Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

30 juni 2023

Zoveel méér dan een bloederig verhaal (1-2 juli 2023)

“Ik vind dat niet mooi.”, hoor ik een jongen van een jaar of zeven met een afkeurende blik zeggen tegen zijn vader in een kerk. Hij wijst daarbij heel uitdrukkelijk naar een groot kruisbeeld. Er zijn buitenproportionele bloeddruppels op de handen en voeten van het beeld geschilderd. Grote uitstulpende nagels verbeelden hoe Jezus’ ledematen aan het houten kruis vasthangen. “Waarom heeft die meneer geen pleisters waar het bloed?” Papa antwoordt goedbedoeld: “Die meneer is Jezus. Op dat beeld is Hij gestorven, Hij leeft niet meer.” Het kind is verbouwereerd. “Waarom hebben ze een dood beeld gemaakt?” Vader doet zijn best: “Omdat Jezus gestorven is aan het kruis. In de kerk vieren de mensen dat elke zondag in de mis.” Nu kijk ik ook wat verbijsterd. “Waarom vieren de mensen feest? Dood zijn, is toch niet leuk?” “Maar Hij is ook verrezen daarna. Hij werd weer levend.”, sust vader zijn zoon. “Wat is dag: gevezen?” De vader geeft het op. “Kom, we gaan nog wat wandelen.” De jongen wil het gesprek verder uitdiepen. “Maar papa…?”, dringt hij enkele keren aan. Vader verandert telkens wat radeloos van onderwerp en stapt in grote passen de kerk uit.

De kleine jongen stelt verrassend goede vragen, zoals kinderen wel vaker doen. Waarom is ons geloof zo bloederig? Waarom zetten we dat letterlijk zo uitdrukkelijk in de verf. Waarom is ons kernsymbool een gekruisigde Jezus? Waarom hebben we het beeld van de vis niet gehouden: de 'ichthus'?

Doop

Paulus levert ons het antwoord. Het is vanaf het begin een centraal gegeven in ons geloof omdat het zo essentieel is in de Boodschap zelf. Hij schrijft aan de Romeinen: “Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood?” (Romeinen 6, 3)  Verwonderd om hun onwetendheid beklemtoont Paulus de band tussen Jezus’ dood en het christelijk geloof. Hij gebruikt daarbij een duidelijke vraag: ‘Agnojeite?’, Grieks voor ‘Weet u niet?’ De term 'agnosticisme' is hier uiteraard mee verwant.

Christenen, mensen die gedoopt zijn in Christus, zijn niet enkel ‘in zijn Naam’ gedoopt. Het doopsel betekent opgenomen worden in zijn ‘mystiek lichaam’, of wat minder hoogdravend: een intieme en onlosmakelijke verbinding hebben met Christus. Langs het doopsel ga je binnen in het kindschap van God (Galaten 3, 27), in navolging van Christus. Het veronderstelt een 'metanoia', een bekering: geloven is compleet anders gaan denken dan het menselijk verstand en instinct je ingeeft. (Handelingen 2, 38)

Cruciaal

Christenen hebben een bijzondere relatie met Christus en bijgevolg ook een bijzondere relatie met zijn dood, die zo 'cruciaal' is in zijn verkondiging. Deze verbondenheid met Jezus’ dood is op zich niet macaber of zwartgallig, en is eigenlijk ethisch van aard. Paulus vernoemt de band tussen het doopsel en Jezus’ dood dan ook in een context van zonde. (Handelingen 2, 38) De 'metanoia' is in het ethisch discours samen te vatten als de afkering van alles wat kwaad is. Het is de bevrijding uit een leven zonder zin en betekenis, een leven in vaagheid en duisternis, een algehele stuurloosheid.

Het is een fenomeen dat tegenwoordig hoogtij viert. Veel mensen zijn op zoek naar zin, maar hebben ze nog niet gevonden of kunnen zich nog niet verbinden met een denksysteem. Er is spiritueel een groeiend agnosticisme in onze contreien. Dat toont ook meteen aan dat 'metanoia' geen oppervlakkige keuze is, maar gepaard gaat met een fundamentele beslissing, een allesomvattend engagement.

Zonde

Aan de Korintiërs schrijft Paulus dat we 'schoongewassen zijn van de zonde' (1 Korintiërs 6, 11) Zonde is een beladen woord dat alom tegenwoordig is in de brieven, en ook vaak aan bod komt in de evangelies. De Tridentijnse mis (en de katholieke spiritualiteit in deze periode) was doorweekt met zondebesef: de priester deed bij aanvang van de mis een schuldbelijdenis, daarna zijn bedienaar(s), en dan het volk. Zij waren bij de hoogmis al besprenkeld met wijwater als eerste wassing. Vóór het evangelie bad de voorganger om zijn lippen te zuiveren van alle smet en bij de offerande waste hij zijn handen. Tijdens de Canon en het Agnus Dei werd de zondige natuur van de mens nogmaals vernoemd. Vóór de communie beklemtonen de priester en volk nogmaals hun onwaardigheid. Zondebesef was alom tegenwoordig. Daar is in de liturgie sinds Vaticanum II voorzichtig in gesnoeid, zodat God minder ver weg voelt en minder streng en kwaad…

Het overbeklemtonen van zonde en kwaad zorgt voor een gevoel van onwaardigheid. Dan neemt men zichzelf ook niet ernstig. Men is het 'slachtoffer' van de menselijke natuur. Het neemt de verantwoordelijkheid weg bij de mensen. Ze kunnen er niets aan doen, het is sterker dan henzelf. Dat is niet wat Paulus beoogt met zijn pleidooi. Christen zijn, is je verantwoordelijkheid opnemen en je richten op het goede. Jezus heeft langs het kruis alle mensen een nieuw begin toegezegd. Langs zijn dood reikt Jezus zijn volgelingen een hemels kleed van vergiffenis, vrede, gerechtigheid en genade aan. Ze hebben de Boodschap ontvangen en leven van dan af in de verwachting van het Rijk.

