Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

28 augustus 2023

Twijfel en onmacht (2-3 september 2023)

In een wereld waar we in vrijheid leven, is keuzes maken niet altijd eenvoudig. Kiezen is altijd verliezen. Zelfs wanneer je het beste deel hebt gekozen, moet je zaken achterlaten waar je je wel goed bij voelde. 

De bedroefde Ziel

Elihu Vedder (1838-1923) is als zoon van een tandarts. Hij is weliswaar geboren in New York City, maar het grootste deel van zijn volwassen leven door in Italië. Naast het schrijven van gedichten en het schilderen van sombere, diep poëtische beelden, illustreert hij ook boeken. Langs deze creatieve wegen onderzoekt Vedder zijn eigen percepties, gedachten en idealen. Als schilder wordt hij gerekend tot het symbolisme.

‘The Sorrowing Soul between Doubt and Faith’ is een werk van hem uit 1887, in olieverf op canvas. De stijl weerspiegelt zijn vele jaren van studie op de Italiaanse Renaissance, dat verder benadrukt wordt door het uitgebreide gouden frame dat de kunstenaar ervoor ontwerpt.


The Sorrowing Soul between Doubt and Faith, 1887  (Elihu Vedder)

Ziel, Geloof en Twijfel

De Ziel, verbeeld in de vertwijfelde figuur in de schaduw op de voorgrond, heeft achter zich twee metgezellen: Geloof en Twijfel. 

Geloof heeft een jong, tijdloos gelaat, dat in haar sereniteit straalt van licht. Haar bleke gelaatskleur, beweeglijke haren en uitgestrekte vleugels verwijzen naar de hemel, evenals de felle gouden aureool. Geloof is een engel, die de Ziel zonder verpinken, vol overtuiging en mededogen aankijkt.

Er zijn sprekende gelijkenissen tussen het gezicht van Geloof en van de Ziel. De gelaatsuitdrukkingen zijn echter totaal verschillend. De Ziel kijkt bedroefd, leeg en vertwijfeld. De mondstand bevestigt de somberheid. De hele persoon wordt van het licht afgehouden. De witte doek die over haar werd gedrapeerd, slorpt alle licht op.

Twijfel verschijnt als een sluwe, gerimpelde man met een lange grijze baard. Naast ouderdom straalt Twijfel kracht uit en wijsheid. Hij staat met zijn rug naar Geloof gekeerd, is gedeeltelijk verlicht en gedeeltelijk beschaduwd en kijkt de Ziel over zijn linkerschouder aan. De wereldse kennis en ervaring associeert Vedder spontaan met twijfel aan de oude waarde van het geloof. Twijfel staat niet voor een liederlijk leven, maar voor aardse kennis.

De schilder komt veel in Engeland en laat zich inspireren door het Victoriaanse samenleving. Dat is op dat ogenblik in de greep van een dilemma: vasthouden aan het geloof van hun vaderen of de nieuwe leerstellingen van het darwinisme en de wetenschap aanvaarden.

Keuzestress

Vedder laat de Ziel in een eeuwig dilemma achter, zonder licht, zonder overzicht, met Geloof en Twijfel dicht achter haar aan. De arme Ziel in het midden wordt verscheurd tussen het volgen van de seculiere wijsheid en de spirituele verheffing van religie. Ze kan niet ontkennen dat de beide achter haar staan samengepakt in een bijna beklemmende nabijheid, zonder vooruitzichten behalve somberheid. Tegelijk kan ze de beide niet aankijken en overschouwen. Aan de ene zijde voelt ze de druk van immanentie, realisme, tijd en twijfel, aan de andere kant transcendentie, idealisme, geloof en eeuwigheid. Er moet gekozen worden. De Ziel moet kiezen: hij kan de twee figuren niet opdelen of versmelten.

Vedders goede vriendin en beschermvrouw Agnes Ethel Tracy moedigt hij in een brief aan om de ‘drie hoofden’ te behouden, en merkt op: ‘Je zult van mij nooit een opmerkelijker beeld krijgen.’

