Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- De dankbare Samaritaan (11-12 oktober 2025).

28 augustus 2025

'Jij zit op mijn stoel' (30-31 augustus 2025)

“Jij zit op mijn stoel!”, zegt een man heel verontwaardigd tegen me in een kerk, een paar minuten voordat de mis begint. “Heb je dan geen respect? Ik zit hier altijd!” Tja, hoe kan ik dat weten? Ik ben op bezoek en er staat geen naam op de stoel, wat vroeger al eens kon gebeuren. De stoel waarop ik zit ziet er precies hetzelfde uit als de andere. Ik verontschuldig me kort en zoek een andere plek, een eind verderop. Het blijft me bezighouden. Waarom zou je een plek opeisen in een kerk, zelfs in de parochiekerk waar je al jaren wekelijks komt? Wat hebben mensen toch met vaste plekken?

Akkoord, mensen zijn gewoontedieren, maar dit lijkt me overdreven gedisciplineerd. En wat onbeleefd ook. Spontaan dacht ik aan de kerkbanken die je in Nederland en Wallonië vaker vindt dan in Vlaanderen. En het valt me op dat het cliché wordt bevestigd: de beste plaatsen in de kerk bevinden zich in Vlaanderen hoegenaamd niet vooraan, maar ongeveer in twee derden van het schip, veilig en onopvallend. Waar is de tijd van het gestoelte voor 'de kerkheren'? We hebben het evangelie niet altijd aandachtig gelezen...

Uitgenodigd

Jezus is uitgenodigd bij een vooraanstaande farizeeër voor een maaltijd en merkt hoe de collega's Farizeeën en wetgeleerden druk doende zijn om de ereplaatsen in te nemen. (Lucas 14, 7) Het is blijkbaar heel belangrijk voor hen dat ze hun eer bevestigd zien. Jezus reageert. Is het verontwaardiging die hem ertoe aanzet, of ergernis, of walging? We kunnen er enkel naar gissen. Deze mensen zouden een voorbeeldfunctie moeten vervullen in de godsdienst, zoveel is zeker. Wat zij doen, dat doen de mensen hun na.

Meteen waarschuwt Jezus dat het niet gepast is om een ereplaats te kiezen. (Lucas 14, 8) Hij pakt zijn verklaring heel praktisch aan. Misschien moet je je geclaimde plaats wel afstaan aan iemand die belangrijker is dan jij: wat een beschutting! (Lucas 14, 9) Hij heeft een punt natuurlijk. Je kunt maar beter bescheiden zijn en de minste plaats innemen. Wanneer de gastheer je dan op een nietige plek aantreft, dan kan hij je met plezier begeleiden naar een mooiere plaats. (Lucas 14, 10)

Een betere plaats

Het doet me denken aan een kwinkslag van wijlen Dame Edna. Humor kan met veel eenvoud op een aanvaardbare manier gevoeligheden rond evidenties onder de aandacht brengen. Op subtiele wijze spot ze met de meest luxueuze ereplaatsen van de toenmalige kroonprins Charles en zijn vrouw Camilla. (klik hier) “Het spijt me,” zegt ze smalend, “ze hebben een betere plaats gevonden voor mij.”

De beste plaats, de duurste wagen, de eerste en de beste zijn: uiteindelijk is het allemaal maar vluchtig en inhoudsloos. Vandaag geëerd, is morgen misschien alweer vergeten. Eer en macht maken deel uit van een spel dat zonder veel menslievendheid wordt gespeeld. Het wekt een donkere kant op in mensen. De ander wordt een bedreiging en moet plaats maken voor jou. Maar dan word je zelf op jouw beurt ook opzij geduwd. 

“Tu quoque, fili mi,”, zou Julius Caesar hebben gezegd tegen zijn protégé Brutus, die hij herkende tussen de samenzweerders die hem doodden. Of wellicht sprak hij in het oud-Grieks: “Kai soe, teknon”. Jij ook, mijn zoon? Wat er ook van zij, de keizer werd met het zwaard gedood tijdens een senaatvergadering. Zijn macht doofde uit met zijn hartslag. Macht heeft de neiging om mensen te verontmenselijken.

