Angst zit diep in de mens gebakken. In het Schotse Loch Ness houdt een groot zeemonster de streek al eeuwenlang in de ban. In de Namibische woestijn verwondert men zich over miljoenen feeëncirkels: onbegroeide cirkels, perfect van vorm, in het grasland. In IJsland worden wegen omgeleid om de elfen niet te schofferen door hun woningen te vernielen. In Amerika is het de gewoonte om geen dertiende etage te voorzien in hotels of ziekenhuizen. Ze wordt dan 12B of 14A genoemd om geen ongeluk aan te trekken, of enkel technische installaties worden er gehuisvest.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Spook
Angst is van alle tijden. Zo zitten Jezus' leerlingen in een boot op het meer van Gennesaret en zien ze tegen de ochtend een spook over het klotsende water zweven. (Matteüs 14, 26) Of een geestesverschijning. (Marcus 6, 49) Ze raken helemaal in paniek en schreeuwen het uit van de angst.
Petrus is zelfs niet gerustgesteld wanneer Jezus hen toespreekt en zich kenbaar maakt. "Als U het bent, zeg me dan dat ik over het water naar U toe moet komen.", reageert Petrus op zijn gebruikelijke onbehouwen manier. Zo zeker is hij dat de verschijning Jezus niet kan zijn. Even lijkt de eerste onder de apostelen erg stoer, maar die zelfzekerheid verwaait algauw wanneer hij het water betreedt. Jezus noemt hem kleingelovig en kan maar niet begrijpen waarom de leerling niet vertrouwt op de Messias. Jezus zelf ondervindt geen last van de deining. (Matteüs 14, 24) Hij maakt geen deel uit van het angstwekkende natuurgeweld.
Woelig
Het meer waarop ze zich bevinden is een waterbekken in de Jordaan: het doopwater waar Jezus van Johannes de Doper zijn doopsel ontving. Dit is heilig water.
Het wilde meer en de tegenwind sluiten aan bij de angst en paniek van de leerlingen. Hoewel velen onder hen vissers zijn en de onvoorspelbaarheid van het water hun vertrouwd is, worden ze op deze vroege ochtend toch door angst overmand: wat ze aanschouwen, kunnen ze niet bevatten. Het onbekende en het onherkenbare boezemen angst in. Net als de leerlingen zullen ook wij in ons geloof soms woelige periodes doormaken waarin God nergens te bekennen is en we dreigen te verdrinken in verzwelgende golven van onmogelijke uitdagingen, bevreemdende gebeurtenissen en benauwende rampspoed.
Zachte bries
Dat ervaart ook Elia tijdens een dieptepunt in zijn leven. Koning Achab en zijn vrouw Izebel staan hem naar het leven omdat hij zich zo hartstochtelijk afzet tegen de Baälcultus. Zelf heeft hij honderd Baälprofeten laten ombrengen. (1 Koningen 18, 40 en 19, 2) Hij voelt zich leeg en is ten einde raad. Er komt veel teleurstelling en verontwaardiging op zijn pad, meer dan hij aankan. (1 Koningen 19, 5) In een grot in de Horeb, de berg van de Heer, beklaagt hij zich bij God dat het volk het Verbond niet meer onderhoudt en andere goden aanbidt.
De Heer komt voorbij om hem nieuwe kracht te geven: niet in een hevige windvlaag, niet in een aardbeving en ook niet in het vuur dat erop volgt. De Heer komt tot hem in het gefluister van een zachte bries. (1 Koningen 19, 11-12)
God is Elia in zijn angst en verdriet nabij. God vrijwaart ons niet van angst, kwaad en ellende: ze maken deel uit van het leven. Wel sterkt Hij ons door zijn nabijheid.
Vervorming
Angst heeft een effect op ons: het werkt derealiserend. Het legt een waas over onze waarneming en ons gezond verstand. De werkelijkheid wordt niet ervaren zoals ze is, maar vervormd door de emotie, met uitvergrotingen vanuit de beklemmende gedachten. Ook je geloof kan scheef trekken door de macht van de angst. We ervaren Gods nabijheid soms niet. Het maakt deel uit van de tragiek van ons menszijn. Net als Petrus zijn we soms kleingelovig.
Angst en geloof gaan niet goed samen. God vrezen is niet hetzelfde als in angst geloven. Geloven is in God je Meerdere erkennen: de gans Andere, je Schepper en Bevrijder, de bron van Liefde en van heelheid, Hij die nooit wankelt. Geloven is vertrouwen, het is de levensangst overwinnen door je toe te vertrouwen aan de Onzichtbare. Ontzag voor God is niet hetzelfde als angst hebben voor Hem.
Liefde is...
Het geloof vormt een verinnerlijkt basisvertrouwen in het leven, in de ander en in de wereld. Jezus omschrijft geloven als volgt: "Heb de Heer uw God lief, met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand." (Matteüs 22, 37) En dat geloof uit zich op aarde in naastenliefde: "Heb uw naaste lief als uzelf." (Matteüs 22, 39) In de zorg voor de ander bemin je God. (Matteüs 25, 35-36)
Geloven is liefhebben. Liefde is niet op angst gebaseerd maar op vertrouwen en zorg. Zorg voor de ander zoals je voor jezelf zorgt. Je hoort jezelf dus niet weg te cijferen, maar juist laten op te nemen in de geloofsdynamiek. Daarom verzet Jezus zich zo hevig tegen de ijverzucht, jaloezie, grootdoenerij en hoogheidswaanzin waar de vooraanstaande Farizeeën en Schriftgeleerden zo zelfingenomen in excelleren. Hun uiterlijkheden verraden de innerlijke leegte.
De Aanwezige
Zodoende is geloven een levenslang engagement, een weg van hoogten en laagten. Omdat ons geloof ons ter harte moet gaan. Anders is het verloren moeite. Verdriet, teleurstelling, angst, woede: ze zullen ons pad kruisen. Gods antwoord zal telkens weer Liefde zijn, nabijheid, troost en verhoring, en wel in overvloed. Zelfs wanneer wij op dat ogenblik verhinderd zijn om het te ervaren.
'Ik ben er', dat is Gods Naam. Jezus zegt tegen zijn leerlingen, en tegen ieder van ons: "Ik ben het, wees niet bang." (Matteüs 14, 28) De afstraling van zijn aanwezigheid weet mensen te bereiken in de zorg, de bezorgdheid en aandacht van anderen.
Nee, God is geen onzichtbare angstbrenger, geen schrikbeeld of Poltergeist. Integendeel: Hij reikt ons de hand, zoals Petrus ervaart op het water. "Onrustig is ons hart tot het rust vindt in U.", schreef Augustinus.
Bidden we voor de rustelozen. Dat ze vertrouwen en liefde mogen ervaren van God. Dat ze geïnspireerd worden door zorgende medemensen.