Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

30 januari 2024

Weltschmerz (3-4 februari 2024)

Het leven is lang niet altijd een pretje. De één staat sowieso positiever in het leven dan de ander. Sommige mensen ontmoeten ook meer tegenspoed dan andere. De tragiek van het leven is haar onlosmakelijke verbondenheid met de vergankelijkheid. Sterven hoort bij het leven. Het plaatst ons leven in een groter geheel van generaties en van tijden, waar wij een beperkt deeltje van mogen uitmaken. Het weerhoudt ons ervan onszelf en onze betekenis te overschatten. Deze bevestiging van onze kwetsbaarheid is tegelijk een uitdagende en pijnlijke confrontatie. Ons geloof biedt ons een zeker perspectief, en weeft zich doorheen de complexiteit van de gevoeligheden van ons bestaan.

Wie diep nadenkt over het bestaan, kan wel eens stoten op Weltschmerz, op wereldpijn, of misschien nog duidelijker: bestaanspijn, de pijn van het zijn hier op aarde. Een diepe droefheid en melancholie kan zich meester maken van ons, omwille van de worsteling met de onvolmaaktheid van de wereld, en het gevoel altijd tekort te zullen schieten, wat we ook doen.

Romantiek

In de Romantiek, die de culturele stroming in de tweede helft van de negentiende eeuw benoemt, wordt in de filosofie veel nadruk gelegd op het individu, en meer bepaald op de subjectiviteit, op gevoelens en intuïtie. Dat gaat gepaard met existentiële onrust, omdat de grote idealen botsen met de teleurstellende realiteit in de wereld. Ook de eigen beperktheid en gedetermineerdheid van de mens komt duidelijker in de verf te staan. Niet ieder leven is het waard geleefd te worden, meent Schopenhauer. Onze medemens wordt in de eerste plaats een lotgenoot. ‘Het leven is niet goed en de dood is niet slecht,’ stelt Schopenhauer verder. Zware woorden en zware gedachten lijken de ernst en de diepgang van de wijsbegeerte in de verf te willen zetten.

Er klinkt pessimisme omwille van het lijden in de wereld, en tegelijk een diep, fragiel verlangen naar geluk, dat niet voor het grijpen ligt. Men hunkert naar authenticiteit, naar standvastigheid. Het Verlichtingsdenken wordt resoluut naar de prullenmand verwezen, met haar pretentieuze beginsel van de maakbaarheid van het bestaan, haar vooruitgangsideaal, haar leeg objectivisme en zwaar overschatte kracht van de menselijke rede.

Er zit iets in. We kunnen inderdaad niet ontkennen dat onze persoonlijke invloed op de wereld en op de tijden bijzonder gering is. Enkele roepstemmen om vrede worden algauw door oorlogsgedruis gesmoord. De mensheid is tot de meest barbaarse wandaden in staat. En een natuurramp kan uit het niets al onze verworvenheden zomaar verzwelgen, genadeloos en onstuitbaar. Tevens beseffen we allemaal dat de vergankelijkheid deel uitmaakt van ons leven. En hoe we haar misschien ook vrezen, verachten en verdringing, de dood is wel degelijk levenseigen.

Desoxyribonucleïnezuur

De wetenschap staat ver in het vaststellen van veroudering en sterven, maar een levenselixir dat ons eeuwig jong houdt, bestaat er nog steeds niet. Ons DNA wordt steeds weer gekopieerd. De telomeren zijn daarbij belangrijk: het zijn de landingsplaatsen voor het polymerase-enzym dat het kopiëren mogelijk maakt. Bij het kopiëren worden deze landingsbanen echter steeds korter, heeft men onlangs ontdekt. Meer en meer cellen sterven, de weefselwerking vermindert gestaag, het organisme veroudert langzaam en sterft uiteindelijk.

In een jaar tijd zijn de meeste van onze cellen vervangen door kopieën. Ons lichaam is een vernuftig mechanisme: de kopieerschade in ons genetisch materiaal kan gedeeltelijk gerepareerd worden. Maar helaas niet helemaal. Er ontstaat zogenaamde 'filevorming': de celdeling loopt op steeds grotere schaal vast. Het resultaat doet denken aan een kopieerapparaat: wanneer je een kopie van een kopie van een kopie hebt genomen, dan is het geheel onduidelijker, vager, onleesbaarder geworden. Zo takelt de mens af en sterft, stelt de wetenschap vast. ‘Wat er was, zal er telkens weer zijn. Niets nieuws onder de zon.’ (Prediker 1, 9)

