Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

31 maart 2021

Witte Donderdag: Dienaar van zijn dienaars (1 april 2021)

 

Groot is de Heer

die de voeten wast

van zijn dienaars.


        Geen rijkdom en aanzien,

        maar bescheidenheid;

        geen leger of lijfwacht,

        slechts nederigheid.

 

Groot is de Heer

die het brood breekt

voor zijn dienaars.

 

        Hij aanvaardt de beker:

        zo is het voorzegd.

        Het verraad komt dichter,

        het pleit wordt beslecht.

 

Groot is de Heer

die een Nieuw Verbond sluit

met zijn dienaars.


        In liefde en vriendschap,

        bijeen in gebed:

        daar is God aanwezig,

        de Heer die ons redt.


  • Voor de lezingen van Witte Donderdag: klik hier.

26 maart 2021

Palmzondag: "Hosanna!" (27 en 28 maart 2021)

 

Op een ezelsveulen

treedt Jezus

Jeruzalem binnen,

onder gejuich.

 

Hosanna:

wuivende palmtakken,

een Koning waardig.

Hosanna!


        Gezegend is Hij die komt

        in de Naam van de Heer,

        gezegend, het komend Rijk

        in de Naam van de Heer!


        Hosanna en tois hupsistois!

        Hosanna in de hoge!

        Hosanna in excelsis!

        Hosjianah, kom ons redden!

 

Het volk dat vereert,

is het volk dat veracht.

Roem en glorie

zijn kort van duur.

 

Hosanna:

koning voor één dag,

straks roept men om uw dood.

Hosanna!


        Gezegend is Hij die komt

        in de Naam van de Heer,

        gezegend, het komend Rijk

        in de Naam van de Heer!


        Hosanna en tois hupsistois!

        Hosanna in de hoge!

        Hosanna in excelsis!

        Hosjianah, kom ons redden!

 


"Hosjianah" is de vreugdekreet die tijdens de intocht van Jezus werd geroepen. De uitroep is gebaseerd op Psalm 118 en betekent letterlijk: “red ons nu”, “kom ons nu bevrijden”.

"Hosanna en tois hupsistois" werd er geroepen, maar dan wellicht in het Aramees. De Griekse vertaling ervan staat in de evangelieteksten vermeld. Het is moeilijk te vertalen: "Hosanna in de(n) hoge", "hosanna in de hemel".


  • Voor de lezingen van Palmzondag in het B-jaar:  klik hier.

23 maart 2021

Weesgegroet (24 maart 2021)

Het Weesgegroet is een gebed met een lange ontstaansgeschiedenis. Het is, in tegenstelling tot het Onze Vader, niet vanaf het vroege christendom in de traditie aanwezig. Ook vandaag wordt het niet door alle christenen gebeden. Het is wel een onmisbaar gebed geworden in de Roomse traditie van de laatste vijf eeuwen.

Het gebed bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een opeenvolging van twee Schriftverzen uit het Lucasevangelie. Op het feest van Maria Boodschap horen we één van deze verzen in de evangelielezing. 

Twee Schriftverzen uit Lucas

“Gegroet, Maria, Je bent begenadigd, de Heer is met Je.” Dit zegt de engel Gabriël tot Maria wanneer hij Haar bezoekt (Lucas 1, 28, Nieuwe Bijbelvertaling). Hij begroet Maria in het evangelie met het Griekse woord “chaïre”, wat zoveel betekent als “verheug U” of “wees blij”. Het is een gebruikelijke begroeting. Zoals wij elkaar tegenwoordig een goede dag toewensen, wenste men elkaar toen vreugde toe.

De engel noemt Maria vervolgens “bevoorrecht in de genade van God” of “door God bijzonder begenadigd”. Ze is uitverkoren, gekozen door God, uit zijn Goddelijke vrije Wil, om genade te ontvangen. “Vol van genade” of in het Latijn: “gratia plena” is eigenlijk een wat holle, slordige vertaling, afkomstig uit de Vulgaat. Maria ontvangt genade van Godswege, Ze is niet uit zichzelf vervuld van genade. Deze nuance gaat volledig verloren in de Latijnse vertaling en dus ook in dit gebed. Het is zinvol om deze gedachte bij te houden wanneer je het Weesgegroet bidt.

“Moge de Heer met je zijn,” is een typische aanspreking ten tijde van Maria. Onder meer in het boek Ruth vind je deze begroeting al terug (Ruth 2, 4). Wij kennen de wens onder de liturgische vorm: “De Heer zij met U.” De engel wenst het Maria toe, het is geen waarneming of vaststelling. “De Heer ís met U,” is dus misschien iets te kort door de bocht vertaald.

Dit Schriftcitaat is in zijn geheel een aanspreking, zij het dan wat uitgebreider dan: “Lieve Maria”. We spreken hiermee de begroetingswoorden van de aartsengel uit, gericht aan de jonge Vrouw die zwanger is. Wij richten ons met het Weesgegroet echter tot de Hemelse Moeder. Ook daarvan dienen we ons bewust te zijn in dit gebed.

“De meest gezegende ben Je van alle vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot.” Dit tweede Schriftcitaat is afkomstig van Maria’s nicht Elisabet, die eveneens zwanger is, ondanks haar hoge leeftijd. Ze spreekt met luide stem tot Maria, vervuld door de Geest (Lucas 1, 42).

In de Vlaamse versie bidden wij: “boven alle vrouwen”. Daarmee zijn wij een merkwaardige uitzondering . Het Griekse “en gynaixin” wordt beter vertaald als: “onder de vrouwen” of “van alle vrouwen”, zoals in het Latijn: “in mulieribus”. “Boven” kan verkeerdelijk een hiërarchie veronderstellen, een adellijk privilege, een menselijke verheffing. Maria is een gewone jonge vrouw, maar van alle vrouwen is Zij de meest gezegende door Gods genade, omdat Hij zijn Zoon onder ons mensen wil laten leven om een Nieuw Verbond te sluiten met zijn Volk.

Elisabet spreekt bijna poëtisch. Het werkwoord “eulogeô” wordt twee keer na elkaar gebruikt: een bewuste herhaling. Van bovenaf betekent het “zegenen”, vanwege een ondergeschikte: “prijzen”. De vrucht in de schoot van Maria is gezegend, het is een Kind van Godswege. Onze vertaling “vrucht van uw lichaam” klinkt wat star. De toevoeging “Jezus” is een verduidelijking die niet in het Schriftvers staat.

De twee Schriftpericopen werden in de liturgie gezongen in de advent. In de twaalfde eeuw was een gebed deze korte vorm vrij algemeen bekend. In voorbereiding van het Vierde concilie van Lateranen, in 1215, werd gevraagd om deze versie van het Weesgegroet te bidden. In de Byzantijnse cultus bestaat tot op vandaag een gelijkaardig gebed, eveneens gebaseerd op de twee Schriftverzen uit Lucas.

