Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Gaat er een lampje branden? (9-10 augustus 2025).

29 juli 2025

Dwaasheden over God en rijkdom (2-3 augustus 2025)

Een man wil eindelijk het erfdeel ontvangen dat zijn broer voor hem achterhoudt. Ten einde raad vraagt hij hulp aan Jezus. Hij predikt rechtvaardigheid, dus misschien kan Hij uitsluitsel geven. De man krijgt geen financieel advies, maar wordt spiritueel de oren gewassen door Jezus. Bezit zal Hem niet dichter bij God brengen.

Mensen hebben in grotere of kleinere mate zowat allemaal de drang om iets te bereiken, om iets te betekenen in het leven. In een samenleving waarin geld een cruciale rol speelt, wordt die betekenis niet zelden financieel ingevuld. Welvarend en succesvol beschouwt men als synoniemen. Het zijn begrippen die hoog aangeschreven staan. Uiteraard kunnen we ons de vraag stellen of we daarvan ons levensdoel zouden moeten maken. Stellen we dan de juiste prioriteiten, gebaseerd op goede, opbouwende en zinvolle idealen?

Prediker

In de eerste lezing van deze zondag worden we met de neus op de feiten van het leven gedrukt. Wat we ons ook in het hoofd halen van grote gedachten en indrukwekkende projecten: de vruchten worden uiteindelijk aan een ander doorgegeven. Als het er op aankomt, zijn al onze grootse dromen slechts lucht en leegte. (Prediker 1, 2) Eens haal je voor het laatst adem hier op aarde en ligt alles wat je hebt opgebouwd in andermans handen. Heeft het dan zin om te zwoegen, alles nauwgezet bij te houden en na te tellen wat je hebt verworven? Wat levert het op om er je nachtrust voor te laten? (Prediker 2, 21-23) Een terechte bedenking.

Prediker pleit niet voor plat fatalisme en goedkoop hedonisme. Wel klinkt er een pleidooi om je leven zinvol in te richten, en niet op te bouwen louter rond rijkdom en ego en macht. Want dat zijn holle idealen. 

Geld van God

Er zijn tegenwoordig verkondigers van het welvaartsevangelie’. Dat is een heel merkwaardige beleving van het evangelie, vertrekkend vanuit de 'American dream' gecombineerd met een heel eenzijdige en selectieve lezing van de Schrift.

Men vertrekt vanuit ambitie en persoonlijke groei en komt uit bij slogans als: ‘Met God is alles mogelijk.’ Aangezien je krijgt van God wanneer je biddend vraagt, kan je met God alles bereiken wat je maar wil. God maakt je rijk en succesvol. Kleine en grote mirakels zijn in die uiterst tastbare beleving nooit ver weg. En wie niet beloond wordt, die gelooft kennelijk nog niet voldoende. Die moet nog meer in zichzelf of in God geloven. Er gaat veel geld om in dergelijke kerkgemeenschappen. 

Motiverende taal, eenvoudige denk- en leefschema's en een God die de ware gelovigen in harde valuta beloont: er bestaat zeker een publiek voor. Toch is er geen evidente fusie mogelijk tussen monetarisme en theologie. Van op een afstandje beschouwd, voelt het allemaal heel commercieel en fake aan. Hoe staat Jezus eigenlijk tegenover geld en bezit?

Investeren
De gedachte dat je investeert in je leven, dat je je doelen vooropstelt, is hoegenaamd niet dwaas. Een leven zonder doelen is even leeg als bij het nastreven van oppervlakkige dromen. Je hebt als mens een reden nodig om uit je bed te stappen, om de dag door te komen en 's avonds weer tot rust te komen. Het is dus zeker de moeite waard om aan de slag te gaan en iets te maken van de dag. 

Je drijfveren zijn belangrijk in het leven. Natuurlijk is het belangrijk om in je behoeften te voorzien en geld te verdienen zodat je kan eten en een dak boven je hoofd hebt. Maar er is zoveel meer om naar te streven. De parabel van de talenten leert ons dat het belangrijk is om als mens mee te bouwen aan Gods Rijk op aarde. De parabel is hoegenaamd geen Jezuaanse beginnerscursus in succesvol investeren. (Matteüs 25, 14-30)

Wat doe je voor anderen? Wat heb je over voor je naasten, voor je omgeving, en bij uitbreiding voor de samenleving? Wat doe je voor God? Maak je voldoende tijd om je Schepper te loven en te danken? (Kolossenzen 3, 1-2) Wie enkel in zichzelf investeert, die investeert in een dwaasheid. Een mens is immers niets op zich alleen. Een christen is niets zonder God.

Muntjes

Jezus spreekt zich niet principieel uit tegen geld. Het is een maatschappelijk gegeven. Zo prijst Hij de arme weduwe die twee muntjes in de offerkist van de tempel steekt. Zij schenkt van haar armoede. Die opoffering zegt veel over haar geloof in God. (Lucas 21, 1-4) Wanneer de inners van de tempelbelasting aan Petrus vragen of zijn Meester al heeft bijgedragen, dan antwoordt die meteen van wel. (Matteüs 17, 24-25)

Anderzijds wijst Jezus de rijke jongeman die bereid is om Jezus te volgen erop dat hij afstand moet doen van zijn rijkdom en bezittingen. (Matteüs 19, 16-22) Zijn bezorgdheid om zijn bezit zal hem immers in de weg staan om Gods Rijk te verwerven. De jongeman zal steeds halvelings bezig zijn met het behoud van zijn rijkdom. Het zal hem afleiden van de essentie: God. Daarna oppert Jezus tot tweemaal toe tegen zijn leerlingen dat het veel moeilijker is voor een rijke om het Rijk Gods binnen te gaan. (Matteüs 19, 23-24) De leerlingen schrikken daarvan. 

Hebben en houden

Jezus drukt zich scherp uit: een mens moet heel zijn hebben en houden kunnen loslaten voor God. (Matteüs 19, 29-30) Het gaat niet zozeer over het hebben, maar over het vastklampen. Dat verstoort het engagement met God. Het is God of de mammon. (Matteüs 6, 24 en Lucas 16, 9-13) Bezit vervormt ons denken en ons engagement. Onze prioriteiten verschuiven naarmate we meer economisch en minder spiritueel denken.

We kennen van Jezus slechts één volwaardige woede-uitbarsting die bij drie evangelisten beschreven wordt, en die gaat wel degelijk over geld. We botsen dus op een belangrijk thema. Wanneer Jezus de handeldrijvende geldwisselaars en verkopers aantreft op het tempelplein, jaagt Hij ze kwaad weg. De tempel moet een plaats van gebed zijn en geen rovershol. (Johannes 2, 14-20) We merken eigenlijk dezelfde denkoefening: wanneer geld in de weg staat voor het gebed tot God, de naastenliefde en het leven volgens de geboden, dan moet het weg. God gaat voor alles. De allerbelangrijkste rijkdom in je leven is spiritueel. (Kolossenzen 3, 1)

Wanneer er dus een man bij Jezus komt met een vraag over een erfdeel, antwoordt Hij kordaat: Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht. Want ook al heeft een mens nog zoveel, zijn leven bezit hij niet.’ (Lucas 12, 13-15) Klaar en duidelijk, toch?

