Kerk zijn, of beter: Kerk vormen, is geen vrijblijvend initiatief naar eigen goeddunken. Of het nu gaat over het instituut, de hiërarchie en de visie, of over het concreet samenkomen en vieren: Jezus heeft zijn leerlingen voorbereid op de tijd dat Hij terug naar zijn Vader zou gaan. Een Kerk van mensen: het is op zijn minst een gewaagd Goddelijk plan. Mensen zijn en blijven mensen: ook, en misschien vooral wanneer hen gevraagd wordt om goed hun best te doen.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Wanneer Jezus vertelt over de tijd na zijn aardse leven, het
tijdperk van de Kerk, dan stelt Hij drie thema’s centraal: God, de Wet en de Liefde.
Dat is uiterst bondig waar Jezus onze aandacht op gevestigd wil zien,
onophoudelijk en onvoorwaardelijk.
God liefhebben en je naaste als jezelf
“Als je Mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden.”
(Johannes 14, 15) Jezus volg je langs zijn geboden. Waarover heeft Jezus het
dan precies? Over de tien geboden? Uiteraard. Maar zijn samenvatting van alle
godsdienstige regels luidt: “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart, met
heel uw ziel en met heel uw verstand. Heb uw naaste lief als uzelf.” (Matteüs
22, 37.39)
Een Kerk vormen, is leven naar Christus’ gebod van de Liefde.
De liefde moet centraal staan. Jezus zegt niet: wees streng voor mekaar, handhaaf met harde hand en wijs
mekaar terecht bij elke misstap. Dat verwijt Hij de farizeeën, waarom zou Hij
het van ons vragen? Jezus’ boodschap is positief geformuleerd.
Dwangmatig taalgebruik: de verlokking
Er wordt wel eens lachend beweerd dat al wat niet verplicht
is in de ogen van de Kerk, verboden is: ofwel moet het, ofwel mag het niet.
Jezus houdt zich ver van dwangmatig taalgebruik uit de monden van mensen. Hij
heeft meer dan voldoende voorbeelden daarvan moeten aanhoren. “Waarom vasten uw
leerlingen niet?” (Lucas 5, 33) “Mag U een wonder verrichten op de sabbat?” (Matteüs
12, 10) “Waarom gaat U met zondaars aan tafel?” (Lucas 5, 30) “Kijk, uw
leerlingen oogsten op de sabbat!” (Matteüs 12, 2)
Christenen horen geen enkele ambitie te hebben om farizeïsch
te worden. Toch ligt het gevaar daartoe op de loer. Geloof vraagt een fundamenteel
engagement, dat niet zichtbaar of tastbaar wordt beloond. Dan wil men zich wel
eens laten verleiden tot dweperig en kortzichtig gedrag. Dan wil men het té
goed doen door te overdrijven en door te draven. Eigenlijk is het een
verscholen vorm van egoïsme, waarin we macht uitoefenen op onze naasten om zelf
meer aanzien te verkrijgen. Het is een diepmenselijke dynamiek die ons juist
wegdrijft van God en zijn Boodschap.
Kerk vormen, is voor Jezus een positief verhaal, een verhaal
van samenhorigheid in de Naam van zijn Vader: “Als iemand Mij liefheeft, zal
hij zich houden aan wat Ik zeg. Mijn Vader zal hem liefhebben.” (Johannes 14,
23a) In die samenhorigheid zal ook een fundamentele wederkerigheid groeien: de
Vader zal ons liefhebben omdat we, verenigd in de Kerk, Jezus liefhebben.
In de Geest en in de vrede
Wanneer Jezus zijn aards verblijf als mens beëindigt, laat
Hij ons niet alleen achter. We krijgen een nieuwe vorm van hulp en kracht om
samen Kerk te zijn. “De pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader namens Mij
zal zenden, zal jullie alles duidelijk maken.” (Johannes 14, 26a) De heilige
Geest is God die onder ons komt wonen. Het tijdperk van de heilige Geest breekt
aan. Wanneer we vertrouwen op de kracht van de heilige Geest, leidt Hij ons
verder op de weg van de Heer. Maar hoe weten we dat de Geest ons inspirerend toespreekt en
niet onze eigen wil? En wanneer is er ruis op de verbinding door eigenbelang,
door profileringsdrang, door angst of door macht en bezit?
Het tijdperk van de Zoon, dat voorafgaat aan de tijd van de Geest,
eindigt in de zuiverste vorm van positiviteit: “Ik laat jullie vrede na.”
(Johannes 14, 27a) In de vrede van Christus wordt de Kerk geboren. We zijn in
zijn vrede samen. Die gave van vrede is echter geen geschenk zoals wij aan
elkaar geven op feestelijkheden. Wij geven telkens eenmalig, vanuit onze
vrijgevigheid, en zijn verbijsterd wanneer we niets of slechts een prul in de
plaats terugkrijgen. Jezus schenkt onophoudelijk en onvoorwaardelijk de vrede
van de Heer. “Mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld niet geven kan.”
(Johannes 14, 27b) Laten we deze gave dankbaar aannemen, bestendig onder ons bewaren
en met Liefde beantwoorden.
De moed niet verliezen
Wanneer Jezus aankondigt dat Hij niet onder ons kan blijven,
dat zijn tijd gelimiteerd is, zullen de leerlingen vast en zeker angst en
onzekerheid hebben gevoeld. Ook wij kunnen soms twijfelen of we wel de goede
beslissing nemen, of we op de goede weg zijn. Al voelen we ons door Hem soms
verlaten, Hij laat ons nooit in de steek. We mogen ons gesterkt weten door zijn
bemoedigende woorden: “Maak jullie niet ongerust en verlies de moed niet.”
(Johannes 14, 27c)
In de Liefde voor God en voor onze naasten veruitwendigt
zich de kern van ons geloof en de kerntaak van de Kerk. Dat kan op onnoembaar
veel manieren vorm krijgen. Essentieel daarbij is dat we niet handelen omwille
van onszelf, maar omwille van Hem alleen. Kerk vormen, is samen onderweg zijn
en samen doorzetten, met God, de Wet en de Liefde. Dat kan hoogdravend en
onbereikbaar klinken, maar het word tegelijk heel concreet tastbaar en
zichtbaar in ons doen en laten.