Tot driemaal toe hoort Samuel een stem die zijn naam uitspreekt. Hij ziet het niet gebeuren, want het is nacht. Tot driemaal toe denkt Samuel dat Eli hem wekt om hem iets te vragen. Samuel ligt op een heel bijzondere plek: in het heiligdom van de Heer, waar de ark staat. Helemaal donker is het er niet, want de lamp van God brandt nog. Het licht dat aan God wordt toegewijd, schijnt op hem.
Eli
Samuel is nog een kind, hij moet nog opgroeien, en dat doet hij in een uitzonderlijke omgeving, bij een heel bijzonder persoon. Zijn moeder heeft gebeden om een kind te mogen baren en belooft het aan God toe te wijden. Zo gebeurt het: ze krijgt een zoon, die ze aan Eli toevertrouwt.
Eli is namelijk hogepriester. Zijn eigen zoons hebben slechte bedoelingen: het zijn afpersers die het priesterambt willen gebruiken omwille van de voordelen die eraan verbonden zijn. (1 Samuël 2, 12-13) Eli beseft dat, maar treedt er niet tegen op. Ze zullen sterven in een gevecht tegen de Filistijnen. (1 Samuël 4, 11) Samuel zal de taak van Eli niet overnemen, hij wordt geroepen als profeet en zal optreden als rechter en als grondlegger van het land van het Godsvolk: Israël. Maar dat is allemaal nog ver weg.
Antwoorden
Een kind wordt geroepen door de Heer. Hij moet Gods Woord aan de mensen bekend maken. Hij is nog jong nu, hij moet nog opgroeien. Het heeft iets moois, iets idyllisch, iets tijdloos: een kind hoort zijn roeping van de Heer. Een engagement begint al heel vroeg, al heeft hij dan nog geen idee van wat dat engagement zal inhouden en betekenen in de heilsgeschiedenis. Dat is maar goed ook.
Eigenlijk is de eerste lezing van de tweede zondag een aanzet om te bidden dat mensen de 'stem van God' mogen horen en hun leven zin en betekenis geven in Gods nabijheid. De één wordt geroepen en wordt priester, de ander wordt profeet in de samenleving. Iedere roeping is hoogstpersoonlijk en bijzonder, maar de insteek delen alle roepingen: het onbevangen ingaan op een roeping van God door te antwoorden: 'Spreek, Heer, uw dienaar luistert.' (1 Samuel 3, 10) En de roepstem is lang niet altijd een stem die onze naam uitspreekt. Ook dat is een heel uniek, persoonlijk gebeuren.
Andreas en Simon
Bij de leerlingen van Johannes de Doper is het anders. Jezus roept hen heel persoonlijk, van aangezicht tot aangezicht. Johannes de Doper windt er geen doekjes rond: hij openbaart zijn leerlingen meteen de ware Identiteit van Jezus: 'Daar is het Lam van God.' (Johannes 1, 36) Daarmee wordt veel ineens gezegd: Hij is het over wie de Doper heeft gesproken als profeet, het is de weg naar Hem die de Doper heeft voorbereid. Maar Hij is het ook die zal worden opgeofferd. Dat alles zegt Johannes de Doper in die enkele woorden.
Andreas begrijpt dat nog niet allemaal, maar hij volgt Jezus terstond, zonder omhaal van woorden. (Johannes 1, 37-39) Johannes de Doper heeft Andreas' roeping verduidelijkt en de man gaat er meteen op in. Hij heeft de Gezalfde gezien, en Hem dank zij de Doper herkend en erkend. Zo eenvoudig kan het dus gaan. Ook Simon, de broer van Andreas, zal Hem volgen. Zonder veel voorbereiding, zonder veel woorden.
Bij Marcus worden Simon en Andreas tegelijk geroepen terwijl ze bezig zijn hun net uit te werpen in het meer van Galilea. (Marcus 1, 16) Het zijn vissers. Ook hier gebeurt de roeping heel direct: 'Kom, volg Mij!', zegt Jezus van aan wal. 'Ik zal van jullie vissers van mensen maken.' (Marcus 1, 17) Een bijzondere beeldspraak. Ze laten hun netten achter en volgen Jezus zonder aarzeling. (Marcus 1, 18)
Simon en Andreas hebben geen concrete zending ontvangen. Ze beantwoorden geen uitgeschreven vacature, maar een algemeen aanvoelen dat ze hun leven willen toewijden aan Christus. Waarom zouden ze Jezus anders meteen volgen, zonder verdere uitleg? Wat hun zending zal inhouden, weten ze niet: dat zullen ze (letterlijk) gaandeweg ontdekken. Dat geldt ook voor Samuel trouwens.
Hoogstpersoonlijk
De ultieme kracht van een roeping is dat ze hoogst individueel van aard en vorm is, precies omdat we als mensen allen van elkaar verschillen. Zodoende wil God op een unieke wijze in het leven van ieder van ons binnen treden, als wij dat toelaten uiteraard. En in die persoonlijke verscheidenheid zijn we allen met elkaar verbonden. Maar dat maakt Kerk-zijn ook complex.
Zijn we allen geroepen, zoals Andreas, Simon en Samuel? Jazeker. Iedereen mag zich geroepen weten op haar of zijn eigen manier en iedereen mag antwoord geven op die roep van God binnen zijn of haar eigen leven. Sommige mensen voelen de wil op in te gaan op de roeping van God intenser dan anderen. Het leven bestaat uit een web van keuzemogelijkheden en concrete gegevenheden.