Hoger lager

Jezus wijst ons op de kracht van generositeit, het tegenovergestelde van hebberigheid. Wie openstaat voor de vrijgevigheid, gaat niet opeisen. Dan is de gelegenheid om iets te gunnen immers al weggevaagd. Genade vraagt een open, ontvangende en dankbare houding, en geen inhalige en gretige ingesteldheid. Jezelf verhogen is onverstandig: je verlaagt jezelf er immers mee. (Lucas 14, 11)

Ook in het geven verwacht Jezus een vrijmoedige gezindheid. Geef niet om iets terug te krijgen. (Lucas 14, 12) Het eigene van het vrije geven is dat het geen ruilhandel inhoudt. Wanneer je gratuit geeft, wanneer je geeft enkel en alleen om te geven, dan gun je de ander je gave ten volle. Het is een manier om de ontvangen genade door te geven uit dankbaarheid jegens God en uit oprechte liefde om je naaste. (Lucas 14, 13-14) Een wijze les!

20 augustus 2025

Voor iedereen gelijk: een smalle deur (23-24 augustus 2025)

Ons leven op aarde is als christen zeker niet zonder doel of betekenis. Integendeel: God heeft zijn Zoon naar de aarde gezonden als menselijk Voorbeeld voor ons allen. Hij heeft het vertrouwen in de Vader daadwerkelijk voorgeleefd en de essentie van zijn Boodschap aan zijn volgelingen uitgelegd. In God geloven is geen passief of bijkomstig engagement. Het is geen extraatje. Het is gedreven meebouwen aan het Koninkrijk van God.

De opdracht die Jezus geeft aan zijn volgelingen, is niet verkeerd te verstaan: “Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan.” (Lucas 13, 24a) De deur waar Jezus het over heeft, leidt naar het koninkrijk van God. En die deur is klaarblijkelijk smal: dus geen opengezwaaide poort met brede doorgang en ook geen uitgerolde rode loper.

Territoriaal

Vanuit onze Westerse denken hebben we de neiging om die deur en het Koninkrijk zelf algauw ruimtelijk voor te stellen. Wij houden van het tastbare en het aanwijsbare. Het Rijk Gods overstijgt ons controlerende denken: Jezus heeft het niet over een hemels toevluchtsoord met romige rijstpap en zoet engelengezang. Sterker nog: het is helemaal geen territorium, zelfs geen hemelse toestand los van de aarde. Er hangt veel mysterie rond het Rijk van God, en zo hoort het ook. 

Jezus spreekt er alleen in gelijkenissen over. (Lucas 13, 18 en 20) Wellicht overstijgt Jezus' inzicht onze denkkracht en kunnen wij enkel via beeldspraken enig idee krijgen ervan. Misschien kunnen we dit Koninkrijk omschrijven als 'nieuwe wereld van God', waar Hij Koning is. In dat Rijk leven mensen verzoend met zichzelf, met elkaar en met God. Gods plan met de schepping wordt er eindelijk ten volle gerealiseerd. Het Rijk van God is iets waar wij hier op aarde al aan kunnen werken en dat ook verdergaat na ons aardse leven in een grotere toekomst. En het neemt steeds toe in omvang: het groeit, zoals een plant en zoals gist. (Lucas 13, 19 en 21) 

Essentieel

Dat het gaat over een kernachtig concept in ons geloof, merken we aan Jezus waarschuwing, die Hij ons met veel aandrang toevertrouwt: “Velen, zeg Ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen.” (Lucas 13, 24b) Jezus spreekt hier heel persoonlijk en met klem: “Ik zeg het jullie.” We komen bij een kritiek punt: de deur is smal, de uitdaging is groot en er zijn genoeg kansen om af te dwalen of te vluchten. Daarom waarschuwt Jezus ons ook.