Een smeekgebed

Pas in de 16e eeuw zou een smeekgebed aan de tekst zijn toegevoegd: “Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons, (arme) zondaars.” Het bestond als kort smeekgebed op zich al. Op zijn sterfbed zou de Engelse karmelietenoverste Simon Stock dit hebben gebeden, in 1265. Een verdere toevoeging wordt toegeschreven aan de franciscanen: “nu en in het uur van onze dood.” Het Concilie van Trente (1545-63) heeft de smeekbede verankerd in het Weesgegroet, mede onder invloed van Petrus Canisius, een Nederlandse jezuïet. Het Weesgegroet en de Mariadevotie werden een belangrijk element in de contrareformatie, het katholieke antwoord op de protestantse afscheuring.

Het bijvoegsel “arme” bij zondaars is ook weer eigen aan de Vlaamse versie, zonder referentie in de Latijnse versie. In Nederland wordt gewoon over “ons, zondaars” gesproken. In het Frans werd ook "pauvres" ingevoegd, wat wellicht de aanleiding was tot de Vlaamse overname van het woord. Het is een wat pathetisch poëtisch toevoegsel. “Zondige mensen” kan als een meer evenwichtig alternatief gebruikt worden.

Een alternatief

Dicht bij de eigenlijke tekst, rekening houdend met de oorsprong van de Schriftverzen, zou het Weesgegroet ook zo kunnen klinken:

Verheug U, Maria, door God begenadigd,

de Heer zij met U.

Gij zijt de meest gezegende van alle vrouwen

en gezegend is Jezus, de vrucht in uw schoot.

Heilige Maria, Moeder van God,

bid voor ons, zondige mensen,

nu en in het uur van onze dood.


Volgende post: zaterdag 27 maart, weekend van Palmzondag. Thema: "Hosanna!".

22 maart 2021

Jezus schrijft in het zand (22 maart 2021)

We hebben geen evangelie van Jezus meegekregen. Er zijn alleen evangelies óver Jezus. Vier van deze teksten zijn opgenomen in het Nieuwe (Tweede) Testament. Jezus was een spreker, geen schrijver. Hij verkondigde zijn Boodschap naar aanleiding van ontmoetingen, door in gesprek te treden. 

  • Voor de lezingen van maandag in de vijfde week van de Veertigdagentijd: klik hier.

We beschikken maar over één evangeliepassage die ons meldt dat Jezus schrijft: wanneer schriftgeleerden Hem confronteren met een overspelige vrouw (Johannes 8, 1-11). Jezus schrijft op de grond: in zand of aarde of stof. Hij schrijft vergankelijke woorden: de wind of enkele voetstappen en ze zijn voorgoed verdwenen. Het is dan ook merkwaardig dat de evangelist deze vluchtige woorden niet citeert. Waarom is de neergeschreven tekst niet weergegeven? Dit was een unieke kans geweest.

Wat zou Jezus neergeschreven hebben?

De menselijke nieuwsgierigheid is eindeloos. We vernemen zoveel details in het verhaal, maar die ene vage zin intrigeert ons. Wat zou Jezus met zijn vinger neergeschreven hebben op de grond? Het lijkt Hem alleszins te boeien, want Jezus heeft meer aandacht voor zijn geschreven woorden dan voor de opgeklopte herrie van de schriftgeleerden.

Sommigen denken aan een citaat uit de profeet Jeremia (Jeremia 17, 13): de namen van hen die God verlaten, worden in het stof opgeschreven, ze vergaan tot niets. Misschien schrijft Jezus de namen van de schriftgeleerden neer omwille van hun verwijtend en veroordelend gedrag. Door op te gaan in hun geldingsdrang en oordeelzucht keren ze God de rug toe. Wat blijft er over van Gods liefde in hun bekrompenheid? Misschien schrijft Jezus daarom hun namen neer, als een hint, om ze later heel symbolisch uit te wissen.

Schrijft Jezus misschien het dubbelgebod van de liefde neer (Matteüs 22,36-40 - Marcus 12,28-31 - Lucas 10,25-27)? Of schrijft de Mensenzoon met zijn vinger om te herinneren aan de twee stenen tafelen, die met de goddelijke vinger werden beschreven (Exodus 31, 18)?

Soms wordt ook gedacht dat Jezus zijn antwoord heeft voorbereid, schrijvend op de grond. Zo beeldt Pieter Bruegel de Oude het tafereel uit in de grisaille over Jezus en de overspelige vrouw.

Archimedes

In het zand schrijven, is niet zo ongewoon in die tijd. Archimedes bijvoorbeeld, de wiskundige en natuurkundige uit Syracuse, zou vaak getekend en geschreven hebben in het zand. Zo wil een verhaal dat hij cirkels in het zand had getekend in 212 vóór Christus, en een Romeinse soldaat door zijn diagram liep. Toen de hoogbejaarde Archimedes de soldaat erop aansprak, werd die laatste woedend en hij stak Archimedes met zijn zwaard neer.

Johannes heeft eigenlijk weinig voordeel bij het citeren van Jezus’ neergeschreven woorden. Uiteindelijk is de bedoeling van Jezus om een dramatische pauze te creëren. Dat past alleszins goed in de verhaaldynamiek van de evangelist. De opdringerige schriftgeleerden willen Jezus betrappen op een overtreding tegen Gods Wet. Jezus laat zich niet intimideren door hun potsierlijke aanstellerij. Hij neemt rustig de tijd. Er zit psychologie achter deze tactiek. De heren krijgen uiteindelijk ook lik op stuk. “Wie zonder zonden is, laat die als eerste een steen werpen.” En allen maken ze zich uit de voeten.

Het moraliserende wijsvingertje versus de vinger die schrijft in het zand

De theatrale wijze waarop de schriftgeleerden Jezus confronteren met de vrouw, wordt door Jezus niet in dank afgenomen. Hij ziet vooral een religieuze schijnheiligheid die dwars staat op het dubbelgebod van de liefde. Het is van alle tijden: het moraliserende wijsvingertje, vergezeld van de nodige Schriftcitaten. Laten we daarbij nooit vergeten wat Jezus doet. Hij schrijft in het zand.


Volgende post: woensdag 24 maart. Thema: "Het Weesgegroet".

20 maart 2021

Jeremia voorspelt een Nieuw Verbond (21 maart 2021)

Jeremia schenkt de mensen hoop van Godswege. De Heer zal een “berit chadashah” aangaan, een Nieuwe Verbond. Het oorspronkelijke verbond is vervaagd, door het Volk. Ze keerden zich af van God en zijn geboden. God grijpt hier in de tijd in. Niet alleen in de woestijn was de Heer met zijn Volk onderweg, Hij is altijd met hen. Op zijn initiatief komt er daarom een Nieuwe Verbond. 

  • Om de lezingen van de vijfde zondag van de Veertigdagentijd te lezen: klik hier.

De eenheid is verscheurd.

Het Verbond komt niet nu meteen, maar te gepasten tijde: “de dag komt”. Het is niet zo dat de mensen vragen om een verbond. God biedt het hen weldra aan. Dat Hij het verbond moet sluiten met “bét Yishraël we-èt bét Yehudah”, het huis van Israël én het huis van Juda, geeft meteen aan dat het Verbond met zijn ooit zo sterk verenigde volk niet meer bestaande is. Het Volk is verdeeld in twee koninkrijken ten tijde van de profeet Jeremia, de eenheid is verscheurd.