In onze Kerk is geld een moeilijk thema. Mag er dan geen koper en goud blinken in een kerkgebouw om God te eren? Jezus verfoeit de ornamenten in de tempel niet, Hij klaagt wel het gesjacher en winstbejag aan. Ook in ons leven kunnen we niet om geld heen. Iedereen wil wat zekerheid. De vraag is wellicht hoeveel belang je eraan hecht en wat je tegenover dat bezit plaatst aan spirituele en sociale engagementen.

23 juli 2025

Een steen, een slang en een schorpioen (26-27 juli 2025)

Jezus vertelt wijsheden vaak langs gelijkenissen: ze kunnen grote thema's in eenvoudige beeldtaal weergeven. Er staat telkens veel meer in dan een oppervlakkige lezing zou doen vermoeden. Gods Zoon stelt ons vandaag gerust: God laat ons niet in de steek. We blijven ontvangen van zijn genade en mogen Hem dus onbevangen vragen om hulp. Er zijn uiteraard wel enkele basisvoorwaarden: je kunt niet van God ontvangen wanneer je Hem niet erkent, niet belijdt of niet beleeft. Mag ik je meenemen op een spirituele wandeling doorheen een beeldverhaal?

In het evangelie lezen we vandaag hoe Jezus zijn leerlingen – en in het verlengde dus ook ons – leert bidden. Het Onze Vader is het allerbelangrijkste gebed in de christelijke traditie, precies doordat Jezus het ons hoogstpersoonlijk heeft aangereikt. Meer daarover lees je in deze eerdere bijdrage

Dubbelparabel

Dit keer wil ik graag een korte maar veelzeggende parabel onder de aandacht brengen die volgt op het gebed. Een dubbelparabel is het eigenlijk: een tweeluik dat gaat over oprechte vriendschap en over de liefdevolle zorg van een vader voor zijn kind. De vertelling is bijzonder beknopt en valt meteen met de deur in huis.

Je geeft geen steen wanneer een vriend je vraagt om drie broden te mogen lenen. En een vader geeft zijn kind geen slang in de plaats van vis, of een schorpioen wanneer hij om een ei vraagt. Deze kwalijke verwisselingen zijn hoegenaamd niet zinvol, ze zijn zelfs destructief. Ze getuigen niet van vriendschap of zorg. Een verzwarende factor is de vermelding dat de ondermaatse vriend er al tegen opziet om uit bed te komen en de deur open te maken. Nee: “Val me niet lastig,” is geen uiting van vriendschappelijke bekommernis. (Lucas 11, 7a) De absurditeit spreekt voor zich.

Nu kunnen we ons de vraag stellen of Jezus de drie nutteloze vervangingsmiddelen toevallig heeft gekozen, improviserend op het moment. Of brengt Hij bewust een dieptelaag binnen met zijn symboolkeuze? Het is absoluut niet Jezus’ gewoonte om oppervlakkige beelden te gebruiken. Doorgaans schuilt er meer achter zijn woordkeuze, zeker in parabels. Laten we dus op zoek gaan naar de verdiepende dimensie.

Brood...

In een eerste hulpvraag wil een vriend graag drie broden lenen voor onverwacht bezoek. Een reiziger heeft immers honger. Brood staat in de Schrift symbool voor wat levensnoodzakelijk is. Brood is voedzaam en levengevend. Jezus maakt vaker gebruik van brood als beeld. Het is iets dagdagelijks: iedereen kent het, iedereen eet het.

Zo omschrijft Jezus zichzelf als levend Brood dat uit de hemel is neergedaald. (Johannes 6, 35a en 51a) Bij Jezus is er geen honger meer, maar eeuwig leven. (Johannes 6, 35b en 39) Tijdens het Laatste Avondmaal breekt Jezus brood als teken van het Nieuwe Verbond. “Dit is mijn Lichaam, dat voor jullie gegeven wordt.” (Lucas 22, 19) Hij draagt zijn leerlingen vervolgens op om brood te blijven breken tot zijn gedachtenis. En in het gebed aan de Vader dat Hij enkele verzen vóór de dubbelparabel opdraagt, komt het beeld van brood ook voor: “Geef ons elke dag het brood dat we nodig hebben.” (Lucas 11, 3) Ook dat brood heeft een geestelijke connotatie: het is zoveel meer dan een bede tegen honger.

Het schenken van drie broden aan de vriend die er om komt vragen, verwijst in deze parabel wellicht naar het erkennen van God als noodzakelijke voedingsbron in ons leven. In het naleven van zijn geboden uiten we onze dankbaarheid voor het leven, dat ons door de Schepper is geschonken.

...versus steen

Tegenover het brood staat de steen. Elders in de Schrift verwijst een rots of steen soms naar standvastigheid en doorzetting, maar dit keer niet. Een steen is ruig, hard en onveranderlijk. Stenen bloeien niet en werpen geen vruchten af. Een hongerige reiziger is niet gebaat bij de woestijnrotsen: ze zullen zijn maag niet vullen en zijn honger niet stillen. Stenen doen zelfs denken aan levenloosheid en aan de dood: doden worden in rotsholtes begraven. (Lucas 23, 53) Een steen wordt in de Bijbel ook vermeld als een hard en bot wapen waarmee je iemand kunt doodslaan of bekogelen. (Numeri 35, 17 en Johannes 10, 31-33)

De steen wordt in de Schrift tevens soms aangewend als opponent van een invoelend en meevoelend hart, van liefdevolle menselijkheid: Ik zal zijn hart van steen wegnemen en hem een hart van vlees geven. (Ezechiël 11, 19) Er is geen empathie in een hart van steen: “Zijn hart is hard als een steen, ja, hard als de onderste molensteen.” (Job 41, 15) Deze hardheid die de steen uitbeeldt, bestaat ook naar God toe. Wie een hart van steen heeft, zal niet in staat zijn om de liefde van God te beleven

Vis... 