Waarin bestaan dan die vluchtwegen? We krijgen enkele belangrijke aanzetten in deze evangeliepassage. De Vader roept in de gelijkenis kwaad: “Weg met jullie, onrechtplegers!” (Lucas 13, 27c)  Mensen die meewerken aan ongerechtigheid, zijn duidelijk niet welkom. De plekken voor Farizeeën, rijken en machthebbers staan dus op de tocht. Maar niet alleen voor hen. Het Koninkrijk is bestemd voor integere mensen die zich inzetten voor recht en gerechtigheid. Religieuze vroomheid is niet voldoende: geloof zonder daden leidt nergens toe. (Jakobus 2, 26) Maar goede werken doen voor jezelf, zonder God te eren en te danken, zal evenmin volstaan. Het is alles of niks, het is erop of eronder...

Gave en opdracht

In die zin hekelt Jezus ook de inwoners van Jeruzalem, die profeten stenigen uit zelfgenoegzaamheid en die onderling verdeeld blijven door geld en macht. (Lucas 13, 34) Wie zichzelf dus - vol van eigen glorie - een mooi plekje in de hemel toedicht, kan wel eens pijnlijk ongelijk krijgen: “Er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn.” (Lucas 13, 30)

Het Koninkrijk van God is een gave en opdracht tegelijk. De vele gelijkenissen over het Rijk van God maken ons duidelijk dat het er zeker komt. De Heer maakt een nieuwe toekomst mogelijk voor allen die in de Hem hun vertrouwen stellen. Wanneer dit Rijk komt, hangt ook van ons af. Als wij actief meebouwen aan dat Koninkrijk hier op aarde, bouwen we mee aan de komst ervan.

Iedereen gelijk

In het Koninkrijk van God is de joodse traditie uiteraard ook aanwezig als een evidentie: Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten zullen in het Koninkrijk van God zijn. (Lucas 13, 28b) Maar je raakt niet door de smalle deur zomaar omdàt je jezelf beschouwt als joods of christelijk. Is de Boodschap af te lezen is uit je concrete daden en in je geloof? Dat is de ultieme vraag.

Wel is het Rijk in principe toegankelijk voor werkelijk iedereen: “Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen aanliggen bij het feestmaal in het koninkrijk van God.” (Lucas 13, 29)  Zo universeel als het Rijk is opgevat, zo universeel is de uitnodiging erheen ook.

Persoonlijk heb ik de gewoonte om inhoudelijk weinig over het Rijk Gods te spreken, op enkele uitzonderingen na. Zoals hierboven bijvoorbeeld. Die spaarzaamheid in woorden komt niet omdat de twijfel te groot zou zijn , maar gewoonweg omdat het Rijk onze woorden en gedachten overstijgt. Onze uitspraken raken de essentie ervan nooit. Het blijft bij een rusteloos tasten en zoeken. Een mysterie mag ook ruimte krijgen in een gelovig, stil verlangen naar iets wat alle verwachtingen overstijgt...

15 augustus 2025

Nonconformisme (16-17 augustus 2025)

Een laaiend vuur brengt Jezus op aarde, een gedrevenheid die voortkomt uit het engagement om deelgenoot te zijn aan Gods Verbond met zijn Volk. Christen zijn, mag nooit een makke keuze worden. Het is een bewuste gerichtheid op God en zijn Woord dat van alle tijden is. Het is hier en nu actief werken aan het Rijk van God. 

Niet zomaar verdeeld

De verdeeldheid die kan voortkomen uit het geloof, mag niet verkeerd opgevat worden. Gods Boodschap is geen zaad voor geweld en oorlog. Er wordt de godsdienst(en) wel eens verweten dat ze de grootste bron van mensenleed zijn. Het verwijt klopt deels ook, maar is vooral onvolledig. Elke ideologie leidt tot meningsverschillen. Voor alle duidelijkheid: wanneer men politiek bedrijft vanuit het eigen geloof en dat gelijk met geweld opeist, dan doet men als christen onrecht aan de kern van de Boodschap zelf: God liefhebben en je naaste zoals jezelf.