Opstanding

Daarom schrijft Paulus aan de Romeinen: “Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding.” (Romeinen 6, 5) Dit vloeit voort uit het mysterie van ons geloof: Jezus is gestorven en verrezen. De dood is het einde niet. Er klinkt ook een ethische gelaagdheid: het kwaad heeft niet het laatste woord. “Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met Hem zullen leven.” (Romeinen 6, 8) Dit 'geschenk' (Romeinen 5, 15-16) noemt Paulus 'genade'. (Romeinen 5, 16-17) Maar het vraagt ook een blijvende inspanning. Jezus zegt: “Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, die zal het behouden.” (Matteüs 10, 39)

Beide

Het kruisbeeld is geen vreemde keuze als kernsymbool voor het Christendom. Toch heeft de jongen in de kerk niet helemaal ongelijk. In het verleden is men wel eens te kwistig geweest met dramatiek en met bloederigheid. Sentiment spreekt aan, wellicht legde men die nadruk daarom ook zo gretig bij momenten. Het zet echter de diepte van de boodschap in de schaduw.

Een oude, wijze zuster zei me onlangs: “Ik voel me steeds meer verbonden met het verrijzeniskruis, steeds minder met het lijdenskruis.” Er bestaan inderdaad uitbeeldingen van de verrijzenis in combinatie met het kruis. Het kruis draagt dan géén lijdende Jezus, of er is een verrezen Christus afgebeeld in de plaats. Soms is er enkel een verrezen Christus met uitgespreide armen, zonder kruis, alsof Hij ten hemel zal opvaren.

Het is een veel grotere uitdaging om een Paaschristen te worden dan om een Goede Vrijdagchristen te blijven. De verrijzenis is een mysterie: het is met de rede niet te vatten. Toch heeft de verrijzenis even onlosmakelijk met het christenzijn te maken als de dood van de Heer. De jongen deed mij weer even beseffen dat het kruisbeeld een ‘gewelddadig’ beeld is met een heftige emotionele lading, net als de lijdensverhalen zelf. Dat lijkt ons soms te ontgaan.

En toch krijgt dit grimmige beeld enkel betekenis in de hoopvolle boodschap die erop volgt. Het Christusdom draagt een boodschap van liefde en van hoop uit, een nieuw begin, een weg naar vreugde en genade.


De volgende bijdrage volgt over 14 dagen...

23 juni 2023

"Daar heb je Jeremia, de drama queen!" (24-25 juni 2023)

Jeremia is niet populair in zijn omgeving. Hij wordt nageroepen. Ze noemen hem spottend “Overal paniek!” (Jeremia 20, 10) Ze lachen hem uit, ze bespotten hem. Het liefst willen ze hem pakken op een fout of een verspreking. Dan hebben ze een aanleiding om hem te grazen te nemen en ten val te brengen.


Pestgedrag

Sarcasme en pestgedrag zijn helaas van alle tijden. Dit gaat steevast gepaard met manipulatie van de feiten. Men verdraait de feiten en dikt ze aan tot een voldoende sterk argument. Daarbij wordt eigen wangedrag niet zelden geprojecteerd op de ander. Het is de ander die liegt en onzin uitkraamt, de ander is overdramatisch, kortom: alle schuld ligt bij de ander. Dan klinkt de waarheid ineens niet meer zo overtuigend. Het is een sociaal fenomeen dat volwassenen tot grote kinderen herleidt. De groep voelt zich sterk tegen de geviseerde enkeling.

Dit is typisch voor collectief narcisme: een groep voelt zich verheven boven de rest en legt anderen het zwijgen op. En alleen de groep heeft gelijk. Wanneer dat gelijk wordt tegengesproken of zelfs onvoldoende wordt bevestigd, is men tot groot kwaad in staat. Mensen doen mekaar graag de duvel aan uit eigenbelang. Ook in onze dagen bestaat dit fenomeen helaas. Het is nooit ver weg. Ook de hedendaagse maatschappelijke polarisatie verloopt volgens dit aloude boekje.

Niet populair

Jeremia voelt zich weliswaar geviseerd, maar in geen geval zwak. Hij heeft God aan zijn zijde. Wat hij zegt, is waar. Men wil het niet graag horen, het is niet stoer of populair. De dag komt dat ze beschaamd zullen staan. Hun doel zullen ze niet bereiken. (Jeremia 20, 11b) Jeremia bezingt de Heer, hij looft de Heer, omdat Hij hem redt, telkens weer. (Jeremia 20, 12) Dat moet vreselijk jeuken bij zijn tegenstanders.