In het tweede parabeldeel verplaatst Jezus het verhaaldecor in een vingerknip naar een vader en zijn hongerige zoon. Een vader hoort te zorgen voor zijn kind: dat spreekt voor zich. Een kind is kwetsbaar en heeft zijn vader nodig om aan voedsel te komen. Zelf is hij daar nog niet toe in staat: stel dat hij iets giftigs eet of iets dat bedorven is. In het Onze Vader heeft Jezus de verhouding tussen de hemelse Vader en zijn Volk uitgelegd: wij zijn allen kinderen van God en mogen Hem biddend vragen om hulp. (Lucas 11, 2b-4) God is onze liefhebbende Vader die ons altijd nabij is en die ons geloof niet afwijst. (Lucas 11, 9-10)

De vis staat voor menselijk geloof, voor het navolgen van Jezus Christus als Zoon van God. Wanneer Jezus de vissersbroers Simon en Andreas roept, zegt Hij: “Jullie zullen vissers van mensen worden.” (Marcus 1, 16-17) Ze zullen in zijn Naam het Woord verkondigen en mensen tot bij God brengen. Na zijn dood, verschijnt Jezus onder de leerlingen. Simon Petrus is opnieuw aan het vissen, maar deze nacht hebben ze niets gevangen. (Johannes 21, 1-3) Ze herkennen Jezus niet meteen. Hij geeft hun aanwijzingen waar ze hun netten uit moeten gooien, en die zitten meteen vol vissen. De beminde leerling zegt terstond tegen Petrus: Het is de Heer! (Johannes 21, 6-7). Hun verdriet en gemis om Jezus maken plaats voor geloof en de volle netten zijn een beeldende voorspelling van hun nieuwe taak: hun geloof belijden en mensen bekeren.

...versus slang

Een vader die zijn kind een levende slang in de handen stopt wanneer die om een vis vraagt, is een dwaas. Dat behoeft geen uitleg. Een slang kan heel gevaarlijk zijn, dodelijk zelfs. Er klinkt echter ook een symbolische verwijzing mee in het verhaal. Slangen worden in de joodse cultuur geassocieerd met kwaad. In het tweede scheppingsverhaal voedt de slang listig de ambities van Adam en Eva. Door te eten van de boom van goed en kwaad, willen zij de goddelijke kennis verwerven en God worden. (Genesis 2-3) De slang staat symbool voor hoogmoed ten aanzien van God. Wie de slang gehoorzaamt, gaat van de waarheid weg en laat God zelfgenoegzaam achter zich.

We kunnen in deze twee voorbeelden ook niet om het beeld van het wonder van de broden en de vissen heen. Enkele broden en vissen kunnen een hele volksmenigte voeden die Jezus heeft beluisterd. (Matteüs 14, 13-21) Jezus heeft de mensen gevoed met de ware blijde Boodschap én zo aangezet om Hem in geloof te volgen. En wat er overblijft, is overvloed.

En ei... versus schorpioen

De zoon vraagt in het tweede parabeldeel ook om een ei aan zijn vader, want dat is heel voedzaam. Een ei is een geschenk: wie een kip bezit, die raapt het gewoon op en hoeft er niets voor te betalen. Het staat ook symbool voor vruchtbaarheid, nieuw leven en groei: uit een bevrucht ei kan een kuiken groeien. De kip leeft uiteindelijk verder in haar kuikens. Een ei brengt hoop en toekomst. Daarom wordt het doorheen de traditie ook gerelateerd aan de Verrijzenis. Het leven gaat door, het houdt niet op. De dood is niet het einde maar wordt overstegen.

Daar tegenover staat de schorpioen die doet denken aan gevaar, beproeving en pijn. Een schorpioen grijp je niet zomaar beet. (Apokalyps 9, 5) Het gif van een schorpioen zal een gezonde volwassene vooral ongemak bezorgen, maar kan dodelijk zijn voor een kind. Zoiets doet een vader zijn kind toch niet aan? Welnu, zo zal de hemelse Vader evenmin met ons omgaan.

Drie geloofshoudingen

De drie ongepaste surrogaten hebben elk een essentiële betekenis in ons geloof, in onze relatie met God. Laten we de kerngedachten even samenbrengen. Wanneer we in ons geloof en in ons leven geen deel hebben aan het brood, dan verharden we. Dan beleven we ons geloof niet meer hartelijk en doorleefd. We verstarren in ons denken en spreken en in ons leven. De band met de blijde Boodschap van Liefde voor God, onze naaste en onszelf gaat dan verloren. In een versteend hart is geen liefde meer.

Identificeren we ons met de slang in plaats van de vis van het geloof, dan keren we ons af van God. Het is mogelijk dat we die keuze maken uit zelfgenoegzaamheid, omdat we denken God niet nodig te hebben. In dat geval belijden we ons geloof niet langer en vervreemden we van God. Dan is er geen geloof meer.

Als de schorpioen ons meer inspireert dan het ei van de hoop, dan laten we ons vangen in destructief denken en handelen. In dat geval aanvaarden en delen we geen hoop meer. We staan niet langer open voor de genade van God. Sarcasme, wrok en haat krijgen vrij spel en kunnen ons bestaan dan ongestoord verzuren en vergiftigen. Er is in dat geval geen opening meer tot hoop.

Vragen en ontvangen

Jezus leert ons in dit evangeliefragment hoe we het beste kunnen bidden tot God. (Lucas 11, 2b-4) Daarbij vertrekken we vanuit ons geloof in de Vader in de hemel, wiens Naam heilig is. We drukken onze hoop uit op het komend Rijk en engageren ons om te helpen zijn Wil te verwerkelijken op aarde door het Verbond na te leven dat op de Liefde is gebouwd. (Matteüs 22, 37-40) 

Daarna maakt Jezus ons duidelijk dat we geen schroom hoeven te voelen om Gods hulp te vragen. We zullen van God ontvangen wat we nodig hebben: de spirituele genade van hemels Brood, de vergiffenis van onze schuld en wijsheid om zijn wegen te bewandelen. (Lucas 11, 13) De heilige Geest zal ons daarbij leiden. (Lucas 11, 10)

Welnu, wat is daarop ons antwoord? 

14 juli 2025

De ijdele bewondering van een volmaakte vernislaag (19-20 juli 2025)

Er wordt wel eens beweerd dat onze beschaving niets meer is dan een laagje vernis om het slechte van de mens te bedekken. Dat wordt terecht in vraag gesteld in onze tijden. Mensen zijn zoveel meer dan slechts-gedeeltelijk-getemde barbaren. Wel ben ik er van overtuigd dat onze beschaving een laagje vernis is, maar dan eerder om de holle bestaansleegte en onze ondraaglijke nietigheid te verbergen. Velen onder ons hebben zich de gewoonte toegeëigend om aan alles een amusementswaarde te geven, overigens vergezeld van prijskaartjes. Onze samenleving investeert veel tijd en moeite in het genieten van verstrooiingen die de realiteit moeten verbergen. Alles moet verfraaid worden: avenues, dorpspleinen, huizen, zelfs mensen. 

