‘Het kwaad’ is een zwaar thema in de theologie. Naargelang
de tijdsgeest neemt het denken en spreken erover ook heel verschillende vormen
aan. ‘Het kwaad’ staat tegenover ‘het goede’, het Goddelijke. Vandaar ook de
neiging om parallel met het verpersoonlijken van het goede tot God, ook ‘het
kwaad’ te personaliseren. Dat kan op een symbolische wijze gebeuren, zoals de
slang in het scheppingsverhaal. Het kan ook heel persoonlijke vormen aannemen: Satan.
Dat is niet zonder gevaar en het is evenmin evident. Hoe kunnen we verstandig nadenken over dit thema, dat helaas echo's van het verleden meedraagt?
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Ongrijpbaar meervoud
Een eerste gevaar is het systematisch mythologiseren van ‘het
kwaad’. Zo wordt het fabelachtig herleid tot iets herkenbaars, iets tastbaars,
terwijl dat net géén eigenschap is van verkeerde beslissingen, uitspraken en
handelingen. Er zijn veel vormen en verschijningswijzen. Het komt niet op je af
voorzien in hoorns en bokkenpoten. Een ander gevaar van het dualistisch denken
is dat ‘Satan’ beschouwd zou kunnen worden als tegenpool van God en dus
gelijkwaardig lijkt te worden.
Het kwaad wordt vaak heel concreet ingevuld. Een gevaar van
invulling is dat het meestal aanleunt bij een vooringenomen persoonlijke visie. Zo wordt
gediaboliseerd wat men wil plaatsen onder die noemer. Bijbelse relevantie wordt
dan al te vaak eenzijdig en ongenuanceerd ingevuld. Het is kwaad want dat staat
in dit vers en dat vers. Ook wordt er hyperactief ingevuld, vanuit de verkeerde
veronderstelling dat overdrijving getuigt van een dieper geloof.
‘Het kwaad’ is een verzamelnaam voor alle verkeerde keuzes,
voor beslissingen en daden die tegen Gods Boodschap ingaan, die Gods Verbond
met de mensen schaadt. De graad van slechtheid kan variëren. De wereld is niet
gelabeld: er bestaat geen ‘Satanscore’ zoals voeding een nutriscore krijgt. Je
ziet dus niet op voorhand of iets goed is of kwaad. Je kan enkel een beroep
doen op je geweten, op de Schrift en op de mening van andere mensen. Ik ben
niet geneigd om ‘het kwaad’ als fenomeen in het enkelvoud te beschouwen. Zelfs
in het enkelvoud vernoemd, is het altijd veelvoudig in vorm en verschijning.
Wanneer we passages lezen over ‘het kwaad’ of ‘Satan’, dan moeten we het literair genre respecteren. Beeldtaal zoals in de Openbaring en bijvoorbeeld ook de verzoeking van Jezus in de woestijn (Matteüs 4, 1-11 en Lucas 4, 1-13), is geen wetenschappelijke geschiedschrijving of objectieve verslaggeving. Is ‘Satan’ werkelijk met Jezus boven op de tempel gaan staan? Wellicht niet. Mocht het wel zijn gebeurd, dan maakt dat uiteindelijk ook weinig verschil. De symboliek van het verhaal staat voorop. Dat komt straks verder aan bod.
Van in het begin
In Genesis al wordt de slang vernoemd als symbool voor
kwaadaardigheid (Genesis 2, 7-9 en 3, 1-7). De slang is sluw en weet in te
spelen op de menselijke gevoeligheden. De eerste mensen, verpersoonlijkt in Adam en Eva, worden al meteen geconfronteerd met de verlokking om gelijk te worden aan God. (Genesis 3, 5) Dat is het ultiem menselijk verlangen. Eva laat zich ompraten en Adam volgt
haar. Ze verliezen meteen hun onschuld: ze merken dat ze naakt zijn. (Genesis 3,
7a)
Er wordt een truc toegepast die in onze tijden nog altijd in
propaganda wordt gehanteerd. De slang creëert een fundamenteel wantrouwen en
beweert stellig dat er onrecht geschiedt: er is kennis die achtergehouden
wordt. De mensen worden zogezegd dom gehouden. Wat officieel gezegd wordt, is
helemaal niet waar. De echte waarheid kan je maar op één manier ontdekken: volg
de instructies van de slang.
