Johannes de
Doper is de profeet bij uitstek: de aanwijzer van de tekortkomingen in de wereld en de
verwijzer naar betere tijden. In tegenstelling tot Jesaja en Jeremia, kan hij
de Messias niet alleen voorspellen, maar ook voorstellen. Het is met de hulp van de Geest dat hij de Gezalfde kenbaar maakt.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Boodschapper
In de woestijn
heeft hij opgeroepen tot een andere manier van leven, tot inkeer en ommekeer.
Hij leefde die boodschap ook aan de mensen voor in de grootste soberheid.
Toen is hij ook begonnen met het dopen in de Jordaan van gelovigen die de
Messias verwachtten. (Matteüs 3, 1-6)
Wat volgt, is
zware kost, en dus absoluut geen makkelijke hap. Hoewel dat kan afschrikken, is
het belangrijk te beseffen dat we hier ingaan op Gods openbaring aan de wereld.
Dat is niet noodzakelijk wat wij willen horen. De openbaring is immers geen menselijk
maaksel, in tegenstelling tot wat soms van buitenaf meewarig wordt beweerd. (Jesaja 55, 8-9) Het is hooguit ontvangen door mensen en neergeschreven in mensenwoorden, in verwoordingen die te
vatten zijn voor een mens. Tegelijk schieten woorden telkens weer tekort om de
openbaring te bevatten.
Johannes de Doper ontmoet Jezus, de langverwachte Messias. Johannes maakt onmiddellijk de rolverdeling duidelijk. Niet Johannes is de Messias, maar Jezus. Johannes verklaart zich al vanaf het begin ondergeschikt aan Hem, zoals een profeet altijd doet in onze traditie. (Matteüs 3, 11) De Messias komt na hem, en hij acht zich zelfs niet waardig om de riemen van Jezus' sandalen los te maken, zelfs de riemen van bestoft schoeisel van de Messias. (Johannes 1, 27) Het tweede deel van vers 29 vat de kern van Johannes en zijn boodschap samen.
Twee belangrijke zaken worden Johannes de Doper geopenbaard: hoe mensen zich kunnen voorbereiden en hoe hij de Messias zal herkennen. Alleen het ontvangen van die tweede openbaring wordt door Johannes zelf uitgesproken. (Johannes 1, 33) Bij de wijze waarop men zich kan voorbereiden op de komst van de Messias, vernoemen de evangelisten enkel de profeet Jesaja als inspiratiebron. Jesaja heeft de Doper voorspeld, klinkt het ook. (Marcus 1, 2-4, Lucas 3, 3-5, Matteüs 3,3, Jesaja 40, 3-5) De evangelist Johannes laat Johannes de Doper wel zeggen "dat hij van de hemel heeft ontvangen". (Johannes 3, 27) Is dat geen treffende definitie van openbaring?
Verwijzen, aanwijzen en toewijzen
Johannes verwijst
naar Jezus met het woord “zie” of “daar is” (in het Grieks: ide). Hij nodigt de
mensen uit om te kijken naar Jezus. Johannes de Doper is de ultieme verwijzer
naar de komst van het heil. Er begint immers een uitzonderlijke tijdspanne: in onze tijdrekening, op
onze aarde komt de Zoon van God onder de mensen wonen, leven en verkondigen.
Na de aanwijzing van Jezus, volgt meteen ook de toewijzing van Jezus’ heilstaak: de vervulling van de Messiasverwachting. Dat doet Johannes uiteraard niet uit eigen beweging, maar door God ingegeven. Hij noemt Jezus “het Lam van God”. Daarmee verwijst hij naar de joodse traditie om een lam in de tempel te offeren zodat het volk van de Heer vergeving kan ontvangen.
Parallel zal Jezus langs het kruisoffer de schuld van de hele
mensheid wegnemen. Het lam wordt gekozen omwille van zijn onschuld (in het Grieks: amnos). Wij hebben geen afzonderlijk woord voor een onschuldig lam. Eigenlijk
horen we “Lam van God” altijd te interpreteren als “onschuldig Lam van God”. (1
Petrus 2, 22)
Vooruitkijkend
heeft Jesaja het kruisoffer al voorspeld wanneer hij spreekt over de
verpersoonlijking van het lam dat naar de slachter wordt gebracht. (Jesaja 53,
7) Terugkijkend wordt dit bevestigd in de Handelingen van de apostelen. (Handelingen
8, 32)
Dit kruisoffer is
een zoenoffer aan God, het ultieme offer zelfs. Het Lam, de Zoon van God, zal geslacht worden om de zonde van de wereld
weg te nemen. Wegnemen mogen we zien als opheffen of verwijderen, en niet als
“dragen” (in het Grieks: airoon).
