Jezus had Jeruzalem voor de nacht verlaten, maar gaat de tempel opnieuw binnen, waar Hij het algauw opnieuw aan de stok krijgt met enkele hogepriesters en oudsten die zijn optreden van de dag ervoor afkeuren. Toen had Jezus alle mensen die er iets kochten of verkochten weggejaagd en de tafels van geldwisselaars omgegooid. Een nieuwe dag, een nieuw verhaal. Vandaag wordt een cliché aan diggelen geslagen: niet alle schriftgeleerden worden over dezelfde kam geschoren.
- Voor de lezingen van de derde vrijdag in de Veertigdagentijd: klik hier. (Marcus 12, 29-35)
Ze willen Hem eigenlijk gevangennemen maar zijn bang voor de reactie van het volk, dat sympathie heeft voor Jezus en zijn verkondiging. Meer en meer mensen willen Hem volgen. Zelf slagen ze er niet in om Hem het zwijgen op te leggen. Daarom sturen de hogepriesters enkele farizeeën en sadduceeën op Hem af, in de hoop dat zij Hem op een godslasterlijke uitspraak kunnen betrappen. Alle middelen zijn goed genoeg om het volk ervan te overtuigen dat Hij gevaarlijk en ongeloofwaardig zou zijn. Maar ook zij slagen er niet in. De spanning neemt toe. Jezus komt met het Woord van Leven, maar zijn woorden worden niet aanvaard door de religieuze oversten, integendeel: de woorden komen over als een bedreiging van hun volledige denkkader.
De schriftgeleerde stemt in met Jezus.
Het verhaal neemt een opmerkelijke wending.
Eén schriftgeleerde komt naderbij omdat hij Jezus’ antwoord beluisterd heeft in
een discussie met enkele sadduceeën. Hij stemt in met Jezus en stelt een vraag:
“Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?” Marcus houdt de omschrijving
bijzonder sober. We weten niet of er een dubbele agenda schuilt achter zijn
vraag. Misschien is hij geïntrigeerd geraakt na het tumult van gisteren. Het is
ook mogelijk dat hij Jezus wil aftoetsen op zijn kennis van de Wet en de
Profeten. De schriftgeleerde wordt alvast niet afgeschilderd als vals of
gemeen.
Zoals wel vaker gebeurt, antwoordt Jezus
kort maar krachtig. Het belangrijkste gebod begint volgens Jezus met: “Luister Israël”.
In twee woorden koppelt Hij zijn antwoord aan de joodse traditie door het
joodse gebed “Shema Israël” in zijn antwoord te laten klinken (Deuteronomium 6,
4-5).
Jezus zal niet kiezen voor één gebod dat het belangrijkste is van de tien geboden. Met zijn citaat uit Deuteronomium bundelt Hij alvast de eerste drie geboden: “Er is één God, die je moet liefhebben met heel je hart, heel je ziel, al je gedachten en al je krachten.” Meteen voegt Hij er aan toe dat er een tweede gebod is dat even belangrijk (of bijna even belangrijk) is als het vorige: “Je moet je naaste liefhebben als jezelf.” Daarmee zijn de overige zeven geboden samengevat.
Er staat niet: “Als je naarstig werkt, zal
je veel bezit verzamelen en aanzien verwerven in je omgeving.” Dat is niet de
belangrijkste drijfveer, bestemd voor alle mensen. Niet het “hebben” staat
centraal, maar het “zijn”, meer bepaald het bestaan in de liefde voor God.
Sterker nog: er is één God en tot Hem moet je je richten met je gebed, met je
vragen en twijfels, je hoop en je liefde. Er is geen ruimte voor afgoden en surrogaat-goden.
Jezus vat de tien geboden samen tot twee positief uitgedrukte geboden.
De oorspronkelijke geboden zijn een
mengvorm van geboden en verboden. Jezus vat ze samen tot twee positief
uitgedrukte geboden, zonder “niet” in de omschrijving: één over de houding tot
God, één over de houding tot je naasten. Je hoort je naasten lief te hebben
zoals jezelf. Dat komt over als een wat vreemde formulering. Jezus wil ons
hiermee niet aanzetten tot grenzeloze zelfliefde zonder meer. Wel gaat Hij er
van uit dat we dankbare liefde en respect hebben voor onszelf omdat we door God
geschapen zijn, naar zijn beeld en gelijkenis. Jezus ontwikkelt hier geen
nieuwe gedachte. Dezelfde zin vind je letterlijk terug in het Eerste (Oude) Testament (Leviticus 19, 18b). Naastenliefde
is heel belangrijk in Jezus’ boodschap. Het koninkrijk wordt al werkelijkheid
hier op aarde door God en je naasten lief te hebben.
De schriftgeleerde stemt opnieuw in met wat
Jezus zegt. Sterker nog: hij herhaalt Jezus’ uitspraak, met een verrassende toevoeging
over brandoffers. Het is de liefde voor God die centraal hoort te staan in je
geloof, niet het slaafs volgen van rituelen en gewoontes die de eigenlijke Boodschap
uithollen. Hiermee stemt de man ook heel nadrukkelijk in met Jezus’ afkeer voor de
verkoop en het offeren van dieren in de tempel. Je verantwoordelijkheid mag je
niet afwentelen door een offer. Hiermee heeft de schriftgeleerde Jezus’ denken
en handelen voor de derde keer bevestigd. Schuilt hier een waarschuwende
knipoog naar Petrus, die Jezus tot driemaal toe verloochent?
Vooralsnog gelooft de schriftgeleerde alleen met zijn verstand.
De schriftgeleerde is niet ver van het
koninkrijk van God, maar hij bevindt zich er nog niet in. Hij is nog niet
gekomen tot de volle overgave. Vooralsnog gelooft hij met zijn verstand maar de
bekering ontbreekt. Opmerkelijk aan deze passage is het feit dat de schriftgeleerde
hier niet over dezelfde kam wordt geschoren als de andere. Ze zijn niet allen
slecht. Jezus houdt niet van vooroordelen. Iedereen verdient kansen. Nu is het
aan de schriftgeleerde om de volgende stap te zetten.
Het verhaal heeft een open einde. Die
opening biedt ons de uitgelezen kans om in het verhaal te stappen, om onszelf en
God er in te ontmoeten.
Volgende post: zondag 14 maart. Thema: "God heeft de wereld lief".