De barmhartige Samaritaan is een populaire parabel, ook in de schilderkunst. Dat komt mede omdat er een schokkend element in het verhaal zit: de held is iemand waar men op neer hoort te kijken. Juist daardoor vertelt het verhaal over de kern van de Liefde die God van ons verwacht. Vincent Van Gogh stort zijn hart uit in dit werk, enkele maanden voor zijn dood. Het mag een gelovige ‘cri du coeur’ zijn naar ons toe. Een wetgeleerde vraagt aan Jezus: “Wie is mijn naaste?” Jezus' antwoord is een harde noot om te kraken.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Getormenteerd
Vincent Van Gogh (1853, Zundert in Nederland - 1890, Auvers-sur-Oise in Frankrijk) schildert ‘De barmhartige Samaritaan’ met olieverf op doek. Het werk is middelgroot: 73 bij 59,5 cm. In 1889 laat de getormenteerde schilder zich uitgeput, ziek en buiten zichzelf opnemen in de psychiatrische inrichting Saint Paul in Saint-Rémy-de-Provence, een Zuid-Frans gehucht. Het sanatorium is een voormalig klooster gelegen tussen de korenvelden, wijngaarden en olijfbomen: een schilderachtige omgeving.
Hij krijgt er twee kleine cellen met tralievensters tot zijn beschikking: één die dient als slaapkamer en de aangrenzende cel als atelier. Zo krijgt hij ruimte om zich artistiek uit te drukken. In deze periode schildert Van Gogh vooral grote werken na, maar hij maakt ze zich eigen langs de compositie, de kleuren en uiteraard ook langs zijn kenmerkende ruwe penseelstreken.
Interpretatie
Zo
interpreteert hij ‘De barmhartige Samaritaan’ van Eugène Delacroix (1798 Charenton-Saint Maurice in Frankrijk - 1863, Parijs in Frankrijk), een klein werkje van 37 bij 30 cm in olieverf op doek. Hij bewondert Delacroix en weet zich door hem geïnspireerd qua kleurgebruik. Zijn reproductie begint hij met een houtskooltekening
waarbij hij de compositie van Delacroix meteen spiegelt. Daarna werkt hij het
schilderij uit zonder nog te vergelijken met het origineel. Hij gebruikt dit keer niet de heldere kleuren die hem zo typeerden tijdens zijn tijd in Arles. De donkere
gedachten in zijn hoofd krijgen aldus vorm in dit werk. In de vage
samenklank van kleuren drukt Van Gogh doelbewust het sentiment van de parabel uit.
Het lijkt geen toeval dat Van Gogh voor dit werk van
Delacroix kiest. De Samaritaan onderbreekt zijn reis om een beroofde en
hulpeloze man te helpen. Wellicht herkent Vincent zichzelf in de zieke man. Misschien
ziet hij in de Samaritaan zijn broer Theo, die altijd voor hem klaarstaat
wanneer hij hulp nodig heeft.
Vereenzelviging
De Samaritaan wordt Messiaanse kleuren toegedeeld. De
tulband is wit en symboliseert de Goddelijke zuiverheid. Zijn fez is rood, verwijzend naar het bloed van het Verbond. Het goud van zijn mantel verbeeldt zijn
koninklijke waardigheid. Het blauw van de broek spreekt van de verbinding die
de Samaritaan, net als Jezus, legt tussen hemel en aarde. Het slachtoffer wordt door de Samaritaan vol
medelijden op zijn rijdier geduwd. Je ziet hoe hij zijn hele lichaam inzet om
hem op te tillen. De wil om te helpen wordt langs zijn hele houding
uitgedrukt.
De grove toetsen waarmee de bergen zijn weergegeven, lijken
te drukken op de beide figuren. Zo ziet de schilder zichzelf: als iemand die tegen
alle druk in anderen toch barmhartigheid wil bewijzen. Die goede wil komt in
zijn leven echter lang niet zo goed uit de verf. Waar hij ook verblijft, overal
krijgt hij ruzie. Op het laatst vindt Van Gogh daar in Noord-Frankrijk de dood na
een ruzie met een stel kwajongens. Hoewel Van Gogh dolgraag geliefd wil zijn, ontmoet hij in zijn leven vooral afwijzing en tragiek. De koffer die opzij op de grond ligt, is
leeggeplunderd: een verwijzing naar het vele kwaad in de wereld. Mensen kunnen mekaar veel
onrecht aandoen.