Het eerste verbond, dat bij de aanvang van het Nieuwe Verbond het “oude verbond” zal heten, werd door de Heer gesloten met het Volk in de woestijn, nadat Hij ze bij de hand had genomen en had weggeleid uit Egypte. Dat verbond bleek niet duidelijk genoeg. Het Nieuwe Verbond staat niet haaks op het vorige. Het eerste verbond bevatte geen fouten, het hoeft niet geschrapt te worden uit de heilige Boeken. Het Nieuwe Verbond is de vervollediging, de vervulling, voor eens en voor altijd.

Een verschuiving van gehoorzaamheid naar bekering.

Het grote verschil tussen de beiden verbonden is het volgende: de wetten worden niet in steen gegrift, maar geschreven in de geest en het hart van de mensen. Het krijgt een diepere dimensie, het vraagt een grotere persoonlijke betrokkenheid. In de aanvaarding van dit Nieuwe, altijddurende Verbond, wordt de bevestiging ervan verschoven van gehoorzaamheid naar “metanoia”, of: bekering. Hun geloof zullen de mensen veruitwendigen vanuit hun hart.

Dan zal niemand zijn naaste of zijn broer nog moeten opdragen om de Heer te kennen, want de Heer zal het Verbond in hun harten schrijven. Daartoe zal Hij iedereen hun zonden en tekorten vergeven en ze niet meer onthouden. Denk aan onze uitdrukking: “vergeven en vergeten”. Met een schone lei zal het komende Verbond worden aangevat.

Het Nieuwe Testament verhaalt het Nieuwe Verbond

Jeremia’s voorspelling wordt wel eens de “grote Messiaanse profetie” genoemd. Terecht: de aanvang het Nieuwe Verbond wordt door Jezus aangekondigd tijdens het Laatste Avondmaal (Matteüs 26, 28 - Lucas 22, 20 - Marcus 14, 24). Jezus spreekt over “haima tès diathèkès”, het Bloed van het Verbond, bij Matteüs en Marcus. Bij Lucas: “hè kainè diathèkè”, het Nieuwe Verbond, en niet toevallig ook de Griekse benaming voor het Nieuwe Testament. Bij Matteüs wordt het verband met de vergeving van de zonden expliciet vernoemd door Jezus. En wanneer Jezus zegt: “Dit is mijn Bloed.”, dan is de link met het “hart” waar de Heer langs Jeremia over spreekt, ook meteen duidelijk. Het rechtstreeks verband tussen Jeremia en Jezus’ woorden tijdens het Laatste Avondmaal hoefde men niet ver te zoeken: het wordt letterlijk uitgelegd in de Hebreeënbrief (Hebreeën 8, 6-13).

Aan dat Verbond in Christus zijn we nu nog steeds deelachtig. Door de Zoon mogen we de genade van de Vader ontvangen en worden we aangestuurd door de Geest. Het Nieuwe Verbond is bezegeld in de Drievuldigheid. God heeft bij monde van Jeremia alvast een nieuwe tijd aangekondigd. Die tijd brak aan met Pasen. Na het lijden, de dood en de opstanding van Christus, werd de Geest over ons, mensen, gezonden. In onze geest en in ons hart is het Woord van Liefde geschreven. Daarvoor mogen we dankbaar zijn, elke dag!


Volgende post: maandag 22 maart. Thema: "Jezus schrijft in het zand".

17 maart 2021

Psalm 130: Uit de diepten heb ik U aangeroepen (18 maart 2021)


Uit de diepten heb ik U aangeroepen, Heer,
mijn Heer, hoor mijn stem,
heb toch aandacht voor mijn roep om genade.

Als U fouten blijft aanrekenen,
wie houdt dan stand, Heer?
Maar bij U is vergeving,
daarom heeft men ontzag voor U.

Ik zie uit naar de Heer,
mijn ziel wacht op uw Woord
mijn ziel wacht op Hem,
meer dan wachters op de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen.

Israël, hoop op de Heer,
want bij Hem is genade
en vergeving in overvloed.
Hij zal Israël van alle zonden verlossen.

De psalmist bidt uit de diepte: een diepe spreekwoordelijke kloof waarin hij gevangen zit, een diepe verlatenheid waarin hij zich kwetsbaar voelt, misschien wel een diepe zee waarin hij zich overspoeld weet door spijt en schuldgevoel. Het is geen letterlijke diepte, maar de diepte is beslist dramatischer dan louter een gevoel. De diepte belemmert hem in zijn doen en laten. Hij kan het niet loslaten. Hij worstelt ermee.
We bevinden ons niet aan het begin van een bede, we staan er middenin.
Hij heeft geroepen tot God, een roepstem vol wanhoop. Dit gebed is niet nieuw, hij heeft al tot God geroepen. In onze Nederlandse vertalingen staat er meestal: “roep ik”, maar in de Hebreeuwse tekst staat eigenlijk een voltooid deelwoord. De psalmist heeft al geroepen. We bevinden ons niet aan het begin van een bede, we staan er middenin.

De psalmist roept om verhoring. Hij hoopt niet enkel dat God zal luisteren naar de roepstem. Er wordt geroepen om vergeving, om een nieuwe kans te mogen ontvangen van de Heer. De psalmist is zich bewust van het kwaad dat hij heeft gedaan en hij heeft er oprecht spijt van. Tegelijk weet hij ook dat niemand zichzelf kan vergeven. De ultieme kracht tot vergeving van schuld en zonde ligt bij God.
Vergiffenis komt er niet vanzelfsprekend.
Tegelijk heeft God ook de keuzemogelijkheid om juist géén vergeving te schenken. Daarom is de Heer ook zo ontzagwekkend. Vergiffenis komt er niet vanzelfsprekend. De smeekbede leidt niet automatisch tot vergiffenis. Zonder ontzag van de mens die vraagt om vergiffenis, komt er geen genade. Wie zich gelijk waant aan God, zal geen verhoring ontvangen.

De psalmist verlangt naar de Heer en stelt al zijn hoop op Hem, op Hem alleen. Er is geen ander die kan helpen. Tot wie zou hij zich anders moeten richten? Wie is zo genadig? Enkel God. Daarom hoopt hij op zijn Woord, op het verlossende woord van vergiffenis. Hij ziet er meer naar uit dan wachters aan de stadsmuren die naar de ochtend verlangen. Meer dan de tempelwachters die het eerste daglicht afwachten voor de ochtendritus van de levieten. De klemtoon ligt hier op tijd, op het lang afwachten in pijn en ongeduld, hopend op een nieuw begin, op het licht van de nieuwe morgen na het duister van het kwaad. Daarom wordt de zinsnede nog eens herhaald: “Meer dan wachters uitzien naar de morgen.”
Een nieuwe start, waarna het beter moét gaan.
Want er is hoop voor Israël, voor het Volk van God. Iedere gelovige mag zich aangesproken voelen door de psalmist in deze uitnodiging: “Israël, hoop op de Heer.” We mogen net als hij de louterende weg van inkeer en berouw gaan en vragen om verhoring, vragen om zijn genade. Die Goddelijke genadegave uit zich in vergiffenis: in een nieuwe start, waarna het vast en zeker beter zal gaan, waarin beter moét gaan. Anders is het zinloos om te vragen om vergeving natuurlijk.