Overdrijft Jeremia, zoals zijn opponenten beweren? Hij werd door priester Paschur veroordeeld tot stokslagen en opsluiting. (Jeremia 20, 2) Zelfs zijn vrienden keren zich tegen hem. (Jeremia 20, 10) Hij overdrijft dus niet wanneer hij de agressie aanklaagt. Hij betreurt dat de mensen God zijn vergeten, dat ze willen naar hun eigen regels. (Jeremia 18, 2) Ze branden wierook voor goden die niets waard zijn en waar ze eertijds tevergeefs op hadden vertrouwd. (Jeremia 18, 15ab) God begrijpt het niet, Jeremia evenmin.

Party pooper

Waar komt de ergernis bij de mensen vandaan? Jeremia is de boodschapper van Gods verontwaardiging en kwaadheid. Het volk is vol van zichzelf en stoort zich mateloos aan Jeremia’s aanhoudende aanklacht. Er wordt geschoten op de pianist, op de boodschapper. Jeremia is een ‘party pooper’: hij bederft de feestvreugde. Men beslist om niet langer te luisteren naar zijn woorden en om hem in opspraak te brengen. (Jeremia 18, 18c) Dat werkt altijd: geroddel en propaganda.

Is er dan zoveel reden tot feesten en eigendunk? Het lijkt eerder een vlucht. Het bredere plaatje is niet mooi. Het Noordrijk Israël is al lang gevallen. Het Zuidrijk Juda zal weldra volgen. Het land is dor en droog, de regen blijft uit en water is een kostbaar goed geworden. Het volk loopt rouwend met het hoofd naar beneden gericht. (Jeremia 13-14) Ze beroepen zich radeloos op alle mogelijke machten en krachten, terwijl het antwoord zo dicht bij hen is.

Jeremia is kwaad. Het uitverkoren Volk is hun God helemaal vergeten. Alles wat Hij voor hen heeft gedaan, de raad die Hij hun heeft gegeven: het is verleden, voorbij, vergeten. Ze doen maar raak. Jeremia doet wat een profeet hoort te doen: hij waarschuwt, hij verkondigt, hij klaagt aan en wijst de andere kant uit.

Tevergeefs

Ze noemen hem min of meer een ‘drama queen’. Hij doet veel te gewichtig, hij blijft maar roepen, tegen beter weten in. De traditie wil dat hij gestenigd is door de mensen, die zijn aanklachten moe gehoord waren, na de val van Jeruzalem onder Nebukadnezar (586 vóór Christus), ergens weggevlucht, in Egypte. Hij had zolang gewaarschuwd dat het verkeerd zou aflopen. Niemand had geluisterd. En zelfs na de val van de heilige Stad had men geen oren naar zijn boodschap.

Het is een verhaal van een koppig volk dat geen oren heeft naar een koppige profeet die blijft waarschuwen. Het is de historie van donkere dagen en van iemand die tevergeefs wijst naar het licht. Het is een geschiedenis van God met mensen, die telkens weer van het paadje afwijken, hooghartig en eigengereid als we zijn.

Streng, barmhartig en wijs

En toch… Jezus waarschuwt dat iedereen die Hem verloochent, door Hem bij zijn Vader verloochend zal worden. (Matteüs 10, 33) Petrus zal Jezus tot driemaal toe verloochenen, al meteen nadat Jezus is gearresteerd, bij het eerste stroobreed dat hem in de weg gelegd wordt. (Matteüs 26, 69-74 – Marcus 14, 66-72 – Lucas 22, 55-62 – Johannes 18, 15-27) Het staat bij de vier evangelisten vermeld, er valt niet aan te twijfelen. En toch zal God in zijn wijsheid diezelfde Petrus kort nadien aanstellen als het hoofd van zijn Kerk, zoals al werd voorspeld. (Johannes 21, 15-18 – Matteüs 16, 18-19)

De Goddelijke wijsheid gaat ons verstand te boven, telkens opnieuw. Waarom blijft God met ons op weg gaan? Waarom worden mensen aangesteld om taken op te nemen in de Kerk? Omdat God het zo gewild heeft. Zwakke, wankele, afwijkende, onstandvastige mensen. Want er zijn geen andere in de realiteit. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Dat heeft Jeremia ervaren, dat heeft Petrus moeten aanvaarden en ook wij kunnen enkel ons best doen, niets meer, maar liefst ook niets minder. Gelukkig handelt Jezus milder dan Hij waarschuwt...

16 juni 2023

Geloof en pastoraal: gratis en voor niets (17-18 juni 2023)

God is niet te betalen. Jezus rekent niemand geld aan. Ook zijn leerlingen mogen hun toehoorders geen geld vragen voor hun verkondiging. Genade is niet te koop. De leerlingen hebben hun roeping voor niets ontvangen en de blijde Boodschap evenzeer. 

