God schept ons bestaan: Hij roept ons op om Hem lief te hebben, en onze naasten, en onszelf. (Matteüs 22, 37-40) Hij vraagt trouw, standvastigheid, oprechtheid, maar geen overdaad. Overdrijven, dat is typisch farizeïsch. Het overdrijven moet tekorten op andere gebieden compenseren. Om zichzelf te overtuigen van de oprechtheid van hun geloof, gaan zij zo ver dat ze de rol van God overnemen. Ze worden zelf God. Dat is radicalisme.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Geloven, niet weten
Radicalisme
staat tegenover nederigheid. Nederigheid wordt vaak verkeerd begrepen. Het
toont zich immers niet in uiterlijkheden, integendeel. Nederigheid is een
spirituele grondhouding waarin men zijn of haar Meerdere erkent. Wanneer men
zichzelf tot meerdere kroont, vanuit radicalisme of vanuit ontkenning van
transcendentie, dan blijft er geen geloof meer over. Dan is het weten: zelf
beter weten.
Radicalisme is de aarde ontkennen. Juist daarom is deze passage zo belangrijk in de verkondiging van de Blijde Boodschap. Jezus zet zijn leerlingen niet aan om de wereld te ontkennen of de wereldlijke macht omver te werpen. Aan de keizer hoort men te schenken wat de keizer toekomt. (Matteüs 22, 21b) Jezus wordt op de proef gesteld door leerlingen van de farizeeën en enkele koningsdwepers. (Matteüs 22, 16) Zijn antwoord is geen veilige uitweg. Nergens zet Jezus zijn leerlingen aan tot anarchie. “Niet als chaos schiep Hij de aarde, maar om te bewonen heeft Hij haar gevormd.” (Jesaja 45, 18)
De wereldlijke macht belangt God niet aan. Christenen die vol
overtuiging uitroepen dat ze enkel het gezag van de Heer aanvaarden, gaan
eigenlijk fundamenteel in tegen de Boodschap van Christus zelf. In Jezus’
verkondiging horen we juist dat we door een bewust, oprechte houding anderen kunnen
inspireren. Dan kan deze wereld een begin van het Rijk Gods worden.
Paulus, Cyrus en Jezus
Denk aan Paulus, die in Athene in gesprek met de filosofen in
Athene de realiteit erkent dat er veel goden worden aanbeden. Paulus ontkent de
wereld niet. Sterker nog: hij herkent in ‘de onbekende god’, die tussen de
andere goden staat, de ware God. (Handelingen 17, 22-23) Deze God, die zijn
Zoon heeft doen opstaan uit de dood, laat zich niet bedienen door mensenhanden:
Hij geen marionet, geen manipuleerbaar hulpmiddel. (Handelingen 17, 25) Het is
niet alleen spitsvondig, het getuigt vooral van een diep inzicht in Jezus’
Boodschap. Paulus stelt dat de mensen in Athene misschien wel de ware God
aanbidden zonder het te weten. (Handelingen 17, 24) Hij dwingt hen niet, hij
claimt hen niet, maar creëert een openheid naar het geloof. Ook voor hen is God
bereikbaar, ook zij mogen tot Hem bidden. Gods wegen zijn inderdaad
ondoorgrondelijk, en Hij kan mensen inspireren op een onvoorspelbare wijze.
Denk aan Cyrus, de Perzische koning die Babel veroverde en
de Babyloniërs onderwierp. Hij liet de Israëlitische bannelingen terugkeren
naar Jeruzalem. (2 Kronieken 36, 22-23 en Ezra 1, 1-4) Koning Cyrus kende God
niet, maar citeerde: “Ik ben de Heer, er is geen ander, Buiten Mij is er geen
god.” (Jesaja 45, 1-5) Onverklaarbaar zijn Gods wegen, ook voor ons.