Veel antwoorden
Sommigen weten zich geroepen om hun kinderen christelijk op te voeden. Dat is een bijzonder engagement. Anderen voelen zich geroepen om zorg te dragen voor anderen, vanuit hun eigen christelijke insteek, of heel expliciet in een taak als zorgpastor. Sommigen voelen zich geroepen om de jeugd wijsheid en kennis bij te brengen, vanuit hun eigen christelijke visie, of heel expliciet als godsdienstleerkracht. Sommigen voelen zich geroepen om in parochies op weg te gaan met gelovigen: als vrijwilliger, als parochieassistent of als diaken of priester. Er zijn ook mensen die het antwoord op hun roeping in een klooster vinden. Geen van deze antwoorden op Gods roepstem is minder waard dan een andere.
Het feit dat er een bewust antwoord volgt op Gods roeping is essentieel: dat groeit dan en blijft in beweging met de tred van het leven zelf. Niemand wordt door God geroepen om heel concreet pastoor te worden van Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Martens-Veldegembeek-op-den-Bos. Een roeping is een open oproep, waar het antwoord op groeit, rijpt, en evolueert. Het is een traject, gekenmerkt door zoeken en vinden, twijfelen en bidden, denken en handelen.
Jona's drama
Bij Jona loopt het enigszins anders. De Heer richt zich heel kordaat tot hem: 'Maak je gereed en ga naar Ninivé, die grote stad, om haar aan te klagen.' (Jona 1, 1-2) Wanneer hij deze concrete zending ontvlucht, komt hij in een storm terecht en daarna in de donkere leegte van de vis. (Jona 1-2) De Heer herhaalt de zending voor Jona, en dit keer gehoorzaamt de profeet wel: hij waarschuwt de inwoners van Ninevé dat ze hun gedrag moeten veranderen en een boetekleed aan moeten trekken. (Jona 3, 1-9) Zelfs de koning gehoorzaamt de woorden van God die Jona uitspreekt.
Uiteraard kent Jona de Heer al op het moment dat hij door Hem wordt aangesproken. Zijn aanvankelijke roeping wordt niet verteld, wel de concrete zending die hij op dat moment krijgt.
Dit verhaal leert ons dat niet ieder aspect van een roeping en zending evenzeer in de smaak valt bij degene die zich geroepen weet. Jona is humeurig wanneer de Heer de Ninevieten vergiffenis schenkt. Zelfs de hitte irriteert hem. 'Ik ben verschrikkelijk kwaad, en terecht!', zegt hij met veel gevoel voor drama tegen de Heer. (Jona 4, 5-9) Jona krijgt van God als antwoord geen sneer, maar wijze raad. Jona is dank zij deze zending een stap verder in zijn roeping: hij is wijzer geworden. (Jona 4, 10-11) Geen enkele zending valt volledig samen met de verwachtingen van de geroepene.
Bidden voor roepingen
Wanneer we bidden om roepingen, laten we dan bidden om alle roepingen, van al onze medegelovigen, jong en oud. Natuurlijk mogen we bidden om priesterroepingen, maar even goed voor roepingen in de zorg, in het onderwijs, in de parochies, het verenigingsleven, in de gezinnen: noem maar op.
Tegelijk mogen we dan bidden voor onze Kerk, dat ze bewust blijft investeren in de klassieke én de nieuwe zendingen, de levensengagementen én de tijdelijke opdrachten. De ultieme rijkdom van onze Kerk bestaat in de begeesterde evenwichtsoefening tussen oud en nieuw, tussen traditie en vernieuwing, tussen tijd en eeuwigheid. De toekomst van de Kerk ligt in de handen van mensen. Die toekomst ligt niet in het verleden of in smachtend heimwee daarnaartoe. Evenmin is ze te vinden in het weggooien van alle tradities en het bouwen vanuit het niets. Aan de toekomst kunnen we bouwen vanuit de tekenen van deze tijd, vanuit een open en ontdekkende houding, ver weg van eenzijdige oordelen.
Gebed
Heilige Geest van God,
bron van geloof en van hoop,
van kracht, van wijsheid en inzicht,
schenk uw Kerk de openheid
om de tekenen van de tijd te waarderen
en te vertalen in visie en daadkracht.
Begeester alle christenen,
wakker het vuur van ieders roeping aan,
breng een antwoord midden in de onzekerheid,
en duidelijkheid in de vertwijfeling.
Geest van Liefde en Leven,
blijf ons allen roepen om te bouwen aan de Kerk,
ieder op onze eigen wijze,
naar de talenten die we hebben ontvangen.
Roep gelovigen en bestendig hun zending
als vrijwilliger of medewerker,
als leerkracht of pastor of parochieassistent,
als diaken of priester of kloosterling
of in een andere kerkelijke of maatschappelijke taak.
Zend ons om ons geloof in daden uit te stralen
in gezin en familie, in de buurt, op het werk en in de samenleving,
elke dag opnieuw.
Heilige Geest,
sterk ons en alle gelovigen met het geduld
om de weg te vinden die ons antwoord mag zijn
op onze persoonlijke roeping.
Amen.