Vincent van Gogh wil in zijn inleving een barmhartige Samaritaan zijn, maar lijkt uiteindelijk veel meer op het slachtoffer langs de kant van de weg: berooid en verworpen. Hij hunkert naar genade, maar vindt nergens de barmhartige Samaritaan die hem kan optillen en genezen. Of toch? Zijn broer Theo zal opnieuw naar hem toe komen en hem tegen zich aan trekken na de schotwond hem fataal wordt. Van Gogh schildert zijn Samaritaan in mei 1890, vlak voor zijn vertrek uit Saint-Paul, goed twee maanden voor zijn dood.
Perspectief
Als contrast breng ik de parabelinterpretatie
van de Zwitserse schilder Ferdinand Hodler (1853, Bern in Zwiterland - 1918, Genève in Zwitserland) aan. Dit is een groot doek van 71 bij 112 cm, met olieverf beschilderd. Hij kiest hier voor een
opmerkelijk laag perspectief, een inkijk die de scène een grote intimiteit geeft. De kijker
staat op gelijke hoogte met het tafereel en wordt meegezogen in de dialoog van empathie en hulpeloosheid. Zo wordt het publiek letterlijk uitgenodigd om een naaste te worden van de Samaritaan en de beroofde man. Iedereen
komt op gelijke hoogte. Dat is ook wat Jezus ons wil laten aanvoelen.
De Samaritaan die de beroofde man wél helpt, dààr moeten we ons aan spiegelen.
De ander is hier geen lastig obstakel maar een mens die zorg nodig heeft. De Samaritaan gaat bij de man neerzitten - zelfs bijna neerliggen - en is bereid om hem te helpen. De arme stakker ligt naakt en kwetsbaar neer en is kennelijk hard op de stenen terechtgekomen. Gelukkig wordt hij niet door iedereen in de steek gelaten. De Samaritaan legt zijn arm om de nek en schouder van de man heen en reikt hem iets te drinken aan.
Niemand hoeft zich verheven te voelen. De priester en leviet, die in een boog om hem heen zijn gelopen, hebben groot ongelijk. Ze hebben God niet liefgehad: een zware fout. De Samaritaan echter, die als onrein wordt beschouwd in de cultuur ten tijde van Jezus: hij is ons voorbeeld. De wetgeleerde kan en wil hem zelfs niet uitdrukkelijk benoemen. De noties van ‘juist’ en ‘verkeerd’ zijn helemaal ontwricht in de samenleving. Dat is wellicht de meest lastige ‘draai’ in het verhaal. We moeten helemaal niet neerkijken op anderen, louter omdat ze anders zijn dan wij, maar juist de goede daden overnemen van de mensen om ons heen.
Kaffie en stuten
Als toemaatje een merkwaardig lied van Willem Vermandere (°1940, Lauwe in België). (Klik hier om het lied te beluisteren.) In ‘De Barmhartige Samaritaan’ (1970) is het personage lichtjes beschonken op weg van Ieper naar Veurne en belandt hij uiteindelijk langs de kant van de weg. De pastoor passeert, maar hij heeft enkel een preek en een zegen voor hem over. Een minister met chauffeur in ‘tenue’ scheldt hem uit en zet zijn reis ook verder. Er komt een kloosterzuster langs die een verkeerd oordeel over hem velt, een dokter die van hem wegkijkt, en een boer en een notaris die eveneens doorlopen zonder te helpen. De Samaritaan neemt hier de gedaante aan van een oud-ijzermarchand die de arme man uiteindelijk toch ‘kaffie en stuten’ (koffie en boterhammen) aanbiedt: al wat hij nodig heeft. Geen vooroordelen, geen verwijten, maar verkwikking.
Wie onze naaste is? Iedereen die hulp nodig heeft, die wat liefde kan gebruiken, die gebaat is bij wat aandacht en wat begrip. Daar kan Gods liefde waar worden, ver weg van hoogmoed, arrogantie en oordelen. Die Samaritaanse draai van ontnuchtering kan wat zwaar vallen. Het is juist daarom des te belangrijker om er vaak aandacht aan te schenken als volgeling van Jezus Christus. Zijn we wel goed bezig?