Er is een trend in de politieke rechtervleugel - in Europa, maar ook in Amerika - om een enge interpretatie van het christelijk geloof te claimen als waarheid en daarmee een behoudsgezind beleid te verantwoorden. Onterecht. Onrecht in stand houden en zelfs actief opdrijven op het vlak van bezit, belang of inspraak, is nooit te verantwoorden vanuit de Schrift. In het evangelie van deze zondag zegt Jezus niet dat er een elite bevoordeeld zal worden. Integendeel zelfs: in de mate dat men soberheid en nederigheid beoefent, zal men deel uitmaken van de volgelingen van Jezus.

Basis

De mogelijke verdeeldheid mag niet gebaseerd zijn op persoonlijke eigengereidheid. Ze kan slechts het gevolg zijn van de trouw aan Gods Boodschap. Het Woord van God is overigens nimmer een synoniem voor een vooraf bepaalde selectie van verzen. Daar is het ego aan het werk. 

De verdeeldheid is ook absoluut geen doel op zich. Het is een vervelend neveneffect. Jezus verlangt geen verdeeldheid. Het is dan ook geen verdienste, geen teken dat je een goed christen zou zijn. Mensen hebben nu eenmaal de neiging om ieder hun eigen grote gelijk te verdedigen en op te dringen aan anderen. Daar is Jezus zich van bewust. De aanleiding voor een conflict ligt bij mensen en hun gedragingen, en niet bij Jezus.

Soms zijn christenen oprecht fier dat ze anders zijn dan de rest. Zo'n fierheid ruikt algauw naar zelfbewieroking. Dat heeft een christen niet van doen. Jezus vraagt ons niet om trots te zijn op onszelf en daarmee te koop te lopen. Sterker nog: Hij verwijt de farizeeën dergelijk gedrag. 

Gehoorzaamheid

De lezingen van deze zondag zijn een belangrijke les in gehoorzaamheid, maar tegelijk ook in zelfrelativering. Jezus heeft ons niet geroepen om onze eigen verdiensten te prijzen. De Heer Jezus volgen op de Weg betekent dat je zelf het traject niet overneemt en hertekent. 

Wanneer christenen uitspraken doen over de samenleving vanuit hun geloofsinspiratie, laat hen dan vooral uitblinken in naastenliefde en verbondenheid. Wanneer deze Goddelijke kwaliteiten niet overduidelijk aanwezig zijn in hun maatschappelijke of politieke visie, dan is het wenselijk om de spreker(s) in kwestie naar de Bron terug te verwijzen, die God is en God alleen. Wie vooral zichzelf graag hoort spreken, die luistert graag naar een dwaas. Hij is immers vergeten te luisteren naar de Heer.

Contrast

Christenen mogen een contrast vormen met de samenleving, en dan in de eerste plaats langs hun doen en laten. Christenen kunnen het verschil maken door een gemeenschap of samenleving aangenamer en menslievender te maken. De zorg voor de armen, de zieken en hulpbehoevenden, de mensen die tegenslag hebben gehad: manieren bij uitstek om je geloof in goede daden om te zetten. Daar liggen belangrijke kansen om het contrast scherp te stellen. Die kansen liggen alleszins niet in het benadelen en denigreren van deze mensen.

Als volgeling van Christus pik je dus niet zomaar alles, inderdaad. Goedkope cynische praat aanvaard je niet, zeker niet wanneer het uitspraken zijn die in Jezus' Naam worden gedaan maar die zijn Boodschap meteen met de grond gelijk maken. Wie spot met anderen omdat ze anders zijn, die spot met God zelf. Op dat vlak is het zeker onze plicht om nonconformisme in ons leven toe te laten. 