Deze verbeelde keuzestress staat centraal in Elihu Vedders artistieke leefwereld. Aan het eind van zijn leven verschijnt niet toevallig een boek ‘Doubt And Other Things’, met allerlei gedichten en gedachten van zijn hand: tastend en zoekend, schreeuwerig soms en dan weer stil overwegend geschreven. Ze worden geflankeerd door eigen illustraties. Zo schrijft Vedder in zijn boek de boutade: “Het wordt angstwekkend wanneer de twijfelaar ontdekt dat hij aan zijn eigen twijfels begint te twijfelen.” (p. 43 - meer info: zie onder) Nee, keuzestress is absoluut niet iets van onze tijd alleen...

Jeremia

De profeet Jeremia komt deze zondag aan het woord, overmand door twijfel. De Heer heeft hem geroepen en Hij kan niet anders dan die roeping beantwoorden. Hij kan niet op tegen God. Telkens weer blijkt de Heer sterker te zijn. (Jeremia 20, 7a) Maar tegelijk ervaart de profeet dag in dag uit de spot van de mensen. Hij wordt door hen uitgescholden en vernederd. (Jeremia 20, 7b-8) 

Jeremia moet toegeven dat hij het soms allemaal niet meer ziet zitten. Dan denkt hij: ‘Ik wil Hem niet meer noemen, niet meer spreken in zijn naam.’ (Jeremia 20, 9a) Hij doet moeite om zijn geloof in bedwang te houden, maar het lukt hem niet. (Jeremia 20, 9c) Om zich de schande en de last te sparen, wil hij - om het in de beeldspraak van Vedders schilderij uit te drukken - Twijfel aankijken en opgaan in de de wereld…

Romeinen

Ook in het fragment uit de Romeinenbrief spreekt Paulus aan zijn lezers over de tweestrijd die van alle tijden is. Hij neemt een extreem standpunt is: ‘Jullie moeten je niet aanpassen aan deze wereld, maar jullie veranderen door je gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God wil en wat goed is, volmaakt en Hem welgevallig is.’ (Romeinen 12, 2) Paulus wijst naar de figuur van Geloof en omschrijft de engel zelfs.

Verbeelden nu?

Welk dilemma zouden wij heden ten dage uitbeelden? Zou het ook het dualisme van de wereld tegenover het geloof zijn? Of zou het traditie tegenover vluchtigheid zijn? Of misschien links tegen rechts? 

Als we de wereld zouden afbeelden, zouden we die misschien eerder uitbeelden als jong en fris, verleidelijk, en aantrekkelijk, kleurrijk en voortdurend in beweging. De wereld is niet oud, maar staat voor vooruitgang en verandering. Wellicht zou het geloof nu een oude, wijze, rustige en standvastig figuur zijn.

Coda

Het meest passend bij dit schilderwerk, is dit gedichtfragment:

De mens creëert zich een labyrint

en noemt dat het leven als mens

en op allerlei meanderende wegen

dwaalt hij af, in geloof en in twijfel,

op de meeste dagen.

Als hij gelijk heeft, dan twijfelt hij,

en heeft hij ongelijk, dan is hij zeker.

Hij steekt een kaars aan en noemt het dag,

hij blaast hem uit en noemt het nacht,

en hij denkt gelijk te hebben.


Bron:

VEDDER, Elilhu, Doubt and other things, 1922, Sargent, Boston, p. 23 (gedicht) en 43 boutade)

Klik hier voor de online versie van dit boek.

22 augustus 2023

Wie ben Ik? (26-27 augustus 2023)

Jezus neemt zijn leerlingen terzijde en gaat met hen in gesprek. Er komt geen parabel aan bod. Jezus stelt twee vragen aan zijn leerlingen. Het gesprek lijkt heel gewoon aan te vangen, maar neemt algauw grote dimensies aan. Vooral voor Simon Petrus is het een bijzonder moment.