Ook Jezus
Ook Jezus wordt door het kwaad benaderd, dit keer in de vorm
van ‘Satan’, de duivel. Hij beproeft Jezus, de Zoon van God, die immers de
Nieuwe Adam is. De duivel tracht Jezus een wonder te laten verrichten, enkel en
alleen om zichzelf te plezieren. Dat kan nooit de bedoeling zijn van een
wonder. Jezus heeft honger, een typisch aards gevoel. Als Hij de stenen in
broden verandert, kan Hij zijn honger stillen. (Matteüs 4, 4) Dat weigert Jezus
te doen. Vervolgens vraagt Satan aan Jezus om God uit te dagen en te gebruiken
als instrument van zijn wil. Als Hij van de tempel afspringt, zal God Hem wel
moéten redden. (Matteüs 4, 6) Dit sluit aan bij de gedachtegang van de slang in
Genesis: ‘overstijg je beperkingen en word God’. Nog verder gaat de derde
verlokking. Jezus wordt de macht over de hele wereld aangeboden. Eén voorwaarde
wordt er slechts gesteld: Hij moet zich afkeren van God en de duivel aanbidden.
(Matteüs 4, 9) Opnieuw weigert Jezus.
Merkwaardig detail: Lucas vernoemt dezelfde verlokkingen maar de volgorde verschilt van Matteüs. Lucas bouwt de dynamiek als volgt op: het wonder uitlokken (Lucas 4, 3), macht over de wereld verwerven (Lucas 4, 6-7) en tenslotte God als instrument gebruiken (Lucas 4, 9). Welke volgorde verkies jij, geordend van minst naar meest erg?
Nogmaals, dit is een symboolverhaal en geen journalistieke reportage.
De betekenis van het verhaal behoeft weinig uitleg. Jezus is in het vorige
hoofdstuk gedoopt door Johannes (Matteüs 3, 13-15) en de heilige Geest is over
Hem neergedaald. (Matteüs 3, 16) Vanuit de hemel is hij de Zoon van God
genoemd. (Matteüs 3, 17) Nu leidt de heilige Geest hem naar de woestijn om op
de proef gesteld te worden. (Matteüs 4, 1)
De heilige Geest vrijwaart ons niet van het kwaad, maar maakt
ons sterker in de confrontatie. Doordat Jezus de proef met glans doorstaat,
wordt het ultieme bewijs geleverd: Hij is de Zoon van God. Het was als het ware
een eindexamen om te tonen dat Hij voldoet aan de Goddelijke eindtermen.
Tegelijk wordt Jezus hier bevestigd als lijdende Dienaar.
Hij is geen aardse koning met pracht en praal, afgezonderd in een veilige
burcht. Hij ontmoet het lijden en het kwaad. Niets menselijks wordt Hem
bespaard. Dat is de diepste symboliek van het verhaal. En er vloeit een opdracht
voort uit het verhaal: doe dit ook.
Verkleefd
Sytze de Vries schrijft ergens dat we soms verkleefd zijn
aan de waan van lust, geld en macht. We hebben de neiging om te aarzelen in
confrontatie met iets waarvan we weten dat het niet goed is. Het is niet
vanzelfsprekend om altijd ‘flink’ te zijn. Toch hebben we hier een belangrijke
verantwoordelijkheid. Geloven doe je niet enkel in het kerkgebouw. Het moet ook
blijken uit je levenswandel. Geloof zonder daden is als een leven zonder verstand.
(Jakobus 2, 26) Laten we ons verstand voeden en gebruiken!
Moeten we terug naar de angstneurose van weleer? Moet het
schrikbeeld van de hel ons opnieuw doen afkeren van zonde en verderf? Nee. Ons
geweten moet ons sturen. Een negatieve boodschap stimuleert niet noodzakelijk tot
het goede. Het perkt enkel het slechte in. Dat volstaat niet.
Bewust en verstandig
In de Veertigdagentijd gaan we spiritueel de woestijn in,
zoals Jezus. We krijgen de kans om ons ethisch kompas te herijken. Het is een
goede jaarlijkse gewoonte. We veranderen als mens, we worden geconfronteerd met
nieuwe keuzes. We leven in een veranderende maatschappij met technologische
snufjes. Hoe gaan wij om met sociale media? Wat geloven we wel en niet op het
internet? Maken we tijd voor God in de drukte? Wat of wie stellen we voorop in
onze keuzes?
In een tijd van hashtags en reclameboodschappen hebben we geen duivels en Satans van doen. We kunnen ons maar beter goed wapenen met kennis en inzicht en kritisch en bewust in het leven staan. We kunnen maar beter zelfkritisch zijn en zelfbewust: op voorhand, wanneer we een keuze maken. Spijt is immers het verstand dat te laat komt. Maak goed gebruik van deze Woestijntijd!