08 augustus 2025

Gaat er een lampje branden? (9-10 augustus 2025)

We zijn niet altijd even sterk gefocust in het leven. Ons lampje gaat niet altijd tijdig branden wanneer ons geloof verslapt en ons gebed flets wordt. Daarom krijgen we komende zondag een reminder: God vraagt om onze lampen brandend te houden en alert en wakker te zijn in ons geloof. 

Wachters

We zijn op deze aarde wachters in de tijd, of van de tijd. We wandelen doorheen het leven, soms vlot op weg, soms zoekend en dwalend, soms gehavend en kruipend op de knieën. Maar we mogen geloven dat God er is voor ons, wat er ook gebeurt. Hij laat ons niet alleen. Wat doen wij met dit aanbod van genade? Hoe beantwoorden wij Gods gulle gave van nabijheid? Blijven we vertrouwen op Hem? Blijven wij Hem trouw? (Lucas 12, 35-40)

De heilsgeschiedenis, verhaald doorheen de Schrift en de Kerkgeschiedenis, is eigenlijk één lange afwisseling van geloof en ondankbaarheid, van lofprijzing en zelfzucht. Er is een steeds weerkerend conflict. We zijn vrij als mensen. God dwingt ons nergens toe. Hij vraagt ons om wakker te blijven, om de lamp van ons geloof brandend te houden en ons niet van Hem af te keren om elders troost te zoeken, in oppervlakkigheden zoals geld bijvoorbeeld of in betekenisloze podia die aanzien opleveren. 

Trouw

De trouw die God van ons vraagt, is geen vluchtig ja-woord, geen eenmalig engagement. Het is een blijvende verbinding. Een Verbond. Hij vraagt van ons om doorheen de nacht op Hem te wachten. De nacht kan eenzaam zijn en kil, de nacht kan ons afleiden van onze taak. De slaap kan ons wenken, of de verveling.

Welnu, zoals in monastieke kloosters en abdijen al vóór dag en dauw samen tot God wordt gebeden, zo moeten wij in onze donkere momenten evenzeer tot Hem zijn gericht. Vooral wanneer het lastig is en zwaar, wanneer alles betekenisloos lijkt. Juist dan is God onze grootste toeverlaat. Net dan moeten we niet onder afdaken gaan schuilen die door mensen zijn vervaardigd. Hun bescherming is tijdelijk en zonder enige garantie.

Voorbeeld

De leerlingen hebben de parabel gehoord. Uitgerekend zij doen de gelijkenis van de wakkere wachters in Getsemane hoogst persoonlijk alle oneer aan. Ze dommelen in tijdens één van de meest cruciale momenten in de heilsgeschiedenis. Hoewel Jezus hun uitdrukkelijk vraagt om te waken en op Hem te wachten, vallen hun ogen telkens weer dicht van de slaap. (Matteüs 26, 36-44)

De teleurstelling van Jezus is groot. Hij had op hen gerekend. Zo krijgen we een duidelijk voorbeeld van hoe het niet moet. Toch is Jezus niet te streng voor hen. Het uur is gekomen, Hij wordt verraden en uitgeleverd. De volbrenging van het Verbond is op handen. (Matteüs 26, 45-46)

Opdracht

Ons leven mag en kan betekenis ontvangen door in het Nieuwe Verbond te leven, door ons leven toe te vertrouwen aan God die ons heeft geschapen en die ons bevrijdt. Wij mogen zijn verhoring verwachten, we mogen wachten om zijn genade en zullen niet beschaamd staan. (Psalm 22, 6)

Er is uiteraard ook een eschatologisch aspect aan de parabel verbonden. Wanneer de tijden zijn volbracht, wanneer onze aarde haar reis door de eeuwen heeft voltooid, mogen wij de Heer verwachten. Ook daarvoor moeten we wakker en alert blijven.

De kernboodschap is dat we steeds met God verbonden blijven. Ons geloof mag niet indutten of op de spaarstand worden gezet. Ons spiritueel licht brandend houden: dat is wat God van ons verwacht in ruil voor zijn genade. Dat is niet teveel gevraagd, toch? Gaat er een lampje branden?