Jezus vertelt wijsheden vaak langs gelijkenissen: ze kunnen grote thema's in eenvoudige beeldtaal weergeven. Er staat telkens veel meer in dan een oppervlakkige lezing zou doen vermoeden. Gods Zoon stelt ons vandaag gerust: God laat ons niet in de steek. We blijven ontvangen van zijn genade en mogen Hem dus onbevangen vragen om hulp. Er zijn uiteraard wel enkele basisvoorwaarden: je kunt niet van God ontvangen wanneer je Hem niet erkent, niet belijdt of niet beleeft. Mag ik je meenemen op een spirituele wandeling doorheen een beeldverhaal?
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
In het evangelie lezen we vandaag hoe Jezus zijn leerlingen – en in het verlengde dus ook ons – leert bidden. Het Onze Vader is het allerbelangrijkste gebed in de christelijke traditie, precies doordat Jezus het ons hoogstpersoonlijk heeft aangereikt. Meer daarover lees je in deze eerdere bijdrage.
Dubbelparabel
Dit keer wil ik graag een korte maar veelzeggende parabel onder de aandacht brengen die volgt op het gebed. Een dubbelparabel is het eigenlijk: een tweeluik dat gaat over oprechte vriendschap en over de liefdevolle zorg van een vader voor zijn kind. De vertelling is bijzonder beknopt en valt meteen met de deur in huis.
Je geeft geen steen wanneer een vriend je vraagt om drie broden te mogen lenen. En een vader geeft zijn kind geen slang in de plaats van vis, of een schorpioen wanneer hij om een ei vraagt. Deze kwalijke verwisselingen zijn hoegenaamd niet zinvol, ze zijn zelfs destructief. Ze getuigen niet van vriendschap of zorg. Een verzwarende factor is de vermelding dat de ondermaatse vriend er al tegen opziet om uit bed te komen en de deur open te maken. Nee: “Val me niet lastig,” is geen uiting van vriendschappelijke bekommernis. (Lucas 11, 7a) De absurditeit spreekt voor zich.
Nu kunnen we ons de vraag stellen of Jezus de drie nutteloze
vervangingsmiddelen toevallig heeft gekozen, improviserend op het moment. Of
brengt Hij bewust een dieptelaag binnen met zijn symboolkeuze? Het is absoluut niet Jezus’ gewoonte om
oppervlakkige beelden te gebruiken. Doorgaans schuilt er meer achter zijn
woordkeuze, zeker in parabels. Laten we dus op zoek gaan naar de verdiepende dimensie.
Brood...
In een eerste hulpvraag wil een vriend graag drie broden lenen voor onverwacht bezoek. Een reiziger heeft immers honger. Brood staat in de Schrift symbool voor wat levensnoodzakelijk is. Brood is voedzaam en levengevend. Jezus maakt vaker gebruik van brood als beeld. Het is iets dagdagelijks: iedereen kent het, iedereen eet het.
Zo omschrijft Jezus zichzelf als levend Brood dat uit de hemel is neergedaald. (Johannes 6, 35a en 51a) Bij Jezus is er geen honger meer, maar eeuwig leven. (Johannes 6, 35b en 39) Tijdens het Laatste Avondmaal breekt Jezus brood als teken van het Nieuwe Verbond. “Dit is mijn Lichaam, dat voor jullie gegeven wordt.” (Lucas 22, 19) Hij draagt zijn leerlingen vervolgens op om brood te blijven breken tot zijn gedachtenis. En in het gebed aan de Vader dat Hij enkele verzen vóór de dubbelparabel opdraagt, komt het beeld van brood ook voor: “Geef ons elke dag het brood dat we nodig hebben.” (Lucas 11, 3) Ook dat brood heeft een geestelijke connotatie: het is zoveel meer dan een bede tegen honger.
Het schenken van drie broden aan de vriend die er om komt vragen, verwijst in deze parabel wellicht naar het erkennen van God als noodzakelijke voedingsbron in ons leven. In het naleven van zijn geboden uiten we onze dankbaarheid voor het leven, dat ons door de Schepper is geschonken.
...versus steen
Tegenover het brood staat de steen. Elders in de Schrift verwijst een rots of steen soms naar standvastigheid en doorzetting, maar dit keer niet. Een steen is ruig, hard en onveranderlijk. Stenen bloeien niet en werpen geen vruchten af. Een hongerige reiziger is niet gebaat bij de woestijnrotsen: ze zullen zijn maag niet vullen en zijn honger niet stillen. Stenen doen zelfs denken aan levenloosheid en aan de dood: doden worden in rotsholtes begraven. (Lucas 23, 53) Een steen wordt in de Bijbel ook vermeld als een hard en bot wapen waarmee je iemand kunt doodslaan of bekogelen. (Numeri 35, 17 en Johannes 10, 31-33)
De steen wordt in de Schrift tevens soms aangewend als opponent van een invoelend en meevoelend hart, van liefdevolle menselijkheid: “Ik zal zijn hart van steen wegnemen en hem een hart van vlees geven.” (Ezechiël 11, 19) Er is geen empathie in een hart van steen: “Zijn hart is hard als een steen, ja, hard als de onderste molensteen.” (Job 41, 15) Deze hardheid die de steen uitbeeldt, bestaat ook naar God toe. Wie een hart van steen heeft, zal niet in staat zijn om de liefde van God te beleven.
Vis...