Een zwaar thema voor deze zomerse dagen: dat kan en mag je hier terecht bij opmerken. De zomer is echter een goed moment om eens rustig achterom te kijken, om alles van op een afstandje te overschouwen en erover te filosoferen. Sta me toe samen met jou enkele kanttekeningen door te nemen. Daar gaan we dan...

Hebben en houden

Materialisme blijkt een doeltreffende afleiding weg van de dieptedimensie van de werkelijkheid. Het verlangen geeft ons een doel, het kopen bevredigt meteen onze grijpreflex en de wegwerpcultuur bevordert het zoeken naar nieuwe, plaatsvervangende koopdoelen. Hebben en houden moeten maskeren dat een mens amper vat heeft op het leven en nog minder op de dood. 

De tragiek is weliswaar niet ver te zoeken: wat je ook vergaart om je heen, je neemt het niet mee naar de eeuwigheid. Werkelijk alles laat je hier op aarde achter. En achterlaten moet je ooit. Zelfs indien opgekalefaterd door correcties, fillers of botox: de tijd liegt nooit. Niemand wordt ooit jonger. De tijd tikt vooruit. Rijke boer of arme proleet: voor iedereen is de dood een even zuur afscheid van ons aardse bestaan.

Bovenal leuk

Ook amusement moet onze aandacht wegnemen van de tragiek van het leven en de zoektocht naar zin. Neil Postman heeft gelijk: we amuseren ons kapot. Als het maar leuk is. Trivialiteit en oppervlakkigheid ontsieren de maatschappelijke kijk op de wereld. Er is weinig ruimte voor sensatievrije duiding en reflectie. We verzanden vaak in discussies met één argument voor, één tegen en een conclusie. Dat gaat dan voor neutraal door, een houding die eigenlijk gewoon niet bestaat.

In nieuwberichtgeving moet alles kort en vlot consumeerbaar zijn, bij voorkeur zelfs met voldoende verstrooiingswaarde. Tijdens verkiezingen worden mensen naar een app doorverwezen die hun keuze maakt voor in het stemhokje. Schaamteloze, amper verdoken leugens vervuilen het politieke forum en versnipperen waarheid tot bijzaak en het vertrouwen tot futiliteit. Intussen voedt de economie het egoïsme en egocentrisme, met het succes van de allerrijksten als fragwürtige inspiratiebron. Laten we ook even stilstaan bij de gedachte dat al deze gegevenheden vooral de extremen voeden en bijdragen aan de polarisatie. Bij dat debat geven de verantwoordelijken overigens niet thuis. 

De wereld lijkt soms op een stuurloze pretboot. Alles moet zo leuk mogelijk zijn en er moet het ego zo weinig mogelijk in de weg gelegd worden. Maar wie houdt de zandbanken en klippen in de gaten? Er is wat mij betreft nood aan degelijkheid en gezond verstand.

Kritische stem

In een goed opgeleide samenleving zouden we onszelf wat meer in vraag mogen stellen en niet halsoverkop achter iedere hype aan lopen. Als christenen mogen we daarin zeker een kritische stem zijn, zonder daarbij hooghartig of verwaand te worden uiteraard. De tijd kan ons immers ook begeesteren in ons geloofsdenken en ons dichter bij de essentie brengen. Laten we dat niet vergeten. 

Oude vernislagen zijn verdwenen en het is bon ton om er schamper op terug te kijken, maar intussen zijn ze vlotjes vervangen door nieuwe. Daar wordt de aandacht veel te weinig op gevestigd. Mensen klampen zich aan andere (soms vermeende) wijsheden vast, maar dat zijn niet noodzakelijk betere. Dat inzicht krijgt weinig aandacht: het valt immers niet goed bij de commercie die het amusement financiert, van klassieke massamedia, over internet tot sociale media. 

Er zijn andere waarden die de aandacht verdienen in onze samenleving: opbouwende, spiritueel gedragen waarden die mensen appelleren op hun kansen, hun talenten en mogelijkheden. Deze waarden kunnen breed-existentieel zijn, maar zeker ook christelijk. En daarmee komen we bij het evangelie van deze zondag. Toegegeven, het is een lange omweg, maar contact leggen tussen ons geloof en de realiteit is zelden een zinloze wandeling. 

Witgekalkt

Mensen leven volgens patronen die het leven structuur en motivatie geven. We doen wat we doen omdat we denken dat het zo hoort en omdat we erom bedankt en bevestigd worden. Bovendien krijgt het leven daarmee een nuttige of zelfs zinvolle invulling. Het ego is echter nooit ver weg. Denk maar aan de farizeeën en Schriftgeleerden. Zij hebben het druk om alle aandacht en vleierij galant te aanvaarden. Jezus heeft het absoluut niet op uiterlijkheden en steekt dat nooit onder stoelen of banken. Iedere gelegenheid grijpt Hij aan om ons te waarschuwen voor lege oppervlakkigheid. Wanneer mensen enkel aandacht hebben voor een prachtig ogende vernislaag, dan miskennen ze een groot deel van hun bestaanspotentieel. Er is zoveel meer.

Witgekalkte graven, zo noemt Hij de farizeeën. Een duidelijke parallel met ons vernislaagje. (Matteüs 23, 27-32) De vorm wint het op de inhoud: doorleefde kennis en diep inzicht worden bijkomstig. (Lucas 11, 52) Hun spirituele blindheid is een bron van ergernis en kritiek bij Jezus. Meer dan anderen zouden zij een toegangspoort tot spiritualiteit moeten zijn in plaats van handhavers van allerlei zelf ontwikkelde regels en wetten. Onze kritische christelijke stem wordt doorheen de evangelies gevoed. Een vijftigtal uitspraken over farizeeën, sadduceeën en Schriftgeleerden mogen ons inspireren. (Matteüs 3, 9 en 5, 20 en 9, 11-14 en 15, 14 en 23, 2-30 bijvoorbeeld, en Lucas 18, 9-14)

Marta

Dan komen we bij Marta. Ze is in het evangelie bijzonder druk bezig en loopt zich werkelijk de voeten van onder het lijf om iedereen van hapjes en van drank te voorzien. Dat wordt immers verwacht van een gastvrouw: dat ze goed voor de gasten zorgt en hun werkelijk alles geeft wat ze nodig hebben. Het liefst zelfs in overvloed, zodat men de gastvrouw kan prijzen om haar gastvrijheid. Marta is het toonbeeld van dienstbaarheid, maar ze is eigenlijk bezig met triviale zaken. Ze zit vast in een holle plichtsmoraal. (Lucas 10, 39,-40a)

Doet Marta iets verkeerd dan? Nee, helemaal niet. Dat zegt Jezus ook niet. Natuurlijk is het aangenaam om iets te eten en te drinken te krijgen wanneer je bij iemand op bezoek bent. De vraag is alleen: is dat de essentie? Is dat het allerbelangrijkste? (Lucas 10, 41) Ze maakt een keuze, en ze kiest voor het minste deel. Daar is op zich niets mis mee. Maar ze kon ook, net als Maria, naar Jezus' woorden luisteren en de boel heel even de boel laten. (Lucas 10, 42)

Tijd en ruimte

Een glas wijn of een versnapering weegt niet op tegen het Woord van God. Daar gaat het over in deze passage. Maria heeft het beste deel gekozen: ze heeft gekozen om alles even opzij te leggen en te luisteren naar de Heer. Dat zouden we allemaal moeten doen: ruimte laten voor het Woord en ons laten inspireren door de Goddelijk wijsheid die erin vervat is. Dat zal onze blik telkens weer verhelderen wanneer we daarna rondom ons kijken. 

