In de eerste lezing van zaterdag draagt Micha een lofdicht voor, gericht tot God en tot de mensen. Hij heeft het volk gewezen op hun wangedrag en hen opgedragen om terug te keren tot de Heer. De Heer zal hen opnieuw in de armen sluiten als ze spijt hebben. Zij waren God vergeten, maar God zal daar niet kwaad om blijven.
- Om de Schriftlezingen van de tweede zaterdag in de Veertigdagentijd te lezen: klik hier.
Het lofdicht van Micha bezingt Gods goedheid
(chessed, in het Hebreeuws) en trouw (emmet). Het is niet verwonderlijk dat
beide woorden vooral voorkomen in het boek Psalmen, in de liederen die de Heer
met woorden omschrijven, in aanbidding, in angst of verdriet, of uit dank. “Chessed”
en “emmet” zijn twee eigenschappen die de God van Israël typeren. Enerzijds is
de Heer standvastig, betrouwbaar, waarheidsgetrouw. De Heer is echter niet
alleen afstandelijk en statisch, maar ook begripvol nabij: Hij toont ons keer
op keer zijn mededogen, ontferming en genade.
Twee koninkrijken in verval
De ‘kleine’ profeet Micha uit Moreset, in
de Judese heuvels tussen Jeruzalem en de kust, is actief in dezelfde tijd als
de ‘grote’ profeet Jesaja, circa 740 tot 670 vóór Christus. In die periode
bestaat het Volk Gods aanvankelijk uit twee zelfstandige koninkrijken.
Israël, het tienstammenrijk in het noorden,
met Samaria als hoofdstad, kent voornamelijk koningen die God negeren en zich
ook richten tot afgoden. Het Noordrijk wordt door de Assyriërs ingepalmd en de
opperlaag van de bevolking wordt gedeporteerd tijdens de Assyrische
ballingschap, in 721 vóór Christus. Juda, het zuidelijke tweestammenrijk, met
Jeruzalem als hoofdstad, kent afwisselend Jahwe-getrouwe koningen en koningen
die ook andere cultussen toelaten. Het Zuidrijk wordt door Assyrië belegerd en
wordt een vazalstaat van Assyrië.
Aanklacht tegen afgoderij en onrecht
Midden in die woelige evolutie roept Micha
op tot bekering. Dan zal het volk weer mogen ervaren hoe genadig God is en zal
er opnieuw voorspoed komen. Micha verzet zich op verwijtende toon tegen de
bovenlaag van de bevolking: grootgrondbezitters, machthebbers, rechters, priesters
en profeten, die zich aan onrecht schuldig maken. Zijn stijl is direct, zijn
taal ruwer dan van Jesaja. Micha legt de klemtoon op de persoonlijke
verantwoordelijkheid: iedereen staat in voor zijn eigen gedrag, dat moet
overeenstemmen met de tien geboden. God roept allen op tot trouw aan de Heer,
en aan Hem alleen.
Micha sluit af met een bijzonder inspirerend
lofdicht. Zo dicht mogelijk tegen de Hebreeuwse bijbeltekst aanleunend, klinkt
het als volgt:
Wie is zoals U,
God,
die
ongerechtigheid vergeeft
en voorbijgaat
aan overtredingen
van wie er
overblijft van uw getrouwen.
Hij houdt niet voor altijd vast aan zijn
woede,
want Hij verheugt zich in barmhartigheid.
Hij zal opnieuw medelijden hebben met ons,
Hij zal onze tekortkomingen tenietdoen
en onze zonden in de donkere diepten van
de zee werpen.
Aan Jakob toont U
uw trouw,
aan Abraham uw
goedheid,
zoals U aan onze
voorouders hebt beloofd