In het tweede parabeldeel verplaatst Jezus het verhaaldecor in een vingerknip naar een vader en zijn hongerige zoon. Een vader hoort te zorgen voor zijn kind: dat spreekt voor zich. Een kind is kwetsbaar en heeft zijn vader nodig om aan voedsel te komen. Zelf is hij daar nog niet toe in staat: stel dat hij iets giftigs eet of iets dat bedorven is. In het Onze Vader heeft Jezus de verhouding tussen de hemelse Vader en zijn Volk uitgelegd: wij zijn allen kinderen van God en mogen Hem biddend vragen om hulp. (Lucas 11, 2b-4) God is onze liefhebbende Vader die ons altijd nabij is en die ons geloof niet afwijst. (Lucas 11, 9-10)
De vis staat voor menselijk geloof, voor het navolgen van Jezus Christus als Zoon van God. Wanneer Jezus de vissersbroers Simon en Andreas roept, zegt Hij: “Jullie zullen vissers van mensen worden.” (Marcus 1, 16-17) Ze zullen in zijn Naam het Woord verkondigen en mensen tot bij God brengen. Na zijn dood, verschijnt Jezus onder de leerlingen. Simon Petrus is opnieuw aan het vissen, maar deze nacht hebben ze niets gevangen. (Johannes 21, 1-3) Ze herkennen Jezus niet meteen. Hij geeft hun aanwijzingen waar ze hun netten uit moeten gooien, en die zitten meteen vol vissen. De beminde leerling zegt terstond tegen Petrus: “Het is de Heer!” (Johannes 21, 6-7). Hun verdriet en gemis om Jezus maken plaats voor geloof en de volle netten zijn een beeldende voorspelling van hun nieuwe taak: hun geloof belijden en mensen bekeren.
...versus slang
Een vader die zijn kind een levende slang in de handen stopt wanneer die om een vis vraagt, is een dwaas. Dat behoeft geen uitleg. Een slang kan heel gevaarlijk zijn, dodelijk zelfs. Er klinkt echter ook een symbolische verwijzing mee in het verhaal. Slangen worden in de joodse cultuur geassocieerd met kwaad. In het tweede scheppingsverhaal voedt de slang listig de ambities van Adam en Eva. Door te eten van de boom van goed en kwaad, willen zij de goddelijke kennis verwerven en God worden. (Genesis 2-3) De slang staat symbool voor hoogmoed ten aanzien van God. Wie de slang gehoorzaamt, gaat van de waarheid weg en laat God zelfgenoegzaam achter zich.
We kunnen in deze twee voorbeelden ook niet om het beeld van het wonder van de broden en de vissen heen. Enkele broden en vissen kunnen een hele volksmenigte voeden die Jezus heeft beluisterd. (Matteüs 14, 13-21) Jezus heeft de mensen gevoed met de ware blijde Boodschap én zo aangezet om Hem in geloof te volgen. En wat er overblijft, is overvloed.
En ei... versus schorpioen
De zoon vraagt in het tweede parabeldeel ook om een ei aan zijn vader, want dat is heel voedzaam. Een ei is een geschenk: wie een kip bezit, die raapt het gewoon op en hoeft er niets voor te betalen. Het staat ook symbool voor vruchtbaarheid, nieuw leven en groei: uit een bevrucht ei kan een kuiken groeien. De kip leeft uiteindelijk verder in haar kuikens. Een ei brengt hoop en toekomst. Daarom wordt het doorheen de traditie ook gerelateerd aan de Verrijzenis. Het leven gaat door, het houdt niet op. De dood is niet het einde maar wordt overstegen.
Daar tegenover staat de schorpioen die doet denken aan gevaar, beproeving en pijn. Een schorpioen grijp je niet zomaar beet. (Apokalyps 9, 5) Het gif van een schorpioen zal een gezonde volwassene vooral ongemak bezorgen, maar kan dodelijk zijn voor een kind. Zoiets doet een vader zijn kind toch niet aan? Welnu, zo zal de hemelse Vader evenmin met ons omgaan.
Drie geloofshoudingen
De drie ongepaste surrogaten hebben elk een essentiële betekenis in ons geloof, in onze relatie met God. Laten we de kerngedachten even samenbrengen. Wanneer we in ons geloof en in ons leven geen deel hebben aan het brood, dan verharden we. Dan beleven we ons geloof niet meer hartelijk en doorleefd. We verstarren in ons denken en spreken en in ons leven. De band met de blijde Boodschap van Liefde voor God, onze naaste en onszelf gaat dan verloren. In een versteend hart is geen liefde meer.
Identificeren we ons met de slang in plaats van de vis van het geloof, dan keren we ons af van God. Het is mogelijk dat we die keuze maken uit zelfgenoegzaamheid, omdat we denken God niet nodig te hebben. In dat geval belijden we ons geloof niet langer en vervreemden we van God. Dan is er geen geloof meer.
Als de schorpioen ons meer inspireert dan het ei van de hoop, dan laten we ons vangen in destructief denken en handelen. In dat geval aanvaarden en delen we geen hoop meer. We staan niet langer open voor de genade van God. Sarcasme, wrok en haat krijgen vrij spel en kunnen ons bestaan dan ongestoord verzuren en vergiftigen. Er is in dat geval geen opening meer tot hoop.
Vragen en ontvangen
Jezus leert ons in dit evangeliefragment hoe we het beste kunnen bidden tot God. (Lucas 11, 2b-4) Daarbij vertrekken we vanuit ons geloof in de Vader in de hemel, wiens Naam heilig is. We drukken onze hoop uit op het komend Rijk en engageren ons om te helpen zijn Wil te verwerkelijken op aarde door het Verbond na te leven dat op de Liefde is gebouwd. (Matteüs 22, 37-40)
Daarna maakt Jezus ons duidelijk dat we geen schroom hoeven te voelen om Gods hulp te vragen. We zullen van God ontvangen wat we nodig hebben: de spirituele genade van hemels Brood, de vergiffenis van onze schuld en wijsheid om zijn wegen te bewandelen. (Lucas 11, 13)
Welnu, wat is daarop ons antwoord?