Jezus heeft het niet over de krekel en de mier. De mier die werkte tot hij versleten was en de krekel de genoot van het leven, profiterend van de mier. Dat kan niet de bedoeling zijn. Nee, het is een kwestie van een eerlijke verdeling van ora et labora voor iedereen. Daar mag uiteraard amusement en plezier aan toegevoegd worden, maar niet zomaar als vervangmiddel. Marta mag ook even gaan zitten om naar Jezus te luisteren. Net als wij. 

Maken wij voldoende tijd en ruimte voor God? En laten wij ons leven vitaliseren door Gods wijsheid? Hoe kunnen onze naasten inspireren om ook meer aandacht te hebben voor de diepgang van ons bestaan?

08 juli 2025

De Samaritaanse draai in de verf (12-13 juli 2025)

De barmhartige Samaritaan is een populaire parabel, ook in de schilderkunst. Dat komt mede omdat er een schokkend element in het verhaal zit: de held is iemand waar men op neer hoort te kijken. Juist daardoor vertelt het verhaal over de kern van de Liefde die God van ons verwacht. Vincent Van Gogh stort zijn hart uit in dit werk, enkele maanden voor zijn dood. Het mag een gelovige cri du coeur zijn naar ons toe. Een wetgeleerde vraagt aan Jezus: Wie is mijn naaste? Jezus' antwoord is een harde noot om te kraken.

Getormenteerd

Vincent Van Gogh (1853, Zundert in Nederland - 1890, Auvers-sur-Oise in Frankrijk) schildert ‘De barmhartige Samaritaan’ met olieverf op doek. Het werk is middelgroot: 73 bij 59,5 cm. In 1889 laat de getormenteerde schilder zich uitgeput, ziek en buiten zichzelf opnemen in de psychiatrische inrichting Saint Paul in Saint-Rémy-de-Provence, een Zuid-Frans gehucht. Het sanatorium is een voormalig klooster gelegen tussen de korenvelden, wijngaarden en olijfbomen: een schilderachtige omgeving. 

(c) Kröller-Müller Museum, Otterlo

Vincent Van Gogh, De barmhartige Samaritaan (1890)

Hij krijgt er twee kleine cellen met tralievensters tot zijn beschikking: één die dient als slaapkamer en de aangrenzende cel als atelier. Zo krijgt hij ruimte om zich artistiek uit te drukken. In deze periode schildert Van Gogh vooral grote werken na, maar hij maakt ze zich eigen langs de compositie, de kleuren en uiteraard ook langs zijn kenmerkende ruwe penseelstreken. 

Interpretatie

Zo interpreteert hij ‘De barmhartige Samaritaan’ van Eugène Delacroix (1798 Charenton-Saint Maurice in Frankrijk - 1863, Parijs in Frankrijk), een klein werkje van 37 bij 30 cm in olieverf op doek. Hij bewondert Delacroix en weet zich door hem geïnspireerd qua kleurgebruik. Zijn reproductie begint hij met een houtskooltekening waarbij hij de compositie van Delacroix meteen spiegelt. Daarna werkt hij het schilderij uit zonder nog te vergelijken met het origineel. Hij gebruikt dit keer niet de heldere kleuren die hem zo typeerden tijdens zijn tijd in Arles. De donkere gedachten in zijn hoofd krijgen aldus vorm in dit werk. In de vage samenklank van kleuren drukt Van Gogh doelbewust het sentiment van de parabel uit.

(c) Privécollectie

Eugène Delacroix - De barmhartige Samaritaan (1849)

Het lijkt geen toeval dat Van Gogh voor dit werk van Delacroix kiest. De Samaritaan onderbreekt zijn reis om een beroofde en hulpeloze man te helpen. Wellicht herkent Vincent zichzelf in de zieke man. Misschien ziet hij in de Samaritaan zijn broer Theo, die altijd voor hem klaarstaat wanneer hij hulp nodig heeft. Van Gogh is er immers erg aan toe. In de inrichting maakt hij verschillende crisissen door. Enkele maanden later overlijdt hij.

Vereenzelviging

De Samaritaan wordt Messiaanse kleuren toegedeeld. De tulband is wit en symboliseert de Goddelijke zuiverheid. Zijn fez is rood, verwijzend naar het bloed van het Verbond. Het goud van zijn mantel verbeeldt zijn koninklijke waardigheid. Het blauw van de broek spreekt van de verbinding die de Samaritaan, net als Jezus, legt tussen hemel en aarde. Het slachtoffer wordt door de Samaritaan vol medelijden op zijn rijdier geduwd. Je ziet hoe hij zijn hele lichaam inzet om hem op te tillen. De wil om te helpen wordt langs zijn hele houding uitgedrukt.

De grove toetsen waarmee de bergen zijn weergegeven, lijken te drukken op de beide figuren. Zo ziet de schilder zichzelf: als iemand die tegen alle druk in anderen toch barmhartigheid wil bewijzen. Die goede wil komt in zijn leven echter lang niet zo goed uit de verf. Waar hij ook verblijft, overal krijgt hij ruzie. Op het laatst vindt Van Gogh daar in Noord-Frankrijk de dood na een ruzie met een stel kwajongens. Hoewel Van Gogh dolgraag geliefd wil zijn, ontmoet hij in zijn leven vooral afwijzing en tragiek. De koffer die opzij op de grond ligt, is leeggeplunderd: een verwijzing naar het vele kwaad in de wereld. Mensen kunnen mekaar veel onrecht aandoen.

Vincent van Gogh wil in zijn inleving een barmhartige Samaritaan zijn, maar lijkt uiteindelijk veel meer op het slachtoffer langs de kant van de weg: berooid en verworpen. Hij hunkert naar genade, maar vindt nergens de barmhartige Samaritaan die hem kan optillen en genezen. Of toch? Zijn broer Theo zal opnieuw naar hem toe komen en hem tegen zich aan trekken na de schotwond hem fataal wordt. Van Gogh schildert zijn Samaritaan in mei 1890, vlak voor zijn vertrek uit Saint-Paul, goed twee maanden voor zijn dood.

