Er werd en wordt wel eens beweerd dat godsdienst een middel is om de mensen dom te houden, dat het opium is om de onderdrukten en benadeelden stil te houden, zodat ze gelaten hun lot aanvaarden, zich er bij neerleggen en vooral niet in opstand komen tegen het onrecht dat hun wordt aangedaan. In de hemel wacht hun beloning. De zaligsprekingen worden daar wel eens bij betrokken. Stil en zwijgend aanvaarden, is alleszins niet wat Jezus bedoelt.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Niet passief
Om de gelatenheid aan te tonen die de Kerk zou verkondigen (zonder er uitspraak over te doen of dat zo is geweest of niet), wijst men daarbij naar: “Zalig de nederigen van hart: want voor hen is het koninkrijk van de hemel.” (Matteüs 5, 3) In een oudere vertaling: “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.” Het is goed dat je arm en nederig bent: dan zal je rijkelijk beloond worden in de hemel, zo interpreteert men Jezus’ woorden dan.
Dit getuigt van een erg onhandige lezing van de tekst. Men wil er iets uit distilleren dat er eigenlijk niet in zit. ('Men' slaat hier op de sussende herder, de vrome gelovige of de revolterende antikatholiek.) Laten we even dieper ingaan op die merkwaardige rede
van Jezus: de zaligsprekingen.
Bij Lucas (Lucas 6, 20-26) spreekt Jezus vier zaligheden uit
op een berg, bij Matteüs (Matteüs 5, 3-12) is de uiteenzetting veel langer: acht
zaligsprekingen (de negende, in vers 11, herhaalt eigenlijk die van vers 10),
maar dan in een vlakte. We mogen de zaligsprekingen dus niet automatisch
verbinden met de bergrede. Bij Matteüs is het een vlakterede. Dit even terzijde. Niettemin: Jezus verheft zich niet zomaar boven de anderen.
Poëzie
Laten we kijken naar de spreekvorm. Jezus vertelt geen
verhaal en geeft ook geen verklarende uiteenzetting. Het is evenmin een
gemoedelijk gesprek. Jezus lijkt hier op een poëtische wijze te spreken, vertrekkend
uit een vast stramien dat we in deze uitgebreidheid nergens anders terugvinden
in de Schrift. Zijn zinnen beginnen telkens met hetzelfde woord, wat wij
vertalen als ‘zalig’ of ‘gelukkig’ (in het Grieks: ‘makarioi’). Andere
vertalingsmogelijkheden zijn: ‘gezegend’, ‘gelukkig, jullie’, of ‘prijs je gelukkig’. Het feit dat hij dit spreekstramien gebruikt zonder voorafgaande inleiding, geeft aan dat de toehoorders deze spreekvorm wel kennen, maar misschien niet in de vorm van een reeks 'zaligheden'.
Wat houdt dat 'zalige' eigenlijk in? Er wordt een nobele blijdschap toegewenst, weliswaar verbonden
aan een persoonlijk offer. Het opgewekte, gelukzalige gevoel ligt in de lijn
van het geluk dat God bij de schepping voor ogen had. Het is heilig geluk op
aarde: de ervaring van diepe echtheid, een moment van intieme verbinding met
God. Dit geluk wordt ervaren vanuit een onfortuinlijke situatie – naar aardse
normen, wel te verstaan – bij het gedreven streven naar wat in Gods ogen het hoogste
goed is.
Kleinheid als drijfveer
Let wel, en hierin ligt een fundamentele nuance: niet de
negatieve gesteldheid brengt het geluk, maar wel het streven naar God en het
goede, ondanks het nadeel dat men is toebedeeld. Juist omdàt de mens niet
verglijdt in zelfbeklag, maar blijft streven naar het Rijk Gods, wordt hij of
zij beloond. De kleinheid aanvaarden? Ja. Die kleinheid met trots dragen? Jazeker. Gelaten niets
doen en wachten op de hemelse beloning? Absoluut niet!
