God is niet te betalen. Jezus rekent niemand geld aan. Ook zijn leerlingen mogen hun toehoorders geen geld vragen voor hun verkondiging. Genade is niet te koop. De leerlingen hebben hun roeping voor niets ontvangen en de blijde Boodschap evenzeer.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Jezus heeft de menigte en zijn leerlingen van op de berg
toegesproken: Hij heeft de zaligsprekingen gedeclameerd (Matteüs 5), uitgelegd
hoe je tot de Vader kan bidden (Matteüs 6), geleerd om anderen niet te
veroordelen maar de eigen gebreken indachtig te zijn. (Matteüs 7) Dan ontmoet
Hij Matteüs, een tollenaar, die Hij roept om zijn twaalfde volgeling te worden.
(Matteüs 9, 9)
Zending
Jezus ziet een stuurloze menigte van mensen voor
zich en merkt op: “De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders.” (Matteüs
9, 37) Daarna doet Hij een merkwaardige uitspraak: “Vraag de eigenaar van de
oogst (de Heer van de oogst) of Hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te
halen.” (Matteüs 9, 38) Jezus zegt niet: “Ik moet voor arbeiders zorgen.”, en
ook niet: “Laat de Vader arbeiders sturen.” Jezus geeft de leerlingen de opdracht om
te vragen, te bidden dat God arbeiders wil sturen. Jezus sluit zelf uiteraard
aan bij de bede, maar nodigt eerst en vooral zijn leerlingen uit om in verkondiging maar ook in gebed geëngageerd te zijn in de verspreiding van de blijde Boodschap.
Jezus zendt zijn leerlingen uit naar de ‘verloren schapen’
(Matteüs 10, 6). Hij geeft ze duidelijke instructies mee: ze gaan op weg om het
komend Rijk te verkondigen (Matteüs 10, 7b), geesten uit te drijven en zieken
te genezen (Matteüs 10, 8a). Uiteraard moeten we dit situeren binnen een
volledig andere tijdsgeest. De fysieke en geestelijke gezondheidszorg waren op
geen enkele wijze te vergelijken met nu. Omgetaald naar onze tijd, kunnen we stellen: aandacht
hebben voor de hulpbehoevenden en de zwaksten.
Voor niets
De leerlingen hoeven geen reservekledij te voorzien. Over geld
is Jezus heel duidelijk: “Om niet (voor niets) hebben jullie ontvangen, om niet
moeten jullie geven.” (in het Grieks: ‘Dôrean elabete, dôrean dote’). (Matteüs
10, 8b) De leerlingen mogen geen geld vragen voor hun verkondiging. Geld
beschadigt de boodschap. Het manipuleert de inhoud. De leerlingen zijn uit
genade geroepen en hebben het Woord uit genade ontvangen, en uit dezelfde
genade mogen zij nu verkondigen. Die genade is niet betaalbaar: genade heeft
geen prijs.
Het Griekse woord ‘dôrean’: betekent ‘om
niets, gratis, zonder iets aan te rekenen’, maar ook ‘in
vrijheid’. Door geen betaling aan de verkondiging te verbinden, is ze in vrijheid:
vrij van de aardse logica. Eigentijds vertaald zegt Jezus: “Zonder te moeten
betalen, hebben jullie ontvangen, zonder aan te rekenen, moeten jullie geven.”
Kerk en geld
Jezus zendt zijn leerlingen in het prilste begin van wat de
Kerk zal worden. Het is uiteraard een naïeve idylle om een Kerk volledig vrij
van geld voor te stellen. Werkelijk niets dat in ons aardse bestaan in de grond
of in de samenleving is verankerd, staat voor de volle 100 percent los van
geld.
Een sobere Kerk is wel realistisch. De Brugse bisschop De
Smedt reageerde tijdens het Tweede Vaticaans Concilie heel fel tegen een
mentaliteit die hij ‘triomfalistisch’ noemde: een pronkende Kerk met veel
machtsvertoon, pracht en praal. Terecht, want in de lijn van Jezus’ zending van
de apostelen, mag de Kerk zich niet hooghartig of afgunstwekkend opstellen,
maar inspireert ze het meeste in grote eenvoud. Dan is er ook meer ruimte voor
de vrijheid van Gods genade. Die Kerk is toegankelijk voor iedereen die gelooft
in de Heer Jezus, en vooral voor de zwaksten onder hen.
Inherent
Het is niet altijd vanzelfsprekend om als gelovige
gemeenschap voldoende aandacht te schenken aan hulpbehoevenden. Het vraagt een
engagement dat men soms ervaart als een extra inspanning. Dat is echter niet terecht: Christus navolgen, veronderstelt immers naastenliefde. Daar zonder is het
een leeg geloof. (Jakobus 2, 14-18)
Ook soberheid is inherent aan het geloof. In de vroegste Kerk lag dweperij met rijkdom al op de loer. De Jakobusbrief is daarnet al aangehaald. Daarin laat de schrijver zijn lezers inbeelden hoe men een rijke vooraan op een stoel laat zitten, terwijl een arme op de grond ergens achteraan een plek mag zoeken. (Jakobus 2, 2-4) Het feit dat hij dit aanhaalt als voorbeeld, zegt ons ten minste dat het een herkenbare situatie was en dat de neiging ook toen in de kerkgemeenschappen bestond om rijken en machtigen te plezieren en de mooiste plekjes te gunnen.
Geen triomfalisme!
En deze neiging is nooit ver weg gebleven. Denk maar aan de mooi
gedecoreerde houten banken voor de kerkheren, vooraan in sommige kerkgebouwen.
Denk maar aan de graven van edellieden, in de kerk zelf, zodat ze op de laatste
dag een voorsprong zouden hebben om bij Gods uitverkorenen te geraken.
Het zijn getuigen van een tijd waarin Kerkelijke en wereldse macht verstrengeld waren en met fierheid werden geëtaleerd. Deze hiërarchie staat haaks op Jezus’ boodschap. Terecht fulmineerde Mgr. De Smedt ruim 60 jaar geleden tegen het triomfalisme, clericalisme en wetticisme. Kardinaal Suenens steunde hem daarin volmondig. Het maakte indruk, vooral omdat het inging tegen de immer presente menselijke wil om de ‘hogeren en beteren’ welwillend te zijn. Het zit diep in ons DNA geschreven. Ook in de dierenwereld is vaak een hiërarchie van sterk naar zwak.
Mensen
Christus beschouwt ons niet als een kudde dieren, maar als
volwaardige en door God geschapen mensen. Juist daarom is het zo belangrijk dat
we niet vervallen in instinctieve gewoonten, en al zeker niet in ons geloof.
Dat ons geloof een grote belangeloosheidsfactor in zich hoort te dragen, gaat terug naar
de kern van onze roeping en zending als christenen. Jezus zendt zijn leerlingen
uit om te verkondigen en de zieken te genezen. Geld mogen ze niet aannemen:
geen goud, geen zilver en zelf geen rosse koperen munt. (Matteüs 10, 9) Jezus
benoemt het verrassend uitvoerig.
In die lijn mag ik met dankbaarheid tegen patiënten zeggen
dat mijn gesprekken en gebeden als ziekenhuispastor gratis zijn. Ze komen niet
op de rekening. Wanneer men toch iets wil geven, dan vraag ik om gebed. Dat is geven en
ontvangen in de genade.