De hemelvaart van de Heer is een complex feest. Hoe stellen we ons dit beeld voor? Hoe staat het omschreven in de Schrift? Wat is de diepere betekenis van dit theologisch beeld? Wat is de inhoud van het liturgisch feest? Op welke manier kan het ons inspireren in de Kerk?
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Apocrief
De hemelvaart van de Heer komt eigenlijk maar in één evangelie voor: in dat van Lucas om precies te zijn. Matteüs en Johannes vernoemen de hemelvaart niet. Hoewel onze evangelietekst volgens Marcus de hemelvaart wel vermeldt, moeten we er ons van bewust zijn dat het eigenlijk een apocriefe aanvulling betreft.
Het al zo beknopte Marcusevangelie eindigt
oorspronkelijk met de passage waarin een wit geklede jongeman in het graf zegt
tegen de vrouwen dat ze aan Petrus en de andere leerlingen moeten melden: “Hij
gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie
heeft gezegd.” (Marcus 16, 7) De vrouwen gaan naar buiten en vluchten bij het
graf vandaan, want ze zijn bevangen door angst en schrik. Zo erg zijn ze
geschrokken dat ze tegen niemand iets zeggen. (Marcus 16, 8) Daarmee eindigt Marcus’ eigenlijke neerslag van de Blijde Boodschap.
Het is niet vreemd dat er een afrondend uitgeleide is toegevoegd. Je kan het evangelie niet eindigen in angst en in stilte. De verrijzenis schreeuwt net vreugde en nieuw leven uit.
Opgenomen, opgevaren
Lucas vernoemt de opneming van de Heer in de hemel heel beknopt,
maar situeert deze gebeurtenis op de dag van de verrijzenis: “Terwijl Hij hen zegende, ging
Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.” (Lucas 24, 51) Er staat geen hemelvaart vermeld,
eerder een tenhemelopneming (in het Grieks 'aneferéto': naar boven geleid, naar boven gebracht). De gebeurtenis wordt hernomen in de Handelingen. Dit boek wordt aan Lucas toegeschreven. Hij noemt de Handelingen immers een vervolg
op zijn “eerste boek”. (Handelingen 1, 1). Jezus wordt ‘omhoog geheven en
opgenomen in een wolk’ (in het Grieks 'epèrtè': omhoog geheven, opgeheven) (Handelingen 1, 9-11). De theologische discussie en de mogelijke verwarring met de tenhemelopneming van Maria zijn voor later...
Liturgie en theologie
In de aanvulling op de oorspronkelijke Marcustekst wordt
vermeld dat Jezus in de hemel opgenomen wordt (in het Grieks: 'anelèmftè': omhoog geheven, opgenomen) en plaatsneemt aan Gods
rechterhand. (Marcus 16, 19-20) De leerlingen gaan terstond op weg om overal
het nieuws bekend te maken, met de hulp van de Heer. Er wordt geen tijdssprong
vermeld, dus het lijkt bij pseudo-Marcus ook op de dag van de verrijzenis plaats te
vinden.
De liturgie strekt de tijd tussen Pasen en Pinksteren uit tot 50 dagen. Daarbij wordt wel degelijk gesteund op Schriftverwijzingen. In Handelingen is namelijk sprake van veertig dagen tijd tussen de verrijzenis en de laatste verschijning van Jezus Christus. (Handelingen 1, 3) Het verhaal van Pinksteren wordt gesitueerd op het joodse oogstfeest of Wekenfeest (Handelingen 2, 1), dat 7 weken na het joodse paasfeest wordt gevierd. (Deuteronomium 16, 9-10 en Leviticus 23, 15-16) De verrijzenis, de hemelvaart en de neerdaling van de heilige Geest kunnen op één en dezelfde dag hebben plaatsgevonden, maar de liturgie kiest voor ‘slow motion’, om ruimte te creëren voor de betekenis van deze 3 fundamentele momenten in de tijd vlak na het lijden en sterven van Jezus, een tijd die zo bepalend is geweest voor de Kerk.
Wat is nu zo eigen aan Hemelvaart? Het eindigt het overgangstijdperk van Jezus’
menselijke aanwezigheid op aarde bij zijn leerlingen en volgelingen. Jezus
verschijnt om te duiden waarom alles zo gebeurd is (Lucas 24, 13-35 en 46-48) en
om Petrus en de leerlingen een bijzonder mandaat te geven om de Kerk van Christus
uit te bouwen. (Matteüs 28, 19-21 en Johannes 21, 15-17) Er begint een nieuwe,
andere manier van nabijheid van de Heer en daar zullen ze aan moeten wennen.
(Johannes 20, 11-18 en 24-29) Hoewel de liturgie weken van vreugde voorziet, is
het voor de leerlingen vooral een kwestie van hun moed bijeen te rapen en aan de slag
te gaan.
Aan het werk
Hemelvaart is geen uitnodiging om naar de hemel te staren.
Integendeel. “Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te staren?”, zeggen
twee mannen in witte gewaden terwijl de leerlingen naar de wolken staan te kijken totdat ze Jezus niet meer kunnen zien. (Handelingen 1, 11) Hemelvaart is
loslaten om anders vast te houden. Eigenlijk zeggen de twee mannen tegen de
leerlingen: “Wat dralen jullie nog? Het was zo bedoeld. Heb je de Boodschap
begrepen nu? Goed zo. En nu aan het werk!”
Op de achtergrond klinkt Jesaja mee: “Blijf niet staan bij wat gebeurd is, laat het verleden nu rusten. Zie, Ik zal iets nieuws beginnen; het ontkiemt al, merk je het niet?” (Jesaja 43, 18-19) Het allesomvattende scharniermoment in het geloof, dat bij Johannes de Doper is aangevat, wordt nu stapsgewijs afgerond. Met hemelvaart zijn we theologisch een stap dichter bij Pinksteren, bij de aanvang van het tijdperk van de Kerk. Vurig en eensgezind wijdden de leerlingen zich aan het gebed (Handelingen 1, 14) en er wordt vervanging voorzien voor Judas. (Handelingen 1, 21-26)