Jezus heeft de menigte en zijn leerlingen van op de berg toegesproken: Hij heeft de zaligsprekingen gedeclameerd (Matteüs 5), uitgelegd hoe je tot de Vader kan bidden (Matteüs 6), geleerd om anderen niet te veroordelen maar de eigen gebreken indachtig te zijn. (Matteüs 7) Dan ontmoet Hij Matteüs, een tollenaar, die Hij roept om zijn twaalfde volgeling te worden. (Matteüs 9, 9)

Zending

Jezus ziet een stuurloze menigte van mensen voor zich en merkt op: “De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders.” (Matteüs 9, 37) Daarna doet Hij een merkwaardige uitspraak: “Vraag de eigenaar van de oogst (de Heer van de oogst) of Hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.” (Matteüs 9, 38) Jezus zegt niet: “Ik moet voor arbeiders zorgen.”, en ook niet: “Laat de Vader arbeiders sturen.” Jezus geeft de leerlingen de opdracht om te vragen, te bidden dat God arbeiders wil sturen. Jezus sluit zelf uiteraard aan bij de bede, maar nodigt eerst en vooral zijn leerlingen uit om in verkondiging maar ook in gebed geëngageerd te zijn in de verspreiding van de blijde Boodschap.

Jezus zendt zijn leerlingen uit naar de ‘verloren schapen’ (Matteüs 10, 6). Hij geeft ze duidelijke instructies mee: ze gaan op weg om het komend Rijk te verkondigen (Matteüs 10, 7b), geesten uit te drijven en zieken te genezen (Matteüs 10, 8a). Uiteraard moeten we dit situeren binnen een volledig andere tijdsgeest. De fysieke en geestelijke gezondheidszorg waren op geen enkele wijze te vergelijken met nu. Omgetaald naar onze tijd, kunnen we stellen: aandacht hebben voor de hulpbehoevenden en de zwaksten.

Voor niets

De leerlingen hoeven geen reservekledij te voorzien. Over geld is Jezus heel duidelijk: “Om niet (voor niets) hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven.” (in het Grieks: ‘Dôrean elabete, dôrean dote’). (Matteüs 10, 8b) De leerlingen mogen geen geld vragen voor hun verkondiging. Geld beschadigt de boodschap. Het manipuleert de inhoud. De leerlingen zijn uit genade geroepen en hebben het Woord uit genade ontvangen, en uit dezelfde genade mogen zij nu verkondigen. Die genade is niet betaalbaar: genade heeft geen prijs.

Het Griekse woord ‘dôrean’: betekent ‘om niets, gratis, zonder iets aan te rekenen’, maar ook ‘in vrijheid’. Door geen betaling aan de verkondiging te verbinden, is ze in vrijheid: vrij van de aardse logica. Eigentijds vertaald zegt Jezus: “Zonder te moeten betalen, hebben jullie ontvangen, zonder aan te rekenen, moeten jullie geven.”

Kerk en geld

Jezus zendt zijn leerlingen in het prilste begin van wat de Kerk zal worden. Het is uiteraard een naïeve idylle om een Kerk volledig vrij van geld voor te stellen. Werkelijk niets dat in ons aardse bestaan in de grond of in de samenleving is verankerd, staat voor de volle 100 percent los van geld.

Een sobere Kerk is wel realistisch. De Brugse bisschop De Smedt reageerde tijdens het Tweede Vaticaans Concilie heel fel tegen een mentaliteit die hij ‘triomfalistisch’ noemde: een pronkende Kerk met veel machtsvertoon, pracht en praal. Terecht, want in de lijn van Jezus’ zending van de apostelen, mag de Kerk zich niet hooghartig of afgunstwekkend opstellen, maar inspireert ze het meeste in grote eenvoud. Dan is er ook meer ruimte voor de vrijheid van Gods genade. Die Kerk is toegankelijk voor iedereen die gelooft in de Heer Jezus, en vooral voor de zwaksten onder hen.

Inherent

Het is niet altijd vanzelfsprekend om als gelovige gemeenschap voldoende aandacht te schenken aan hulpbehoevenden. Het vraagt een engagement dat men soms ervaart als een extra inspanning. Dat is echter niet terecht: Christus navolgen, veronderstelt immers naastenliefde. Daar zonder is het een leeg geloof. (Jakobus 2, 14-18)

Ook soberheid is inherent aan het geloof. In de vroegste Kerk lag dweperij met rijkdom al op de loer. De Jakobusbrief is daarnet al aangehaald. Daarin laat de schrijver zijn lezers inbeelden hoe men een rijke vooraan op een stoel laat zitten, terwijl een arme op de grond ergens achteraan een plek mag zoeken. (Jakobus 2, 2-4) Het feit dat hij dit aanhaalt als voorbeeld, zegt ons ten minste dat het een herkenbare situatie was en dat de neiging ook toen in de kerkgemeenschappen bestond om rijken en machtigen te plezieren en de mooiste plekjes te gunnen. 

Geen triomfalisme!

En deze neiging is nooit ver weg gebleven. Denk maar aan de mooi gedecoreerde houten banken voor de kerkheren, vooraan in sommige kerkgebouwen. Denk maar aan de graven van edellieden, in de kerk zelf, zodat ze op de laatste dag een voorsprong zouden hebben om bij Gods uitverkorenen te geraken.

Het zijn getuigen van een tijd waarin Kerkelijke en wereldse macht verstrengeld waren en met fierheid werden geëtaleerd. Deze hiërarchie staat haaks op Jezus’ boodschap. Terecht fulmineerde Mgr. De Smedt ruim 60 jaar geleden tegen het triomfalisme, clericalisme en wetticisme. Kardinaal Suenens steunde hem daarin volmondig. Het maakte indruk, vooral omdat het inging tegen de immer presente menselijke wil om de ‘hogeren en beteren’ welwillend te zijn. Het zit diep in ons DNA geschreven. Ook in de dierenwereld is vaak een hiërarchie van sterk naar zwak.

