Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Drie vormen van Aanwezigheid (26 mei 2024).

23 oktober 2021

Bartimeüs: zien en op weg gaan (23-24 oktober 2021)

Jezus trekt met zijn leerlingen weg uit Jericho, richting Jeruzalem. Het Laatste Avondmaal nadert met rasse schreden. Maar er wordt nog even onderbroken voor een noemenswaardige gebeurtenis. 

Geloofsbelijdenis

Lucas en Matteüs volgen dezelfde chronologie, met een zelfde onderbreking (Marcus 10, 46-52 en Matteüs 20, 29-34)Langs de weg zit de blinde bedelaar Bartimeüs neer. In tegenstelling tot Matteüs is het bij Marcus geen vaag verhaal over twee blinde bedelaars. Het is ook maar één blinde bedelaar, met name de zoon van Timeüs.

Bartimeüs roept Jezus, noemt Hem de Zoon van David, en smeekt Hem om ontferming. De aanroeping is op zich al een geloofsbelijdenis. Als Jezus de Zoon van David is, dan is Hij de Messias, de Mensenzoon die op aarde is gekomen om de Blijde Boodschap te verkondigen. Bartimeüs zegt heel veel in weinig woorden.

Verkeerd geïnterpreteerd

Ondanks zijn gelovige uitroep wordt Bartimeüs door velen afgesnauwd. Hij verstoort het gebeuren en kan maar beter zwijgen. Het geloof van de jonge man wordt niet in dank afgenomen, maar blijft niettemin letterlijk heel uitgesproken. De man roept nog luider om genade. Hij doet wat wij allen vaak doen: we vragen vanuit ons geloof om de aandacht van de Heer. Ontferm U over mij in uw barmhartigheid (Psalm 51, 1). “Eleèson me!”, klinkt het in het Grieks, zoals in de Latijnse liturgie de Griekse wortels aan bod komen in het “Kyrie eleison”. Heer, ontferm U over ons.

Jezus blijft staan. Het verhaal komt op het kantelpunt. Jezus hoort de roep van Bartimeüs en legt hem niet het zwijgen op. Wij, mensen, hebben de slechte gewoonte om totaal verkeerd te reageren vanuit ons spontaan handelen. We denken en handelen oppervlakkig en vergeten de dieptedimensie van het geloof. Dat wordt hier nog maar eens duidelijk. Jezus vraagt zijn leerlingen om de man tot bij zich te roepen. Ze sporen Bartimeüs meteen aan: “Verheug je, sta op, Hij roept je.” Het enthousiasme van de leerlingen is bewonderenswaardig. Ze gaan niet in discussie met de Heer, ze voegen zich niet bij de menigte die het geroep storend vond.

Volle overgave

Spontaan gooit Bartimeüs zijn mantel af en daarmee de ballast die hij meedraagt, maar ook het bezit dat hij heeft en de bescherming tegen de buitenwereld. Hij komt zuiver en vrij tot bij Jezus. Voor een blinde is dit een nog grotere uitdaging dan voor de anderen. Zijn spontaan enthousiasme is een uiting van geloof: Hij voegt de daad bij het woord.

Jezus stelt een ogenschijnlijk vreemde vraag: “Wat wil je dat Ik doe?” Is dat niet vanzelfsprekend? Het is vooral een plechtig moment dat vraagt om duidelijkheid. Zoals het “ja” dat je mag veronderstellen bij een paar dat huwt. Toch moet het uitgedrukt worden. Aangezien het over een belangrijke gebeurtenis gaat, moet alles klaar en duidelijk zijn. Bartimeüs antwoordt: “Maak dat ik weer kan zien!”

Jezus doet hierna… helemaal niets! Hij zegt dan ook niet: “Zo, Ik heb je geloof gezien, nu heb Ik je gered. Je kan weer zien.” Integendeel: de blinde redt zichzélf. “Je geloof heeft je gered.” Onmiddellijk kan Bartimeüs weer zien.

De daad bij het woord

Nu komt er echter geen varkentje met een lange snuit. Het verhaal is helemaal nog niet afgelopen. In tegendeel, het belangrijkste moet nog komen. De ziende Bartimeüs volgt Jezus hierna terstond. Zijn weerbaar geloof evolueert tot een volwaardige roeping. Bartimeüs krijgt niet alleen zijn zicht, hij verwerft ook inzicht. De man laat alles achter en gaat Jezus achterna, richting Jeruzalem. Een prachtig verhaal.

Laten wij niet verblind zijn. Wanneer we merken dat we zijn verblind, laat ons dan tot de Heer gaan, bevrijd van overbodigheden, laat ons teruggaan tot de Essentie die God is, en vragen om zijn ontferming. Want bij de Heer is vergeving, en daarvan leven wij (Psalm 130, 4).

