Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

30 april 2024

De liefde verheft (4-5 mei 2024)

De liefde maakt een mens bijzonder. Een mens is vrij en kan kiezen wie hij of zij liefheeft en wie niet. Met wie we kunnen opschieten, heeft vaak met persoonlijke voorkeuren te maken: interesses, waarden, prioriteiten, uiterlijk, levensvisie. Maar dat is niet de Liefde die God bedoelt. Zijn Liefde overstijgt immers elke persoonlijke voorkeur. Gods Liefde is universeel, voor iedereen bedoeld. Zo hoort ook menselijke naastenliefde niemand uit te sluiten.

Kwetsbaar groot

De Liefde maakt een mens groter, meer gelijkend op zijn Schepper. Petrus zegt tegen Cornelius: “Sta op, ik ben maar een mens.” (Handelingen 10, 26) In de Liefde zijn we allemaal gelijken in openheid en kwetsbaarheid. Geen mens is de grootste in Gods Liefde. Jezus is mens geworden, aan ons gelijk, om dat duidelijk te maken. (Filippenzen 2, 6-7) 

Als geen ander heeft Hij zich kwetsbaar getoond, tot de dood toe. In zijn lijden en sterven is de onrechtvaardigheid in het mensenbestaan pijnlijk in beeld gekomen. Liefde wordt niet altijd met menselijke liefde beantwoord. En toch maakt de Liefde een mens groter, omdat langs die Liefde God telkens opnieuw zichtbaar en tastbaar wordt op aarde. Het zijn de weinige momenten waarop we God kunnen zien.

Driehoek

Deze Liefde is een voortdurende beweging tussen God, de ander en mijzelf. Vanuit ons perspectief horen wij onszelf lief te hebben, God en al onze naasten. (Matteüs 22, 38-39) De Liefde is circulair en vertrekt vanuit God (1 Johannes 4, 7) naar ons. God is van alles het begin, ook van de Liefde. 

Die Liefde is geen verheven ideaal dat ergens in de lucht hangt: ze bestaat heel concreet onder ons, in heel eenvoudige, maar onmisbare, leven-gevende daden. Het zijn uitdrukkingen van ons geloof. In onze liefde en zorg voor de ander tonen wij onze liefde voor God. (Matteüs 25, 40) En daarmee volgen we het voorbeeld van Jezus. Dat geeft Jezus zelf kernachtig weer in het liefdesgebod: “Heb elkaar lief zoals Ik jullie heb liefgehad.” (Johannes 15, 12) 

Leven in de Liefde is de ultieme navolging van Jezus Christus, onze Heer. Liefde brengt een mens dichter bij God. We leven dan in Jezus Christus, die ons deze liefde tot het uiterste toe heeft voorgeleefd. Sterker nog: door de Liefde die Jezus op aarde heeft voorleefd, worden wij met God terug verzoend. (1 Johannes 4, 10) Zo allesomvattend en sterk is deze Liefde. Zo Goddelijk. 

Geloof

Hoe kunnen we deze Liefde dan uiten? Heel eenvoudig door iedereen gelijkwaardig te behandelen en niemand, maar dan ook niemand uit te sluiten. Door niemand kwaad te doen. In die liefde gaat bijzondere aandacht en zorg naar hulpbehoevenden: minderbedeelden, zieken, gevangenen. Een luisterend oor zijn voor een zieke, een eenzame bezoeken, voedselpakketten helpen samenstellen, ontwikkelingsprojecten steunen, helpen bij activiteiten om geld of goederen in te zamelen voor organisaties, vergiffenis schenken aan iemand die jou kwetste: er zijn zoveel kansen om God in daden eer te brengen. Nog even ter herinnering: we selecteren de hulpbehoevenden niet volgens onze persoonlijke voorkeur. 