Psalm 130 is geen ellendig lied vol kommer en kwel. Er zijn fouten gemaakt, maar wie oprecht spijt heeft, mag hopen op de Heer, die de gave van vergiffenis bezit, en wel in overvloed!

De Veertigdagentijd is de uitgelezen gelegenheid om schoon schip te maken, om streng te zijn voor zichzelf bij het overschouwen van eigen doen en laten. Dit is de psalm bij uitstek om met eigen fouten, tekortkomingen en zonden tot God te naderen in gebed en te vragen om genade. “Want bij Hem is genade en vergeving in overvloed!”


Volgende post: zondag 21 maart. Thema: "Een Nieuw Verbond".

15 maart 2021

Jezus in de woestijn (16 maart 2021)

Gustave van de Woestyne schilderde in 1939 “Jezus in de woestijn” met olieverf op hardboard.

Naar een schilderij moet je kijken. Het spreekt in vormen en kleuren. We zien een grote zandvlakte, de horizon in de verte en een man vooraan. Het schilderij is uitermate sober en bestaat slechts uit enkele kleurvlakken met nuances. Dit werk schreeuwt niet, het fluistert. Het is niet op verfijnd canvas geschilderd maar op een houten plaat. Deze sobere materiaalkeuze zet meteen de juiste toon.

De woestijn is licht golvend en er zijn amper kleurverschillen te ontwaren. Dit is een desolate vlakte zonder indrukken of bezienswaardigheden. Behalve zand is er niets: geen oase, geen planten, zelfs geen houten karkas van wat ooit een struik was. De vaalgele achtergrond had op een icoon kunnen staan. De woestijn neemt een groot deel van het schilderij in en laat je niet afzijdig. De woestijn lijkt je naar zich toe te trekken met al zijn leegte: het is de mystiek van de woestijn. De horizon staat heel hoog afgebeeld, als het ware in de marge. Dit werk vertelt niet over de hemel, niet over de variatie op aarde, maar over de monotone woestijn. 

De man vooraan is Jezus. Dat kunnen we niet uit het schilderij afleiden, maar uit de titel van het werk. Er is geen aureool rond zijn hoofd. Hij is niet imposant met sterke jukbeenderen, wijd gespreide armen en lang haar. Integendeel: deze Jezus is schriel en mager, met een vrij onbeduidend, ingevallen gelaat dat geen emotie uitdrukt. Zijn blik is niet zelfzeker en extravert, maar naar binnen gekeerd. Hij kijkt ons ook niet aan. Hij staart verstild in de verte. De man is tijdloos, zijn uiterlijk overstijgt de typische clichés en verwachtingen. Jezus' haartooi, een scheiding in het midden, wat langer in de nek, is een merkwaardige maar doordachte keuze. Hij staat dichter bij onze tijd dan de klassieke weergave van Christus, maar tegelijk is Hij niet "Jan met de pet". Hij is een zonderlinge verschijning. Jezus is herkenbaar en toch anders, toegankelijk maar toch ongenaakbaar.

Jezus heeft verbleven in de woestijn. Zijn contouren verraden dat Hij niet rijkelijk heeft geleefd. Hij heeft weinig te eten gehad. Jezus lijkt gelouterd. De soberheid van Jezus stemt overeen met de soberheid van de woestijn. Hij lijkt harmonie te hebben gevonden, vrede.

Zijn gezicht en zijn handen zijn gedetailleerd uitgewerkt, verder niets. Jezus draagt een ivoorkleurig kleed. Een doopkleed of een doodskleed, kunnen we denken. Een verrijzeniskleed kan het niet zijn, daar is het te vroeg voor. Het volgt de contour van zijn schouders maar wordt daarna helemaal vormloos. Enkel wat de schilder wil vertellen, schildert hij in detail. Rond de hals en op de armen sluit het kleed zo hecht aan dat het er bijna niét is. Het lijkt hooguit een onderkleed. Jezus staat niet afgebeeld in een majestatische mantel, maar een soort hemdje. Geen pracht en praal, maar een man die bevrijd is van de nood aan bezit en aanzien.

Hij houdt zijn handen gekruist voor zijn wit kleed in een vreemde houding. Het lijkt een ritueel gebaar: Jezus spreekt met zijn handen. Hij houdt zijn handen niet in een symmetrische rusthouding. De handen verschillen ook van elkaar in kleur. Een bloedarme hand lijkt te ontvangen. De arm is vrij van bloed en overstijgt daarmee het menselijke, meer bepaald de sterfelijkheid. De houding vertelt dat Jezus ontvankelijk is voor het Woord van zijn Vader. De andere hand heeft meer kleur en Hij houdt die tegen het hart. Dit is wat Hij kan geven: zijn lichaam en zijn bloed. De houding van de handen vat samen wat de opdracht van de Mensenzoon zal inhouden. Wanneer Jezus de woestijn verlaat, begint zijn tocht naar Jeruzalem, waar Hij zal lijden, sterven en opstaan uit de dood. 

In de Veertigdagentijd kan dit werk een bron van inspiratie zijn. Het hoeft niet mooi gevonden te worden. Dat is niet de intentie van de schilder. De sterkte van het werk zit niet in de techniek en vormgeving maar in de overdracht van een boodschap. Maak je even tijd vrij om je te laten inspireren? Neem misschien de vragen hieronder erbij.

Heb je in de Veertigdagentijd aandacht voor soberheid? 

Op welke wijze zoek je harmonie met jezelf? 

Leef je in harmonie met je omgeving?

Heb je een woestijnruimte, een plaats waar je tot rust kan komen? 

Hoe ga je om met stilte?

Hoe ziet de Mens Jezus er volgens jou uit? 

Welke boodschap treft jou in dit werk?


Volgende post: donderdag 18 maart. Thema: Psalm 130.

13 maart 2021

God heeft de wereld lief (14 maart 2021)

 

God heeft de wereld lief:

Hij is rijk aan erbarmen

en sluit ons in zijn armen,

God heeft de wereld lief.

 

God heeft de wereld lief:

ook als wij Hem ontwijken,

voor geld en pracht bezwijken,

God heeft de wereld lief.

 

God heeft de wereld lief:

ondanks ons doen en laten,

Hij zal ons nooit verlaten,

God heeft de wereld lief.

 

God heeft de wereld lief:

zijn wij door spijt omgeven,

dan zal Hij ons vergeven,

God heeft de wereld lief.

 

God heeft de wereld lief:

Hij heeft zijn Zoon gegeven

en met Hem ook nieuw Leven,

God heeft de wereld lief.


God heeft de wereld lief:

wij zijn in Hem herboren,

zo gaan we nooit verloren,

God heeft de wereld lief.

 

God heeft de wereld lief:

laat ons Hem dankbaar bidden

voor zijn Woord in ons midden,

God heeft de wereld lief.

 

God heeft de wereld lief:

Hij is rijk aan erbarmen

en sluit ons in zijn armen,

God heeft de wereld lief.

 

(bij de vierde zondag in de Veertigdagentijd: Efeziërs 2, 4-10 – Johannes 3, 14-21)

Voor de lezingen van de vierde zondag: klik hier.


Volgende post: dinsdag 16 maart. Bespreking van het schilderwerk "Jezus in de woestijn".