16 oktober 2021

Jezus: God werd mens zoals wij (16-17 oktober 2021)

God heeft ons veel gegund doorheen de tijd. Niet alleen heeft Hij de wereld geschapen en aan ons toevertrouwd. Hij heeft ook het menszijn zelf met ons gedeeld. God is niet alleen de afstandelijke Schepper, Hij is onder ons komen wonen. Dik twee maanden voor Kerstmis worden we door Paulus al even gewezen op de genade die we hebben ontvangen en de invloed ervan op ons geloof.

God onder ons

Jezus was Mens onder de mensen. Uiteraard was Hij ook de Zoon van God, dat valt op geen enkel ogenblik te ontkennen. Maar de Zoon is geboren als klein en kwetsbaar wezen, net zoals wij allemaal. Hij is ook als mens gestorven, even kwetsbaar en menselijk opnieuw. God moet ons wel mateloos liefhebben om zo'n inspanningen te leveren om ons te leren hoe we Hem trouw kunnen zijn in geloof en in daden (Johannes 3, 16).  De Mensenzoon heeft het ons voorgedaan. Langs de Zoon komen wij tot de Vader (Johannes 15, 1-15).

Paulus wijst ons er op dat Jezus ons bestaan heeft gedeeld. Hij heeft onze zwakheden van heel dichtbij ervaren. Hij kwam in contact met de verlokkingen, de zijwegen, de omwegen en de aarzelingen van ons bestaan. Hij heeft er weliswaar niet aan toegegeven. Integendeel, we kregen van Hem belangrijke instructies, wijsheden en verhalen mee, die werden opgetekend door de evangelisten.

Dichtbij én een mysterie

In Jezus is God in de geschiedenis tastbaar aanwezig gekomen. Hij is geen afstandelijke magische kracht die ergens ongrijpbaar aan het begin aanwezig was en daarna op de achtergrond bleef. Hij is Mens geworden, heeft zijn Boodschap aan concrete mensen verkondigd en kreeg meer en meer volgelingen die in Hem de Messias zagen, de Beloofde. Er groeide ook argwaan en tegenstand, wat uiteindelijk tot zijn dood zouden leiden. God heeft verregaande middelen aangewend om ons te roepen om in Hem te geloven en er ook naar te leven.

Wij mogen in ons menszijn tot bij God komen, zonder aarzeling, zonder angst dat we niet begrepen zullen worden. Dat is een voorrecht. Jezus is onze hogepriester, die bij de Vader voor ons kan pleiten, vanuit zijn ervaringen. 

Deze symbolische Goddelijke dialoog zien we best niet té plastisch. De heilige Drievuldigheid blijft voor ons tot op zekere hoogte een mysterie. We hoeven ook niet alles wetenschappelijk te analyseren. We zijn niet Gods gelijke, onze wijsheid is beperkt. Er is dan ook een groot verschil tussen interesse en hoogmoed.

De wijsheid die Paulus ons meegeeft is deze: laten we zonder schroom naderen tot Gods troon, laten we onophoudelijk tot God bidden en Hem om raad en kracht vragen. God kent ons, zijn Zoon heeft immers onder ons gewoond. Goddank!

10 oktober 2021

Waar ziel en geest elkaar ontmoeten (9-10 oktober 2021)

We hebben het vandaag over één Bijbelvers, niet meer en niet minder. Soms volstaat één vers. Een omhaal van woorden is immers vaak een veeg teken dat ijdelheid en zelfgenoegzaamheid op de loer liggen (Matteüs 6, 7).

Het Woord is levend en het is krachtig. Het is geen dode letter en geen lauwe soep. Levend staat inhoudelijk voor "vlug", krachtig betekent "actief". Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard. Het Woord zet Gods Boodschap op het scherpst van de snee, om in de beeldspraak te blijven. 

Helder en klaar

Inderdaad, Jezus heeft ons geen vage, onduidelijke uitspraken nagelaten op zijn weg naar Jeruzalem. Het was niet onbegrijpelijk moeilijk, maar helder en klaar, toegepast op ons leven.

Dat is een dankbare gave van God aan ons allen. Jezus heeft de essentie van het geloof haarfijn aan ons uitgelegd. In alles wat we denken, doen en laten, horen we God lief te hebben en onze naasten zoals onszelf (Marcus 12, 30,31). Keer op keer komt Jezus' boodschap terug op deze kernachtige boodschap. De profeet Jesaja bereidt de verkondiging van de Heer al voor, met even scherpe taal (Jesaja 49, 2).