Veldbloem

In de Schrift komt een veelzeggend beeld een aantal keren terug. ‘De mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt. De plek waar hij stond, kent hem niet meer.’ (Psalm 103, 15-16) Dit psalmfragment is pure poëzie. Het verbeeldt de vluchtige ongrijpbaarheid van ons bestaan. Ook Jesaja en Petrus roepen dit beeld op: ‘De mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras verdort en de bloem valt af.’ (1 Petrus 1, 24 en Jesaja 40, 6b-7a)

In Hooglied klinkt het veelbelovend: ‘De bloemen zijn verschenen op het veld, nu breekt de zangtijd aan, het koeren van de duif klinkt op het land.’ (Hooglied 2, 12) Maar Jakobus stelt: ‘Als de zon gaat branden en het gras door de hitte verdort, valt de bloem af en is het gedaan met zijn schoonheid.’ (Jakobus 1, 11) Waarachtig, stilstaan bij de vergankelijkheid is nefast voor elke vorm van feestvreugde. 

Dat doet me denken aan een carnavalslied: Bij ons staat op de keukendeur: 'Het is niet altijd rozengeur', en mijn vader schreef op het behang: 'Lekker is maar ene vinger lang', en op de deur van het buffet, daar heeft mijn moeder opgezet: 'En wat er bij ons ook ooit gebeuren zal, we vieren altijd carnaval!' Welnu, carnaval duurt uiteindelijk maar even, en blijft een wilde, uitbundige vlucht van de werkelijkheid, al te vaak met een ontnuchterende uitwerking.

Job

Bij het thema ‘lijden’ wordt in de theologie spontaan naar het boek Job gegrepen, terecht ook. Job verliest in een oogwenk al wat hij bezit en liefheeft: zijn vee, zijn knechten, zijn zeven zonen en zijn drie dochters. Alles is hij kwijt. Job zwijgt, hij zucht, hij weent en schreeuwt… Maanden van leegte heeft hij doorworsteld. (Job 7, 3a) ’s Avonds kan hij slechts verlangen naar de morgen en ’s morgens weer naar de avond. (Job 7, 4) “Mijn leven haast zich naar een einde, zonder hoop.”, jammert Job. Ook wij voelen ons soms Job.

Job blijft ontzag hebben voor de Heer, hoe kwaad en teleurgesteld hij ook is. “Was alles maar als in de dagen van weleer, als in de dagen dat God over mij waakte, in de tijd dat zijn lamp boven mij scheen en mijn weg door het donker verlichtte, in de tijd dat ik de kracht van de jeugd bezat, met het vertrouwde gezelschap van God in mijn huis.” (Job 29, 2-4) De waaromvraag klinkt doorheen de hoofdstukken.

Jobs vrienden kunnen geen degelijk antwoord geven op Jobs vraag. Elifaz omschrijft zijn eigen ervaringen met de grootheid en rechtvaardigheid van God. Bildad kijkt op een nuchtere blik terug in de geschiedenis en houdt vast aan de traditie dat lijden een vergelding is. Zofar zoekt rigoureus naar zondigheid bij Job, want voor hem is lijden dogmatisch het gevolg van persoonlijk falen tegen God. 

Uiteindelijk antwoordt de Heer op Jobs onophoudelijk vragen. God beklemtoont dat Job Hem niet als zijn gelijke kan beschouwen, en dat Gods heilsplan met de mensen en de wereld Job werkelijk in alles te boven gaat. En Job legt zijn hand op zijn mond en zwijgt. (Job 40, 1-5) Een menselijk antwoord op de waaromvraag volgt er in het boek Job niet echt. Gods antwoord is dan ook meer theologisch dan existentieel van insteek. Is er een afdoend menselijk antwoord op deze vraag?

Paulus

Paulus heeft alles opgegeven in zijn leven voor het evangelie. Hij trekt van stad tot stad om de opdracht te vervullen die de Heer hem heeft toevertrouwd: de blijde Boodschap te verkondigen. (1 Korintiërs 9, 17) ‘Wat is dan mijn verdienste?’, vraagt Paulus zich schrijvend af. (1 Korintiërs 9, 18a) Het antwoord is niet financieel, maar spiritueel: ‘Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen.’ (1 Korintiërs 9, 23) De vrijheid die Paulus ervaart (1 Korintiërs 9, 19), maakt hem ook minder angstig voor de vergankelijkheid. 