Mensen

Christus beschouwt ons niet als een kudde dieren, maar als volwaardige en door God geschapen mensen. Juist daarom is het zo belangrijk dat we niet vervallen in instinctieve gewoonten, en al zeker niet in ons geloof. Dat ons geloof een grote belangeloosheidsfactor in zich hoort te dragen, gaat terug naar de kern van onze roeping en zending als christenen. Jezus zendt zijn leerlingen uit om te verkondigen en de zieken te genezen. Geld mogen ze niet aannemen: geen goud, geen zilver en zelf geen rosse koperen munt. (Matteüs 10, 9) Jezus benoemt het verrassend uitvoerig.

In die lijn mag ik met dankbaarheid tegen patiënten zeggen dat mijn gesprekken en gebeden als ziekenhuispastor gratis zijn. Ze komen niet op de rekening. Wanneer men toch iets wil geven, dan vraag ik om gebed. Dat is geven en ontvangen in de genade.

09 juni 2023

De tragiek van kleinzerige verontwaardiging (10-11 juni 2023)

Angst is een belangrijke drijfveer in ons bestaan. Het is een beschermingsmechanisme dat onze overlevingskansen vergroot. Toch is de angst op zich een slechte raadgever. Angst is redeloos: ze schakelt het verstand uit. Het is pure emotie. De Schriftgeleerden zien in Jezus een bedreiging van hun geprivilegieerde positie. Het evangelie van deze zondag lijkt een makkelijk cliché, maar het gaat over diepgewortelde, menselijke mechanismen. We zijn vatbaarder voor farizeïsme dan we soms spontaan denken. Daarom is Jezus’ boodschap soms even slikken. Jezus volgen, is dan ook kiezen voor het contrast, niet voor het gemak. Gelukkig blijft Jezus’ roepstem klinken: ‘Volg Mij.’

Contrast

Edward Schillebeeckx (1914-2009, dominicaan en theoloog) spreekt over een ‘negatieve contrastervaring’, een basisbeleving die elke mens kan ervaren. “Een veto dat de mens ervaart tegen de wereld zoals die is.” Een ervaring, een gewaarwording in de werkelijkheid wordt spontaan ervaren als ‘niet in orde’, als ‘grondig verkeerd’. Het is een afwijzing van de bestaande werkelijkheid van dat moment, van hoe de wereld op dat ogenblik feitelijk wordt ervaren.

Appèl

De verontwaardiging is op het ethisch kompas geijkt. Dat bevestigt ook Roger Burggraeve (°1942, salesiaan en ethicus), die in de lijn van Emmanuel Levinas (1906-1995, filosoof) de parabal van de barmhartige Samaritaan analyseert. De verontwaardiging ontstaat uit een inbreuk op het ideaal van de goedheid. Er wordt iemand kwaad gedaan, terwijl men de ander steeds menswaardig en met naastenliefde hoort te behandelen. De Samaritaan ziet de gewonde man liggen, en de combinatie van zijn idealen en zijn verontwaardiging om de schending ervan in deze concrete situatie zetten hem aan tot actie. Het gelaat van de ander is een appèl op onze verantwoordelijkheid, aldus Levinas.

De priester en de leviet hebben angst om onrein te worden, dat is een hoger ideaal in hun ogen. Daar komen we bij het ethische dilemma: het afwegen van idealen, wat we in de realiteit vaak doen, soms wel overwogen, maar vaak zonder er lang bij stil te staan.

Karrikaturen

In onze tijden hoor je het begrip ‘woke’ vaak klinken. Laat ons, zonder inhoudelijk een standpunt in te willen nemen, van buitenaf het debat beschouwen. Het woord heeft op zich geen betekenis meer, omdat het allang uit de oorspronkelijke context is weggerukt. Weinig mensen noemen zichzelf ‘woke’ zoals de term algemeen wordt gehanteerd. Het is een scheldwoord voor alles wat als te vooruitstrevend of te tolerant wordt ervaren. Dit fenomeen van demonisering maakt deel uit van een herkenbare strategie. De ander wordt in een slecht daglicht gesteld, in een hokje geplaatst, bespot, en bepaalde eigenschappen worden disproportioneel uitvergroot. De karikatuur is onrealistisch, maar wordt wel voor waar aangenomen door de verwijtende partij en door toehoorders. De discussie verloopt volledig naast de kwestie. En dat is jammer.

Wanneer Jezus op de proef wordt gesteld door de Schriftgeleerden en farizeeën, dan trachten ze Hem klem te rijden in zijn eigen redenering. Ze herleiden Jezus tot een karrikatuur. Jezus overstijgt dat niveau uiteraard, maar Hij ergert zich wel aan het feit dat de mensen door de vooraanstaanden van hun eigen godsdienst worden bedrogen. Er wordt een loopje genomen met de diepste identiteit van de godsdienst: geloofwaardigheid. Achter de welsprekendheid en de geëtaleerde goedheid, schuilt immers een ongezouten egocentrisme bij de Schriftgeleerden. Van daaruit vertrekt hun verbolgenheid, hun verontwaardiging. Zou God niet centraal moeten staan? Een geloof dat zijn geloofwaardigheid verliest, staat helaas wankel en heeft weinig verweer.