Er staat een belangrijke nuance eerder in de Hebreeënbrief. Hoe scherp en penetrant het Woord van God ook moge zijn: zonder geloof komt het de mens niet binnen (Hebreeën 4, 2). De mens is vrij om in te gaan op het aanbod of (nog) niet. God wil geen plicht en evidentie zijn, maar een bewuste, weloverwogen keuze

Ziel en geest

Wanneer de mens het toelaat, dringt het Woord door tot het raakpunt van ziel (psychè) en geest (pneuma). De ziel is verbonden met het lichaam: het denkt over onze ervaringen en gevoelens vanuit ons lichaam. De ziel is verbonden met de aarde, met onze belichaamde ervaring van het veranderlijke. De geest daarentegen is verbonden met het spirituele en heeft voeling met de heilige Geest, met onze geestelijke ervaring van het eeuwige.

Vervloekte vrijheid?

De mens is drager van de vrijheid en blijft diep vanbinnen als een eeuwige twijfelaar door het leven gaan, beïnvloed door het lichaam waarin hij of zij leeft en de moeilijk vertaalbare gewaarwording van het eeuwige. De vrijheid, ons door God gegeven, wordt wel eens een giftig geschenk genoemd, een veroordeling. 

De Franse filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980) was hier sterk van overtuigd. De mens wil sterk en onveranderlijk zijn (être en soi) zoals een steen onveranderlijk steen is. Een steen is niet "een beetje steen", een steen "neigt niet naar het steen-zijn". Een mens blijft in alles wel altijd "een beetje" (être pour soi): een beetje consequent, een beetje vilein, een beetje liefdevol, een beetje wispelturig, een beetje doordacht, een beetje eerlijk. Bij de mens blijft het altijd bij streven naar perfectie en idealen, we worden ze nooit ten volle. Dat is eigen aan het mens-zijn.

Geweten

Nu raakt het Woord van God het samenkomen van ziel en geest. Waar tijd en eeuwigheid elkaar raken in ons binnenste, daar raakt God ons aan. Mogen we dit punt ons geweten noemen? Wellicht wel. Ons geweten is immers onze innerlijke kracht ten goede, het beste van ziel én geest. Net zoals merg en been sàmen ons skelet vorm en kracht geven.

In onze vrijheid mogen we ons aangestuurd weten door God, die onze verwarring kent en doorziet. Daar is het Woord ook precies op gericht: de mens begrijpt waar het over gaat omdat God op "didactische" wijze heeft gesproken in de tijd vóór de komst van de Mensenzoon én in de verkondiging van Jezus zelf. 

Wanneer wij naar het Woord luisteren en ons geweten er door laten voeden, dan komen we dichter bij God en zijn Woord. Daartoe hoeven we ons menselijk bestaan niet te ontkennen. Evenmin mogen we achter onze zwakheden schuilen als makkelijk excuus.

Dit alles is ons meegegeven in één vers. Klaar en duidelijk, maar bijzonder bondig. Een korte processie van veelzeggende woorden gaat langs ons voorbij. Het is aan ons om goed op te letten en "bij de les te blijven". In één vers ontvangen we een wijze levensles, levend en krachtig als Gods Woord zelf.

02 oktober 2021

Genesis: God schept, de mens geeft namen (2-3 oktober 2021)

We lezen zondag uit Genesis over de schepping. Genesis 1 en 2 zijn prachtige verhalen. Echter: de scheppingsverhalen lezen we niet als een wetenschappelijk essay. De wereld is niet precies zo ontstaan zoals het daar staat. 

Twee scheppingsverhalen

Doordat er twee opeenvolgende scheppingsverhalen neergeschreven zijn, wordt eigenlijk al bevestigd dat het over impressies gaat, over basisgedachten. Het christendom heeft er lang over gedaan om tot deze conclusie te komen. Kritische bedenkingen werden lang verboden door een voortdurende angst dat de Schrift zo sterk gerelativeerd zou worden dat er niets meer van overbleef. Dat is hoegenaamd niet het geval. Het tegendeel is waar. Het is juist door niet kritisch en verstandig naar de Schrift en haar rijke waaier aan vertelvormen te kijken, dat de Boodschap ongeloofwaardig wordt.

Verhalen doorverteld

De ontstaansgeschiedenis van de Bijbel uit de doeken doen, is geen onderwerp voor een blog. Wel kan ik enkele (weliswaar digitale) krijtlijnen weergeven. Genesis is niet het eerste boek dat als geheel werd neergeschreven. Dat is op zich al veelzeggend. Ook de verhalen zijn niet de oudste. Heel wat religieuze verhalen zijn generaties lang vertellend doorgegeven vooraleer het schrift ontstond en ze stilaan werden neergeschreven. Vooral de angst dat de verhalen verloren zouden gaan, speelt daarin een belangrijke rol. Het rijk was al gescheurd in een noordelijk en een zuidelijk deel toen het neerschrijven van losse verhalen begon, wellicht rond 900 voor Christus. De Thora als reeks boekrollen, met de tekst zoals wij die nu kennen, heeft pas omstreeks 400 voor Christus vorm gekregen. Er werden dus verhalen neergeschreven en veel later samengesmolten tot een boek(-rol) in een lange periode van redactiewerk. Je kan de scheppingsverhalen onmogelijk begrijpen zonder hier rekening mee te houden.

