Het is onmogelijk om de verwijzing naar Jesaja niet op te merken: er wordt een omheining gemaakt, een uitkijktoren gebouwd en een wijnpers.

De eigenaar verpacht de wijngaard en vertrekt op reis. Wanneer hij drie van zijn knechten naar de pachters stuurt om zijn oogst in ontvangst te nemen, worden die hard aangepakt: één knecht wordt mishandeld, één vermoord en één wordt gestenigd. Hoe verontwaardigd moet de eigenaar geweest zijn? Waar heeft hij dit verdiend? Hij stuurt een grotere groep knechten, maar ook hen ontzien de pachters niet. Ook zij worden mishandeld of vermoord. De man heeft zijn wijngaard aan een stel meedogenloze schurken verhuurd, zoveel is duidelijk. 

Uiteindelijk zendt de eigenaar zijn eigen zoon naar de wijngaard, zijn eigen bloed. Hij gaat er van uit dat ze hem niet zullen doden, maar dat is een zware vergissing van de eigenaar. De barbaren doden hem genadeloos. De vader verliest ook zijn zoon aan zinloos en brutaal geweld.

De toehoorders hebben zich ingeleefd in het verhaal van Jezus. Hij vraagt hun inbreng: "Wat moet de eigenaar met de wijnbouwers doen?" Emotioneel antwoorden ze dat de eigenaar de pachters een ellendige dood moet laten sterven. De toehoorders denken dat ze een rechtschapen oordeel vellen. Dat is ook zo. Maar eigenlijk veroordelen ze vooral zichzelf in hun uiterlijke ijver. Ze vallen in de kuil die ze voor een ander denken te graven.

Het verhaal voorspelt uiteraard hoe de geloofsgezanten Jezus zullen laten arresteren en vermoorden: de Zoon van God. Het verhaal vertelt echter ook over de mogelijkheid tot barbaarsheid die in elk van ons schuilt. Het waren geen holbewoners die 6 miljoen joden hebben vermoord in concentratiekampen. Het waren grotendeels mensen die een christelijke opvoeding hadden genoten. En dat soort onmenselijkheid bestaat nog steeds, helaas, soms zelfs met de steun van christelijke leiders.

Graven we nog wat dieper, dan merken we dat Jezus met dit verhaal iedere volgeling wil oproepen om de Boodschap te verinnerlijken. Uiterlijke schijn is slechts zinloze leegte. God hoopt op onze goede vruchten. Jesaja vertelt er over, en Jezus geeft in een 'remake' een even toepasselijke waarschuwing. Ook het verhaal over de zonen sluit aan bij deze boodschap.

Een beeldspraak: jullie zijn de ranken

Tot slot neem ik je graag nog mee naar een kleine beeldspraak die in deze periode niet wordt voorgelezen, maar die in deze gaanderij zeker niet mag ontbreken. Geen gesloten verhaal uit een andere tijd dit keer, maar een eenvoudige vergelijking tussen een beeld en de realiteit van ieder van ons. Jezus staat dicht bij ons met dit verhaal, en ook in dit verhaal. (Johannes 15, 1-8) 

Hij noemt zichzelf ben de wijnstok en zijn Vader is de wijnbouwer. En wij, wij zijn de ranken. Als we goede vruchten dragen door de zorg van de wijngaardenier dankbaar aan te nemen en de kracht en voeding van de wijnstok toe te eigenen tot diep in ons hart, dan zullen we van deze genade mogen blijven ontvangen, zoveel als we nodig hebben. Wie dat niet doet, zal verdorren en weggegooid worden. 

Coda

En daarmee besluiten we de wandeling over geloof, over keuze, over engagement. Wil je geloven? Wil je God eren? Beleef dan je geloof van binnenuit en hou je ver weg van eigen roem en uiterlijk vertoon. Geloof mag geen 'cérémonie protocolaire' zijn: geen verzameling van inhoudsloze minutieuze regeltjes die als enig doel hebben zichzelf in stand te houden en God en de geloofsinhoud te willen controleren en manipuleren. 

Veeg dus je hart grondig schoon met de bezem van de radicale Liefde van God, telkens opnieuw: zonder zelfmedelijden, en vooral grondig en kritisch. Dat zelfinzicht komt niet vanzelf. Het vraagt om gebed en meditatie: tot de kern komen, weg van de afleidingen en het ruis van elke dag. Langs gebed en meditatie ontvangen we voeding van God, zoals een druif zich voedt aan de wijnstok en aan de grond. De levensenergie, de spirituele voeding komt altijd tot ons, maar vooral wanneer we ons er bewust voor openstellen. 

Hiermee stuur ik jou - maar mezelf even goed - op weg. Maak wat van je leven, elke dag!