- Voor de lezingen van deze eerste zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.
“Waar het hart van vol is, loopt de mond van over.” (Lucas 6, 45) Onze diepste overtuigingen kunnen we moeilijk stil houden. Een levend geloof vraagt om uitingen van vreugde en dankbaarheid, om uitgesproken vragen en onzekerheden. Onze levensvisie is niet wetenschappelijk-rationeel maar existentieel van aard. Het is niet ons hoofd, maar ons hart dat de weg naar God zoekt. Dat betekent niet dat ons geloof redeloos is, dat we ons verstand niet van doen hebben. Maar met ons hoofd alleen zullen we God niet vinden. Ons geloof overstijgt de rede immers telkens opnieuw in de overtreffende trap. En wat er leeft in ons hart, komt steeds weer langs onze mond tot uiting.
Dichtbij
We hoeven niet ver te zoeken om God te vinden. “Het Woord is dicht bij jullie”, zegt Paulus. (Romeinen 10, 8) Meer bepaald: in onze mond en in ons hart. Ons hart gelooft dat Christus is verrezen, onze mond belijdt dat Jezus de Heer is. (Romeinen 10, 9) In ons hart is openheid voor het existentiële, voor transcendentie, voor ongrijpbare idealen en waarden. Zo kan het hart ons tot het mooiste aanzetten, maar ook tot het slechtste. (Marcus 7, 21) Het hart staat voor het meest menselijke, voor ons aanvoelen van wat we als goed en verkeerd ervaren.
Onze mond staat in deze Paulusbrief voor de liturgie en de verkondiging. Zo zullen we door ons hart rechtvaardigheid ontvangen, en door onze mond redding. (Romeinen 10, 10) In ons hart kunnen we een beroep doen op ons geweten. Onze mond deelt het geloof dat we belijden. Door juiste keuzes, goede daden en eerlijke woorden kunnen we ons geloof beleven en voorleven voor anderen. Bovenal geven we blijk van toewijding en dankbaarheid aan God. En dat geldt voor iedereen, alle volken. (Romeinen 10, 12)
Synchroon
Waarom doorstaat Jezus de worstelingen in de woestijn zo goed? (Lucas 4, 13) Wel, omdat zijn hart en mond op één lijn zijn: ze bevestigen en versterken elkaar. Van Jezus worden zijn Woorden en zijn Hart vaak aanbeden en verheerlijkt, en terecht. Hij is ons ultieme Voorbeeld, mede omdat Hij mens is geworden, aan ons gelijk. Duidelijker kan God zijn Boodschap niet maken.
Het kwaad haalt geen verhaal in de periode dat Jezus de eenzaamheid en verlatenheid opzoekt in de woestijn, omdat het kwaad niet overeenstemt met wat zijn hart gelooft en wat zijn mond belijdt. Hoe komt dat? De clou zit al in het begin van de verhaalboog verwerkt: de heilige Geest is over Hem gekomen. (Lucas 4, 1) Zijn hart en mond zijn vervuld van Gods Geest. Ook wij worden uitgenodigd om de spirituele woestijn in te trekken en de uitdaging aan te gaan om ons voelen en ons spreken te synchroniseren met Gods Woord. De Geest kan ook ons daarin leiden.
Woestijnwijsheden
De woestijnervaring van Jezus is niet louter een intrigerend verhaal waarin Jezus het wint van het kwaad. Er worden ons ‘vastenpuntjes’ aangereikt in deze bijzondere passage, of proportioneel correcter geformuleerd: fundamentele geloofswaarheden. Jezus citeert drie keer uit de Torah. Hij ent zijn overtuiging heel duidelijk in de Traditie. Deze citaten kunnen ons doorheen de hele Veertigdagentijd inspireren.
- “Een mens leeft niet van brood alleen.” (Lucas 4, 4 en Deuteronomium 8, 3) Een mens leeft van alles wat de mond van de Heer voortbrengt: in de eerste plaats van zijn Woord (Deuteronomium 8, 3) Het Woord is een oneindige bron van inspiratie. Stilstaan bij het Woord van de Heer hoort bij een geloof dat wakker en alert is. Wanneer we tot inkeer willen komen, dan is Gods Woord onze leidraad.
- “Aanbid de Heer, je God, vereer alleen Hem.” (Lucas 4, 8 en Deuteronomium 6, 13) Laat je niet verleiden door aantrekkelijke praatjes waarvan je aanvoelt dat ze eigenlijk totaal niet stroken met Gods Boodschap. Hou je geloof in je hart levend, betrek je geloof in je dagelijkse leven, zodat het veranderd is in je bestaan. Dat is wat God van ons verlangt: dat we van ganser harte in Hem geloven. Wanneer we tot inkeer willen komen, dan kan dat alleen wanneer we met God in verbinding blijven langs geloofsgesprekken, bezinning, gebed en liturgie.
- “Stel God niet op de proef.” (Lucas 4, 12 en Deuteronomium 6, 16) Dan leef je namelijk in de illusie dat God jouw gelijke zou zijn of zelfs ondergeschikt gemaakt kan worden aan jouw wil. Tijdens de honger en dorst in Massa in de tocht door de woestijn, riep het Volk tot Mozes: “Is de Heer in ons midden of niet?” (Exodus 17) God moést een teken verrichten of ze geloofden niet meer in Hem. Dat kan niet de bedoeling zijn. Wanneer we tot inkeer willen komen in deze Veertigdagentijd, dan is God onze Bron en ons doel, Hij alleen en niet in een versie die beter bij ons past. Wij zijn immers degenen die de ommekeer moeten maken, niet God. We kunnen wel vragen om zijn hulp en nabijheid. Altijd.
Ik wens je van harte toe dat je geloof extra gevoed wordt langs gebed en meditatie tijdens deze Veertigdagentijd.