En zo kan de kwaliteit van onze geloofsgemeenschappen afgemeten worden: aan de mate waarin zij tegemoet komen aan de noden van de zwaksten. Wanneer van hun noden en vragen wordt weggekeken, dan wordt God zelf genegeerd. “Blijf in de Liefde”, zo insisteert Jezus. (Johannes 15, 9b) De Heer vraagt ons uitdrukkelijk om ons geloof levend te houden, door de daad bij het woord te voegen. Met onze daden van liefde participeren wij in de Liefde die God is.

Genade

In de Liefde zijn we geen dienaars meer van Jezus, maar zijn vrienden. (Petrus 15, 15) Dat wil niet zeggen dat we dan aan God gelijk zouden kunnen zijn. Helemaal niet! Wel betekent het dat we boven onszelf uitstijgen, dat we in de Liefde de beste versie van onszelf zijn. 

Deze liefde is geen middel om eer en bewondering op te eisen. Het zijn gratuite daden die een dankbaar antwoord zijn op de genade van God, waarmee alle Liefde is begonnen. In diezelfde genade blijft God ons nabij. (1 Korintiërs 13, 4)

Mooiste

Zo oneindig gul is God met zijn Liefde, dat we die onmogelijk onbeantwoord kunnen laten. Nooit zal de liefde van een mens de pure Liefde van God kunnen evenaren, maar ze kan er in delen, door hoopvol en oprecht te zijn. We kunnen elke dag opnieuw het mooiste van onszelf delen in uitdrukkingen van de Liefde die ons gelovig hart verwarmt. 

Nee, de Liefde zal nooit vergaan. (1 Korintiërs 13, 8) Ze is de ultieme veruitwendiging van ons geloof. En daarom zal ook de hoop nooit verdwijnen, hoe hard het ook stormen mag in ons leven en in de wereld. (1 Korintiërs 13, 13) 

23 april 2024

Door Hem, met Hem en in Hem (27-28 april 2024)

Christus voedt ons geloof, sterkt onze hoop en vervult ons met liefde. Hij is de Weg naar de Vader. Jezus gebruikt een krachtig beeld om dat te verduidelijken. Wij zijn de ranken aan de wijnstok die Jezus Christus is. Hij voedt ons, zodat we vruchten kunnen dragen. De grond waarin de wijnstok is geplant, is van de Vader, de wijngaardenier. Tot de Vader komen we langs de Zoon. 

Door Hem ...

Door Christus zijn we verbonden met de Vader. Christus is als Gods Zoon onlosmakelijk verenigd met de Vader. Hij is door de Vader naar de aarde gezonden om ons Gods Boodschap te verkondigen en te verduidelijken. (Johannes 3, 16) Hij is mens geworden en heeft onder ons gewoond. Dat is de allerdichtste nabijheid die God heeft bewerkstelligd. Door Christus kunnen wij dan ook in gebed, arbeid en bezinning dichter bij de Vader komen. (Johannes 15, 2 en 1 Johannes 3, 18) 

Wat wij aan God willen vragen, dat vragen we door Christus onze Heer: door Hem die ons zelf geleerd heeft hoe we tot zijn en onze Vader kunnen bidden. (Matteüs 6, 9-13) Zelfs wanneer we bidden tot de Vader rechtstreeks, dan nog is ons gebed langs onze navolging van Christus sowieso met Gods Zoon verbonden. Zoals we ranken aan Jezus zijn, in de wijngaard van de Vader. (Johannes 15, 1)

... met Hem ...

Met Jezus Christus leven we in de goedheid die Goddelijk is, en ervaren we steeds meer wat God voor ons, mensen, betekent en wat Hij van ons verlangt. Langs de wijnstok, die Christus is, ontvangen wij zijn Woord dat leven geeft. Met Christus brengen wij op aarde goede vruchten voort. (Johannes 15, 5) 

Met Hem, onze Heiland en Redder, die voor ons geleden heeft, gestorven is en verrezen, leven we in de genade van God. (Johannes 15, 3) Christen, dat zijn we met Christus of helemaal niet. We zijn met Hem verbonden of we zijn geen christen. Die diepste identiteit veruitwendigt zich in ons denken en spreken, ons doen en laten. (Jakobus 2, 12 en 14)

... en in Hem

In Christus vinden we de vervulling van ons bestaan, want Hij is de ultieme Weg, de Goddelijke Waarheid en de diepste vervulling van het Leven. (Johannes 14, 6) Dat Hij in ons woont, weten we door de Geest, die Jezus ons gegeven heeft. (1 Johannes 3, 25b) In Christus zijn, dat is begeesterd zijn en in zijn Geest zijn. De Wijnstok voedt ons met de kracht van de Geest. 