Wij hebben vaak de reflex om ons vast te klampen aan ons hebben en houden. Een kind klampt zich vast aan een speelgoed en roept: ‘Het is van mij! Het is van mij!’ Zo illustreerde paus Franciscus onze diepgewortelde zucht naar bezit. Daarbij stelde hij dat gierigheid eigenlijk een uiting is van angst voor de dood. Bezit maakt ons tot knecht, tot onvrije. Door ons zo aan bezittingen vast te klampen, verbinden we onze idealen met een illusie. We kunnen ons bezit immers niet door de poort van de dood meenemen. We zijn slechts passanten hier op aarde, en de aarde is uiteindelijk niet ons bezit. (lees meer: klik hier

Stilte

In het evangelie van deze zondag maakt Jezus drukke tijden door. Van vroeg in de morgen tot laat in de avond komen mensen tot bij Hem, mensen die hunkeren naar wijsheid of naar een wonder. Jezus zondert zich ’s morgens vroeg op een eenzame plek af om te bidden tot zijn Vader. (Marcus 1, 35) Hij maakt ruimte voor het Goddelijke. Enkel aan zijn Vader is Hij onlosmakelijk gehecht.

Jezus zoekt geen populariteit onder de mensen. Hij is geen idool, hij hunkert niet naar succes. De grote menigten ontroeren Hem eerder, omdat het allemaal mensen op zoek zijn. Dat ze speciaal voor Hem zijn gekomen, vleit Hem niet. (Matteüs 14, 14) Jezus wil mensen weer met God verbinden, hen de Weg van de Heer weer doen kennen. Daar gaat het om.

Dat maakt Hij ook duidelijk aan de apostelen: “Laten we naar de dorpen in de omtrek gaan, zodat Ik ook daar het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.” (Marcus 1, 38) Dat goede nieuws is dat God ons niet in de steek laat, dat Hij barmhartig is en geduldig voor wie dat hier op aarde ook trachten te zijn.

Ultiem

De angst voor de dood, de vrees om het aardse voorgoed achter te laten, roept een spirituele vraag op: wat is er nà de dood? Van Jezus horen we er enkel in gelijkenissen over vertellen. Deze kennis krijgen we niet in bezit. Dat de aarde zelf eindig is en ooit niet meer zal bestaan, is ook de wetenschap ontdekt.

Als we wisten wat er precies volgt, dan zouden we niet meer geloven, maar droogweg weten. Dít weten we wel, Jesaja zegt het meteen na de overpeinzing over de bloemen op het veld: ‘Het Woord van de Heer blijft bestaan.’ (Jesaja 40, 8b)

Geloof is, net als het leven, geen bezit. We hebben het ontvangen. Het is niet van ons, het is onze verdienste niet. Ultiem is voor iedere gelovige alles met God verbonden, met de Oerkracht van ons bestaan. Met deze diepe gedachte rond ik af.

23 januari 2024

Een nieuw geluid, een nieuw beeld (27-28 januari 2024)

Jezus drijft een kwade geest uit. Zo verricht Hij wel meer wonderen doorheen zijn aardse tijd. Het feit dat de wonderen vaak heel gedetailleerd omschreven worden, wijst ons er op dat het niet gaat over onbenullige 'faits divers'. Deze wonderen zijn belangrijk in Jezus' verkondiging, ze ondersteunen zijn Boodschap. In onze tijd voelen we ons er soms wat ongemakkelijk bij.

De mensen hebben met aandacht geluisterd naar Jezus’ onderricht in de synagoge en ze zijn onder de indruk, want Hij spreekt met gezag, merken ze. (Marcus 1, 21-22) Het ogenblik lijkt een vluchtige gebeurtenis te worden: de mensen horen wel vaker goede sprekers in de synagoge: niets nieuws onder de zon. Daarom heft Jezus zijn verkondiging omhoog, naar een hoger niveau: Hij verricht een wonder. De mensen zijn niet langer onder de indruk, ze zijn verbijsterd. (Marcus 1, 27a) Ze ervaren het gezag waarmee Jezus spreekt nu ook met hun ogen. Hun ogen gaan open: “Wat is dit allemaal? Zelfs onreine geesten gehoorzamen aan Hem!” (Marcus1,  27bd)

Andere tijden

Er klinkt een nieuw geluid, en manifesteert zich een nieuw beeld, daar in het eerste Marcushoofdstuk. Waarom verricht Jezus deze wonderen? In onze tijden worden ze eerder ervaren een zwakke schakel in de verkondiging, een reden om te twijfelen. We mogen uiteraard niet vergeten dat Jezus spreekt en handelt bij de mensen van toen. We gaan tweeduizend jaar terug in de tijd. Toen, en zelfs nog tot een eeuw geleden, had ziekte en genezing steevast een religieuze component. Er werd in gebed gevraagd en gesmeekt om genezing, bij gebrek aan de gevorderde therapieën waar wij nu een beroep op kunnen doen. Ook nu is het religieuze trouwens vaak niet ver te zoeken bij zieken. Jezus spreekt de taal van de tijd. God is immers tijdloos en toegankelijk tegelijk.