11 maart 2021

Een wijze schriftgeleerde (12 maart 2021)

Jezus had Jeruzalem voor de nacht verlaten, maar gaat de tempel opnieuw binnen, waar Hij het algauw opnieuw aan de stok krijgt met enkele hogepriesters en oudsten die zijn optreden van de dag ervoor afkeuren. Toen had Jezus alle mensen die er iets kochten of verkochten weggejaagd en de tafels van geldwisselaars omgegooid. Een nieuwe dag, een nieuw verhaal. Vandaag wordt een cliché aan diggelen geslagen: niet alle schriftgeleerden worden over dezelfde kam geschoren.

  • Voor de lezingen van de derde vrijdag in de Veertigdagentijd: klik hier. (Marcus 12, 29-35)

Ze willen Hem eigenlijk gevangennemen maar zijn bang voor de reactie van het volk, dat sympathie heeft voor Jezus en zijn verkondiging. Meer en meer mensen willen Hem volgen. Zelf slagen ze er niet in om Hem het zwijgen op te leggen. Daarom sturen de hogepriesters enkele farizeeën en sadduceeën op Hem af, in de hoop dat zij Hem op een godslasterlijke uitspraak kunnen betrappen. Alle middelen zijn goed genoeg om het volk ervan te overtuigen dat Hij gevaarlijk en ongeloofwaardig zou zijn. Maar ook zij slagen er niet in. De spanning neemt toe. Jezus komt met het Woord van Leven, maar zijn woorden worden niet aanvaard door de religieuze oversten, integendeel: de woorden komen over als een bedreiging van hun volledige denkkader.

De schriftgeleerde stemt in met Jezus.

Het verhaal neemt een opmerkelijke wending. Eén schriftgeleerde komt naderbij omdat hij Jezus’ antwoord beluisterd heeft in een discussie met enkele sadduceeën. Hij stemt in met Jezus en stelt een vraag: “Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?” Marcus houdt de omschrijving bijzonder sober. We weten niet of er een dubbele agenda schuilt achter zijn vraag. Misschien is hij geïntrigeerd geraakt na het tumult van gisteren. Het is ook mogelijk dat hij Jezus wil aftoetsen op zijn kennis van de Wet en de Profeten. De schriftgeleerde wordt alvast niet afgeschilderd als vals of gemeen.

Zoals wel vaker gebeurt, antwoordt Jezus kort maar krachtig. Het belangrijkste gebod begint volgens Jezus met: “Luister Israël”. In twee woorden koppelt Hij zijn antwoord aan de joodse traditie door het joodse gebed “Shema Israël” in zijn antwoord te laten klinken (Deuteronomium 6, 4-5).

Jezus zal niet kiezen voor één gebod dat het belangrijkste is van de tien geboden. Met zijn citaat uit Deuteronomium bundelt Hij alvast de eerste drie geboden: “Er is één God, die je moet liefhebben met heel je hart, heel je ziel, al je gedachten en al je krachten.” Meteen voegt Hij er aan toe dat er een tweede gebod is dat even belangrijk (of bijna even belangrijk) is als het vorige: “Je moet je naaste liefhebben als jezelf.” Daarmee zijn de overige zeven geboden samengevat.

Er staat niet: “Als je naarstig werkt, zal je veel bezit verzamelen en aanzien verwerven in je omgeving.” Dat is niet de belangrijkste drijfveer, bestemd voor alle mensen. Niet het “hebben” staat centraal, maar het “zijn”, meer bepaald het bestaan in de liefde voor God. Sterker nog: er is één God en tot Hem moet je je richten met je gebed, met je vragen en twijfels, je hoop en je liefde. Er is geen ruimte voor afgoden en surrogaat-goden.

Jezus vat de tien geboden samen tot twee positief uitgedrukte geboden.

De oorspronkelijke geboden zijn een mengvorm van geboden en verboden. Jezus vat ze samen tot twee positief uitgedrukte geboden, zonder “niet” in de omschrijving: één over de houding tot God, één over de houding tot je naasten. Je hoort je naasten lief te hebben zoals jezelf. Dat komt over als een wat vreemde formulering. Jezus wil ons hiermee niet aanzetten tot grenzeloze zelfliefde zonder meer. Wel gaat Hij er van uit dat we dankbare liefde en respect hebben voor onszelf omdat we door God geschapen zijn, naar zijn beeld en gelijkenis. Jezus ontwikkelt hier geen nieuwe gedachte. Dezelfde zin vind je letterlijk terug in het Eerste (Oude) Testament (Leviticus 19, 18b). Naastenliefde is heel belangrijk in Jezus’ boodschap. Het koninkrijk wordt al werkelijkheid hier op aarde door God en je naasten lief te hebben.

De schriftgeleerde stemt opnieuw in met wat Jezus zegt. Sterker nog: hij herhaalt Jezus’ uitspraak, met een verrassende toevoeging over brandoffers. Het is de liefde voor God die centraal hoort te staan in je geloof, niet het slaafs volgen van rituelen en gewoontes die de eigenlijke Boodschap uithollen. Hiermee stemt de man ook heel nadrukkelijk in met Jezus’ afkeer voor de verkoop en het offeren van dieren in de tempel. Je verantwoordelijkheid mag je niet afwentelen door een offer. Hiermee heeft de schriftgeleerde Jezus’ denken en handelen voor de derde keer bevestigd. Schuilt hier een waarschuwende knipoog naar Petrus, die Jezus tot driemaal toe verloochent?

Vooralsnog gelooft de schriftgeleerde alleen met zijn verstand.

De schriftgeleerde is niet ver van het koninkrijk van God, maar hij bevindt zich er nog niet in. Hij is nog niet gekomen tot de volle overgave. Vooralsnog gelooft hij met zijn verstand maar de bekering ontbreekt. Opmerkelijk aan deze passage is het feit dat de schriftgeleerde hier niet over dezelfde kam wordt geschoren als de andere. Ze zijn niet allen slecht. Jezus houdt niet van vooroordelen. Iedereen verdient kansen. Nu is het aan de schriftgeleerde om de volgende stap te zetten.

Het verhaal heeft een open einde. Die opening biedt ons de uitgelezen kans om in het verhaal te stappen, om onszelf en God er in te ontmoeten.


Volgende post: zondag 14 maart. Thema: "God heeft de wereld lief".

09 maart 2021

De dooppericopen van Johannes (vanaf 8 maart 2021)

In het Johannesevangelie staan 3 passages die doorheen de traditie een belangrijke rol hebben gekregen binnen de vasten. Ze worden de "dooppericopen van Johannes" genoemd. Het gaat om de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw, de genezing van de blindgeborene en de opwekking van Lazarus.

In de Tridentijnse ritus werden de drie evangelieteksten gelezen op vrijdag van de derde week en woensdag en vrijdag van de vierde week. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie zijn de teksten opgenomen in de zondagslezingen. In de A-cyclus worden ze op de derde, vierde en vijfde zondag van de Veertigdagentijd gelezen. In de jaren van de B- en C-cyclus zijn ze daarom toegevoegd aan de weekdaglezingen, om op een weekdag naar keuze te lezen in respectievelijk weken 3, 4 en 5 van de Veertigdagentijd. Sinds de advent van 2020 tot Christus Koning 2021 bevinden we ons in de B-cyclus. De lezingen zijn dus vrij in te voegen in de weekdagen van de komende weken.