Zoals wij in Christus zijn, zo zal Hij in ons zijn. Dat zegt Jezus heel uitdrukkelijk: “Blijf in Mij, dan blijf Ik in jullie. Tot vijfmaal toe. De vijfde keer verlaat Hij het beeld van de wijngaard en maakt Hij zijn boodschap kernachtig kenbaar: “Blijf in mijn Liefde.” (Johannes 15, 9) Niet losjes of af en toe, maar van ganser harte, zoals Jezus Christus in zijn Vader is, in woorden en beelden, en in daden, tot het uiterste toe. Jezus is in de Vader en de Vader is in Hem. (Johannes 14, 9-10) Zoals Jezus langs de Geest, die Hij over de apostelen heeft geademd, in ons is. (Johannes 20, 22)

Doxologie

Door Hem, met Hem en in Hem bidden wij tot God de Vader in de eucharistie. In de slotdoxologie van het eucharistisch gebed zeggen we God dank en prijzen we zijn Naam in diepst mogelijke verbondenheid met Jezus Christus. Hij wordt drie keer na elkaar vernoemd, in een bijna poëtische symboliek die Vader, Zoon en Geest met elkaar verbindt.

Door Hem, met Hem en in Hem mogen wij in de dankbare vreugde leven van het naderen tot God. In de Geest richt de Zoon ons naar de Vader. De drieëne God bestemt in een dynamiek van Liefde het doel en de zin van ons bestaan. Blij mogen we zijn, en dankbaar, zelfs wanneer we tegenslagen moeten doormaken. Want door Hem, met Hem en in Hem zijn we nooit alleen, en is God ons nabij. 

Ook in ons dagelijks gebed mag deze dynamiek weerklinken. Ook wij mogen in de kracht van de heilige Geest bidden tot de hemelse Vader door Christus, uw Zoon en onze Heer.

18 april 2024

Pastoraal is herderen (20-21 april 2024)

“Ik ben de goede herder,” zegt Jezus plechtig. “Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij.” (Johannes 10, 14) Dat Jezus hier beeldtaal gebruikt, is evident. Maar waar refereert Jezus naartoe wanneer Hij dit beeld gebruikt? Wanneer Jezus op zichzelf het beeld van herder toepast, dan klinkt meteen een fragment uit de profeet Ezechiël op de achtergrond. 

“Jullie zijn mijn schapen, de schapen die Ik weid. Jullie zijn mensen en Ik ben jullie God.” (Ezechiël 34, 31) Koningen en leiders hebben God teleurgesteld als herders in zijn Naam. God besluit daarom zelf het herderschap op zich te nemen. En Jezus wordt zelfs al aangekondigd in de passage: “Ik zal een andere herder over ze aanstellen, één die ze wél zal weiden.” (Ezechiël 34, 23) God heeft het hier over een ‘tweede David’, een nieuwe Koning.

Jezus als herder

We vinden bij de profeet Ezechiël een uitgebreide omschrijving van wat een plichtsbewuste herder hoort te doen (Ezechiël 34, 15-16): (1) de schapen laten grazen op een goede weide, waar voldoende gras is, (2) de schapen genoeg laten rusten, (3) op zoek gaan naar verdwaalde en verjaagde dieren, en (4) gewonde dieren verbinden en zieke dieren gezond maken. Het zou perfect in de taakomschrijving van een hedendaagse vacature voor schaapsherder overgenomen kunnen worden.