Messias

Er zijn drie belangrijke redenen om de wonderen zo uitdrukkelijk te vernoemen in de evangeliën. Vooreerst onderstrepen de verhalen dat Jezus de Messias is. Hij onderscheidt zich duidelijk van de vele welsprekende praatjesmakers en bedrieglijke kwakzalvers. Zo'n schurken rapen van alles bijeen: ‘tsav latsav, kav lakav’, een beetje van dit en een beetje van dat (Jesaja 28, 10), en ze doen alsof ze de waarheid in pacht hebben. Daar hoort Jezus absoluut niet bij: zijn Boodschap komt van de Vader en is waar.

Jezus vervult metterdaad wat al voorzegd was door Jesaja: ‘doven zullen horen, blinden zullen zien’. (Jesaja 29, 18-19 en 35, 4-6) Jezus maakt zich kenbaar langs deze wondere tekens, die het verstand te boven gaan. Hij komt onder hen met de tekenen waar het Volk Gods al zo lang op wacht. Hij zegt ook uitdrukkelijk tegen de farizeeën en schriftgeleerden, die hem vingerwijzend tegemoet treden: ‘Huichelaars, wat is Jesaja’s profetie toch toepasselijk op jullie: dit volk eert mij met de lippen maar hun hart is ver van mij.’ (Jesaja 29, 13) Enkele verzen verderop staat bij Jesaja te lezen wat Jezus komt doen. 

Met de wonderen beeldt Jezus uit wat hij in parabels met woorden uitspreekt. Zo legt hij in woorden en handelingen uit waarom Hij is gekomen. Met de wonderen richt Jezus zich niet enkel tot de gebrekkige die vraagt om een wonder, maar tot alle omstaanders, en zelfs tot ons. Iedereen is minstens ‘bij momenten’ blind en doof voor Gods Boodschap. Dat is dan ook de hoe Jezus, de Messias, zijn verkondiging bewerkstelligt: Hij gaat weldoende rond en laat doven opnieuw horen en stommen weer spreken. (Marcus, 7, 37)

Zoon van God

Langs de wonderen wordt duidelijk dat Jezus naast Messias ook Gods Zoon is, dus ook God. Zijn menselijke verschijning kan immers misleidend zijn tijdens zijn verkondiging. Jezus wil duidelijk maken dat Hij méér dan een profeet is, dat Hij méér dan een gezalfde koning is. Hij is Diegene die de profeten hebben voorspeld. Zijn Rijk is niet van deze wereld. (Johannes 18, 36) Jezus kan de golven van het meer het zwijgen opleggen, zoals alleen God dat kan. (Psalm 89, 10 en 93, 4 en Marcus 4, 39-41)

Omdat de Messias God is - de Zoon van God, meer bepaald - kan Hij ook vergiffenis schenken. Jezus kan mensen niet alleen bevrijden van hun ziekte of gebrek, maar ook van alle onmacht en schuld. De lichamelijke genezing gaat samen met de genezing van de ziel, van het geweten. 

Jezus verlegt de focus in zijn verkondiging, tot grote verbazing van veel toehoorders en zeker ook van veel vooraanstaanden: Hij is in de eerste plaats gekomen voor zondaars en kleine mensen. Wanneer negenennegentig schapen veilig staan, dan gaat Hij dat éne verloren schaap zoeken. (Lucas 15, 1-7) Iedereen is zeker gelijk in Gods ogen, maar wie om hulp roept zal zijn aandacht krijgen. Sommigen nemen Jezus deze houding kwalijk en aanschouwen het vol misprijzen. (Matteüs 11, 19) Ze begrijpen niet dat Jezus in de eerste plaats is gekomen voor wie verloren is, voor wie hoopt op redding. Jezus is niet op de aarde gekomen om bloemenkransen uit te delen aan wie het meest voorbeeldig is. De farizeeën verliezen op die manier hun aanzien en prestige.

