Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Hemelmensen hier op aarde (15-16 maart 2025).

06 maart 2025

Mond en hart (8-9 maart 2025)

De Veertigdagentijd biedt ons de uitgelezen kans om onszelf in vraag te stellen. Dat voelt altijd wat vreemd. Het is de kwetsbaarheid toelaten, de dagelijkse evidenties op hun waarde toetsen en leegtes niet opvullen met oppervlakkige praatjes. Onszelf in vraag stellen is het vernislaagje van uiterlijkheden afkrabben om er onder te kijken hoe het werkelijk gesteld is met onszelf en met ons geloof. Dat vraagt om een royale portie doorzetting en eerlijkheid. De Veertigdagentijd is een periode om ons hart te doorgronden, om het te bekijken vanuit Gods perspectief, wel wetend dat we zijn wijsheid en doortastendheid nooit zullen bezitten. Met de middelen die we hebben, kunnen we niettemin aan de slag.

  • Voor de lezingen van deze eerste zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

“Waar het hart van vol is, loopt de mond van over.” (Lucas 6, 45) Onze diepste overtuigingen kunnen we moeilijk stil houden. Een levend geloof vraagt om uitingen van vreugde en dankbaarheid, om uitgesproken vragen en onzekerheden. Onze levensvisie is niet wetenschappelijk-rationeel maar existentieel van aard. Het is niet ons hoofd, maar ons hart dat de weg naar God zoekt. Dat betekent niet dat ons geloof redeloos is, dat we ons verstand niet van doen hebben. Maar met ons hoofd alleen zullen we God niet vinden. Ons geloof overstijgt de rede immers telkens opnieuw in de overtreffende trap. En wat er leeft in ons hart, komt steeds weer langs onze mond tot uiting. 

Dichtbij

We hoeven niet ver te zoeken om God te vinden. “Het Woord is dicht bij jullie”, zegt Paulus. (Romeinen 10, 8) Meer bepaald: in onze mond en in ons hart. Ons hart gelooft dat Christus is verrezen, onze mond belijdt dat Jezus de Heer is. (Romeinen 10, 9) In ons hart is openheid voor het existentiële, voor transcendentie, voor ongrijpbare idealen en waarden. Zo kan het hart ons tot het mooiste aanzetten, maar ook tot het slechtste. (Marcus 7, 21) Het hart staat voor het meest menselijke, voor ons aanvoelen van wat we als goed en verkeerd ervaren. 

Onze mond staat in deze Paulusbrief voor de liturgie en de verkondiging. Zo zullen we door ons hart rechtvaardigheid ontvangen, en door onze mond redding. (Romeinen 10, 10) In ons hart kunnen we een beroep doen op ons geweten. Onze mond deelt het geloof dat we belijden. Door juiste keuzes, goede daden en eerlijke woorden kunnen we ons geloof beleven en voorleven voor anderen. Bovenal geven we blijk van toewijding en dankbaarheid aan God. En dat geldt voor iedereen, alle volken. (Romeinen 10, 12) 

Synchroon

Waarom doorstaat Jezus de worstelingen in de woestijn zo goed? (Lucas 4, 13) Wel, omdat zijn hart en mond op één lijn zijn: ze bevestigen en versterken elkaar. Van Jezus worden zijn Woorden en zijn Hart vaak aanbeden en verheerlijkt, en terecht. Hij is ons ultieme Voorbeeld, mede omdat Hij mens is geworden, aan ons gelijk. Duidelijker kan God zijn Boodschap niet maken. 

Het kwaad haalt geen verhaal in de periode dat Jezus de eenzaamheid en verlatenheid opzoekt in de woestijn, omdat het kwaad niet overeenstemt met wat zijn hart gelooft en wat zijn mond belijdt. Hoe komt dat? De clou zit al in het begin van de verhaalboog verwerkt: de heilige Geest is over Hem gekomen. (Lucas 4, 1) Zijn hart en mond zijn vervuld van Gods Geest. Ook wij worden uitgenodigd om de spirituele woestijn in te trekken en de uitdaging aan te gaan om ons voelen en ons spreken te synchroniseren met Gods Woord. De Geest kan ook ons daarin leiden.