Narcisme

Verontwaarding kan dus  narcistisch gefundeerd zijn. Dit is geen typisch hedendaags fenomeen, maar is van alle tijden. Het uit zich in afkeer voor alles wat ‘anders’ is. Daarbij worden de idealen van identiteit en zelfbehoud overgewaardeerd, ten koste van de naastenliefde. De balans is niet in evenwicht door een gemaskeerde kwetsbaarheid. Aan de grondslag ligt vaak ‘metathesiofobie’: de angst en weerstand voor verandering. Men is bang voor het verlies van gewoonten, tradities en vanzelfsprekendheden. Voor het gemak van ‘verworven rechten’. De maskering uit zich in een normatieve fetisj: een excessieve controledrang waarvoor men bij gelijkgestemden bevestiging zoekt.

Angst en woede

Op die manier wordt de persoonlijke visie geclaimd als enige feitelijke oplossing voor een ontspoorde realiteit. Wat niet overeenstemt met dat beeld van de realiteit, wordt bestempeld als ‘fake’, als onwaar. Diep verborgen in de verontwaardiging schuilt een diepgewortelde angst om er niet meer bij te horen in die gewijzigde realiteit. Hoe kwetsbaarder men zich voelt, des te luider klinkt de woede. De paradox wil dat men juist in deze tegenstand al een feitelijke exclusie uit de realiteit ervaart. Men heeft zichzelf al buitenspel gezet. De spanning neemt toe en uit zich in negativiteit, in agressie, in fatalisme, in complotdenken…

In onze tijden van voortdurende verandering, groeit de angst dat men de controle volledig is verloren over de samenleving en de orde daarbinnen. Vrijheid leidt tot verbrokkeling: de grote verhalen liggen achter ons. Niet iedereen kan goed om met een keuzevrijheid die allesbepalend is. Daarenboven vergeet men soms dat vrijheid losgetrokken van verantwoordelijkheid een gecorrumpeerde vrijheid is, die ten koste van anderen gaat. Dit risico is overal aanwezig, niet enkel bij mensen die aanleg hebben tot narcisme.

Waarom deze uiteenzetting? Omdat Jezus mensen ontmoet die zich narcistisch gedragen: de morrende farizeeën, die hem hoofdschuddend terechtwijzen en in zijn uitspraken en gedragingen een bedreiging zien. De woede neemt zo’n proporties aan dat men Jezus wil ombrengen. Dat zal uiteindelijk ook gebeuren. Angst doet vreemde dingen met mensen. Jezus staat buiten de angst, maar wij zijn allemaal vatbaar voor dit fenomeen.

Geen chocolaatje

Jezus doet ook geen enkele poging om de Schriftgeleerden en Farizeeën welwillend te zijn. Waarom zou Hij? Ze verwijten Hem dat Hij aan tafel gaat met tollenaars en zondaars. Je hoort ze bijna morren: “Bekijk dat toch eens! Wat een schande!” Jezus’ antwoord is niet alleen voor de wijze heren even slikken, maar ook voor ons: “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.” (Matteüs 9, 13b) En waarom zegt Jezus dat zo stellig? Hij bouwt verder op zijn vorige uitspraak: “Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel.” (Matteüs 9, 12b) Die kunnen ze in hun zak steken. Maar wij ook.

Verwacht niet dat je beloond of geëerd wordt omdat je het goede doet. Dat hoort immers zo. Echter: wie zich tot het goede keert en het kwaad achter zich laat, dié krijgt de aandacht. We voelen misschien jaloersheid opwellen, geheel ten onrechte. Want wat schuilt er achter deze redenering? We horen respect te hebben voor onszelf. We hoeven ons bijgevolg niet te gedragen als kinderen die een chocolaatje verdiend hebben omdat ze flink zijn geweest. Mogen we fier zijn wanneer we anderen inspireren? Jazeker. Maar laten we dan fier zijn op die ander die zich geïnspireerd weet. We hoeven onszelf geen voetstuk aan te meten. Als je daar van af valt, kan je immers hard terecht komen. En de eer? Die komt uiteindelijk aan God toe.

Barmhartigheid: dat wil God, geen uiterlijk vertoon, geen offers of groteske gebaren. (Hosea 6, 6a) “Liefde voor God is meer waard dan welk offer ook.” (Hosea 6, 6b) Laten we daar werk van maken!

02 juni 2023

Triniteit: genade, liefde en eenheid (3-4 juni 2023)

De heilige Drievuldigheid vieren we deze zondag. Het concept is niet eenvoudig uit te leggen, maar is essentieel in het Christendom. Toen Jezus op aarde kwam, is ons inzicht in God veranderd. Er is symbooltaal nodig om over de Triniteit te spreken. Er is symbooltaal nodig om over God in het algemeen te spreken. Zoals elke omschrijving van liefde niet eenvoudig of droogjes omschreven kan worden, zo is ook de liefde tussen God en mens niet in enkele oppervlakkige woorden samen te vatten. Paulus doet zijn best, aan het eind van de tweede Korintiërsbrief, om de Drievuldigheid kernachtig weer te geven. Dat moet ook wel, want hij is niet tevreden over de toestand in de geloofsgemeenschap daar. Hij heeft ze een flinke veeg uit de pan gegeven. De slotzin wil een bemoediging zijn, een zetje terug op de goede weg. Het is een prachtige zegenwens, ook voor ieder van ons.