De bron, de koning en de keizer

Jezus gaat in gesprek met zijn leerlingen in Caesarea Filippi, een stad ten noorden van Judea. Dichtbij bevindt zich een belangrijke Jordaanbron. De stad is de tweede in deze streek die toegewijd werd aan het keizerschap, mede door de overdreven dweperij van plaatselijke heersers, die hun macht te danken hebben aan de welwillendheid van de keizer. Getuige daarvan is de naam Filippi die werd toegevoegd aan de stadsnaam. Filippus, viervorst van Iturea en zoon van Herodes de Grote, heeft immers veel bijgedragen aan de opzichtige, extravagante gebouwen van de stad. Herodes de Grote kennen we als de vorst die Jezus al wou doden kort na zijn geboorte… 

Nabij het bronwater van de Jordaan, omringd door machtssymboliek van het Romeinse keizerrijk en ver weg van Jeruzalem vraagt Jezus zijn leerlingen wie Hij is volgens de mensen, en volgens hen. Het zijn geen toevalligheden. De lezers zullen de spanningsvelden zeker hebben aangevoeld in de vroege jaren.

Twee vragen

Twee vragen stelt Jezus aan zijn leerlingen. Eerst vraagt Hij naar een algemeen beeld: “Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?” (Matteüs 16, 13b) Ze antwoorden dat sommigen Hem beschouwen als Johannes de Doper (Lucas 3, 1-22 - Marcus 1, 1-8 - Matteüs 3), anderen als Elia (1 Koningen 17-18-21), nog anderen als Jeremia of één van de profeten. (Matteüs 16, 14) Het zijn stuk voor stuk mooie vergelijkingen. Het valt op dat Jezus geen titels maar namen toegekend krijgt. Men vergelijkt Hem met gekende figuren.

Daarna richt Jezus zich tot de leerlingen en vraagt: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?(Matteüs 16, 15) Hij verwacht kennelijk een ander antwoord, wellicht een dieper inzicht. Of verwacht Hij veel meer dan dat? 

De evangelist Matteüs vernoemt Simon Petrus veelzeggend met zijn geboortenaam én titel die hij van Jezus kreeg, wanneer hij wordt geciteerd. Simon Petrus neemt het woord namens de leerlingen en zegt plechtig: “U bent de Messias, de Zoon van de levende God.” (Matteüs 16, 16) Jezus zinspeelt op dezelfde dialectiek en spreekt de apostel aan als Simon Barjona: Simon, de zoon van Jona. De aardse mens Simon, met een vader en moeder, heeft immers een bovenmenselijke uitspraak gedaan. (Matteüs 16, 17) 

Deze openbaring moet voorlopig geheim blijven. De tijd is nog niet rijp. Alleen de apostelen mogen het al weten, al begrijpen ze het niet. Jezus zal herhaaldelijk uitleggen wat ze mogen verwachten. Het maakt de leerlingen er bedroefd mee en in hun naïef enthousiasme zelfs ijverzuchtig. (Matteüs 17, 22-23 en Matteüs 20, 17-28)

Groots en klein tegelijk

Simon mag zich gelukkig prijzen (of zalig) dat hij deze uitspraak doet. “Dit is je niet door vlees en bloed geopenbaard maar de Vader,” verduidelijkt Jezus. (Matteüs 16, 17) Simon Petrus overstijgt zichzelf, hij overstijgt de menselijke kennis. De Vader spreekt langs de apostel in dit gesprek. In schril contrast met deze profetische uitspraak, in pijnlijke tegenspraak met dit moment van mystiek, zal Simon Petrus na Jezus’ gevangenneming zelf ontkennen dat hij de Messias ként. (Matteüs 26, 69-75) Zo immens groot is het verschil tussen de mens en de apostel, tussen Simon Barjona en Simon Petrus.

Zo groots en zo klein kan iedere mens zijn bij momenten. Jezus, die weet dat Simon Petrus Hem zal verloochenen, geeft de apostel niettemin de sleutels van het Rijk Gods, de sleutel van David. Wat hij zal binden of ontbinden, zal in Gods Naam gebeurd zijn. Het vertrouwen dat Jezus stelt in Petrus is gigantisch. 

Dit mag ons terecht verwonderen. God ziet mogelijkheden in de mensen eerder dan gebreken. Als geen ander heeft onze Schepper inzicht in onze beperkingen, maar het weerhoudt hem er niet van om vertrouwen in ons te stellen. We zijn immers tot zoveel meer in staat wanneer we in Gods Licht staan. We overstijgen onze kleinheid exponentieel wanneer we steunen op ons geloven en dat geloof in daden omzetten. Dat vertrouwen kunnen we beter niet schaden, maar juist koesteren.