Jezus zal niet handelen zoals een huurling, die de dieren in de steek laat en op de vlucht slaat van zodra hij een wolf ziet aankomen. (Johannes 10, 12) Net zoals de Heer zich afzet tegen herders die de schapen in de steek lieten en enkel voor zichzelf hebben gezorgd. (Ezechiël 34, 8)

De slechte leiders hebben er een zootje van gemaakt en dat is voor God een diepe teleurstelling. De mensen kijken op naar leiders, verwachten goed en rechtvaardig leiderschap, maar ze worden misleid en in de steek gelaten. De Schriftgeleerden en farizeeën ten tijde van Jezus, en de koningen en leiders ten tijde van Ezechiël: ze zijn een teleurstelling in de ogen van de Heer.

Herder in zijn navolging

Wanneer Jezus het herderschap vernoemt, doelt Hij ook op de opdracht die de apostelen zullen opnemen na Jezus’ lijden en sterven, vanaf het stichten van de Kerk: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie uit.” (Johannes 20, 21b) Petrus spreekt Hij hierover heel persoonlijk aan: tot driemaal toe draagt Hij Petrus op om zijn schapen te hoeden. (Johannes 21, 15-17) Die taak komt niet alleen de apostelen toe, maar allen die in de lijn van de traditie Jezus navolgen, Kerk vormen en verantwoordelijkheid opnemen.

Hoe kunnen we deze herderlijke taak dan omschrijven in onze dagen? Hier volgt een proeve: (1) voeding brengen tot bij hongerigen en noodlijdenden als liefdadigheid, en geestelijk voedsel vanuit Gods Woord in bijeenkomsten en in het dagelijkse leven, (2) samen de zondag vieren om op krachten te komen, (3) wanneer mensen hun geloof lijken te verliezen of gelovig indommelen: trachten om hen terug te brengen bij de gemeenschap en bij God, en (4) oog en oor hebben voor mensen die een crisis meemaken, of getroffen worden door ziekte, lichamelijk of psychisch.

Schaap en herder zijn

Christenen zijn schaap en herder tegelijk. We ontvangen steun en bemoediging, maar we zorgen ook voor onze medegelovigen, elk volgens onze eigen talenten. Als gemeenschap van gelovigen - gedoopt, aangesteld, gezonden en gewijd - nemen we het herderschap op voor elkaar zoals God dat voor ons doet. (1 Korintiërs 12, 4-11)

Daarom is ‘elkaar’ een belangrijk woord in de Schrift. In de brieven in het Nieuwe Testament komen we het woord geregeld tegen. (bijvoorbeeld Kolossenzen 3, 13 en 1 Petrus 4, 10) Christus volgen, is niet passief ontvangen, vrij van inzet en verantwoordelijkheid. We worden opgeroepen elkaar te bemoedigen, elkaar te stimuleren, voor elkaar te zorgen. De wederkerigheid staat centraal. 

Pastoraal

Pastorale taken opnemen, is deelnemen in het herderschap van de Kerk. Herderen is niet enkel een priesterlijke taak. Toch zal een priester, in navolging van Petrus, deze roeping in het bijzonder ervaren en beleven. De tijden van de herder en zijn afgelijnde parochiale kudde zijn voorgoed voorbij. Een priester 'herdert' nu meerdere samengevoegde kuddes. 

Daarom zal meer en meer verantwoordelijkheid opgenomen worden vanuit het doopselpriesterschap. Deelhebbend aan de priesterlijke taak van de geloofsgemeenschap die de Kerk is, nemen mensen taken op in samenspraak en samenwerking met een priester of verschillende priesters. Hoe meer dat gebeurt, hoe meer overlevingskansen plaatselijke gemeenschappen zullen hebben. 

In Engeland en Wales hebben herders soms wel duizend schapen, verdeeld over verschillende kuddes. Op enorme graasgebieden zoeken zij hun kuddes op, kijken ze of ze niets tekort komen en trekken dan naar de volgende kudde. Een inspirerend beeld.