Woestijnwijsheden

De woestijnervaring van Jezus is niet louter een intrigerend verhaal waarin Jezus het wint van het kwaad. Er worden ons ‘vastenpuntjes’ aangereikt in deze bijzondere passage, of proportioneel correcter geformuleerd: fundamentele geloofswaarheden. Jezus citeert drie keer uit de Torah. Hij ent zijn overtuiging heel duidelijk in de Traditie. Deze citaten kunnen ons doorheen de hele Veertigdagentijd inspireren.

  • “Een mens leeft niet van brood alleen.” (Lucas 4, 4 en Deuteronomium 8, 3) Een mens leeft van alles wat de mond van de Heer voortbrengt: in de eerste plaats van zijn Woord (Deuteronomium 8, 3) Het Woord is een oneindige bron van inspiratie. Stilstaan bij het Woord van de Heer hoort bij een geloof dat wakker en alert is. Wanneer we tot inkeer willen komen, dan is Gods Woord onze leidraad.
  • “Aanbid de Heer, je God, vereer alleen Hem.” (Lucas 4, 8 en Deuteronomium 6, 13) Laat je niet verleiden door aantrekkelijke praatjes waarvan je aanvoelt dat ze eigenlijk totaal niet stroken met Gods Boodschap. Hou je geloof in je hart levend, betrek je geloof in je dagelijkse leven, zodat het veranderd is in je bestaan. Dat is wat God van ons verlangt: dat we van ganser harte in Hem geloven. Wanneer we tot inkeer willen komen, dan kan dat alleen wanneer we met God in verbinding blijven langs geloofsgesprekken, bezinning, gebed en liturgie.
  • “Stel God niet op de proef.” (Lucas 4, 12 en Deuteronomium 6, 16) Dan leef je namelijk in de illusie dat God jouw gelijke zou zijn of zelfs ondergeschikt gemaakt kan worden aan jouw wil. Tijdens de honger en dorst in Massa in de tocht door de woestijn, riep het Volk tot Mozes: “Is de Heer in ons midden of niet?” (Exodus 17) God moést een teken verrichten of ze geloofden niet meer in Hem. Dat kan niet de bedoeling zijn. Wanneer we tot inkeer willen komen in deze Veertigdagentijd, dan is God onze Bron en ons doel, Hij alleen en niet in een versie die beter bij ons past. Wij zijn immers degenen die de ommekeer moeten maken, niet God. We kunnen wel vragen om zijn hulp en nabijheid. Altijd.

Ik wens je van harte toe dat je geloof extra gevoed wordt langs gebed en meditatie tijdens deze Veertigdagentijd. 

02 maart 2025

Aswoensdag: Een halfhartig antwoord volstaat niet (5 maart 2025)

De mensen laten God in de steek. Ze groeien weg van Hem, sterker nog: ze keren zich van Hem af. Het gebeurde toen en het gebeurt evenzeer vandaag. God heeft doorheen alle tijden te maken met mensen die andere prioriteiten stellen. Toch vraagt God vol geduld om terug naar Hem te keren. Deze eeuwige uitnodiging typeert het geduld en de wijsheid die God eigen zijn. En wij, arme zelfverklaarde idealisten, die denken dat we zelf de wijsheid in pacht hebben. We denken zelfs dat het enkel anderen zijn die van God los zijn geraakt.

Niet zomaar

“Keer terug tot Mij,” zegt de Heer met klem. (Joël 2, 12a) De uitnodiging is weliswaar niet zomaar een wijd openstaande deur. Als we naar God terugkeren, dan wel met heel ons hart. (Joël 2, 12a) Het heeft enkel zijn als we het echt van ganser harte willen, anders niet. Het heeft geen zin om halfhartig om een nieuwe kans te vragen bij de Heer. Als antwoord op zijn grootmoedige oproep kan enkel een volwaardige beslissing kans maken bij God.

Daarom is het ook passend om ons antwoord te drenken in vasten, treuren en rouwen. (Joël 2, 12b) Vasten om zich de luxe te ontzeggen en ons denken, voelen en handelen tot de essentie terug te brengen, tot de Levensbron die God is. Treuren om onze zwakheden, om onze neiging overstag te gaan voor eigenwaarde. Daarmee zijn we God ondankbaar en doen we Hem tekort. En ook rouwen? Jawel, een fundamentele verandering houdt in dat we het vorige achter ons laten. Dat vraagt om een weloverwogen ommekeer, een proces van achter zich laten en bewust veranderen. Het is in één vers duidelijk: een vluchtige ‘sorry’ tot God zal hoegenaamd niet volstaan.