Denk aan Jezus. Een uitspraak van Hem waar we niet om heen kunnen, luidt helder en klaar: “Wie niet tegen ons is, is voor ons.” (Marcus 9, 40) Deze slogan lijkt in te druisen tegen een andere uitspraak, namelijk: “Wie niet met Mij is, is tegen Mij.” (Lucas 11, 23) Ze zijn helemaal niet tegengesteld: ze zijn allebei binnen een ander perspectief uitgesproken. De eerste uitspraak betreft het uitwendig perspectief: kijkend naar de mensen die goed doen maar geen christen zijn. Wanneer zij bijdragen tot de Boodschap, wil Jezus dat zij niet tegengehouden worden omdat hun inspiratie niet per se christelijk is. De tweede uitspraak gaat over het risico op innerlijke verdeeldheid, een risico dat van alle tijden is. Zij die samenkomen in Jezus’ naam, horen elkaar te respecteren en niet met bedreigende opgestoken wijsvinger klaar te staan bij elk klein verschil in mening.
Ook Paulus interpreteert de
wetten en is creatief om de Boodschap tot bij de mensen te brengen en leefbaar
te maken. Hij zoekt consensus, zonder weliswaar de kern van de Boodschap verloren
te laten gaan.
Dynamiek voorbij de angst
Veel te weinig nemen we deze houding aan onder elkaar. Het
is moeilijk: het is balanceren en toegevingen doen. Het is de Geest voorrang geven op de rede. En de angst steekt algauw
de kop op: “Waar gaat dit naartoe? Wat zal de volgende stap zijn?” Verlammende
angst verstart de Boodschap. Daar wortelt extremisme zich: in angst en daaruit
voortvloeiende woede. De Boodschap is echter nooit star geweest in Jezus’ ogen,
maar juist dynamisch. Sommige mensen vinden die gedachte beangstigend. Het is
echter voorbij de angst dat Jezus’ Boodschap zich bevindt. In de angst dwaalt
men rond in de gaanderijen vol uiterlijkheden van de Schriftgeleerden en
farizeeën.
Jezus biedt ruimte aan zijn volgelingen: je schuld wordt je
vergeven, maar wanneer je de heilige Geest niet toelaat en de Geest misprijst,
zal je niet worden vergeven. (Matteüs 12, 31-32 en Marcus 3, 28-30 en Lucas 12,
10) Deze openheid is de aandrijving van Jezus’ Boodschap, die Hij in zijn woorden,
zijn daden en zijn levenswandel verkondigt. Daarom haalt Jezus zo scherp uit
naar farizeeën en Schriftgeleerden. Zij zoeken de waarheid in regels en verzen en
zien de Verlosser niet, zelfs wanneer Hij hen toespreekt. Ze horen de Geest
niet, maar vertrouwen op hun eigen controledrang. Grotere geslotenheid kan er
niet bestaan. Jezus wil ons allen bevrijden uit deze angstvallige houding. Dat
is immers nooit Gods bedoeling geweest bij het Verbond in de woestijn. Verdeeldheid
uit ijverzucht (of prestatievroomheid) maakt de Boodschap kapot. Dit is cruciaal:
“Bewaar de vrede onder elkaar.” (Marcus 9, 50)
Nuance van een persoonlijke God
Uit de bekrompenheid kan een verlangen groeien om God te
willen zijn, zoals in het begin aangegeven. Ze oordelen in zijn Naam en zijn ervan
overtuigd te weten wat God bedoelt. De anderen, die hebben allemaal ongelijk. Welnu,
moraliseren of vervagen botsen met de persoonlijke God die zich aan ons
openbaart via de Schrift. De aanvulling van Jezus in zijn verkondiging is ambivalent:
er is ruimte voor genade maar ook afgrenzing door waarschuwingen. Jezus’
Boodschap is genuanceerd en kan in geen geval samengevat worden langs enkele
nauwkeurig geselecteerde verzen die een houding of visie onderschrijven. Verzen
schieten, het bekogelen van anderen met verzen, staat haaks op Jezus’ genuanceerde
visie. Deze nuances, zowel in het Eerste als in het Tweede Testament, zorgen
ervoor dat er in concrete situaties inderdaad meerdere antwoorden mogelijk
zijn. Jezus biedt geen nauwgezet uitgewerkt duizenpuntenplan aan, maar een
oproep tot bekering en doorleefd geloof.
Nuance en extremisme zijn elkaars tegenpolen. Dat merken we in het gesprek vandaag met Jezus. Toegegeven: dit is zware materie, omdat het over geloofsbeleving gaat, over spiritualiteit, over die hoogstpersoonlijke band met God...