Veelvormig

Er zijn nog veel andere gebieden waarin gelovigen hun pastorale talenten in taken vorm geven: in het onderwijs, in de zorg, in de detentie, in het leger, noem maar op. Ook zij staan in het verlengde van Jezus' allesomvattende uitspraak: Ik ben de goede herder.” In navolging van dat goede herderschap zetten mensen zich in: professioneel gevormd, veerkrachtig uit ervaring en idealistisch van ingesteldheid.

De vele vormen van pastoraal, van jongeren tot bejaarden, van klassiek tot creatief, hoeven geen angst of ongerustheid op te wekken. Het geloof eigentijds en toegepast tot bij de mensen brengen, is immers van alle tijden. Daarin waait de Geest. Daarin is Christus zelf aanwezig, elke dag opnieuw. (Matteüs 28, 19-20)

11 april 2024

Geloven is leven (13-14 april 2024)

In de weken na Goede Vrijdag en Pasen zijn we getuige van  de opgang van de leerlingen naar hun zending. Jezus is uit de dood opgestaan en laat zijn volgelingen niet verweesd achter. Sterker nog: Hij tilt hen op naar het volgende 'level': de opbouw en de uitbouw van de Kerk van Christus, de gemeenschap van christenen. Het Woord mag niet opgesloten blijven in het cenakel.

Angst

Verbijsterd en door angst overmand (Lucas 24, 37a) zijn de leerlingen wanneer Jezus in hun midden verschijnt. Er is paniek: ze hebben deuren gesloten (Johannes 20, 19) en toch verschijnt Jezus in hun midden, heel onverwacht. Aangezien geen deur is opengegaan, denken de leerlingen dat ze een geest zien, een verschijning. Hun denkvermogen misleidt de leerlingen. Ze hebben hun kwetsbare geloof en hun wankele vertrouwen voorlopig veilig opgeborgen. Wellicht is het een reflex, ter zelfbescherming. Er is zoveel veranderd, er is zoveel gebeurd.

Waarom toch?

Ondanks alles wat Jezus heeft voorzegd tijdens zijn aardse bestaan over zijn dood, treft Hij de leerlingen dus ontzet en vol twijfel aan. (Lucas 24, 38b) Sterker nog: Petrus heeft het lege graf gezien, hij heeft er zelfs binnengekeken; de engelen hebben aan Maria van Magdala en nog enkele vrouwen verkondigd dat de Heer is verrezen; Kleopas en een andere leerling hebben Jezus al herkend bij het breken van brood onderweg naar Emmaüs, en nog zijn ze verbaasd wanneer Jezus onder hen verschijnt. Ze hebben het getuigenis van de vrouwen zelfs als kletspraat afgedaan. (Lucas, 24, 1-35) Het is werkelijk niet te begrijpen. Of toch?

“Waarom toch?”, vraagt Jezus. Hij maakt hun geen verwijten, maar brengt juist vrede binnen in de ruimte en in de ontmoeting: precies het tegenovergestelde van angst. Na de teleurstelling daagt er eindelijk weer hoop. Het geduld en begrip van Jezus zijn werkelijk grenzeloos. Ze zijn van Goddelijke proportie. Jezus doet over wat Hij op weg naar Emmaüs al eens heeft gedaan: Hij ontsluit de Schriften (Lucas 24, 27 en 45) en houdt maaltijd met hen (Lucas 24, 30 en 43). Ze bevestigen dat het werkelijk Jezus is die aanwezig is onder hen. Zo kunnen ze opnieuw naderen tot Hem. Het Woord en het Brood brengen ons ook vandaag dichter bij de Heer.

Vreugde

De leerlingen herkennen de Heer en zijn vreugdevol en stomverbaasd tegelijk. (Lucas 24, 41) Weldra zullen ze met Kracht uit de hemel worden bekleed. (Lucas 24, 49b) Jezus heeft geen streng examen voorzien voor zijn apostelen. Hij maakt geen strikte taakomschrijving voor hen op. De leerlingen zijn goed zoals ze zijn, met hun gaven en gebreken. Ook hun twijfel en onzekerheid vormen geen struikelblok voor Jezus. Dat is op zijn minst merkwaardig te noemen, vanuit menselijk oogpunt beschouwd. Vanuit Goddelijk perspectief is het heel gewoon.