Ontstaan

Een tweede belangrijk gegeven is de oorsprong van de verhalen. Het eerste scheppingsverhaal, dat van de zeven dagen, ontstond tijdens de Babylonische ballingschap. Koning Nebukadnessar viel Judea binnen, verwoestte steden en dorpen en nam de toplaag van de samenleving weg naar elders in het rijk. Er bleef leegte en verwarring achter, zeventig jaar lang. De Babyloniërs aanbaden Mardoek, een sterke god. Zij hadden ook een verhaal over het ontstaan van de aarde. Het was voor het Joodse volk stuitend dat zij zelf geen scheppingsverhaal hadden. De schepping van de wereld door God in zeven dagen, was het antwoord van de priesters tijdens de ballingschap op die vreemde godsdienst en op de verleiding om er in mee te gaan. Het vormde een niet verkeerd te verstaan Joods credo dat verhaalde hoe de wereld en de mens zijn ontstaan uit Jahwe en uit geen ander.

Het tweede scheppingsverhaal, met Adam en Eva, vertoont grote gelijkenissen met het epos van Gilgamesj. Daar kwam het inzicht niet door een appel maar door brood en wijn. De slang bracht de vrouw niet in verleiding, de vrouw was zelf de verleiding. Het gaat in beide verhalen over een strijd tussen goed en kwaad en de wil om meer inzicht te verwerven.

Mens en mensin

Er zijn dus twee scheppingsverhalen: het verhaal van de zeven dagen en dat van Adam en Eva in het paradijs. De scheppingsdaad wordt in de beide verhalen vernoemd en uitgelegd. In het eerste verhaal lijkt God de mensen in één beweging te scheppen, in het tweede verhaal wordt eerst de mannelijke mens geschapen, daarna de vrouwelijke.

Het Nederlands heeft een belangrijk voordeel op bijvoorbeeld het Frans en het Engels. Wij hebben een apart woord voor “man” en voor “mens”. Het Franse “homme” en het Engelse “man” moeten in het enkelvoud de beide vertegenwoordigen. Dat schept verwarring die wij niet kennen. In beide verhalen schept God “de mens”, in het Hebreeuws “ha’adam”. God schept niet “de man”, “ha’isj” in het Hebreeuws.

In het eerste scheppingsverhaal schept God de mens meteen mannelijk én vrouwelijk (Genesis 1, 27). Beide geslachten zijn in één scheppingsbeweging ontstaan. In het tweede verhaal schept God de mens uit stof. Die mens is algauw eenzaam en daarom schept God uit een rib van de mens een vrouwelijke mens, een mensin. Er wordt vaak gezegd dat God “man” (ha’isj) en het afgeleide “mannin” (ha’isjah) heeft geschapen, waarbij de vrouw de afgeleide is van de man. Dat laatste komt inderdaad in het verhaal voor, maar “man” en “mannin” zijn namen die Adam geeft aan zichzelf en aan Eva (Genesis 2, 23). Hij mocht van God ook de dieren en planten en andere schepsels een naam geven (Genesis 2, 19-20). Man en vrouw zijn dus een cultureel gegeven, door Adam benoemd en bepaald. God heeft geschapen, de mensen hebben er namen aan gegeven.

Rib en stof

De gedachte dat de vrouw is geschapen uit een rib van de man, ligt voor ons cultureel moeilijk. Eerst en vooral: in primitieve culturen werden belangrijke werktuigen vaak gemaakt uit steen of hout of botten. Het is in de context geen vreemde keuze. Dat de vrouw uit een rib is gemaakt in het verhaal, mag in geen geval aanleiding zijn tot vernedering. Laten we niet vergeten dat de mannelijke variant uit wat stof van de grond is gemaakt (Genesis 2, 7)

God kon geen vrouw apart scheppen, Hij had immers de mens al geschapen. Het onderscheid tussen de beide was niet belangrijk voor God, wel voor de mens, die eenzaam was. Daarom nam God een levende rib van de mens, een deel van het harnas dat hart en longen beschermt. Hartslag en adem waren toen al de gekende tekenen van leven. God wou geen aparte, nieuwe “soort” scheppen, maar enkel een variatie binnen de menselijke soort creëren. De gelijkenissen tussen mannen en vrouwen zijn in aantal talrijker en in belang groter dan hun verschillen. Beiden zijn ze in de eerste plaats mens. De symboliek is heel sterk.