Perspectief

Als contrast breng ik de parabelinterpretatie van de Zwitserse schilder Ferdinand Hodler (1853, Bern in Zwiterland - 1918, Genève in Zwitserland) aan. Dit is een groot doek van 71 bij 112 cm, met olieverf beschilderd. Hij kiest hier voor een opmerkelijk laag perspectief, een inkijk die de scène een grote intimiteit geeft. De kijker staat op gelijke hoogte met het tafereel en wordt meegezogen in de dialoog van empathie en hulpeloosheid. Zo wordt het publiek letterlijk uitgenodigd om een naaste te worden van de Samaritaan en de beroofde man. Iedereen komt op gelijke hoogte. Dat is ook wat Jezus ons wil laten aanvoelen. De Samaritaan die de beroofde man wél helpt, dààr moeten we ons aan spiegelen.

(c) privécollectie

Ferdinand Hodler - De barmhartige Samaritaan (1886)

De ander is hier geen lastig obstakel maar een mens die zorg nodig heeft. De Samaritaan gaat bij de man neerzitten - zelfs bijna neerliggen - en is bereid om hem te helpen. De arme stakker ligt naakt en kwetsbaar neer en is kennelijk hard op de stenen terechtgekomen. Gelukkig wordt hij niet door iedereen in de steek gelaten. De Samaritaan legt zijn arm om de nek en schouder van de man heen en reikt hem iets te drinken aan.

Niemand hoeft zich verheven te voelen. De priester en leviet, die in een boog om hem heen zijn gelopen, hebben groot ongelijk. Ze hebben God niet liefgehad: een zware fout. De Samaritaan echter, die als onrein wordt beschouwd in de cultuur ten tijde van Jezus: hij is ons voorbeeld. De wetgeleerde kan en wil hem zelfs niet uitdrukkelijk benoemen. De noties van juist en ‘verkeerd’ zijn helemaal ontwricht in de samenleving. Dat is wellicht de meest lastige ‘draai’ in het verhaal. We moeten helemaal niet neerkijken op anderen, louter omdat ze anders zijn dan wij, maar juist de goede daden overnemen van de mensen om ons heen.

Kaffie en stuten

Als toemaatje een merkwaardig lied van Willem Vermandere (°1940, Lauwe in België). (Klik hier om het lied te beluisteren.) In ‘De Barmhartige Samaritaan’ (1970) is het personage lichtjes beschonken op weg van Ieper naar Veurne en belandt hij uiteindelijk langs de kant van de weg. De pastoor passeert, maar hij heeft enkel een preek en een zegen voor hem over. Een minister met chauffeur in ‘tenue’ scheldt hem uit en zet zijn reis ook verder. Er komt een kloosterzuster langs die een verkeerd oordeel over hem velt, een dokter die van hem wegkijkt, en een boer en een notaris die eveneens doorlopen zonder te helpen. De Samaritaan neemt hier de gedaante aan van een oud-ijzermarchand die de arme man uiteindelijk toch ‘kaffie en stuten’ (koffie en boterhammen) aanbiedt: al wat hij nodig heeft. Geen vooroordelen, geen verwijten, maar verkwikking.

Wie onze naaste is? Iedereen die hulp nodig heeft, die wat liefde kan gebruiken, die gebaat is bij wat aandacht en wat begrip. Daar kan Gods liefde waar worden, ver weg van hoogmoed, arrogantie en oordelen. Die Samaritaanse draai van ontnuchtering kan wat zwaar vallen. Het is juist daarom des te belangrijker om er vaak aandacht aan te schenken als volgeling van Jezus Christus. Zijn we wel goed bezig?

04 juli 2025

Op weg met het Woord (5-6 juli 2025)

We zijn allemaal op weg. Op weg door het leven en in ons geloof. Wanneer we achterom kijken, dan zien we een traject van positieve ervaringen en teleurstellingen. Achterom kijkend, merken we ook dat we dingen anders hadden gedaan met wat we nu denken, weten en geloven. Ook de leerlingen van Jezus zijn onderweg: nu nog met Jezus als Mens onder hen. Straks zal het anders worden. Daarom zendt Jezus de leerlingen op weg, als een soort 'stage'. Nu kan Hij hen nog bijsturen met goede raad. Dat stageverslag lezen we deze zondag. Moge het ons blijven inspireren en transformeren op onze eigen weg van geloof en verkondiging.

Jezus zendt zijn leerlingen uit om de blijde Boodschap te verkondigen in de nabije dorpen en steden.  Ze krijgen een opdracht. Het betreft geen plezierreis. Nee, dit is bittere ernst. Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee. (Lucas 10, 4a) Ze hebben geen reserves van doen, geen luxe, geen gemakken. De soberheid die Jezus hen voorleeft, wordt hun opgedragen. Hun focus moet scherp staan op het delen van de vreugde om het Rijk Gods. 

Authentieke vrede

Ze moeten vooral geen kapsones krijgen. Groet niemand onderweg. (Lucas 10, 4b) De farizeeën laten zich graag groeten en genieten van de aandacht die ze krijgen. Van dat soort hovaardigheid moeten de leerlingen zich ver weg houden. Het gaat in de verkondiging niet over hun ego of hun prestaties, maar over God. Deze zuiverheid, deze authenticiteit is essentieel in de zending die Jezus hun geeft. We lijken veel van die aanvankelijke soberheid te zijn kwijtgespeeld doorheen de geschiedenis. Laat we ons hier bewust van zijn, laten we de Woorden van de Heer in toenemende mate eer aandoen.

De leerlingen komen in vrede. De Boodschap van Jezus getuigt van Gods Liefde voor wie Hem willen toebehoren. Ze brengen deze vrede binnen waar ze onthaald worden. Als ze een huis binnengaan, dan moeten hun eerste woorden luiden: “Vrede voor dit huis!” (Lucas 10, 5) Het eerste dat ze doen, is iets geven aan de mensen. Het is niet te koop, het is een gunst. Iemand vrede gunnen, is je hart openen en op gelijke hoogte staan met de ander. Het is de ander waarderen, nog voor je hem leert kennen. Deze vrede is kostbaar, in alle tijden: toen, maar zeker ook nu.

Intolerant verhaal

De kans bestaat uiteraard dat hun verkondiging niet in dank wordt afgenomen. De instructies van Jezus zijn daaromtrent duidelijk: “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden we van ons af en laten we bij u. (Lucas 10, 11a) Die raad zou een zekere menselijke rancune kunnen veronderstellen. Als er al rancune volgt, dan komt die echter enkel en alleen aan God toe. (Lucas 10, 12-14) De negativiteit en het cynisme mogen met het stof van de aarde achterblijven in de ongastvrije dorpen en steden. Ze dragen immers niets bij, ze trekken een mens enkel naar beneden.  Dat hebben de leerlingen niet van doen. Eigenlijk heeft niemand dat van doen.