De volgelingen wijden zich toe aan de Heer. Hun bedoelingen zijn goed en hun ontzag voor Jezus is groot. Vrij van zonde zijn ze zeker niet. Alwetend zijn ze evenmin. De kracht van God, die vorm krijgt in de heilige Geest, zal hen toebereiden om hun zending met veel bezieling en ijver op te volbrengen. In die traditie mogen wij staan, bijna 2 000 jaar verder in de tijd. Het is een traditie van vallen en opstaan, een lange geschiedenis van bewonderenswaardig engagement en van schandelijk verval tegelijk.

Leven in de Heer

Gezonden zijn heeft niets te maken met presteren en  carrière maken, en evenmin met de beste zijn. Gezonden ben je in geloof, en geloven doe je elke dag, soms krachtig, soms twijfelend. Geloof is geen competitie. Welnu, dat geloof delen we met de apostelen en de vrouwen in het cenakel. 

De leerlingen zijn niet onwetend: ze kennen de Schrift en staan in de traditie. Wat hun leven zo bijzonder maakt, is dat ze zich met Christus verbonden weten. Na zijn dood was er verdriet en verlorenheid, maar dat gevoel van verlatenheid wordt uitgewist alvorens Jezus vertrekt naar de hemel. (Johannes 24, 51) 

De geboden zijn onze leidraad en de Heer is onze Weg. Geloven is je leven richten naar God, elke dag opnieuw, van ganser harte, zo goed als je kan. Dan kan God met ons meegaan, onderweg door ons leven, door de dalen en in vreugde, die we zelf lang niet altijd goed begrijpen. We zijn geluksvogels: nooit zijn we alleen. 

04 april 2024

Beloken Pasen: zending in vrede (6-7 april 2024)

Jezus verschijnt te midden van zijn leerlingen, die zich nochtans stevig hebben opgesloten uit angst voor het volk dat riep om Jezus' kruisiging en de religieuze leiders die Hem hadden aangeklaagd. Hij wenst hun vrede toe, tot tweemaal toe. Maar wat bedoelt Jezus hier mee?

  • Voor de lezingen van Beloken Pasen: klik hier.

Verschijning

“Ik wens jullie vrede.” (Johannes 20, 19d) Dat is het eerste wat Jezus tegen zijn leerlingen zegt. Ze hebben zich opgesloten uit angst. (Johannes 20, 19b) Nogmaals zegt Jezus: “Ik wens jullie vrede.” (Johannes 20, 21a) Vrede staat centraal in die eerste verschijning aan de leerlingen. Zonder vrede zijn we verloren.

Maar wat bedoelt Jezus met die ‘vrede’ (in het Grieks: ‘eirènè’) die Hij zijn leerlingen toewenst? De apostelen leven niet bepaald op voet van oorlog met elkaar. Ze zijn verenigd, ze zijn samen. Het is de angst die hen verenigt op dat moment, en het gevoel van verlatenheid. Jezus wenst de leerlingen ‘alle goeds’ toe: harmonie met zichzelf, met de anderen en met God, vrede in het hart. Je zou ‘vrede’ kunnen vertalen als welzijn, zowel lichamelijk als materieel. 

Gegroet

‘Ik wens je vrede’ is een typische joodse begroeting van gemoedelijke, familiaire aard (in het Hebreeuws: ‘sjaloom elechem’). Eigenlijk zoals wij elkaar ‘goeiedag’ zeggen en daarmee letterlijk de ander een goede dag toewensen. De Verrezene begroet de apostelen als vrienden, zoals Hij voorheen deed. Ze blijven Vrienden van Christus.

De begroeting maakt voor de lezer duidelijk dat Jezus niet verschijnt als een stilstaande beeltenis, maar levend en sprekend. Hij is de ruimte binnengekomen ondanks de gesloten en gebarricadeerde deuren. (Johannes 20, 19b) Hiermee is het bovenmenselijke van de verschijning meteen duidelijk. Zijn begroeting toont tegelijk de menselijke kant van Christus. De apostelen vertegenwoordigen alle volgelingen van Jezus Christus. Ook aan ons allen wordt vrede toegewenst.