Glimp van Gods Rijk

Tenslotte laat Jezus langs de wonderen ook een glimp zien van het Rijk Gods. Jezus illustreert indirect de diepste betekenis van het Rijk, net zoals Hij dat met gelijkenissen doet. We merken dat Jezus niet alle zieken geneest met één wonderlijk gebaar. Dat had Hij vast wel gekund, maar dat is duidelijk niet de bedoeling. De wonderen hebben een namelijk symboolwaarde: ze zijn een voorafbeelding van het Rijk waar Hij over spreekt. De ‘nieuwe hemel en de nieuwe aarde’ zullen anders zijn. Het zal er goed zijn: ‘toov’, zoals in de spreekwoordelijke begindagen van de schepping. (Genesis 1) Heel goed zelfs (‘toov me'ood’ in het Hebreeuws). (Genesis 1, 31) De zuiverste schoonheid van het allereerste begin zal er bestaan, vrij van de ontelbare schandvlekken van de geschiedenis.

Zo ervaren de mensen – gebrekkig of omstaander, en ook wij – dat niets is onmogelijk voor God. Het Rijk Gods is niet in te beelden, niet voor te stellen. Het is al zeker niet te verwezenlijken door de mens alleen.

In het evangelieverhaal van de uitdrijving van de kwade geest lezen we heel vroeg al, vlak na de roeping van enkele apostelen, dat Jezus ons denken overstijgt. Transcendentie en immanentie komen samen in Hem. Hij is God en mens, onze Gezalfde en Redder. Enkele weken geleden keerden we nog terug naar zijn geboorte, hoe Hij als Kindje in een voederbak te slapen werd gelegd. Nu vergezellen we Hem bij zijn aardse weg naar Jeruzalem… 

19 januari 2024

Heb je geroepen? (14 en 21 januari 2024)

Tot driemaal toe hoort Samuel een stem die zijn naam uitspreekt. Hij ziet het niet gebeuren, want het is nacht. Tot driemaal toe denkt Samuel dat Eli hem wekt om hem iets te vragen. Samuel ligt op een heel bijzondere plek: in het heiligdom van de Heer, waar de ark staat. Helemaal donker is het er niet, want de lamp van God brandt nog. Het licht dat aan God wordt toegewijd, schijnt op hem.

  • Voor de lezingen van de tweede zondag: klik hier.
  • Voor de lezingen van de derde zondag: klik hier.

Eli

Samuel is nog een kind, hij moet nog opgroeien, en dat doet hij in een uitzonderlijke omgeving, bij een heel bijzonder persoon. Zijn moeder heeft gebeden om een kind te mogen baren en belooft het aan God toe te wijden. Zo gebeurt het: ze krijgt een zoon, die ze aan Eli toevertrouwt.

Eli is namelijk hogepriester. Zijn eigen zoons hebben slechte bedoelingen: het zijn afpersers die het priesterambt willen gebruiken omwille van de voordelen die eraan verbonden zijn. (1 Samuël 2, 12-13) Eli beseft dat, maar treedt er niet tegen op. Ze zullen sterven in een gevecht tegen de Filistijnen. (1 Samuël 4, 11) Samuel zal de taak van Eli niet overnemen, hij wordt geroepen als profeet en zal optreden als rechter en als grondlegger van het land van het Godsvolk: Israël. Maar dat is allemaal nog ver weg.

Antwoorden

Een kind wordt geroepen door de Heer. Hij moet Gods Woord aan de mensen bekend maken. Hij is nog jong nu, hij moet nog opgroeien. Het heeft iets moois, iets idyllisch, iets tijdloos: een kind hoort zijn roeping van de Heer. Een engagement begint al heel vroeg, al heeft hij dan nog geen idee van wat dat engagement zal inhouden en betekenen in de heilsgeschiedenis. Dat is maar goed ook. 

Eigenlijk is de eerste lezing van de tweede zondag een aanzet om te bidden dat mensen de 'stem van God' mogen horen en hun leven zin en betekenis geven in Gods nabijheid. De één wordt geroepen en wordt priester, de ander wordt profeet in de samenleving. Iedere roeping is hoogstpersoonlijk en bijzonder, maar de insteek delen alle roepingen: het onbevangen ingaan op een roeping van God door te antwoorden: 'Spreek, Heer, uw dienaar luistert.' (1 Samuel 3, 10) En de roepstem is lang niet altijd een stem die onze naam uitspreekt. Ook dat is een heel  uniek, persoonlijk gebeuren.