En jij?

Wie is God voor jou? Is Hij een zorgende Nabije of een strenge Rechter? Een vaste Rots of een onpeilbare Onverwachte? Een liefdevolle Vader of een sterke Strijder? Een zorgzame Herder of Koning van het heelal? Is God Vader en Moeder tegelijk, of verre Kracht? 

Als je God in één woord zou moeten samenvatten, welk woord zou dat zijn? En als je één adjectief mocht toevoegen, wat zou je dan kiezen? Om ons geloof soepel en dynamisch te houden, doorleefd en hartelijk, horen we onszelf deze vraag geregeld te stellen: "Wie zeg jij dat Hij is?"

16 augustus 2023

Voor iedereen! (19-20 augustus 2023)

Een Kanaänitische vrouw spreekt Jezus aan. Hij heeft zich in Fenicië afgezonderd, samen met zijn leerlingen, na een zoveelste aanvaring met farizeeën. De vrouw moet veel moeite doen om een respons van Jezus uit te lokken. Bij een oppervlakkige lezing lijkt het een merkwaardig verhaal met atypisch gedrag van Jezus. We staan dan ook op een keerpunt in de verkondiging: na de 'binnenjoodse' focus begint hier het 'christelijke' verhaal, nog heel pril en kleinschalig, kruimeltjesgewijs.

Fenicië ligt ten noorden en ten westen van Galilea. Nadat het Volk Gods doorheen de woestijn naar Kanaän is geleid om zich er te vestigen, trekt de oorspronkelijke bevolking noordwaarts. Het is een vissersvolk met de kwalijke reputatie om woekerwinsten te halen uit hun handel. Ze zijn gekend voor hun Baälcultus. Isebel, de vrouw van koning Achab, is een Fenicische en introduceert deze cultus bij de Joden. De profeet Elia wordt door haar bedreigd en vervolgd omdat hij de afgoderij aan de kaak stelt. (1 Koningen 18-19) Fenicië, met de steden Tyrus en Sidon, staat ten tijde van Jezus ook onder Romeins bewind.

"Heb medelijden"

“Heb medelijden, Heer, Zoon van David!”, roept de vrouw Jezus toe. (Matteüs 15, 22) Ze is klaarblijkelijk vertrouwd met zijn Messiaanse titel. De vrouw erkent Hem in weinig woorden uitdrukkelijk als de Zoon van God en spreekt een typisch joodse gebedsformule uit. Haar dochter is ziek en ze hoopt op de hulp van Jezus.

Hij schenkt ogenschijnlijk geen aandacht aan haar smeekgebed. De leerlingen verzoeken zelfs om haar weg te sturen(Matteüs 15, 23) Ze verstoort de rust, ze is een storend element. Het is een heel spontane reactie, die ook in christelijke gemeenschappen vandaag soms kwalijk aanwezig is en als normaal wordt beschouwd: vooroordelen koesteren, neerkijken op anderen, veroordelen en het eigen gemak vooropstellen.

Afgelijnd

Heel afgemeten antwoordt Jezus: “Ik ben alleen tot de verloren schapen van Israëls huis gezonden.” (Matteüs 15, 24) Jezus stuurt haar dus niet weg, maar verklaart zijn gedrag vanuit zijn oorspronkelijke, afgelijnde missie: de Vader heeft zijn eniggeboren Zoon op aarde de missie gegeven om het Verbond tussen God en zijn Volk te vernieuwen. De afgoderij was één van de redenen voor het verbreken van het 'oude' Verbond. Mogelijk maakt Jezus zich toch zorgen over de mogelijke vermenging van godsdiensten. Reli-shopping noemen we dat tegenwoordig, maar het fenomeen is van alle tijden. Zou het toeval zijn dat Jezus juist in Fenicië als Zoon van God wordt bevestigd?

