De bladeren vallen van de bomen, ze dwarrelen één keer door de lucht en vallen op de grond neer. De taaie volhouders worden met het geduld van de wind toch losgerukt. Het levenssap wordt hun ontnomen. Ze waren al aan het verdorren. Alles is vergankelijk. Zelfs de boom die volgend jaar nieuwe bladeren zal doen ontspruiten, moet ooit verdorren en verdwijnen.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
“Voor alles wat er gebeurt is er een uur, een tijd voor al
wat er is onder de hemel.” (Prediker 3, 1) Wat leggen we onszelf toch zware lasten op.
Wat zwoegen we om iets te bereiken. We maken ons druk om pietluttigheden, we
steken zoveel energie in details. En dan gaat het licht uit: genadeloos en onvermijdelijk. De filosoof in me wordt wakker, wandelend op het kerkhof. “De
mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras verdort
en de bloem valt af.” (1 Petrus 1, 24) Ik denk er de onheilspellende trompetstoten van "Ein deutsches Requiem" van Brahms erbij. "Denn alles Fleisch, es ist wie Gras..."
Horizon
Hoe is het mogelijk dat wij, zelfbewuste wezens, die zoveel
kennis en ervaring opslaan, eens onze ogen sluiten om ze niet meer te openen? Wat gebeurt er
dan? Waar zijn we dan? Zullen we nog denken zoals we nu met onze hersenen doen? Kunnen we nog bewust
ervaren wat er komt? Het lijkt zo onwezenlijk. Het is niet voor te stellen. Plots
wordt je verstand uitgeschakeld - een beetje zoals bij het slapen gaan - maar dan
helemaal. De dood kennen we maar van één kant, vanuit het leven bekeken. Dat is
onze reikwijdte, we zijn maar mensen. Onze perceptie is enorm begrensd, en ook ons
denken is niet grenzeloos. Voorbij de horizon, zien wij niets.
Herinneringen
Ik denk aan de mensen die begraven zijn en die me zoveel
hebben geleerd. Voor anderen zijn ze misschien slechts een naam, een geboortedatum en
een sterfdatum op graniet, maar bij mij spelen herinneringen als korte filmpjes
af in mijn gedachten. Uitspraken kan ik soms nog vastmaken aan een plaats en
een tijdstip. Zelfs sommige geuren komen er bij terug in mijn gedachten: van een
sigaar, van een heerlijke maaltijd, van bloemen. Ik hoor in mijn herinneringen het unieke van een stem, een
typische lach. Het zijn herinneringen: de tijd van toen is altijd voorbij. Altijd veel te lang al...
Een familie staat voor een graf verzameld, met pas geplaatste
chrysanten aan hun voeten. Een jongen neemt zijn gitaar en zingt een lied. Ik zie
tranen over wangen rollen. Verderop hoor ik een man, wijzend naar een graf, met een zucht tegen zijn vrouw zeggen: “Moedertje heeft toch gelijk gehad.” En zij beaamt dat. Mijn
gevoelens en gedachten zijn gelijkaardig, maar ze zijn uiteraard verbonden met
de overledenen die ik heb gekend.
Beelden
De sluier van verdriet wordt dunner en doorzichtiger doorheen de tijd, maar
verdwijnen, doet het niet. Dood blijft met verlies verbonden. Iemand is weg, je bent iemand kwijt. Waar zijn die mensen dan heen? Waarom
moesten ze ouder worden en aftakelen? Of ziek worden? Of zo plots van ons
weggerukt? Vaak voelt het als veel te vroeg, zelfs op hoge
leeftijd. Ze rusten in vrede, zegt men. In eigentijdse bewoordingen zijn ze een sterretje aan de hemel. Wat moet ik me daarbij voorstellen?
De Schrift corrigeert onze zucht naar beelden. Lang is het
hiernamaals veel te concreet voorgesteld: goedbedoelend weliswaar, om het voor
iedereen bevattelijk te maken. Er was teveel ruimte voor schrikbeelden. We willen
veel te plastische antwoorden en dan krijg je vruchten van de menselijke
verbeelding die op hol geslagen is: sprookjes en horror. Het heeft mensen van hun geloof doen
vallen. "Men heeft ons iets wijsgemaakt." Deels klopt dat ook. We hebben geen rijstepap en gouden lepels van doen in de verkondiging.
Aanvaarden
De focus ligt in de Schrift op het Licht, op het leven. “De Heer is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen in leven.” (Lucas 20, 38) Jezus klinkt hard en scherp in zijn bewoording. In God geloven, impliceert dan ook een allesomvattende verandering. De dood krijgt niet het laatste woord. Leven met de Eeuwige brengt eeuwig leven. Dat hangt vast aan de kern van ons geloof: het mysterie van de verrijzenis.
Het feit dat Jezus enkel in beeldspraak over het hiernamaals uitweidt, maakt ons duidelijk dat de werkelijkheid ervan ons begrip ver te boven gaat. Misschien is het ook goed om je bewust te zijn van je eigen grenzen. Wij weten niet wat God weet. Zo is het, en zo is het goed. Dat is immers geloven: de openbaring van voorbij de horizon aannemen, het grotere Geheel aanvaarden. Wij zijn vaak te sterk verkleefd met ons begrensd perspectief: we kijken vanuit het leven naar de dood en blijven er vol onbegrip naar staren.
In de confrontatie met onze begrensdheid, worden we uitgenodigd
om onze blik te verruimen. Dan staat ons leven binnen een breder referentiekader en is het levenseinde geen iele en onbegrijpelijke absurditeit. “Moge de
Heer uw wil en verlangen richten op de liefde voor God en standvastige trouw aan
Christus.” (2 Tessalonicenzen 3, 5) Dat vermeldt de tweede lezing van deze zondag.
Weemoed
Er komen in ons leven momenten van beproeving voorbij, soms meer en zwaarder dan we aankunnen. Bovendien bezitten we zelf niet het oneindige leven hier op aarde. November is een maand die ons meeneemt in de weemoed om wat verloren gaat en het heimwee naar de zomerdagen.
De aantrekkende wind en de regen jagen me
weg van het kerkhof. Ik zoek de geborgenheid op, de warmte, die in onze dagen
zo kostbaar is geworden...
God van Leven,
sta ons bij
wanneer wij op onze levensweg
pijn en verlies ontmoeten,
met uw Liefde, uw troost en verhoring.
Schenk ons de kracht en de volharding
om standvastig in het te geloven te staan
dat de dood het einde niet is.
Mogen onze dierbare overledenen
opgenomen worden in het Licht van de eeuwigheid,
in het Licht van uw Aanschijn.
Mogen ook wij hen ooit vergezellen,
bevrijd van angst en onrust.
Amen.