In de Veertigdagentijd worden in de eerste twee weken langs de lezingen en liturgische teksten in de eucharistie en het getijdengebed vooral aanzetten tot een grondig gewetensonderzoek gegeven. Vanaf de derde week wordt de betekenis van een leven in navolging van Christus overwogen. Dit is de tijd om de diepste identiteit van een christen te ontdekken en meer en meer toe te eigenen.

Jezus ontmoet de Samaritaanse vrouw

Het evangelie toegevoegd aan de derde week in de Veertigdagentijd is dat van de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw (Johannes 4, 5-42). (Online lezen: klik hier.) Het gesprek is opgebouwd rond de symboliek van water. De Mensenzoon benadert een vrouw die de Messias verwacht. Jezus maakt zich kenbaar als de Messias met de veelzeggende uitspraak: “Ik ben het”, in het Grieks klinkt het met klem: “egô eimi” (Johannes 4, 26).

“Ik ben” doet binnen het Joodse traditie onmiddellijk denken aan de Heer die zijn Naam aan Mozes bekend maakt: “Ik ben die ben”, in het Hebreeuws: “ayeh asher ayeh” (Exodus 3, 14). Het is geen toevallige verwoording. Verderop in het evangelie horen we Jezus in de tempel verklaren dat Hij er al was vóór Abraham (Johannes 8, 58). Dat aanwezigen Hem terstond willen stenigen, wijst op de ondubbelzinnige Goddelijke claim die Jezus met “egô eimi” bedoelt.

Terug naar de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw. Samen met de Samaritaanse ervaren we dat Jezus ons beter kent dan wij onszelf kennen. Hij kent ons levensverhaal, Hij kent onze noden, onze dorst. De Samaritaanse komt tot geloof vanuit de bevestigde Messiasverwachting en verkondigt het aan al wie ze ontmoet.

Jezus geneest de blindgeborene

In de vierde week kan het verhaal van de genezing van de blindgeborene worden gelezen (Johannes 9, 1-41). (Online lezen: klik hier.) Dit verhaal is uitgewerkt rond de thematiek licht. De man kan de Mensenzoon dank zij zijn genezing zien. Op de vraag of hij gelooft in de Mensenzoon, vraagt de man wie de Mensenzoon is. Jezus antwoord opnieuw met: “Ik ben het”. Ditkeer zegt Jezus het onder een andere vorm: “Je hebt Hem gehoord en gezien” (Johannes 9, 37)

Met de blindgeborene ervaren we dat Jezus kent onze tekorten kent en ons de ogen opent, dat Hij onze “blinde vlekken” van duisternis kent en ze aan het licht brengt opdat we steeds meer in het Licht zouden leven. De blindgeborene verkondigt al van het wonder voordat Hij weet wie Hem heeft genezen.

Jezus en de opwekking van Lazarus

Het derde verhaal met dooppericopen kan in de vijfde week van de Veertigdagentijd worden gelezen en betreft de opwekking van Lazarus (Johannes 11, 1-45). (Online lezen: klik hier.) In dit verhaal staat het Leven centraal, met hoofdletter, dus doelend op het geloof in de Verrijzenis. Jezus zegt onomwonden: “Ik ben de Verrijzenis en het Leven.”, opnieuw met de woorden: “Egô eimi”, en vraagt aan Marta of ze dit ook gelooft (Johannes 11, 25-26). Marta bevestigt zonder aarzeling haar geloof in Hem.

Met Lazarus weten we dat Jezus ons nieuw Leven schenkt, eeuwig leven. Marta geloofde al in de opstanding op de laatste dag, nu gelooft ze in Jezus als Heer van de Verrijzenis.

Huisliturgie

Meteen is duidelijk waarom deze teksten zo waardevol geacht worden. Ze zijn als mogelijke weekdaglezingen vrij toe te voegen in de derde, vierde en vijfde week van de Veertigdagentijd in de jaren waar ze niet op zondag worden gelezen. Dat kan voor ons allen ook een aanzet zijn tot huisliturgie. We kunnen tijd en ruimte vrijmaken om stil te staan bij deze teksten die de kern van ons geloof onder woorden brengen. Voel je vrij om te bidden rond deze bijzondere Schriftteksten, misschien aan de hand van de gebedsdienst in de Veertigdagentijd die aan deze blog is toegevoegd: klik hier.
Dooppericopen
Met deze analyse van de drie evangelieteksten is echter nog niet duidelijk gemaakt waarom dit dooppericopen genoemd worden. De symboliek maakt veel duidelijk: water, licht en Leven. We herkennen deze symbolen uit de Paaswake. Het is niet toevallig dat we na de riten van water en licht in het Leven gaan staan door de hernieuwing van onze doopbeloften in de Paasnacht.

In het doopsel keren deze symbolen terug: het doopwater, de doopkaars en het geloof in de Verrijzenis. Catechumenen, volwassenen die zich voorbereiden op hun doopsel, leren deze tekenen kennen in hun geloofsinitiatie. Ze staan centraal in ons geloof. Johannes’ dooppericopen bevatten heel veel geloofsinhoud in weinig woorden. Jezus komt naar je toe, zonder vooroordelen, en wijst je de Weg. Hij kent je en doorgrondt. Jezus opent je ogen voor de Waarheid. Hij brengt je langs je doopsel tot het nieuw Leven, we worden bekleed met de nieuwe mens (Efeziërs 4, 24). In Johannes 14 verbindt Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven aan zich als Mensenzoon. Het zijn alle drie vervolledigingen van een bekering
Egô eimi
Sta mij tot slot toe om Jezus’ uitspraken binnen een bredere dynamiek van “egô eimi”-uitspraken te plaatsen die Johannes doorheen zijn evangelie opbouwt. Dit zijn de titels die de Mensenzoon zich toeëigent:
  • Ik ben het Brood des Levens (Johannes 6, 35) – Jezus voedt zijn volgelingen.
  • Ik ben het Licht van de Wereld (Johannes 8, 12) – Hij plaatst hen in het licht.
  • Ik ben de Deur (Johannes 10, 9) – Jezus geeft ze de toegang tot het geloof.
  • Ik ben de Goede Herder (Johannes 10, 11-14) – Hij waakt over zijn volgelingen.
  • Ik ben de Opstanding en het Leven (Johannes 11, 25) – Jezus schenkt hen het Leven.
  • Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (Johannes 14, 6) – Hij wijst hen de weg.
  • Ik ben de Wijnstok (Johannes 15, 1.5) – Hij zet hen aan tot verkondiging.

Interessante aanvullende lectuur in het Engels online: klik hier.


Volgende post: vrijdag 12 maart. Thema: "De wijze schriftgeleerde".

06 maart 2021

De tempelreiniging (7 maart 2021)

Het verhaal van de tempelreiniging kent zowat iedereen. Het heeft alle eigenschappen van een goede actiescène: goeden en slechteriken, woede, spanning en geweld. Dergelijke animositeit is weinig terug te vinden in de evangeliën. We volgen de versie van Johannes. 

  • Om de Schriftlezingen van de derde zondag in de Veertigdagentijd te lezen: klik hier.