Nu heeft Jezus zich wat afgezonderd na de confrontatie met farizeeën en Schriftgeleerden (Matteüs 15, 1-11). Hij heeft ze zopas huichelaars genoemd. (Matteüs 15, 7) Het wordt stilaan duidelijk dat de tegenstand tegen de blijde Boodschap bijzonder groot is en gestuurd wordt door de vooraanstaanden in het geloof, die vooral bekommerd zijn om hun macht en aanzien. Zou het toeval zijn dat Jezus in Fenicië erkenning krijgt nadat Hij door farizeeën ontrouw aan de traditie is verweten? (Matteüs 15, 2) 

“Heer, help mij”, smeekt ze nogmaals, dichter bij Jezus. Hij dient haar van antwoord: “Het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.” (Matteüs 15, 26) Met andere woorden: eerst moet de Boodschap aan het Volk Gods verkondigd worden. Zo is het bedoeld.

Kruimeltjesgewijs

Haar derde toenadering is meer gedurfd: “Toch wel, Heer!”, zo spreekt ze Hem vol overtuiging tegen. Het is één van de weinige keren dat Hij wordt tegengesproken door iemand die om hulp vraagt. Ze maakt Hem duidelijk dat er kruimels genoeg overblijven. (Matteüs 15, 27) Het Volk Gods en de leiders stellen Hem inderdaad teleur. Maar ook los daarvan klopt haar overtuiging: er is genoeg voor iedereen.

De Fenicische vrouw heeft het over de ‘tafel van de meesters’. Dat is een niet onbelangrijke beeldspraak: de vrouw erkent langs de ‘meesters’ het Oude Verbond: de Wet en de Profeten, of Mozes en Elia. Jezus heeft ze op die manier ook als haar Messias benoemd. Deze vrouw erkent de traditie en gelooft in Jezus.

Nu komen we op het keerpunt in het verhaal. De kruimels van geloof waar de vrouw over spreekt, worden door Jezus opgewaardeerd: “Je hebt een groot geloof.” (Matteüs 15, 28) Samen met ons stelt Jezus vast dat er ook groot geloof kan ontstaan buiten het Volk Gods. Hier kijkt Jezus door Gods ogen, in tegenstelling tot de leerlingen, die haar hadden weggestuurd. Het is één van de weinige keren dat we een inkijk krijgen in de dynamiek binnen Jezus' zending.

Het open geloof van de Kanaänitische vrouw staat in schril contrast met het regeltjesdenken van de farizeeën en Schriftgeleerden, dat Jezus even daarvoor als volgt met ergernis omschrijft: “Hun hart is ver van Mij, tevergeefs vereren ze Mij.” (Matteüs 15, 8-9) Het tweede deel van die zin is een citaat uit Jesaja, om zijn oordeel kracht bij te zetten. (Jesaja 29, 13) 

Wonderlijke broodaccolade

Wat de vrouw bijna profetisch uitspreekt, wordt daarna symbolisch bevestigd in een broodwonder. (Matteüs 15, 32-39) Na het uitdelen van wat visjes en het breken van zeven broden, zijn er inderdaad meer dan genoeg kruimels overgebleven na de maaltijd: zeven volle manden! En in het vorige hoofdstuk is er ook al een broodwonder geschied: dan verdelen de leerlingen vijf broden en twee vissen en halen ze twaalf manden op achteraf. (Matteüs 14, 15-21) Het verhaal van de Fenicische vrouw wordt dus door een accolade van eucharistische symboliek omsloten. Zou dat toeval zijn? Nee, uiteraard niet. Dat is het antwoord op de drie vragen trouwens.

God bevestigt de ruimere zending van zijn Zoon. Jezus spreekt een dankgebed tot de Vader en krijgt een wonder als antwoord. Nergens staat er dat Jezus een hand heeft opgelegd of een uitspraak heeft gedaan die het wonder doet geschieden. Dit is een teken uit de hemel. Jezus vindt groot geloof waar niemand het verwacht en zijn Vader bevestigt zijn openheid van Geest.

De leerlingen zullen na Jezus' dood en verrijzenis steeds wijder rondtrekken om te verkondigen, zo ver als ze reizen kunnen. De kiemen voor deze universele missie liggen in dit fragment. De joodse religie is immers nooit missionair geweest. Het Nieuwe Verbond, dat in Christus is ingesteld, is voor iedereen bestemd. Er zijn kruimels van geloof voor iedereen die er open voor staat. Werkelijk voor iedereen!