Andreas en Simon

Bij de leerlingen van Johannes de Doper is het anders. Jezus roept hen heel persoonlijk, van aangezicht tot aangezicht. Johannes de Doper windt er geen doekjes rond: hij openbaart zijn leerlingen meteen de ware Identiteit van Jezus: 'Daar is het Lam van God.' (Johannes 1, 36) Daarmee wordt veel ineens gezegd: Hij is het over wie de Doper heeft gesproken als profeet, het is de weg naar Hem die de Doper heeft voorbereid. Maar Hij is het ook die zal worden opgeofferd. Dat alles zegt Johannes de Doper in die enkele woorden. 

Andreas begrijpt dat nog niet allemaal, maar hij volgt Jezus terstond, zonder omhaal van woorden. (Johannes 1, 37-39) Johannes de Doper heeft Andreas' roeping verduidelijkt en de man gaat er meteen op in. Hij heeft de Gezalfde gezien, en Hem dank zij de Doper herkend en erkend. Zo eenvoudig kan het dus gaan. Ook Simon, de broer van Andreas, zal Hem volgen. Zonder veel voorbereiding, zonder veel woorden. 

Bij Marcus worden Simon en Andreas tegelijk geroepen terwijl ze bezig zijn hun net uit te werpen in het meer van Galilea. (Marcus 1, 16) Het zijn vissers. Ook hier gebeurt de roeping heel direct: 'Kom, volg Mij!', zegt Jezus van aan wal. 'Ik zal van jullie vissers van mensen maken.' (Marcus 1, 17) Een bijzondere beeldspraak. Ze laten hun netten achter en volgen Jezus zonder aarzeling. (Marcus 1, 18)

Simon en Andreas hebben geen concrete zending ontvangen. Ze beantwoorden geen uitgeschreven vacature, maar een algemeen aanvoelen dat ze hun leven willen toewijden aan Christus. Waarom zouden ze Jezus anders meteen volgen, zonder verdere uitleg? Wat hun zending zal inhouden, weten ze niet: dat zullen ze (letterlijk) gaandeweg ontdekken. Dat geldt ook voor Samuel trouwens.

Hoogstpersoonlijk

De ultieme kracht van een roeping is dat ze hoogst individueel van aard en vorm is, precies omdat we als mensen allen van elkaar verschillen. Zodoende wil God op een unieke wijze in het leven van ieder van ons binnen treden, als wij dat toelaten uiteraard. En in die persoonlijke verscheidenheid zijn we allen met elkaar verbonden. Maar dat maakt Kerk-zijn ook complex. 

Zijn we allen geroepen, zoals Andreas, Simon en Samuel? Jazeker. Iedereen mag zich geroepen weten op haar of zijn eigen manier en iedereen mag antwoord geven op die roep van God binnen zijn of haar eigen leven. Sommige mensen voelen de wil op in te gaan op de roeping van God intenser dan anderen. Het leven bestaat uit een web van keuzemogelijkheden en concrete gegevenheden. 

Veel antwoorden 

Sommigen weten zich geroepen om hun kinderen christelijk op te voeden. Dat is een bijzonder engagement. Anderen voelen zich geroepen om zorg te dragen voor anderen, vanuit hun eigen christelijke insteek, of heel expliciet in een taak als zorgpastor. Sommigen voelen zich geroepen om de jeugd wijsheid en kennis bij te brengen, vanuit hun eigen christelijke visie, of heel expliciet als godsdienstleerkracht. Sommigen voelen zich geroepen om in parochies op weg te gaan met gelovigen: als vrijwilliger, als parochieassistent of als diaken of priester. Er zijn ook mensen die het antwoord op hun roeping in een klooster vinden. Geen van deze antwoorden op Gods roepstem is minder waard dan een andere. 

Het feit dat er een bewust antwoord volgt op Gods roeping is essentieel: dat groeit dan en blijft in beweging met de tred van het leven zelf. Niemand wordt door God geroepen om heel concreet pastoor te worden van Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Martens-Veldegembeek-op-den-Bos. Een roeping is een open oproep, waar het antwoord op groeit, rijpt, en evolueert. Het is een traject, gekenmerkt door zoeken en vinden, twijfelen en bidden, denken en handelen. 