Gastvrijheid staat hoog aangeschreven bij Jezus en bij zijn Vader. Vandaar de verwijzing naar het verhaal van Sodom uit het Eerste (Oude) Testament. (Genesis 19) In die stad werden mannen die op bezoek waren bij Lot met geweld bedreigd. De Sodomieten wilden de gasten zelfs in hun eerbaarheid misbruiken om hen een lesje te leren: vreemdelingen zijn niet welkom in Sodom. Groot was hun intolerantie en grenzeloos hun agressie. De gasten kwamen echter in Gods naam: het waren engelen. De mannen van Sodom wilden dus eigenlijk God temmen. (Genesis 19, 8-9) De geschiedenis heeft de lezing van dit verhaal helaas in vreemde bochten gewrongen die het verhaal weinig eer aandoen. De diepste boodschap van het verhaal wordt niet gelezen. Want het verhaal van Sodom is wel degelijk brandend actueel, maar dan in de context van vreemdelingenhaat en godsdienstige intolerantie. (Meer hierover in een andere bijdrage op de blog: klik hier)

Boodschappers

Terug naar de leerlingen. Jezus verwijst naar Sodom omdat de leerlingen eigenlijk engelen van God worden. Ze worden boodschappers van het Goede Nieuws die in vrede komen en hopen dat ze gastvrij zullen worden onthaald waar ze heen gaan. Ook in onze tijd hebben we boodschappers nodig die vol geestdrift prediken over Gods Rijk en de kracht van het geloof. Ook nu zullen sommigen hen hartelijk ontvangen met aandacht luisteren, en zullen anderen hun giftige verwijten naar het hoofd slingeren. 

Hoe is het met ons gesteld? Slagen wij er in om de negatieve reacties achter ons te laten? Houden we ons ver van lof en eer gericht aan ons als persoon? Voeden we ons voldoende aan het evangelie? Stralen we de vreugde van het Woord uit? Deze evangeliepassage is een oproep voor ieder van ons. Laten we de vreugde om de Boodschap delen met elkaar en met anderen en ons geloof oprecht en geloofwaardig blijven voorleven.

25 juni 2025

Petrus en Paulus (29 juni 2025)

Petrus en Paulus zijn de aanvoerders van de allervroegste Kerk. Ze verpersoonlijken de aanvang van de viering en verkondiging van de blijde Boodschap en van de verspreiding ervan. Omdat ze samen vorm hebben gegeven aan de Wereldkerk en aan de christelijke traditie worden ze ook samen gevierd.

  • Voor de lezingen van deze feestdag: klik hier.

Simon de visser

Simon, een visser van beroep, wordt de rots op wie Jezus steunt om zijn leerlingen en volgelingen na zijn dood te leiden. (Matteüs 16, 18) De robuuste steen waarop iedereen moeet kunnen vertrouwen. Op hem bouwt Jezus zijn Kerk. Symbolisch wordt zijn geboortenaam Simon door Jezus veranderd in ‘Kefas’ (of in het Grieks, naar ‘petra’: ‘Petrus’): rots. Jezus ziet duidelijk een leider in hem, een standvastige en krachtdadige getuige van het Woord van God.

Over Simon Petrus vernemen we vrij veel doorheen het Tweede (Nieuwe) Testament. Hij is afkomstig uit Betsaïda (Johannes 1, 44), is gehuwd (Marcus 1, 29-31 – 1 Korintiërs 9, 5) en woont met zijn vrouw in Kafarnaüm. Hij wordt omschreven als ongeletterd. (Handelingen 4, 13) Wellicht is hij samen met zijn broer Andreas een volgeling van Johannes de Doper geweest en werd hij zo voorbereid op de komst van de Messias.  

Zelfzeker en twijfelaar

Wanneer Jezus hem roept, laat Simon meteen alles vallen en volgt hij Jezus. (Matteüs 4, 18-19) Er is geen moment van twijfel. Hij neemt vaak het voortouw en spreekt namens de leerlingen met Jezus. Die rol van Petrus wordt door Jezus ook erkend. (zie bijvoorbeeld: Matteüs 15, 15 en 16, 16-22 en 17, 4) Hij komt vaak over als een ruwe diamant, een man het hart op de tong.

Toch leren we hem ook kennen als onzeker en twijfelend wanneer Jezus hem gebiedt om uit de boot te stappen en bij Hem op het water te komen staan. (Matteüs 14, 29) De menselijke zwakheid van Petrus komt ook in beeld na het Laatste Avondmaal. Hij en de  andere leerlingen vallen telkens weer in slaap, hoewel Jezus hen uitdrukkelijk heeft gevraagd om wakker te blijven en te waken terwijl Jezus zich afzondert om te bidden. (Matteüs 26, 36-46)

Hoogten en laagten

Er is een bijzonder spirituele kant aan Simon Petrus. Hij aanschouwt de gedaanteverandering van Jezus op de Taborberg: een mystieke ervaring. (Matteüs 17,1-13) Wanneer Jezus vraagt wie Hij is volgens Petrus, dan antwoordt deze: “U bent de Messias, de Zoon van de levende God.” (Matteüs 16, 16) Dat is aan Petrus openbaard door de hemelse Vader.

Het dieptepunt in Petrus’ trouw aan Jezus is ongetwijfeld de verloochening – tot driemaal toe! – wanneer Jezus is opgepakt: hij ontkent dat Hij Jezus ooit heeft gezien, gekend of gevolgd. (Matteüs 26, 69-75) Dat komt niet als een grote verrassing voor Jezus: Hij had het voorspeld. (Matteüs 26, 31-35)

Petrus: leider ondanks gebreken

Petrus is een man met gaven en gebreken. Toch kiest Jezus hem uit als leider van de Kerk. Het is een veelzeggende beslissing van Jezus. De Kerk is een geloofsgemeenschap van mensen: dat is vanaf het vroege begin al duidelijk. Petrus vertegenwoordigt de Kerk in Jeruzalem. (Handelingen 1,15 en 2, 14 – Galaten 1, 18)

Zijn geloof wordt andermaal op de proef gesteld, maar Petrus blijft dit keer stellig in zijn overtuiging staan. Hij wordt gevangengenomen maar kan ontsnappen. (Handelingen 12, 6-11 en 17) Daarna trekt Petrus rond. Het is niet langer veilig voor hem in Jeruzalem. Petrus zou gestorven zijn in Rome tijdens de christenvervolgingen onder keizer Nero.