08 augustus 2023

Poltergeist? (12-13 augustus 2023)

Angst zit diep in de mens gebakken. In het Schotse Loch Ness houdt een groot zeemonster de streek al eeuwenlang in de ban. In de Namibische woestijn verwondert men zich over miljoenen feeëncirkels: onbegroeide cirkels, perfect van vorm, in het grasland. In IJsland worden wegen omgeleid om de elfen niet te schofferen door hun woningen te vernielen. In Amerika is het de gewoonte om geen dertiende etage te voorzien in hotels of ziekenhuizen. Ze wordt dan 12B of 14A genoemd om geen ongeluk aan te trekken, of enkel technische installaties worden er gehuisvest.

Spook

Angst is van alle tijden. Zo zitten Jezus' leerlingen in een boot op het meer van Gennesaret en zien ze tegen de ochtend een spook over het klotsende water zweven. (Matteüs 14, 26) Of een geestesverschijning. (Marcus 6, 49) Ze raken helemaal in paniek en schreeuwen het uit van de angst. 

Petrus is zelfs niet gerustgesteld wanneer Jezus hen toespreekt en zich kenbaar maakt. "Als U het bent, zeg me dan dat ik over het water naar U toe moet komen.", reageert Petrus op zijn gebruikelijke onbehouwen manier. Zo zeker is hij dat de verschijning Jezus niet kan zijn. Even lijkt de eerste onder de apostelen erg stoer, maar die zelfzekerheid verwaait algauw wanneer hij het water betreedt. Jezus noemt hem kleingelovig en kan maar niet begrijpen waarom de leerling niet vertrouwt op de Messias. Jezus zelf ondervindt geen last van de deining. (Matteüs 14, 24) Hij maakt geen deel uit van het angstwekkende natuurgeweld. 

Woelig

Het meer waarop ze zich bevinden is een waterbekken in de Jordaan: het doopwater waar Jezus van Johannes de Doper zijn doopsel ontving. Dit is heilig water.

Het wilde meer en de tegenwind sluiten aan bij de angst en paniek van de leerlingen. Hoewel velen onder hen vissers zijn en de onvoorspelbaarheid van het water hun vertrouwd is, worden ze op deze vroege ochtend toch door angst overmand: wat ze aanschouwen, kunnen ze niet bevatten. Het onbekende en het onherkenbare boezemen angst in. Net als de leerlingen zullen ook wij in ons geloof soms woelige periodes doormaken waarin God nergens te bekennen is en we dreigen te verdrinken in verzwelgende golven van onmogelijke uitdagingen, bevreemdende gebeurtenissen en benauwende rampspoed.

Zachte bries

Dat ervaart ook Elia tijdens een dieptepunt in zijn leven. Koning Achab en zijn vrouw Izebel staan hem naar het leven omdat hij zich zo hartstochtelijk afzet tegen de Baälcultus. Zelf heeft hij honderd Baälprofeten laten ombrengen. (1 Koningen 18, 40 en 19, 2) Hij voelt zich leeg en is ten einde raad. Er komt veel teleurstelling en verontwaardiging op zijn pad, meer dan hij aankan. (1 Koningen 19, 5) In een grot in de Horeb, de berg van de Heer, beklaagt hij zich bij God dat het volk het Verbond niet meer onderhoudt en andere goden aanbidt. 

De Heer komt voorbij om hem nieuwe kracht te geven: niet in een hevige windvlaag, niet in een aardbeving en ook niet in het vuur dat erop volgt. De Heer komt tot hem in het gefluister van een zachte bries. (1 Koningen 19, 11-12)

God is Elia in zijn angst en verdriet nabij. God vrijwaart ons niet van angst, kwaad en ellende: ze maken deel uit van het leven. Wel sterkt Hij ons door zijn nabijheid

Vervorming

Angst heeft een effect op ons: het werkt derealiserend. Het legt een waas over onze waarneming en ons gezond verstand. De werkelijkheid wordt niet ervaren zoals ze is, maar vervormd door de emotie, met uitvergrotingen vanuit de beklemmende gedachten. Ook je geloof kan scheef trekken door de macht van de angst. We ervaren Gods nabijheid soms niet. Het maakt deel uit van de tragiek van ons menszijn. Net als Petrus zijn we soms kleingelovig.