Jona's drama

Bij Jona loopt het enigszins anders. De Heer richt zich heel kordaat tot hem: 'Maak je gereed en ga naar Ninivé, die grote stad, om haar aan te klagen.' (Jona 1, 1-2) Wanneer hij deze concrete zending ontvlucht, komt hij in een storm terecht en daarna in de donkere leegte van de vis. (Jona 1-2) De Heer herhaalt de zending voor Jona, en dit keer gehoorzaamt de profeet wel: hij waarschuwt de inwoners van Ninevé dat ze hun gedrag moeten veranderen en een boetekleed aan moeten trekken. (Jona 3, 1-9) Zelfs de koning gehoorzaamt de woorden van God die Jona uitspreekt. 

Uiteraard kent Jona de Heer al op het moment dat hij door Hem wordt aangesproken. Zijn aanvankelijke roeping wordt niet verteld, wel de concrete zending die hij op dat moment krijgt.

Dit verhaal leert ons dat niet ieder aspect van een roeping en zending evenzeer in de smaak valt bij degene die zich geroepen weet. Jona is humeurig wanneer de Heer de Ninevieten vergiffenis schenkt. Zelfs de hitte irriteert hem. 'Ik ben verschrikkelijk kwaad, en terecht!', zegt hij met veel gevoel voor drama tegen de Heer. (Jona 4, 5-9) Jona krijgt van God als antwoord geen sneer, maar wijze raad. Jona is dank zij deze zending een stap verder in zijn roeping: hij is wijzer geworden. (Jona 4, 10-11) Geen enkele zending valt volledig samen met de verwachtingen van de geroepene. 

Bidden voor roepingen

Wanneer we bidden om roepingen, laten we dan bidden om alle roepingen, van al onze medegelovigen, jong en oud. Natuurlijk mogen we bidden om priesterroepingen, maar even goed voor roepingen in de zorg, in het onderwijs, in de parochies, het verenigingsleven, in de gezinnen: noem maar op. 

Tegelijk mogen we dan bidden voor onze Kerk, dat ze bewust blijft investeren in de klassieke én de nieuwe zendingen, de levensengagementen én de tijdelijke opdrachten. De ultieme rijkdom van onze Kerk bestaat in de begeesterde evenwichtsoefening tussen oud en nieuw, tussen traditie en vernieuwing, tussen tijd en eeuwigheid. De toekomst van de Kerk ligt in de handen van mensen. Die toekomst ligt niet in het verleden of in smachtend heimwee daarnaartoe. Evenmin is ze te vinden in het weggooien van alle tradities en het bouwen vanuit het niets. Aan de toekomst kunnen we bouwen vanuit de tekenen van deze tijd, vanuit een open en ontdekkende houding, ver weg van eenzijdige oordelen.


Gebed

Heilige Geest van God,

bron van geloof en van hoop,

van kracht, van wijsheid en inzicht,

schenk uw Kerk de openheid

om de tekenen van de tijd te waarderen

en te vertalen in visie en daadkracht.

Begeester alle christenen,

wakker het vuur van ieders roeping aan,

breng een antwoord midden in de onzekerheid,

en duidelijkheid in de vertwijfeling.

Geest van Liefde en Leven, 

blijf ons allen roepen om te bouwen aan de Kerk,

ieder op onze eigen wijze,

naar de talenten die we hebben ontvangen.

Roep gelovigen en bestendig hun zending

als vrijwilliger of medewerker,

als leerkracht of pastor of parochieassistent,

als diaken of priester of kloosterling

of in een andere kerkelijke of maatschappelijke taak.

Zend ons om ons geloof in daden uit te stralen

in gezin en familie, in de buurt, op het werk en in de samenleving,

elke dag opnieuw.

Heilige Geest,

sterk ons en alle gelovigen met het geduld

om de weg te vinden die ons antwoord mag zijn 

op onze persoonlijke roeping.

Amen.

05 januari 2024

Licht leidt tot Licht (6-7 januari 2024)

In de duisternis dwalen mensen tastend en zoekend rond. Wij hebben licht nodig om niet te struikelen of te vallen, om ons niet te kwetsen aan onze omgeving en anderen geen pijn te doen. God is de Bron van Licht: Hij verheldert de onoverzichtelijke complexiteit van de wereld en van ons bestaan. We hoeven dus niet hulpeloos en radeloos rond te tasten. 

  • Voor de lezingen van Openbaringszondag: klik hier.