We leren de Heer in het Oude (Eerste) Testament kennen als de Enige, de Heer die “liefdevol en genadig, geduldig, trouw en waarachtig” is. (Exodus 34, 6) Het is door diezelfde liefde die Jezus’ komst in de wereld wordt gemotiveerd: “God heeft de wereld zodanig lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gezonden.” (Johannes 3, 16) Doorheen alle tijden hebben mensen hun geloof in God ontdekt en beleefd, en die lange geschiedenis van de schepping tot nu, houdt niet op.

Op de zondag van de Goddelijke Drievuldigheid, wordt een stukje theologische poëzie van Paulus gelezen. Het betreft in feite een afsluitende groet aan de christenen van Korinte, maar die is inhoudelijk en vormelijk uitermate inspirerend:

“De genade van de Heer Jezus Christus,

de liefde van God,

en de eenheid met de heilige Geest zij met u allen.” (2 Korintiërs 13, 13)

Triniteit

Aan de drie Goddelijke Personen wordt telkens een eigenschap toegeschreven door Paulus. De groet is echter één dynamisch geheel, zoals de Triniteit zelf. De genade, liefde en eenheid zijn niet van elkaar los te maken, ze zijn onderling in elkaar verstrengeld. Er is geen genade zonder liefde, en geen liefde zonder eenheid. Ook is er geen exclusiviteit van gave: de eigenschappen zijn ook met de andere Personen verbonden, maar elk passen ze het meest bij één van de Goddelijke Persoon.

De Triniteit wordt vaak als een kunstmatige constructie ervaren. Het is lastig om één God te verbinden met drie Personen. Theologisch is de theorie al vaak beschreven en verduidelijkt, maar kennis volstaat niet om te groeien naar een harmonisch Godsgeloof. In het gebed, in de heilige ruimte van spiritueel gesprek met en meditatie bij God, mogen we wijsheid en inzicht ontvangen. De dynamiek van de Drie-eenheid huist immers niet zozeer in de theorie, maar in de dagelijkse geloofspraktijk.

De genade van de Heer Jezus Christus

Wanneer we spreken over de genade van de Heer Jezus Christus, dan hebben we niet alleen te maken met de mens Jezus die langs stoffige wegen, vergezeld van zijn leerlingen en zijn Moeder, naar Jeruzalem is getrokken. Christus is het gelaat van God. In concrete ontmoetingen en gebeurtenissen tot voorbij zijn dood heeft Christus zich in onze wereldse geschiedenis openbaard, als volwaardig mens, die geleden heeft en gestorven is, maar die daarna uit de dood is opgestaan, onder zijn leerlingen verscheen en hun de heilige Geest toezegde door over zijn leerlingen te blazen.

Alles wat Hij heeft gedaan, vertrekt uit welwillendheid, en is gunst in zijn zuiverste vorm. Wij hebben het niet verdiend, wij hebben er nooit recht op gehad. De genade is nergens beter zichtbaar geworden dan in Gods mensgeworden Zoon Jezus Christus. In geen groter teken kon God tonen dat Hij ons nabij wil zijn, dan door mens te worden onder de mensen. De genade van God, de bron van hoop en toekomst voor alle mensen, is op aarde verschenen in Jezus Christus. (Titus 2, 11) Mozes bracht de Wet onder de mensen, maar Jezus Christus is de bron van genade en waarheid. Zij zijn met Jezus op de wereld gekomen. (Johannes 1, 14-17)

Er bestaat geen andere genade dan gratuite genade. Gratuit betekent niet ‘goedkoop’, het is geen 'koopje'. Gratuit geeft de dieptedimensie weer: genade ontvangen we onverdiend, ongevraagd en onbegrensd. Die overvloedige genade hangt overigens niet af van ons menselijk antwoord. Wel kan er pas een relatie ontstaan wanneer de mens antwoordt op de genade met geloof. De genade is de een fundamentele roeping van alle mensen. Het is geen abstract concept, maar een concrete bron van leven, van hoop en van toekomst, de ultieme bron van geloof.

De roeping is ten diepste de bevrijding van onder het juk van de geldingsdrang. Wanneer we in Christus leven, hoeven we onze persoonlijkheid niet langer met hand en tand te verdedigen als enig kostbaar bezit, en onze oprechtheid en geloofwaardigheid niet telkens weer te bewijzen. Dat is een kwaal in onze egocentrische tijden. Welnu, wie in de genade leeft, die leeft in de waarheid. En wie in de waarheid leeft, die leeft in de liefde. Daarom heeft Johannes het aan het begin van zijn tweede brief ook in één adem over “genade, barmhartigheid en vrede, in waarheid en liefde” (2 Johannes 1, 3) Laten we dat goed onthouden en ons niet verliezen in nodeloze discussies die nergens toe leiden dan tot een clash van persoonlijkheden.

De liefde van de Vader

Door ons open te stellen voor de genade, openen we ons hart voor de bron van die genade, en dat is de liefde van de Vader.

Voor alle duidelijkheid: liefde is geen Goddelijke eigenschap, het is de identiteit van God en dus van de Vader. God is liefde en niets anders dan liefde. Zoals het licht enkel licht is en geen duisternis. Het is geen zeemzoete liefde, maar liefde die gestoeld is op de ultieme wijsheid. Niet toevallig spreekt Johannes aan het begin van zijn evangelie over ‘het Woord’, de kennis. Gods kennis is liefde. God heeft geschapen uit liefde.