Angst en geloof gaan niet goed samen. God vrezen is niet hetzelfde als in angst geloven. Geloven is in God je Meerdere erkennen: de gans Andere, je Schepper en Bevrijder, de bron van Liefde en van heelheid, Hij die nooit wankelt. Geloven is vertrouwen, het is de levensangst overwinnen door je toe te vertrouwen aan de Onzichtbare. Ontzag voor God is niet hetzelfde als angst hebben voor Hem.

Liefde is...

Het geloof vormt een verinnerlijkt basisvertrouwen in het leven, in de ander en in de wereld. Jezus omschrijft geloven als volgt: "Heb de Heer uw God lief, met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand." (Matteüs 22, 37) En dat geloof uit zich op aarde in naastenliefde: "Heb uw naaste lief als uzelf." (Matteüs 22, 39) In de zorg voor de ander bemin je God. (Matteüs 25, 35-36)  

Geloven is liefhebben. Liefde is niet op angst gebaseerd maar op vertrouwen en zorg. Zorg voor de ander zoals je voor jezelf zorgt. Je hoort jezelf dus niet weg te cijferen, maar juist laten op te nemen in de geloofsdynamiek. Daarom verzet Jezus zich zo hevig tegen de ijverzucht, jaloezie, grootdoenerij en hoogheidswaanzin waar de vooraanstaande Farizeeën en Schriftgeleerden zo zelfingenomen in excelleren. Hun uiterlijkheden verraden de innerlijke leegte

De Aanwezige

Zodoende is geloven een levenslang engagement, een weg van hoogten en laagten. Omdat ons geloof ons ter harte moet gaan. Anders is het verloren moeite. Verdriet, teleurstelling, angst, woede: ze zullen ons pad kruisen. Gods antwoord zal telkens weer Liefde zijn, nabijheid, troost en verhoring, en wel in overvloed. Zelfs wanneer wij op dat ogenblik verhinderd zijn om het te ervaren. 

'Ik ben er', dat is Gods Naam. Jezus zegt tegen zijn leerlingen, en tegen ieder van ons: "Ik ben het, wees niet bang." (Matteüs 14, 28) De afstraling van zijn aanwezigheid weet mensen te bereiken in de zorg, de bezorgdheid en aandacht van anderen. 

Nee, God is geen onzichtbare angstbrenger, geen schrikbeeld of Poltergeist. Integendeel: Hij reikt ons de hand, zoals Petrus ervaart op het water. "Onrustig is ons hart tot het rust vindt in U.", schreef Augustinus.

Bidden we voor de rustelozen. Dat ze vertrouwen en liefde mogen ervaren van God. Dat ze geïnspireerd worden door zorgende medemensen.

01 augustus 2023

Kijken voor zover het kan - de kleine gedaanteverandering (5-6 augustus 2023)

Ons zicht bedriegt ons vaak. Denk maar aan de fata morgana’s die menig dorstige reiziger in de woestijn heeft ervaren bij hitte en uitdroging. Men leek een oase in de verte aan de horizon te ontwaren, maar er in realiteit was daar slechts een ontnuchterende teleurstelling. Het licht van de sterren die wij aan de hemel waarnemen, is tussen de één en tien miljard oud. Wat we zien, kan al verdwenen zijn. Zelfs de zonnestralen die wij zien, zijn 8 minuten oud. En in de zon kijken, dat kunnen we al helemaal niet.

  • Voor het evangelie van deze zondag: klik hier.

Er zijn ook genoeg voorbeelden van trompe l’oeils, van gezichtsbedrog. De ingebedde grijze streep is zo’n voorbeeld. Die heeft over de hele lengte dezelfde kleur, alleen zien wij dat anders. Ons brein corrigeert in zijn interpretatie de kleur. Wat onze ogen waarnemen, wordt door onze hersenen tot een beeld gevormd. Soms is dat letterlijk ‘inbeelding’.


