De verdroogde, oranjebruine bladeren ritselen over de grond in de wind. De laatste bloemen zijn uitgebloeid en opgekruld. Ze hebben hun kleur ingeruild voor bruine tinten. De bomen worden elke dag wat kaler. De lucht is guur en de striemende regen maakt de grond tot een natte pulp. Alles in de natuur fluistert hetzelfde refrein: alles is tijdelijk, alles vergaat.
Verlies
Althans, bijna alles. Coniferen blijven op hun eigenzinnige wijze gewoon sober groen. Van de ander bomen blijven de stam en de ranke takken een herinnering aan de fiere groene weelde van weleer. We weten ook dat de zaden voor komend jaar in de najaarswind al rijkelijk zijn verspreid. Na de winter komt weer een voorjaar, maar intussen moeten we toch afscheid nemen van het leven rondom ons. En zo gaat het ook in ons mensenleven.
We verliezen mensen die ons dierbaar zijn, die ons leven kleur en betekenis hebben gegeven. Er komt ook nieuw leven, vergezeld van scherp gekrijs, leven dat nog helemaal van af moet beginnen. Alles is tijdelijk, alles vergaat, maar er komt weer nieuw leven. Prediker zei het zoveel eeuwen geleden al. Maak je geen illusies in het leven. Je mag nog zoveel rijkdom verzamelen als je wil, je kan in een prachtig huis wonen met alle gemakken. Het is ijdel te denken dat je er eeuwigheid mee hebt gekocht. Alles vergaat, niets blijft. "Er is een tijd voor alles wat er is onder de hemel." (Prediker 3, 1b)
Genieten
Prediker heeft hiermee wereldpoëzie en diepe wijsheid neergeschreven. Het tijdelijke en het eeuwige worden in welgekozen woorden omschreven. De tekst heeft mij altijd geïntrigeerd. In de verzen na het gedicht worden we - tegen alle verwachtingen in - niet geworpen in de hopeloosheid en reddeloosheid. Integendeel: er wordt gewezen op de kracht van het leven. Het leven is niet louter een tranendal: we mogen dankbaar genieten en vrolijk zijn (Prediker 3, 12-13). We zijn het aan God verschuldigd. God zij dank!
Het neemt niet weg dat het verlies van onze dierbaren bijna onmenselijk pijnlijk is. Het is de liefde die de pijn veroorzaakt, maar ook de liefde die het heelt, net door de transformatie van die liefde. Er huist geen meerwaarde in de pijn te vermijden door bewust niét te investeren in liefde, in haar vele verschijningsvorm: solidariteit, vriendschap of een relatie. Wanneer je je aan niemand hecht, blijf je alleen. En alleen is maar alleen (Prediker 4, 8-12). Dan bespaar je je misschien de pijn en de teleurstelling, maar tegelijk ook de vreugde en het levensgenot die je leven zoveel meer inhoud geven.
Prediker is niet zomaar geschreven. De vraag achter dit filosofisch werk is ontegensprekelijk: "Waarom?". Het is de vraag die ook in elk van ons soms weerklinkt. Waarom takelen we af? Waarom sterven we? Waarom is het leven eindig? Rouw en verdriet veroorzaken zoveel pijn. Wij, mensen, hebben de onophoudelijke drang om te behouden, te herstellen, te bewaren, te overleven. Het leven volgt ons daar niet in. Het is een merkwaardige tegenstrijdigheid.
Verrijzenis
Onze haren worden grijs, we ontdekken af en toe een nieuwe rimpel of een diepere groef. Hoewel onze cultuur ons tevergeefs de eeuwige jeugd tracht te verkopen, kunnen we de realiteit niet ontlopen. Onze cellen vernieuwen zich constant. Zoals bij het telkens opnieuw kopiëren met een antiek fotokopieerapparaat sluipen er onnauwkeurigheden en fouten in ons celmateriaal. Dat is het verouderingsproces in een notendop.Toen God besliste om onder ons te komen wonen in de Mensenzoon Jezus Christus, werd Hij volkomen mens. De Zoon was dus net als wij sterfelijk. Dat stemde Hem niet ongelukkig. Met zijn komst zou er ook iets veranderen aan ons levensperspectief. We mogen sinds Jezus onze blik verruimen naar het leven na dit aardse bestaan. Jezus is voor ons de Weg, de Waarheid en het Leven (Johannes 14, 6). Dat klinkt als beeldspraak vrij abstract. Wat kunnen we ons hier bij voorstellen? Heel weinig, al bij al. We worden niet op onze wenken bediend, er wordt niet uitvoerig omschreven wat we mogen verwachten. Maar de dood heeft niet het laatste woord, zoveel is duidelijk. Onze dierbaren zijn niet voorgoed verdwenen. Jezus is immers de verrijzenis en het leven (Johannes 11, 25-26). Hij is bij zijn Vader in de hemel.
Voorbij het weten
Misschien zijn we met z'n allen te veel gericht op dit aardse leven. We willen zo veel bereiken, we verwachten zo veel van het leven. Het is als mens niet vanzelfsprekend om je ontvankelijk op te stellen en Jezus' boodschap te omarmen. Je wordt algauw als naïef bestempeld omwille van je geloof. Als een visie niet objectief-wetenschappelijk onderbouwd is, dan is het onzin, een fabeltje om de mensen dom te houden. Bij het verlies van een dierbare komen er echter bij iedereen veel vragen naar boven en een ongemakkelijk gevoel. We botsen op de grenzen van onze kennis en ons inzicht. We kunnen maar zover zien al de horizon reikt. Onze kennis is ondanks de hoogmoed die er mee gepaard gaat, heel sterk beperkt omwille van ons perspectief. We denken vanuit ons zelfbewustzijn. Wat ligt er achter de horizon van ons perspectief? Voor sommigen niets, anderen twijfelen en aarzelen, sommigen geloven.
Toch gunt God ons zoveel kansen om te vertrouwen op zijn Woord en te geloven in de boodschap van de verrijzenis. De Schepping is ons gegeven, de wereld waarop wij wonen. De prachtige finesse van de natuur is een bron van eindeloze verwondering. En Jezus is op de aarde gekomen, onder ons, om te verduidelijken waar het echt om gaat. Waarom heeft Hij niet haarfijn uitgelegd wat we na dit leven mogen verwachten? Omdat God van ons geloof verwacht. Geloof eindigt waar weten begint. Wanneer het geen inspanning meer vraagt om op God te vertrouwen, wanneer alles zeker en duidelijk is, dan is het geen geloof meer. Dat is alles wat God van ons verwacht: geloof in Hem, geloof in de verrijzenis.