De derde zondag is de advent wordt Gaudetezondag genoemd. Op
de adventskrans staan 4 rode kaarsen of 3 rode kaarsen en één roze kaars. Dat
is de Gaudetekaars. De liturgische kleur is in de advent paars, maar op
Gaudetezondag mag men oudroze dragen. Dat is de combinatie van paars, dat staat
voor inkeer en verwachting en wit, de kleur van de vreugde om het komende
Geboortefeest.
Gaudete betekent: “verheug u”, of dichter bij de hedendaagse
taal: “wees blij”. De naam is het begin van de Gregoriaanse intredezang die bij
deze zondag hoorde. De tekst van deze intrede is Filippenzen 4, 4-7: “Gaudete
in Domino semper, iterum dico, gaudete.” We lezen dit fragment niet toevallig als tweede lezing. Zo dadelijk wordt de tekst van naderbij bekeken.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
De tekst uit de eerste lezing drukt die zelfde roep tot
blijdschap uit: “Jubel, dochter van Sion! Juich, Israël! Verheug u en wees
blij, Jeruzalem, met heel uw hart!” (Sefanja 3, 14) De advent is over het algemeen heel
ingetogen. We bezinnen ons en kijken verlangend uit naar Kerstmis. Op de derde
zondag mag de vreugde echter al even doorklinken.
Ik tracht de tekst uit de Filipenzenbrief zo dicht mogelijk
tegen de Griekse tekst te vertalen. Dit is één van de mooiste fragmenten uit de
brieven: kort maar bijzonder inspirerend.
Vers 4: “Wees blij in de Heer! Ik zal het telkens opnieuw zeggen: wees blij!”
We worden niet uitgenodigd om alvast even rond de vroeg
geplaatste kerstboom te dansen. Nee, in ons geloof mogen we blij zijn. We mogen
vreugde putten uit de gedachte dat het Geboortefeest van de Heer nadert. God
laat ons niet verweesd achter, ook al voelt het op eenzame momenten misschien
zo. Kerstmis herinnert ons aan Gods liefde voor ons: Hij heeft zijn Zoon op
onze wereld geboren laten worden, tastbaar in de tijd. God is niet ver weg
gebleven. God blijft nooit ver weg. Hij is altijd nabij. Daarom beklemtoont
Paulus zijn uitspraak: hij blijft ze herhalen omdat de boodschap zo belangrijk is, voor
de Filippenzen toen, maar ook voor ons hier en nu.
Vers 5: “Laat jullie goede wil bij alle mensen bekend
worden. De Heer is dichtbij!”
We worden niet opgeroepen om verzuurde roeptoeters te
worden. De verleiding kan bestaan om in zich het verleden te nestelen en het
heden te vervloeken. Ook na de dood van Jezus zal die verleiding hebben
bestaan. Toch is dat niet de bedoeling. In goedheid moeten we ons kenbaar
maken, niet in antipathie of vijandigheid. De mensen hebben nood aan
positiviteit. Laat dit van ons afstralen. Laat ons spreken en handelen
verwijzen de blijde Boodschap en inspirerend werken. Weldra vieren we de
geboorte van Jezus. Het is een ogenblik dat doorheen de tijden het tedere en
liefdevolle in de mens naar boven heeft gebracht. De Heer is dichtbij, we tellen
de dagen af.
Vers 6: “Maak jullie toch nergens zorgen om. Maak al jullie
vragen bekend bij God in gebed en in smeekbeden, vergezeld van dankzegging,”
We hebben de neiging om te piekeren in deze lange avonden en
nachten. Het donker heeft een bepaalde invloed op ons. We leven meer opgesloten, we beschutten ons tegen het koude, gure weer. De zorgen hoeven niet op te hopen in onze gedachten, tot een ballast die ons immobiliseert. Onze zorgen mogen we aan God bekend maken in ons gebed.
We mogen ze als het ware aan Hem doorgeven en vragen om zijn hulp en bijstand.
Dat mogen we echter nooit doen zonder ook te danken. De balans moet in evenwicht
zijn.
Vers 7: “en de vrede van God, die al ons denken overstijgt,
zal jullie harten en gedachten ongeschonden bewaren in Christus Jezus.”
Wanneer we geloven, wordt ons denken en ons voelen, het meest innerlijke in ons bestaan, in overgave toegewijd aan Gods vrede. Ze zullen echter puur en ongeschonden blijven, zoals God zelf. Dat klinkt misschien wat hoogdravend en melig tegelijk. In de essentie is het niettemin een belangrijke uitspraak. Geloven is God toelaten in het diepste van je bestaan: in je kleinheid, je onbeholpenheid, je aarzeling, je onzekerheid, je onschuld. God toegang geven tot het meest kwetsbare van je zijn, is een risico. Wat als je er gekwetst uit komt? Wat als je teleurgesteld wordt?
Welnu, Paulus verzekert ons dat je hart en je gedachten
ongeschonden bewaard zal blijven in Christus Jezus. Als je oprecht in Hem
gelooft, dan zal je niet teleurgesteld worden. Daarom moet je vertrouwen op
God, die ons denken overstijgt. Dat betekent een ernstig engagement en een
blijvende toewijding in je geloof. Laat je geloofshouding niet te naïef of sprookjesachtig zijn.
Laat het ook niet hebzuchtig zijn, gebaseerd op krijgen en hebben. Laat het in de eerste plaats naar God en zijn Woord gericht zijn, niet naar jezelf. Laat je geloof
mee groeien met je gedachten en ervaringen.
Bedenk tot slot dat Paulus deze brief vanuit gevangenschap
schrijft (Filippenzen 1, 7-13) aan de eerste christelijke Kerk in Europa. Dit besef maakt het
contrast veel scherper wanneer hij zo enthousiast schrijft over blij
zijn, over goedheid, zorgeloosheid en Gods vrede. Je leest het anders als je
Paulus’ toestand indachtig bent. Ook onze beleving van Kerstmis is anders dan gewoonlijk,
het tweede jaar op rij al. Het coronavirus heeft een grote invloed op ons doen
en laten. Hoe moeilijk ook, dit kan je beleving van Kerstmis verdiepen, verinnerlijken.
Met Kerstmis wordt het kind Jezus geboren op aarde, op de wereld zoals hij is. Niet in een ideale wereld, niet in een droombeeld, maar in de werkelijkheid. Parallel daarmee wordt ook elk jaar opnieuw ons geloof herboren. De advent heeft ons tot inkeer gebracht. We zijn ons bewust van onze tekorten en de kansen die daaruit voortkomen. We hebben in de Schrift gelezen, tot God gebeden om de komst van zijn Zoon. We staan klaar om de vrede op aarde te verwelkomen, en in ons hart. Met blijdschap en verlangen.