De fameuze 'grijze streep': een trompe l'oeil

Zichtbaarheid

Nee, God zien wij niet van aangezicht tot Aangezicht. Onze waarneming is veel te beperkt om de Eeuwige te aanschouwen. God overstijgt het zuiver zintuiglijke. Ook in de Schrift verschijnt Hij onder de vorm van tekenen. Tot Mozes verschijnt God vanuit een brandende braamstruik. (Exodus 3, 2-4) Met Elia spreekt Hij onder de vorm van een zachte bries. (1 Koningen 19, 11-13) Hij wordt ook waargenomen in een wolk. (Exodus 40, 38) Abraham ziet God in de beeltenis van drie mannen. (Genesis 18,2 - 19, 1) Hij verschijnt aan Maria langs de Engel. (Lucas 1, 26-38) En profeten verkondigen dat ze God hebben gezien, maar dan in visioenen. (Jesaja 1,1 en 6,1 – Daniël 7, 2 en 9 – Amos 1,1 en 9, 1) Zien is een ruim begrip.

Nooit is God dichter bij de mensen gekomen dan in zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus: “Wie Mij heeft gezien, die heeft de Vader gezien.” (Johannes 14, 9) De mensen die Hem hebben ontmoet, en zeker zij die Hem zijn gevolgd, hebben God mogen zien, al leken ze dat niet goed te beseffen. Filippus zag de Zoon, maar vroeg terstond om de Vader te mogen zien. (Johannes 14, 8)

Nabijheid

God overstijgt ons in alles, en tegelijk is Hij dicht bij ons. Hij staat ons bij wanneer we door angst of verdriet worden overmeesterd. Hij tempert onze woede en laat ons in zijn bescherming tot rust komen. Hij aanhoort ons gebed en verhoort onze beden.

We kunnen God zien, maar dan op indirecte wijze: in de schepping, in de Schrift, in het leven van Jezus, en vooral ook in ons geloof en in het delen van dat geloof. Toegegeven, soms is dat beeld scherper dan op andere momenten. Ook wanneer God afwezig lijkt voor ons, dan is Hij ons toch nabij. Alleen verhinderen angst, verdriet of koppigheid ons om Hem te ervaren op dat ogenblik.

Aanwezigheid

Wanneer je iemand ontmoet die radeloos ronddwaalt in de donkerste nacht, wanneer je merkt dat iemand lamgeslagen is door het ongeluk en de tegenslag waarmee het leven ons kan kwellen, sta die mens dan bij. Beluister de neerslachtigheid, het verdriet, de leegte, de radeloosheid. Ontwijk het leed niet, veeg het niet opzij, maar geef het tijd en ruimte. En wees zonder veel woorden dat sprankeltje hoop, dat vonkje licht dat een nieuw begin maakt en dat God opnieuw aanwezig brengt in die ander. 

En wanneer je zelf in de duisternis verwijlt, laat er dan iemand zijn voor jou die zonder aandringen of opdringen, gewapend met luistervaardigheid, geduld en begrip, God aanwezig brengt wanneer je Hem niet meer ervaren kan.

Kleine gedaanteverandering

In de zorg voor de ander, ondergaan we ‘de kleine gedaanteverandering’ die bezongen wordt in de hymne ‘Ubi caritas’: in de liefde en zorg voor de ander, daar komt God aanwezig. Niet in een oogverblindend licht, niet in een oorverdovend gedruis, maar in de grootste eenvoud, die Jezus zelf heeft gepredikt. (Marcus 10, 43-45) ‘Ubi caritas’ ken je wellicht in de Taizé-versie. De oude Latijnse hymne die op Witte Donderdag werd gezongen, vertaalde ik voor deze blog. Bij dezen, als afsluiter:


In de liefde en zorg voor de naaste, daar is God aanwezig.


De liefde van Christus brengt ons bijeen:

laten wij juichen en vreugde vinden in Hem.

Laten we de levende God aanbidden en beminnen

en elkaar in liefde en rechtvaardigheid nabij zijn.

 

Laten we eensgezind samen zijn

en geen verdeeldheid toelaten in ons midden.

Wanneer ruzie en kwaadheid worden gesmoord,

komt Jezus onder ons aanwezig.

 

Mogen wij ooit met de zaligen zijn

en uw gelaat in heerlijkheid zien, Jezus Christus.

Dan zullen wij zuiver en dankbaar van hart zijn.

In alle eeuwen der eeuwen. Amen.