“Jij zit op mijn stoel!”, zegt een man heel verontwaardigd tegen me in een kerk, een paar minuten voordat de mis
begint. “Heb je dan geen respect? Ik zit hier altijd!” Tja, hoe kan ik dat weten? Ik
ben op bezoek en er staat geen naam op de stoel, wat vroeger al eens kon
gebeuren. De stoel waarop ik zit ziet er precies hetzelfde uit als de andere.
Ik verontschuldig me kort en zoek een andere plek, een eind verderop. Het
blijft me bezighouden. Waarom zou je een plek opeisen in een kerk, zelfs in de parochiekerk
waar je al jaren wekelijks komt? Wat hebben mensen toch met vaste plekken?
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Akkoord, mensen zijn gewoontedieren, maar dit lijkt me overdreven gedisciplineerd. En wat onbeleefd ook. Spontaan dacht ik aan de kerkbanken die je in Nederland en Wallonië vaker vindt dan in Vlaanderen. En het valt me op dat het cliché wordt bevestigd: de beste plaatsen in de kerk bevinden zich in Vlaanderen hoegenaamd niet vooraan, maar ongeveer in twee derden van het schip, veilig en onopvallend. Waar is de tijd van het gestoelte voor 'de kerkheren'? We hebben het evangelie niet altijd aandachtig gelezen...
Uitgenodigd
Jezus is uitgenodigd bij
een vooraanstaande farizeeër voor een maaltijd en merkt hoe de collega's Farizeeën en
wetgeleerden druk doende zijn om de ereplaatsen in te nemen. (Lucas 14, 7) Het
is blijkbaar heel belangrijk voor hen dat ze hun eer bevestigd zien. Jezus
reageert. Is het verontwaardiging die hem ertoe aanzet, of ergernis, of walging?
We kunnen er enkel naar gissen. Deze mensen zouden een voorbeeldfunctie moeten
vervullen in de godsdienst, zoveel is zeker. Wat zij doen, dat doen de mensen
hun na.
Meteen waarschuwt Jezus dat het niet gepast is om een ereplaats te kiezen. (Lucas 14, 8) Hij pakt zijn verklaring heel praktisch aan. Misschien moet je je geclaimde plaats wel afstaan aan iemand
die belangrijker is dan jij: wat een beschutting! (Lucas 14, 9) Hij heeft een
punt natuurlijk. Je kunt maar beter bescheiden zijn en de minste plaats
innemen. Wanneer de gastheer je dan op een nietige plek aantreft, dan kan hij je met plezier begeleiden naar
een mooiere plaats. (Lucas 14, 10)
Een betere plaats
Het doet me denken aan een
kwinkslag van wijlen Dame Edna. Humor kan met veel eenvoud op een aanvaardbare manier gevoeligheden rond evidenties onder de aandacht brengen. Op subtiele wijze spot ze met de meest luxueuze ereplaatsen
van de toenmalige kroonprins Charles en zijn vrouw Camilla. (klik hier) “Het spijt me,” zegt ze smalend, “ze hebben een betere
plaats gevonden voor mij.”
De beste plaats, de duurste wagen, de eerste en de beste zijn: uiteindelijk is het allemaal maar vluchtig en inhoudsloos. Vandaag geëerd, is morgen misschien alweer vergeten. Eer en macht maken deel uit van een spel dat zonder veel menslievendheid wordt gespeeld. Het wekt een donkere kant op in mensen. De ander wordt een bedreiging en moet plaats maken voor jou. Maar dan word je zelf op jouw beurt ook opzij geduwd.
“Tu quoque, fili mi,”, zou Julius Caesar hebben gezegd tegen zijn protégé Brutus, die hij herkende tussen de samenzweerders die hem doodden. Of wellicht sprak hij in het oud-Grieks: “Kai soe, teknon”. Jij ook, mijn zoon? Wat er ook van zij, de keizer werd met het zwaard gedood tijdens een senaatvergadering. Zijn macht doofde uit met zijn hartslag. Macht heeft de neiging om mensen te verontmenselijken.
Hoger lager
Jezus wijst ons op de kracht van generositeit, het tegenovergestelde van hebberigheid. Wie openstaat voor de vrijgevigheid, gaat niet opeisen. Dan is de gelegenheid om iets te gunnen immers al weggevaagd. Genade vraagt een open, ontvangende en dankbare houding, en geen inhalige en gretige ingesteldheid. Jezelf verhogen is onverstandig: je verlaagt jezelf er immers mee. (Lucas 14, 11)
Ook in het geven verwacht Jezus een vrijmoedige gezindheid. Geef niet om iets terug te krijgen. (Lucas 14, 12) Het eigene van het vrije geven is dat het geen ruilhandel inhoudt. Wanneer je gratuit geeft, wanneer je geeft enkel en alleen om te geven, dan gun je de ander je gave ten volle. Het is een manier om de ontvangen genade door te geven uit dankbaarheid jegens God en uit oprechte liefde om je naaste. (Lucas 14, 13-14) Een wijze les!