Innerlijk

Enkele uiterlijkheden zullen God niet overtuigen. “Niet je kleren moet je scheuren maar je hart.” (Joël 2, 13a) We kunnen maar rekenen op Gods barmhartigheid als we oprecht spijt hebben van wat we Hem misdaan hebben. Enkel wanneer ons hele bestaan betrokken is in onze spijt, tot ons hart toe: het orgaan dat ons in leven houdt. 

Uiterlijk vertoon zal misschien de bewondering van medemensen opleveren, maar God is niet onder de indruk. Hij doorgrondt ons en peilt ons hart. (Psalm 139 en Matteüs 6, 8) Wie de aandacht zoekt, wordt al beloond door mensen. (Matteüs 6, 2) Echt berouw, echte goedheid, echte barmhartigheid gebeurt ongezien en onopvallend. (Matteüs 6, 1 en 16) Wie zich vroom voordoet heeft immers niet automatisch de intentie om zuiver van hart te zijn. Die hypocrisie heeft God niet van doen. Het is maar schijn waar God dwars doorheen kijkt. Berouw is geen vertoning maar een ingesteldheid, van harte.

Nieuwe kans

“Keer terug tot de Heer, jullie God,” horen we voor een tweede keer. (Joël 2, 13b) Joël herhaalt de Godsspraak. Herhalingen zijn karig in de Schrift. Ze dienen als beklemtoning. Het gaat hier niet over een bijkomstigheid. We raken aan de kern van het Woord: dit is een verwoording van Gods genade.

Want God is genadig en liefdevol, geduldig en trouw. (Joël 2, 13b) Wat een troostende gedachte: God blijft niet kwaad om onze eigenzinnigheid, Hij blijft ons niet confronteren met onze zelfzucht. Nee, de genade wast onze schuld weg. En hopelijk sterkt het ons om God opnieuw centraal te plaatsen in ons bestaan: in wat we denken en voelen, in wat we zeggen en doen. Konden wij maar zo trouw zijn als God, was onze liefde maar zoveel geduld toebedeeld. We hebben alvast alle redenen om dankbaar te zijn.

Ontwaken uit de droom

Let wel: dit is geen donzig, pluizig betoog. Er is een donkere kant aan deze oproep. Alleen als we gehoor geven aan Gods oproep kan het onheil afgewend worden. (Joël 2, 13c) Er staat veel op het spel. Door onze idylle van zelfvoldaanheid hebben we niet in de gaten hoe erg het gesteld is. Want “het is een dag van duisternis en donkerte, een dag van dreigende, donkere wolken.” (Joël 2, 2b) 

We gaan soms zodanig op in onze egocentrische gewoonten dat we de dreigende duisternis niet eens opmerken. We vertrouwen immers op ons eigen licht. Maar dat licht is tijdelijk en het verzwakt bij momenten. God schudt ons wakker uit een droom vol zelfverheerlijking. En dat zit in zoveel kleine dingen: vaak kijken we er pal overheen. Bij anderen merken we het soms op, maar voor ons eigen falen zijn we vaak blind, bewust of onbewust. (Lucas 6, 41-42) Gelukkig beschermt God ons dan tegen onszelf. 

Door ons af te keren van God, zal de duisternis uiteindelijk wel vallen over ons bestaan. Wanneer we onszelf niet kunnen oppeppen, bij grote tegenslagen bijvoorbeeld, wanneer we ons niet staande kunnen houden op onszelf. En dat is wellicht de kern van het onheil waar God over spreekt: weg zijn van God betekent in het duister tasten als het er op aan komt, en verdwalen in het donker. Gelukkig is onze God een bron van Leven.

We worden aan het begin van de Veertigdagentijd persoonlijk uitgenodigd om terug te keren naar God en bewust in zijn nabijheid te verwijlen: met aandacht en eerbied voor Hem, dankbaar om wat Hij voor ons betekent, elke dag opnieuw. God Liefde mag nooit vanzelfsprekend zijn. Hij huist niet in meubilair, niet in gewoonten zonder inzet. In ons dagelijks gebed vanuit ons hart, in onze daden die Hem eer aandoen, dààr is Hij aanwezig.