Kwestie van klemtoon
Het wegnemen
van de zonde is een complex thema. Er is immers nog zonde na Christus. De zonde is niet verdwenen. Echter: wie
zijn hoopt stelt op Christus, wordt gereinigd, maakt zich rein. (1 Johannes 3,
3) Christus is gekomen om onze zonden weg te nemen, in Hem is geen zonde. (1
Johannes 3, 5) In Christus geloven, in zijn Nieuw Verbond leven, veronderstelt dat je wegblijft van het kwaad. Je leeft in de nieuwe schepping, het oude is voorbij. (2
Korintiërs 5, 17)
De klemtoon hoort
hierbij weliswaar niet op de zonde te liggen, maar op de vernieuwing, op de
metamorfose die de gelovige kan ondergaan. Dat is geen eenmalig gebeuren, maar een
levenslange transformatie, een door Christus geïnspireerde gerichtheid op het
goede. Het is niet de bedoeling dat we als christenen gaan baden in het
zondediscours. Wel worden we geacht om ons bewust te zijn van onze keuze tussen
goed en kwaad in alles wat we doen. De nieuwe vrijheid staat centraal, niet de
zonde. Christus’ boodschap is bevrijdend en opgewekt nieuws. Het is niet onze
kerntaak als christenen om gefixeerd te zijn op de zonde, ook niet in de
waarschuwende zin.
Bevestiging
Dat Johannes
de Doper Jezus herkent, mag geen wonder heten. Ze zijn immers achterneven:
Elisabet, de moeder van Johannes, en Maria zijn elkaars nicht. (Lucas 1) Maar
hoe herkent hij in Jezus de Messias?
Welnu:
Johannes getuigt hierover: “Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien
neerdalen.” (Johannes 1, 32b) De Geest daalt neer, komt neer uit de hoogte (in
het Grieks: katabainon, "kata": naar beneden, en "bainoo": gaan, bewegen, vertrekken), meer bepaald uit de hemel (in het Grieks: ex oeranoe).
Dit is voor Johannes een duidelijk teken, een openbaring: hij verwacht dit
teken. (Johannes 1, 33) De Geest maakt zich kenbaar in de vorm van een duif: het symbool van vrede en van nieuw begin, denk aan de Ark van Noach (Genesis 8,
11). De Geest daalt neer en blijft op Hem rusten. (Johannes 1, 32c) Ook bij
andere evangelisten is het doopsel van Jezus gekoppeld aan de heilige Geest, maar dan meteen na het doopsel, niet als voorteken. (Matteüs
3, 16, Lucas 3, 22)
Johannes de
Doper belijdt in het Johannesevangelie uitdrukkelijk dat Jezus zijn goddelijke zending door de Geest
ontvangt: “Dat heb ik gezien en ik getuig dat Hij de Zoon van God is.”
(Johannes 1, 34) Dit mogen we gerust het credo van Johannes de Doper noemen.
Bij Lucas
koppelt Jezus niet enkel zijn doopsel, maar zijn hele aardse zending van Godswege (vanwege zijn Vader) aan
de heilige Geest. De Geest vormt de bevestiging van zijn Goddelijkheid als mens.
Jezus leest daartoe in de tempel een citaat voor uit Jesaja: “De Geest van de
Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd.” (Jesaja 61, 1) Hij voegt er veelzeggend aan toe: “Vandaag hebben jullie deze
Schrifttekst in vervulling horen gaan.” (Lucas 4, 21)
Een gelijkaardige bevestiging vinden we terug in onze sacramenten. Christus betekent “Gezalfde”. Hij wordt door Johannes de Doper met water gedoopt, en dit wordt bevestigd, bekrachtigd door de heilige Geest. Bij het doopsel staat het water centraal, maar er wordt ook gezalfd met chrisma. Bij het vormsel staat de zalving centraal, als ‘confirmatio’, wat in het Latijn de term voor het vormsel is. Het vormsel is de bevestiging van een proces (Latijns achtervoegsel ‘tio’) van versterking (in het Latijn: confirmo), door de kracht van de Geest. Dat proces duurt een leven lang. We 'zijn' geen christen of katholiek, we 'worden' het steeds weer, en hopelijk ook steeds meer.
Zoals beloofd: zware kost. We zetten hiermee het jaar meteen goed in. Sta me toe afsluitend elk van u een gezond en voorspoedig 2023 toe te wensen!