Jezus verkondigt aan de mensen dat de tijd rijp is. Wat
bedoelt Hij daar mee? Wat verlangt Hij van de mensen? De evangelist Marcus geeft
in zijn typische, beknopte stijl de kern van de zaak weer. Laten we op ontdekking
gaan in dit dichtbegroeide woordenveld.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Meteen na zijn doopsel drijft de Geest Jezus de woestijn in. (Marcus 1, 12) De heilige Geest, waarmee Hij zal dopen, brengt Hem naar de
stilte, maar even goed de ruwheid van de woestijn. Hij vindt er verbinding met
God, Hij vindt er inspiratie. Veertig dagen brengt Hij in de woestijn door. Hij
verblijft er bij de wilde dieren. (Marcus 1, 13ab) Denken we daarbij aan de slang,
die in Genesis de verbeelding van het kwaad is. Denken we ook aan de leeuwen
bij wie de profeet Daniël wordt gegooid.
Engel en duivel
Jezus wordt op de proef gesteld, uitgedaagd door Satan. Hij
is de Tegengestelde, de verpersoonlijking van het kwaad. Het kwaad dat ook de jaloerse
mannen drijft om een wet te laten uitvaardigen dat niemand mag bidden, wetend
dat Daniel die regel zal overtreden. (Daniël 6, 13) De evangelist Marcus gaat
niet in op de beproevingen in de woestijn. (Marcus 1, 13c versus Matteüs 4,
2-11) Hij vernoemt het alleen.
Wel vermeldt hij dat de
engelen zorgen voor Hem in de woestijn (in het Grieks: ‘dièkonoun’, van ‘diakonos’:
zorgen, als in: diakonie). (Marcus 1, 13d) Ook bij Daniël zorgen engelen ervoor dat de leeuwen
hun bek niet open kunnen doen. Het kwaad krijgt geen kans. (Daniël 6, 23)
Dit beeld vinden we ook terug in Psalm 91: ‘Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een veilig schild.’ (Psalm 91, 4) En verderop klinkt het nog concreter: ‘Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat.’ (Psalm 91, 11) Ook de wilde dieren worden in de psalm vernoemd: ‘Leeuw en adder zal je vertrappelen, roofdier en slang vermorzelen.’ (Psalm 91, 13)
We treffen een menselijke en een goddelijke symboliek aan in de woestijnervaring van Jezus: Hij wordt op de proef gesteld, maar geniet tegelijk bovennatuurlijke bescherming. De Zoon van God is inderdaad God en mens tegelijk aards en Bovenaards. Dat wordt meteen na zijn doopsel onderstreept. In de plaats van te snuisteren naar eendimensionele, onheilspellende kwaadaardigheid die alom tegenwoordig zou zijn, kunnen we hier dus bovenal een sublieme christologische boodschap in ontdekken.
Tijd
Marcus heeft de gewoonte om de verhalen kort maar krachtig
te verwoorden, zonder een woord te veel, en met geen woord te weinig. Hij
vermeldt dat het eerste, voorbereidende tijdperk is afgesloten met de gevangenneming van Johannes de
Doper. (Marcus 1, 14a) Nu gaat Jezus naar Galilea om de blijde
Boodschap te verkondigen. (Marcus 1, 14b) Veel beknopter kon Marcus het echt niet
uitleggen. De evangelist beschouwt deze informatie duidelijk als inleidend, om
het algemeen kader te schetsen.
“De tijd is vervuld,” zegt Jezus plechtig in het Marcusevangelie (in
het Grieks: ‘pepleèrootai’, van ‘plères’: vervolledigd, volgemaakt, vervuld). (Marcus 1,
15a) Bij Matteüs wordt deze dramatische aanhef niet vernoemd. Jezus maakt
hiermee in de eerste plaats zichzelf kenbaar. Wat lang is voorzegd, en waar mensen zo intens naar
verlangd en uitgekeken hebben, zal nu plaatsgrijpen. De Messiaanse tijd is
aangebroken. De Vader heeft het zo gewild.
Vervolgens voorspelt Jezus: “Het koninkrijk van God is nabij.”
(‘eggiken’, van ‘eggus’: nadert, komt dichterbij, is op handen) Dat laatste is
misschien nog de meest passende vertaling: “Het koninkrijk van God is op
handen.” (in het Griekse ‘eggus’ is ‘guion’ verwerkt: hand) (Marcus 1, 15b) Ook
hier is de profeet Daniël niet ver weg. In een nachtelijk visioen ziet hij een
mensenzoon die komt uit de wolken aan de hemel. Hem worden macht, eer en
koningschap verleend. Zijn heerschappij kent geen einde en zal nooit verdwijnen.
(Daniël 7, 13-14)
Wat bedoelt Jezus concreet met het koninkrijk van God? Doelt Hij
hiermee op zijn eigen leiderschap, waarmee Hij het Oude Verbond zal hernieuwen
tot aan de voleinding? Heeft Hij het over het begin van de Kerk, waarvan later Petrus
als eerste leider zal aanduiden? Of bedoelt Hij het einde van de tijden op
zich? We komen er niet uit... Alleszins is duidelijk dat er iets nieuws begint, en dat het een gunstige,
opbouwende verandering betreft volgens Jezus. Hij omschrijft geen doembeeld
maar een vervolmaking die goddelijk van oorsprong is.
Nieuw inzicht
“Kom tot inkeer,” drukt Jezus de mensen namelijk op het
hart (in het Griels: ‘metano-eite’: bekeer je, kom tot nieuw inzicht), “en hecht
geloof aan dit goede nieuws.” (Marcus 1, 15) Jezus kondigt blij nieuws aan. Het
zal echter een grote inspanning vergen van de mensen om Hem te kunnen volgen. Tot
inkeer komen, vergt zelfinzicht en geloof, en bovenal een bewust en volledig engagement
dat het hele leven omhelst.
Het is bijna onvoorstelbaar hoeveel informatie Marcus in één
vers kan verwerken. Op deze eerste zondag in de Veertigdagentijd is dit het Christuscitaat
waar we ons door mogen laten inspireren: “De tijd is vervuld, het koninkrijk
van God is op handen. Kom tot inzicht en geloof in dit goede nieuws.”
Dat het tijdsscharnier waar de mensen Jezus ontmoeten goddelijk en hoogst uitzonderlijk is, wordt volgende week nog duidelijker.
Geniet van de spirituele rijkdom in deze Veertigdagentijd. Laat je geloof verder wortelen in het Woord!