Verandering

Met de ‘vrede’ wil Jezus een einde maken aan het verdriet van de apostelen. Goede Vrijdag heeft droefheid in hun hart gestort. Nu mag er weer vrede zijn, en vrede gaat gepaard met vreugde. Het onrecht is beslecht, het kwaad heeft niet gewonnen. 

De leerlingen mogen hun handen in zijn wonden leggen: Hij is de Gekruisigde, maar Hij heeft de kruisdood overwonnen en Hij leeft! (Johannes 20, 27) Tomas is er niet bij en weigert pertinent te geloven wat de apostelen hem bij zijn terugkomst vertellen. (Johannes 20, 24) Daarom verschijnt Jezus nogmaals als Tomas wel aanwezig is, opnieuw wenst Hij vrede. (Johannes 20, 26-27) Voor Jezus is het belangrijk dat de apostelen eensgezind zijn en dat er geen twijfel is.

Zending

Hij gaat beide keren in hun midden staan om te spreken. De Verrezene herneemt zijn centrale positie. Hij zal hen verder leiden, maar op een nieuwe wijze. Daartoe zendt Christus de leerlingen plechtig: “Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.” (Johannes 20, 21) 

In tegenstelling tot zijn begroeting, is deze zending op geen enkele wijze te interpreteren als een alledaagse uitspraak. De Kerk in haar huidige vorm krijgt vorm. Dat wordt nog duidelijker wanneer Jezus blaast over de leerlingen en zegt: “Ontvang de heilige Geest.” (Johannes 20, 22) Het tijdperk van de Geest breekt aan, het tijdperk van de Kerk van Christus. Jezus spreekt performatief: Hij zegt en het gebeurt daardoor ook meteen.

Déjà-vu

Jezus' begroeting is trouwens helemaal niet zo banaal als men op het eerste zicht zou denken. Hij heeft niet de gewoonte om een banale uitspraak te herhalen. Dit is een teken. De leerlingen zullen immers zeker teruggedacht hebben aan een eerder gesprek met Jezus. Daar kondigt Hij aan dat Hij terug naar zijn Vader gaat. Hij zegt hen dan: “Vrede laat Ik jullie na, mijn vrede geef Ik jullie.” (Johannes 14, 27) Die vrede kan de wereld niet geven aan de apostelen. 

Daarom komt de Verrezene onder hen: om hun die vrede te geven. Zijn schijnbaar alledaagse groet is dus heel betekenisvol. Jezus vermeldt in dat eerdere gesprek ook dat Hij de heilige Geest zal zenden om hen te vergezellen in wijsheid en inzicht. (Johannes 14, 26) Dat gebeurt dan ook.

Groet

Paulus groet zijn lezers bij het begin van zijn brieven doorgaans met “Genade (zij u) en vrede.” (bv Filippenzen 1, 2 en Efeziërs 1, 2) en bij het afsluiten met: “De genade (van de Heer Jezus Christus) zij met u.” (Filippenzen 4, 23 en Kolossenzen 4, 18) Het zijn wensen van gelovig welbevinden.

Bij het afsluiten van de tweede brief aan de christenen van Korinte gebruikt hij een bijzonder uitgebreide groet:  “De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid van de heilige Geest zij met u allen.” (2 Korintiërs 13, 13) Het mag een inspirerende theologisch-poëtische omschrijving zijn van de toestand van vrede die Jezus toewenst: in Christus’ genade mogen leven, zich geliefd weten door de Vader, en verenigd zijn met elkaar in de heilige Geest.

Nu de week van Pasen haar luiken sluit, weten we ons gezonden door Jezus Christus zelf, om in zijn vrede te verblijven en zijn Boodschap na te leven en bekend te maken. Mogen de vrede en de genade van de Heer altijd met ons zijn!