In de Middeleeuwen ontstond de traditie om het priesterkoor aan het zicht te onttrekken in de Veertigdagentijd. Er werd een doek opgehangen voor het altaar en het kruisbeeld erboven. De rijke versiering van het altaar leidde de aandacht af van boete en gebed. Op het doek werd vaak het lijden van Jezus afgebeeld. Sinds de jaren '70 heeft het hongerdoek een nieuwe betekenis gekregen. Het beeldt op kleurrijke wijze de ongelijkheid uit die in de wereld bestaat, als oproep tot solidariteit.
- Lees hierbij het evangelie van de dag (donderdag in de tweede week van de Veertigdagentijd): klik hier.
Het hongerdoek "Hoeveel broden hebben jullie?" van de Boliviaanse kunstenares Ejti Štih (°1957) dateert van 2013 en vertrekt vanuit het onrecht dat er om de drie seconden een kind sterft van honger en uitputting, terwijl onze planeet in principe iedereen van voldoende voedsel zou kunnen voorzien. Het centrale thema wordt in vier taferelen uitgebeeld. De taferelen zijn verbonden met elkaar door het kruis: het onrecht wordt verbonden met het lijden van Christus, maar ook met zijn verrijzenis, het ultieme teken van hoop voorbij alle verwachtingen.
Laten we linksonder aanvangen. De mensen aan tafel hebben het goed: ze genieten van een overvloed aan eten en drinken en zijn getooid met sieraden en mooie kledij. Ook de macht is vertegenwoordigd: een militair bewaakt de rijkdom. Deze mensen lijken zorgeloos, vooral omdat ze geen oog hebben voor de armen. Dat mogen we heel letterlijk zien: de vele uitgestrekte armen van mensen die lijden en tekort hebben, brengen de rijke tafelgasten niet van de wijs. Ze leven in hun eigen wereld en de rest doet er niet toe. De wanhoop van de armen die smeken om een aalmoes wordt weerspiegeld in de lijdende Christus, die aan de horizon is afgebeeld. De rijken keren er hun rug naartoe, ze hebben er geen boodschap aan. Ze zijn verheven boven de armen, zoals de rijke man geen aandacht wou schenken aan de arme Lazarus (Lucas 16, 19-31).
Linksboven zien we de tafel, met daarop twee vissen. Een vrouw komt uit de menigte met een brood naar de tafel. Het tafereel brengt het moment vlak vóór de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging in beeld (Marcus 6, 32-44). Waar mensen met elkaar delen wat ze hebben, komt niemand iets tekort. Een warme gloed van licht schijnt op de tafel, op het gezicht van de jongen die hoopvol naar de tafel kijkt en op de menigte die de tafel nadert. Het is de glans van Jezus op de berg Tabor. De leerlingen waren unaniem: ze konden de vijfduizend hongerige mensen niet te eten geven. Ze stelden voor om hen weg te sturen, en met hen ook het hele probleem. Jezus vraagt: “Hoeveel broden hebben jullie?” Laten we gewoon beginnen met de mogelijkheden die we hebben: we kunnen meer bereiken dan we relativerend denken.
Het Laatste Avondmaal (Lucas 22, 1-20) zien we rechtsboven. Jezus zit echter niet tussen de apostelen, maar tussen de minsten en armsten van de wereld, zij die uitgestoten en uitgesloten worden. Met hen deelt Hij het brood. God kiest voor de minsten, voor de mensen die niet vereerd en gerespecteerd worden. Voor hen is het evangelie in de eerste plaats bestemd. Zijn boodschap, het Licht in de duisternis, schijnt op ieder van hen. Ze zijn uitverkoren om het gastmaal met Hem te vieren. Wanneer ook wij deelachtig willen zijn aan de Maaltijd, is het onze opdracht om in deze complexe en mondiale wereld te delen met onze naasten, dichtbij en ver weg.
Rechtsonder, tot slot, zien we opgewekte, vrolijke kinderen, zittend op de tafel. Hun voeten spelen met het graan dat in overvloed groeit. Het symboliseert de volheid van het leven (Johannes 10, 10). Het is een utopisch beeld, het beeld van het Rijk Gods waar Jezus het zo vaak over heeft en waar zijn optreden een afspiegeling van is geweest. Daar is geen armoede meer, geen honger of dorst, geen ongelijkheid. Mensen respecteren elkaar en leven verbonden met elkaar. De belofte van het Rijk Gods geeft zin en richting aan ons streven naar gerechtigheid en vrede voor iedereen. Dat komend Rijk kan weliswaar slechts realiteit worden als we bereid zijn om er de grondvesten voor te bouwen: hier en nu en voor alle mensen. Het contrast met het tafereel ernaast kan niet groter zijn. Dat de twee afbeeldingen onderaan heel sterk op elkaar lijken, maakt duidelijk dat het verschil maken werkelijk mogelijk is met goede wil.
De Veertigdagentijd steunt op drie pijlers: gebed, vasten en solidariteit. Hoe dichter we bij Pasen komen, hoe duidelijker het wordt dat er een kloof bestaat tussen realiteit en idealen. Dat wordt duidelijk op Goede Vrijdag, wanneer Jezus met machtsvertoon wordt veroordeeld: de Mensenzoon die enkel met een Boodschap van Liefde op aarde kwam. Het kruis verbindt de vier scènes op het doek, ondanks hun onderlinge tegenstelling. De werkelijkheid, hoe oneerlijk en rauw ook, wordt niet uitgewist, maar staat als een aanklacht tegenover de idealen.
Naar het midden toe wordt het kruis steeds feller geel. Hiermee wordt het licht van Jezus’ genadige verzoening uitgebeeld. Met de hulp van Christus zijn wij in staat om het onrecht aan te klagen, anderen te helpen en samen met hen te bouwen aan een menswaardige wereld.