Het decor is een tempel, het huis van de Heer, dat echter ontsierd wordt door offerdieren en door geldwisselaars. Er is keuze genoeg wat offerdieren betreft: duiven, schapen, runderen. De geldwisselaars en verkopers hebben een prima verdienste. En dat in het huis van de Heer. De spanning neemt toe. Jezus ergert zich, sterker nog: Hij wordt woedend. Volgens Johannes knoopt Hij koorden aan elkaar tot een zweep, waarmee Hij de dieren de tempel uit jaagt. Hij gooit de tafels met muntstukken met veel lawaai tegen de vlakte. Het moet een ravage zijn geweest. Jezus schreeuwt dat ze van het huis van de Heer een markt hebben gemaakt: een stevig verwijt. Verbijstering alom. Wie denkt Hij wel dat Hij is, om zo’n vernieling aan te richten? “Breek deze tempel af en Ik zal hem in drie dagen weer oprichten,” zegt Jezus. Een tempel waar 46 jaar aan is gebouwd? Onmogelijk! Einde van de scène. “Cut!”, hoor je een regisseur haast roepen. Veel drama in dit verhaal, op het eerste zicht. Maar eigenlijk is er vooral veel dubbele bodem. Er staat niet wat er staat. Daar is Johannes heel sterk in.

De tempelreiniging is bij Johannes een flash-forward naar de verrijzenis.

De tempelreiniging komt bij de vier evangelisten voor: Matteüs 21, 10-13, Marcus 11, 15-18, Lucas 19, 45-48 en Johannes 2, 13-28. Aan de hoofdstukken merk je al een bijzonder verschil tussen Johannes en de andere evangelisten. Bij hem staat het verhaal helemaal aan het begin, terwijl de anderen het verhaal naar het einde toe plaatsen. Dat is geen toeval. De tempelreiniging is bij Johannes enkel een vooruitwijzing naar de verrijzenis. Hij illustreert dat meteen door de oppervlakkige verstaanders aan het woord te laten en daarna vooruit te wijzen naar de leerlingen, die de dieptesymboliek pas na Jezus’ verrijzenis begrijpen: een korte, maar belangrijke flash-forward. Al vanaf het begin van het evangelie van Johannes is de uitkomst duidelijk. Het evangelie is opgebouwd naar de realisatie van dit geloofsmysterie toe.

Jezus' optreden in de tempel is bij Johannes niet de directe aanleiding tot zijn lijden en dood, maar het begin van een spanning tussen Jezus en de gevestigde waarden. De symboliek van de tempel blijft daardoor zuiver op de verrijzenis van de Heer gericht. Bij de andere evangelisten komt de tempelreiniging aan het einde van Jezus’ optreden en is het een aanleiding tot zijn arrestatie. Niet bij Johannes.

Johannes schrijft zijn evangelietekst geruime tijd na de verwoesting van de tempel.

In tegenstelling tot de andere evangelisten, zegt Jezus in het Johannesevangelie ook: “Laten jullie deze tempel afbreken en Ik zal hem in drie dagen weer oprichten.” Johannes schrijft zijn evangelietekst als laatste van de vier, omstreeks 90 na Christus, geruime tijd na de verwoesting van de tempel. Dat wordt ook geïllustreerd wanneer Jezus tot de Samaritaanse zegt: “Er komt een ogenblik dat je niet meer naar de tempel zal kunnen gaan.” (Johannes 4, 21).

De tempel is niet door Christus vernield, maar door de Romeinen tijdens de Joodse opstand, 70 na Christus. Merkwaardig detail: op het ogenblik van de tempelreiniging is er al 46 jaar gebouwd aan het nieuwe tempelcomplex. Het tempelgebouw zelf is zo goed als af. Dat staat in het antwoord te lezen van de Joden in vers 20. Het gebouw met de voorhoven is pas volledig afgewerkt rond 64 na Christus.

Al die minutieuze regeltjes weerhouden je ervan om je geloof te verdiepen.

Jezus reinigt de tempel. Eigenlijk reinigt Hij het geloof van alle betekenisloze regeltjes en gewoontes. Dat doet Hij voortdurend. De oprechtheid van je geloof wordt niet bepaald door plichtsgetrouw regels op te volgen. Sterker nog: al die minutieuze regels weerhouden je ervan om je geloof te verdiepen en een liefdevolle band met de Vader te ontwikkelen. Voor Jezus is de tempel eigenlijk overbodig. Hij reinigt de tempel niet alleen, Hij heft de functie van de tempel op. Waartoe dient de tempel nog als er geen offers meer gebracht worden?

Jezus heft de functie van de tempel op.

De ware spirituele ruimte wordt het geloof in Christus, de Verrezene, of nog preciezer: Christus zelf. Wanneer Jezus zegt dat Hij de tempel zal oprichten, wordt het Griekse werkwoord “egeirein” gebruikt. Dit werkwoord wordt in koinè-Grieks ook aangewend voor de verrijzenis. Hetzelfde werkwoord komt bij Johannes terug in het verhaal over Lazarus (Johannes 12, 1.8.17), ook daar in de context van een vooruitwijzing naar zijn eigen verrijzenis.  

In die mysterieuze spirituele ruimte mogen we verwijlen, biddend in de Veertigdagentijd: “Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.” (1 Korintiërs 11, 26 en 1 Petrus 1, 3)


Volgende post: dinsdag 9 maart. Thema: "De dooppericopen van Johannes".

04 maart 2021

Wie is zoals U, God? (6 maart 2021)

In de eerste lezing van zaterdag draagt Micha een lofdicht voor, gericht tot God en tot de mensen. Hij heeft het volk gewezen op hun wangedrag en hen opgedragen om terug te keren tot de Heer. De Heer zal hen opnieuw in de armen sluiten als ze spijt hebben. Zij waren God vergeten, maar God zal daar niet kwaad om blijven.

  • Om de Schriftlezingen van de tweede zaterdag in de Veertigdagentijd te lezen: klik hier.

Het lofdicht van Micha bezingt Gods goedheid (chessed, in het Hebreeuws) en trouw (emmet). Het is niet verwonderlijk dat beide woorden vooral voorkomen in het boek Psalmen, in de liederen die de Heer met woorden omschrijven, in aanbidding, in angst of verdriet, of uit dank. “Chessed” en “emmet” zijn twee eigenschappen die de God van Israël typeren. Enerzijds is de Heer standvastig, betrouwbaar, waarheidsgetrouw. De Heer is echter niet alleen afstandelijk en statisch, maar ook begripvol nabij: Hij toont ons keer op keer zijn mededogen, ontferming en genade.  

Twee koninkrijken in verval

De ‘kleine’ profeet Micha uit Moreset, in de Judese heuvels tussen Jeruzalem en de kust, is actief in dezelfde tijd als de ‘grote’ profeet Jesaja, circa 740 tot 670 vóór Christus. In die periode bestaat het Volk Gods aanvankelijk uit twee zelfstandige koninkrijken.