Verheldering

In zijn Licht ontwaren we een weg die leidt naar het goede, het mooie, het zuivere. (Jesaja 60, 1-3) Dat Licht inspireert ook anderen. Gaandeweg vergezellen mensen die deze Weg kiezen elkaar, geïnspireerd door het Licht en door de mensen die wandelen in dat Licht. Dat zijn lang niet altijd grote drommen, maar dat hoeft ook niet. 

Het stemt een mens goedgezind te weten dat zijn of haar levenswandel anderen inspireert om mee op weg te gaan. (Jesaja 60, 4-5) De wereld is geen oord van kwaad en verderf. Ze komen er wel in voor, tot onze weerzin, spijt en teleurstelling, maar de wereld kan een prachtige plaats zijn.

Geboorte

Het Licht van Christus heeft de wijzen tot bij Hem geleid. Ze volgden de ster aan de hemel vanuit het oosten. Koning Herodes wil de wijzen aanwenden om zijn machtspositie te bestendigen en de Zoon van God, de Koning der Koningen, uit te schakelen. (Matteüs 2, 8-9) De wijzen vinden de stal en brengen eer aan het pasgeboren Kind. (Matteüs 2, 10-11)

Ze gaan echter niet terug naar Herodes. In een droom worden ze gewaarschuwd voor zijn kwade bedoelingen. Opnieuw is het contrast tussen licht en duisternis de drager van de Boodschap. In een nachtelijke droom wordt hun verstand verlicht. (Matteüs 2, 12) 

Symboliek

Opnieuw? Inderdaad, dit contrast komt vaak voor in de passages over Jezus' geboorte. Even verhelderen: Jozef hoort in een nachtelijke droom van een Engel van de Heer dat zijn aanstaande zwanger is van de heilige Geest. (Matteüs 1, 18-21) Jezus is in de nacht geboren. (Lucas 2, 6-8) De herders in de buurt zijn bij nacht door de engel naar de stal geleid. (Lucas 2, 8-11) Jozef wordt andermaal in een nachtelijke droom gewaarschuwd dat Herodes de pasgeboren Jezus kwaad wil doen en dat ze beter kunnen vluchten. (Matteüs 2, 13) In dezelfde nachtelijke duisternis vluchten ze nog naar Egypte. (Matteüs 2, 14) De duisternis verwijst naar Herodes' kwade bedoelingen. Wanneer de evangelist Johannes de komst van Jezus op aarde op een theologische wijze omschrijft, worden de begrippen 'Woord' en 'Licht' voortdurend vernoemd. (Johannes 1, 1-18)

Het Woord van God en het Licht komen inderdaad uit dezelfde Bron, die God is. Jezus komt op de wereld om de mensen dichter bij het Licht te brengen en het Woord beter te doen begrijpen. Dat licht is noodzakelijk, vanaf het begin al. Daarom is het eerste wat God uitspreekt in de Schrift: "Er moet licht komen." (Genesis 1, 3) En daarom valt het duister over het hele land wanneer Jezus aan het kruis hangt en sterft. (Lucas 27, 45-46)

Vreugde

Geen mens kan God zien, maar zijn Licht ervaren we voortdurend in ons geloofsleven, dank zij Jezus' komst onder ons. (Johannes 1, 18) Het Licht is een bron van vreugde voor de mens. De wijzen zien het Licht aan de hemel, boven de stal waar de Zoon van God in Maria's armen ligt, en ze worden vreugdevol gestemd. Er is weer hoop en toekomst. (Matteüs 2, 9-10) 

Diezelfde vreugde verwarmt het hart van wie liefdadigheidswerk doet, van wie zorgt voor anderen, van wie een steentje bijdraagt aan een betere wereld. Diezelfde vreugde verwarmt ook het hart van wie bidt tot de Heer, van wie in zijn rijke stilte verwijlt, van wie gezegend wordt met kleine en grote momenten van geluk in het leven.

Openbaring

De openbaring van Jezus is de openbaring van het Licht en de openbaring van de vreugde van het geloof. Er is liefde, hoop, toekomst. Wanneer we de liefde delen, de hoop koesteren en mee bouwen aan de toekomst, dan wandelen we in het Licht. Dan is Jezus' aardse tijd niet tevergeefs geweest.

Jezus' vreugde ontvangen wij in de liefde voor onze naaste en de Heer. (Johannes 15, 10-12) Laat de Heer onze vreugde blijven. (Filippenzen 3, 1) Laat zijn Woord de vreugde van ons hart zijn. (Psalm 119, 111) Die openbaring van Gods vreugde wens ik je toe, en al wie je inspireert in dit pas begonnen jaar.