Jezus bidt tot de Vader, in het bijzijn van zijn leerlingen. Zijn gebed is een voorbede en houdt voor zijn volgelingen een opdracht in. Zij zullen immers de Kerk stichten.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Terug naar de Vader
De leerlingen hebben het hogepriesterlijk gebed gehoord. (Johannes 11b-17) Nu legt Hij de klemtoon op de eenheid: “Laat hen allen één zijn, Vader.” (Johannes 17, 21a) Na deze bede wandelen ze naar de olijfgaard en volgt zijn arrestatie. (Johannes 18) Jezus bevindt zich spiritueel al tussen hemel en aarde: de tijd is gekomen. “Ik ben al niet meer in de wereld, Ik ga naar U toe.” (Johannes 17, 11a)
Dit hoofdstuk van Johannes omschrijft de taak, de heilige
opdracht die Jezus van zijn Vader heeft ontvangen: “Ik heb op aarde uw
grootheid getoond” (Johannes 17, 4a) Zijn taak komt nu tot een eindpunt: “Verhef
Mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die Ik bij U had voordat de wereld
bestond.” (Johannes 17, 5) Straks keert de Zoon terug naar de Vader. Zijn
aardse verkondiging is bijna voltooid.
Gebed voor de christenen
Jezus bidt voor zijn volgelingen die weldra zelfstandig het werk
verder zullen zetten. Hij bidt niét voor de wereld. (Johannes 17, 9a) De wereld
(in het Grieks: kosmos) is immers geen christelijke plaats, per definitie. Er
leven christenen op aarde: mensen die bewust kiezen om zich te bekeren en God te
volgen. Het feit dat er op aarde tegenstanders zijn, versterkt de drang om één
te blijven, verenigd in de confrontatie.
Jezus bidt aan het einde van een lang betoog voor allen die door de verkondiging van de blijde Boodschap in Hem geloven (Johannes 17, 20). Hij is nog heel even de
aanwezige voorspreker van allen. Dit is het ultieme gebed, en daarom krijgt het
de luisterrijke titel: het “hogepriesterlijk” gebed. Hij vraagt zijn Vader om
zegen en bescherming over de christenen. Hij bidt dat zij vervuld mogen zijn van zijn
vreugde (Johannes 17, 13b) en beschermd blijven tegen het kwaad (Johannes 17,
15b). Hij vraagt zijn Vader om hen te heiligen door de waarheid, en
verduidelijkt: “Uw Woord is de waarheid.” (Johannes 17, 17)
Eén zoals God
Jezus beschouwt zijn volgelingen als mensen verenigd in de
wereld, verenigd met God: de Kerk. Hij bidt tot zijn Vader: “Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo
ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden.” (Johannes
17, 21bc) De Vader en de Zoon zijn één. Ze zijn weliswaar voorlopig nog niet
zichtbaar en fysiek verenigd, maar ze vormen wel een ononderbroken spirituele
eenheid. Dit één-zijn wordt doorgetrokken naar God en de christenen, maar dan wel als mogelijkheid geformuleerd (subjunctief). Dit is de uitdrukking van hoop en verlangen in gebed, geen weergave van feiten.
In de Kerk mogen wij één zijn in God. Alle volgelingen van
de Mensenzoon prijzen de Vader door Hem, met Hem en in Hem. Deze zinsnede vinden we terug aan het einde van het eucharistisch
gebed. Het is een doxologie of lofprijzing. Zoals Jezus de heerlijkheid van
zijn Vader onder woorden brengt, zo kunnen ook wij Hem hierin vervoegen, verenigd in
geloof.
Verenigen is niet fusioneren
In de Kerk zijn de volgelingen van Christus elk afzonderlijk
individuen met hun uniciteit, maar ze zijn tegelijk onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Ze leven voor elkaar, met elkaar, en omwille van elkaar en van God.
De onderlinge verschillen zijn een basisvoorwaarde om één te kùnnen worden. De onderlinge
verschillen tussen volgelingen onderling zijn een meerwaarde, op voorwaarde dat
ze de eenheid in Christus niet verhinderen. Deze eenheid is geen fusie, net zo
min als God een fusie zou zijn van Vader, Zoon en Geest. De drie Personen zijn
één God, maar blijven ook afzonderlijk benoembaar en aanspreekbaar.
Eenheid als heilige opdracht
Het feit dat Jezus zo hartstochtelijk bidt om eenheid, maakt duidelijk dat deze eenheid geen feit is maar een opdracht, een voortdurende bezorgdheid die niet lichtzinnig opgevat mag worden. Kerk worden, betekent vanuit Jezus’ perspectief dat “de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen.” (Johannes 17, 26b)
De Kerk moet een ongerepte voedingsbodem van liefde zijn: de liefde van de Vader langs de Zoon, die ons de Vader heeft leren kennen. Deze liefde is ieder van ons gegund. Dat beklemtoont paus Franciscus vaak: “Godsdienst draait om liefde, eenheid, respect, dialoog,” in een interview met Tertio, en naar aanleiding van de Gebedsweek voor Christelijke Eenheid (2021): “Christenen moeten het pad van de zichtbare eenheid volgen, omdat de wereld slechts in Christus zal geloven als we getuigen van de liefde die ons verenigt. (…) Die eenheid kunnen we niet bereiken op eigen kracht. Zij is bovenal een geschenk, een genade.”
Mogen wij allen één zijn...