Armoede, verdriet, zachtmoedigheid, onrecht, barmhartigheid,
zuiverheid van hart: het zijn gesteldheden die je inderdaad niet vooruit helpen
om rijk en machtig te worden. Maar is rijkdom het ultieme doel van het leven? Naar
aardse normen lijkt dat wel zo te zijn, toen en ook nu. In de zaligsprekingen verschuift
de mens de diepste zin van het bestaan echter naar God, weg van de groei van het ego, weg van het verdikken van de portemonnee. Laten we dus goed beseffen: Jezus verheerlijkt niet
de benadeelde positie maar wel de spirituele manier waarop er mee wordt
omgegaan.
Psalmen en profeet
De poëtische wensvorm die in het Grieks wordt verwoord in de zaligsprekingen bij Matteüs en Lucas, staat niet op zichzelf. Jezus sluit aan bij een breed gedragen traditie, gekend in de Griekse en Hebreeuwse taal. Het toekennen van gelukzaligheid is goed vertegenwoordigd in het Eerste (Oude) Testament: 42 keer (de term in het Hebreeuws: ‘esjer’). In maar liefst in 14 psalmen komt het begrip ‘gelukkig’ (of ‘zalig’) voor. Sterker nog: het is meteen het allereerste woord van het boek Psalmen.
‘Esjer’ is een meervoud, net
zoals het Griekse ‘makarioi’ ook een meervoudsvorm is. Deze toewensing van
vreugde is niet individualistisch maar gedeeld van aard. Ze geldt in overvloed, voor iedereen die aan een voorwaarde voldoet. (Psalm 128, 1-2) Net
zoals bij Jezus, zijn de veralgemeende toewensing van vreugde gekoppeld aan het
stellen van je volle vertrouwen in de Heer (Psalm 40, 4 – 84, 5 –112, 1 – 146,
5) en aan het handelen naar zijn Wet (Psalm 41, 1 – 119, 1-2).
In de zaligsprekingen hoor je Psalm 146 op de achtergrond. Het geloof in God staat centraal: terwijl ik leef, zolang als ik besta, prijs ik de Heer (Psalm 146, 2). Jezus leert ons om ons vertrouwen niet te stellen op mensen met macht (Psalm 146, 3) maar op de Heer (Psalm 146, 5), omdat Hij recht doet aan hen die verdrukt worden, honger lijden, gevangen zijn, blind zijn, gebogen gaan, vreemdeling zijn, of weduwe of wees (Psalm 146, 7-9). De Heer is onze God. (Psalm 146, 10) Dat is wat Jezus vernoemt: Hij vertrekt heel duidelijk vanuit de traditie met zijn zaligsprekingen.
Ook de profeet Jesaja is niet ver weg. Aan de armen wordt
het goede nieuws gebracht, de verslagen harten ontvangen hoop, aan gevangenen wordt
de vrijlating bekend gemaakt, de treurenden worden getroost, vreugdeolie komt
in de plaats van rouw, en feestkledij waar verslagenheid was. (Jesaja 61, 1-2)
Voorrang
Jezus geeft alle mensen hoop in de zaligsprekingen. Daar ligt de essentie. Niet enkel de
rijken en belangrijken hebben een perspectief, maar iedereen. Sterker nog: wie benadeeld is, kan des te meer rekenen op Gods steun. Jezus roept op om
onze wereldse tegenslag niet passief te aanvaarden door te gaan ‘baden’ in onze
ellende. Wij zijn geroepen om te vertrouwen op de Heer en te doen wat in onze
mogelijkheden ligt, niet om rijk te worden, maar om dichter bij God te komen.
Dit is een boodschap van dankbaarheid en hoop. God wenst ons geen armoede of honger toe, maar evenmin grote rijkdom en overvloed ten koste van anderen.
Iedereen die zich openstelt voor God ontvangt dus een roeping. God richt zich niet exclusief tot wie naar menselijke maatstaven wijs, machtig
of voornaam is. Sterker nog: Hij roept in de allereerste plaats heel gewone mensen. (1
Korintiërs 1, 26-27) Wie in de ogen van de wereld dwaas, zwak of onbeduidend is, heeft
God uitgekozen om de wijzen, sterken en rijken te beschamen. Is dat niet zalig?
Voor de vorige bijdrage rond de zaligsprekingen: klik hier.
Als spirituele tip geef ik graag Psalm 146 mee: klik hier.