Israël, het tienstammenrijk in het noorden, met Samaria als hoofdstad, kent voornamelijk koningen die God negeren en zich ook richten tot afgoden. Het Noordrijk wordt door de Assyriërs ingepalmd en de opperlaag van de bevolking wordt gedeporteerd tijdens de Assyrische ballingschap, in 721 vóór Christus. Juda, het zuidelijke tweestammenrijk, met Jeruzalem als hoofdstad, kent afwisselend Jahwe-getrouwe koningen en koningen die ook andere cultussen toelaten. Het Zuidrijk wordt door Assyrië belegerd en wordt een vazalstaat van Assyrië.

Aanklacht tegen afgoderij en onrecht

Midden in die woelige evolutie roept Micha op tot bekering. Dan zal het volk weer mogen ervaren hoe genadig God is en zal er opnieuw voorspoed komen. Micha verzet zich op verwijtende toon tegen de bovenlaag van de bevolking: grootgrondbezitters, machthebbers, rechters, priesters en profeten, die zich aan onrecht schuldig maken. Zijn stijl is direct, zijn taal ruwer dan van Jesaja. Micha legt de klemtoon op de persoonlijke verantwoordelijkheid: iedereen staat in voor zijn eigen gedrag, dat moet overeenstemmen met de tien geboden. God roept allen op tot trouw aan de Heer, en aan Hem alleen.

Micha sluit af met een bijzonder inspirerend lofdicht. Zo dicht mogelijk tegen de Hebreeuwse bijbeltekst aanleunend, klinkt het als volgt:

 

Wie is zoals U, God,

die ongerechtigheid vergeeft

en voorbijgaat aan overtredingen

van wie er overblijft van uw getrouwen.

 

Hij houdt niet voor altijd vast aan zijn woede,


want Hij verheugt zich in barmhartigheid.


Hij zal opnieuw medelijden hebben met ons,


Hij zal onze tekortkomingen tenietdoen


en onze zonden in de donkere diepten van de zee werpen.

 

Aan Jakob toont U uw trouw,

aan Abraham uw goedheid,

zoals U aan onze voorouders hebt beloofd


in de dagen van weleer.


Volgende post: zondag 7 maart. Thema: "De tempelreiniging".

02 maart 2021

Leiden door te dienen (3 maart 2021)

In de tweede week van de Veertigdagentijd lezen we op woensdag een passage waarin Jezus het ware leiderschap uit de doeken doet, en dat ligt niet in de verwachtingen van wat de apostelen en volgelingen er zich spontaan bij voorgesteld hebben.

  • Om de Schriftlezingen van woensdag te lezen: klik hier. (Matteüs 20, 17-28)

De twee zonen van Zebedeüs, die apostel zijn van Jezus, hebben een vooruitziende moeder. Ze stapt op Jezus af en vraagt of haar twee zonen aan zijn linker- en rechterhand mogen zitten in zijn Koninkrijk. Dat lijkt haar een mooie verdienste voor haar zonen. Jezus antwoordt onmiddellijk op de vraag van de moeder en betrekt er meteen de twee apostelen bij: “Jullie weten niet wat je vraagt.” Of dichter bij de Griekse tekst: “Jullie hebben geen kennis over wat je vraagt.” Jezus gaat verder: “Kunnen jullie de beker drinken die Ik weldra zal drinken?” Enthousiast bevestigen de twee dit zonder aarzeling. Volgens Jezus zullen ze inderdaad de beker drinken, maar Hij voegt er aan toe dat ze daarom niet de mooiste plekken in Gods rijk mogen verwachten. Dat is aan de Vader.

De taak van de Mensenzoon is om de blijde Boodschap te verkondigen, overgeleverd te worden, te lijden, te sterven en op de derde dag opgewekt te worden uit de dood, zoals Hij eerder in het hoofdstuk verklaart (Matteüs 20, 18-19). Zebedeüs’ zonen lijken een heldenstatus te herkennen in Jezus’ volgeling zijn. Sterker nog, de andere apostelen mengen zich nu ook in het gesprek. Ze worden heel kwaad over de ambitie van de twee. Het is een veel voorkomend fenomeen: in een enthousiaste groep wil iedereen de beste zijn, of toch minstens evenveel respect en aanzien ontvangen als de anderen.

Jezus roept de leerlingen tot de orde.

Jezus roept de leerlingen bij zich. Eigenlijk roept Hij hen tot de orde. Ze dreigen immers trekjes van de farizeeën toe te eigenen waar Jezus zich mateloos aan ergert: machtszucht, heerszucht en eerzucht. “Jullie weten,” zo vertelt Jezus, “dat de heersers hun volk onderwerpen en leiders hun gezag afdwingen. Zo mag dat bij jullie niet gaan.” Jezus brengt zijn leerlingen een belangrijke les bij op een cruciaal moment. Weldra zal zijn tijd gekomen zijn en zullen de leerlingen zijn Boodschap verder moeten verkondigen. Het laatste wat Jezus wil, is dat de leerlingen zich gaan gedragen als de gevestigde religieuze vertegenwoordigers, die de betekenis van Gods Woord vergeten in hun regelzucht en hun ijver om macht en aanzien te verwerven.

“Als iemand onder jullie de voornaamste wil zijn, laat hij jullie dienen. Wil iemand van jullie de eerste zijn, laat hij een dienaar zijn van jullie allen.” (Matteüs 20, 27) Jezus spreekt hier niet in het ijle: wat Hij van zijn leerlingen verwacht, zal Hij zelf ook verwezenlijken: “Ik ben niet gekomen om bediend te worden, maar om te dienen en mijn leven prijs te geven als losgeld voor velen.” (Matteüs 20, 28)

Het geruzie onder de leerlingen is heel menselijk.

Wat Jezus hier uiteenzet, is van kapitaal belang. Hij verzet zich tegen een geloofsgemeenschap waarin macht en aanzien primeren. Zijn tocht naar Jeruzalem komt weldra tot een einde. Jezus bereidt de leerlingen voor op hun taak. Het geruzie onder de leerlingen is heel menselijk. In twintig eeuwen Christendom heeft dit soort geruzie zich overigens nog vaak herhaald, al te vaak misschien. In hun gedrevenheid zijn geloofsleiders en gemeenschappen – met de beste bedoelingen  soms voorbijgegaan aan deze fundamentele oproep. Je kan je heel pragmatisch afvragen of een Kerk zonder hiërarchische structuur en zonder georganiseerde plaats binnen de maatschappij ook duurzaam zou zijn en zou kunnen overleven op langere termijn natuurlijk.

Ook wij als volgelingen van de Heer zijn geroepen tot dienstbaarheid.

Jezus’ uiteenzetting brengt een bijzonder geloofskenmerk in beeld: de dienstbaarheid. Het Griekse “diakonesai” gebruikt Jezus om de taak van de Mensenzoon en zijn volgelingen hier op aarde te omschrijven: om te dienen. “Diaconie” en “diaken” zijn hiervan afgeleid. Ook wij zijn geroepen tot dienstbaarheid. Een houding waar Jezus zoveel klemtoon op legt en waar Hij zijn leerlingen expliciet toe oproept, moet ook diepgeworteld zitten in onze spiritualiteit. Het christelijk geloof aardt het beste binnen een dienstbare gemeenschap, ver weg van machtsverhoudingen, omdat het dan ook voorgeleefd wordt.

Volgende post: zaterdag 6 maart. Thema: "Wie is zoals U?", bij de eerste lezing uit de profeet Micha.