In die liefde kennen wij God als de Aanwezige, als Hij die is. Hij ‘is’, point final. Het ultieme teken van die liefde van Godswege voor de mensheid schuilt dan ook in zijn naam: ‘Ik zal er zijn’ (Exodus 3, 14), anders gezegd: ‘Ik laat je nooit in de steek’. Daarom is God liefde: het is zijn Naam. En daarom kan er ook maar één God zijn. Buiten de liefde kan er niets groeien.

Die gave van liefde kent zijn oorsprong bij God, vanaf de schepping al. Niet de menselijke zoektocht is het begin, maar de Goddelijke liefde. God heeft ons het eerst liefgehad. (1 Johannes 4, 19) De liefde van de Vader is niet abstract of theoretisch, maar heeft een historische dimensie. (Leestip: Marc Steen en Lode Aerts (red.), Iedere grens voorbij: visies over God, 1999) Ze manifesteert zich elke dag, ze is overal te ontdekken, in grote en kleine dingen.

De Deense filosoof Søren Kierkegaard (bekend van het gebed 'Gij hebt mij het eerst bemind') zegt terecht dat het hoogst ondankbaar zou zijn om te stellen dat God maar één keer zijn liefde heeft geopenbaard. Dat doet God immers op ieder moment, elke seconde. God is niet afwezig gebleven nadat Hij het raderwerk van de schepping in gang heeft gezet. Telkens wanneer wij aan Hem denken of ons biddend tot Hem richten, is Hij al aanwezig. De openbaring van God die Liefde is, is meteen ook een appèl om zelf lief te hebben. Daarin ligt meteen ook ons antwoord op de liefde die ons telkens weer voorafgaat. Jezus vat het zelf voor ons samen: “Heb God lief, en je naaste als jezelf.” (Marcus 12, 29-31)

De eenheid van de Geest

De liefde onder christenen, die het wezen van de kerk uitmaakt, is een afstraling van de Liefde van de Vader. Wanneer Paulus spreekt over de eenheid van de heilige Geest heeft dat niets te maken met een persoonlijke band met God ontwikkelen. De Geest is de stichter en bezieler van de eenheid onder alle christenen, de eenheid van de universele geloofsgemeenschap. De eenheid van de Geest is een verbondenheid onder alle christenen, als gemeenschap van God.

In een verbrokkeld christelijk landschap is die eenheid geen utopie, maar een reële mogelijkheid.  De aandacht dient ultiem gevestigd te worden op wat alle christenen verenigt: God. Een christen die zich profileert in het zich onderscheiden van alle anderen, leeft niet in de Geest. De Geest is de verenigende kracht van God. Mogen we het dan niet oneens zijn in geloofsthema's? Jazeker, maar niet in die mate dat de fundamentele verbondenheid verbroken wordt. Wellicht mogen we de vrede die Paulus zijn lezers toewenst in de zegeningswens ‘genade en vrede’ (Romeinen 1, 7; en nog 8 andere brieven) beschouwen als aanzet tot die eenheid in de Geest. Niet toevallig wenst Jezus zijn leerlingen vrede toe wanneer Hij na zijn verrijzenis onder hen verschijnt en de Geest over hen laat komen. (Johannes 20, 21-23) In het streven naar de vrede van de Heer, daar is de Geest en daar is vrijheid. (2 Korintiërs 3, 17)

Openbaring

De genade, de liefde en de eenheid vatten de heilsgeschiedenis samen: wat was, wat is en wat komt, in het teken van Gods Verbond met de mensen. Geen van de drie kan weggenomen worden zonder de andere twee te doen wankelen. Open staan voor de genade, de liefde ontvangen en doorgeven, en een gemeenschap vormen op aarde zijn dan ook kerktaken van ons geloof, het antwoord van alle gelovigen op Gods Aanwezigheid doorheen de tijd, samen met ons.

Paulus schrijft niet over een vage God aan de geloofsgemeenschappen. God is concreet, in zoverre er concreet kan worden geschreven over God uiteraard. Hij blijft ons te allen tijde overstijgen. God is immers geen maaksel van het menselijk denken, maar een Openbaring waarvan het initiatief bij Hemzelf ligt, niet bij ons. Het argument van tegenstanders van het christendom, dat het geloof een vorm van realiteitsvlucht zou zijn, een onvermogen om in de werkelijkheid te staan, houdt geen rekening met de Openbaring en de diepste Andersheid van God.

Om het met de woorden van Mgr Lode Aerts te zeggen: “Een christen is er niet zozeer op uit om zichzelf zin te geven.” (in: Tom Zwaenepoel, Mag het iets meer zijn?, 2018) Men kent zichzelf geen God toe. Integendeel: we ontvangen de openbaring. God is ons voor met zijn liefde. Kierkegaard heeft gelijk:

U bent mij voor met uw liefde, God.

De hele dag, het hele leven door

bent U mij voor.

Als ik 's morgens wakker word

en mijn gebed zich tot U richt,

dan bent U mij voor.

U bent mij voor met uw liefde. (...)

En ik, ondankbare mens,

die altijd denk en spreek

alsof U mij maar één keer

voor bent geweest met uw liefde.

(in: Sven VanneckeU zeg ik dank, 2018.)