Saulus de tentenmaker

Paulus kent een heel andere levensgeschiedenis en lijkt in veel het tegenovergestelde van Petrus. Paulus zou een Romeins staatsburger zijn. (Handelingen 16, 37-38 en 22, 25-28) In Tarsus, een stad in Sicilië, is hij geboren. Hij heet eigenlijk Saulus en heeft gewerkt als tentenmaker. (Handelingen 18, 3)

We leren Saulus kennen als een actief helper in de vervolging van christenen. Bovendien wordt hij de zoon van een Farizeeër genoemd. (Handelingen 23, 6) Hij bewaakt zijn kompanen wanneer ze Stefanus stenigen (Handelingen 7, 58 - 8, 1) en laat christenen opsluiten. (Handelingen 8, 3 en 9, 1) Dit is absoluut geen curriculum voor een vertegenwoordiger van de Kerk.

Bekering

De bekering van Saulus vormt het keerpunt in zijn leven. Nabij Damascus openbaart Christus zich aan hem. (Handelingen 9, 3-9 en 22, 6-10 en 26, 12-18) Net als Petrus krijgt ook hij een nieuwe naam in functie van zijn zending. Het verleden ligt achter hem, voortaan heet hij Paulus.

Jezus heeft hij nooit ontmoet of gevolgd. In de eerste Korintiërsbrief schrijft Paulus weliswaar dat hij Jezus heeft "gezien" (1 Korintiërs 9, 1) maar dan vooral in functie van zijn argumentatie waarom hij zich wel degelijk een apostel mag noemen. (1 Korintiërs 15, 8)

Reiziger en theoloog

Paulus trekt rond en sticht christengemeenschappen rondom de Middellandse Zee en in Klein-Azië en Griekenlang. Langs brieven blijft hij in contact met deze kleine christelijke kernen, met veel theologische inhoud. Zijn schrijfstijl is vaak retorisch en polemisch van aard. Hij heeft een grote invloed op de christelijke theologie.

Tijdens het Concilie van Jeruzalem kan Paulus een overeenkomst bereiken met Petrus dat zij zich op de Joden zouden richten en dat Paulus zelf naar de andere volken mag trekken zonder de eis van de besnijdenis. (Galaten 2, 4-10) Daarom wordt Paulus ook "apostel van de heidenen" genoemd.

Gevangen

Uiteindelijk wordt Paulus in Rome gearresteerd en gevangengezet in Caesarea. Als staatsburger vraagt hij om voor de keizer te mogen verschijnen. Onderweg lijden ze schipbreuk, waardoor hij 3 maanden in Malta verblijft. Eenmaal in Rome krijgt hij huisarrest

Misschien is hij terechtgesteld en onthoofd samen met veel andere christenen na de brand in Rome. Keizer Nero wentelt de schuld daarvoor immers op de christenen af en begint een systematische vervolging om zijn argument kracht bij te zetten. Paulus is dus wellicht het slachtoffer geworden van de vervolging waar hij zelf ooit aan deelnam.

Pier en Pol in ons

In Oostende staat een prachtige kerk, geïnspireerd op de Dom van Keulen. Ze is gewijd aan de heilig Petrus en Paulus. "Pier en Pol" worden ze in de Oostendse volksmond genoemd. De heiligen spreken uiteraard aan in een omgeving waar men verbonden is met visserij en varen. Bovenal staan Pier en Pol voor de Wereldkerk: voor standvastigheid en vernieuwing, voor centraal gezag en verkondiging, voor traditie en openheid. En tegelijk hebben ze met mekaar gemeen dat een mens veel kan bereiken na een nieuw begin in Christus. Er zit een Pier en een Pol in iedere christen. Ook dat vieren we vandaag. 

20 juni 2025

Iedereen gelijk in Christus (21-22 juni 2025)

We verschillen allemaal van elkaar, maar we zijn wel gelijkwaardig. In Christus is geen mens ook maar één fractie meer waar dan een ander. Dat is een fundamenteel-christelijk beginsel. Toch komt dit maar zwakjes uit de verf in de praktijk, nu én vroeger. Hoe zou dat komen? En wat zou dan doorslaggevend zijn hier op aarde om iemand meer waarde toe te kennen?

Doopsel verbindt

Door het doopsel dat we ontvangen hebben en dat we dag aan dag gelovig bevestigen, zijn we verenigd in Christus. (Galaten 3, 26-27) Het doopsel is niet enkel een persoonlijk sacramenteel merkteken, het impliceert ook een verbinding met alle andere gedoopten, met alle volgelingen van Christus die dat engagement in het sacrament hebben bestendigd: wie ook, waar ook ter wereld. Het doopsel maakt ons allen tot kinderen van God.

We zijn gelijkwaardig in het doopsel. Onder de hoede van Christus is niemand meer waard dan iemand anders. Ongelijkwaardigheid zou immers impliceren dat sommigen belangrijker zijn en dichter bij God zouden staan. Er is dus geen slaaf meer of vrije, geen man of vrouw. (Galaten 3, 28-29) Niet dat ons onderscheidt mag onze identiteit ten diepste bepalen, enkel het feit dat we christen zijn. Het gemeenschappelijk geloof is belangrijker dan de onderlinge verschillen. 

Geschiedenis

Er is dus geen enkele rechtvaardiging voor welke vorm ook van klassen- of standenkerk. Jezus geeft nergens aanleiding tot een privilegekerk met ereplaatsen en minderwaardige plekken. Edelman of arme proleet: ze horen naast elkaar te zitten in onze eredienst.

Deze boodschap valt doorheen de geschiedenis echter zelden goed bij de goegemeente, de elite en de kerkelijke hiërarchie. Dit principe lijkt steeds weer haaks te staan op onze maatschappelijke rangorde. De tijden zijn veranderd: de klassieke orde van adel tot arm heeft plaatsgemaakt voor een vooruitgangsdenken. Maar daarmee is het onderscheid tussen de welstellenden (in het Engels: de 'haves') en de minderbedeelden (de 'have-nots') staande gebleven. Wie zou zich willen inzetten als er geen beloning tegenover staat?

Maatschappelijke maaksels sluiten lang niet altijd aan bij Christus' Boodschap. Toch is Jezus heel duidelijk: "Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen." (Matteüs 9, 24) Dit wordt vaak terecht verbonden aan het lijden om de Boodschap, wat Jezus zelf heeft voorgeleefd. Er zit echter ook een bezitsconnotatie aan vast: wie wil houden wat hij heeft, zal dat zeker verliezen. En ook daarin was Jezus een sprekend voorbeeld. 

Vergankelijkheid

Wie verworven welstand, macht en eer in stand wil houden, is bij Christus niet aan het goede adres. Sterker nog: het zal voor rijken veel moeilijker zijn om het Rijk Gods te bereiken. (Matteüs 19, 23-24) Als er een voordeel zou zijn, dan ligt dat in het kamp van wie arm is. Dat zegt Jezus heel stellig, tot tweemaal toe zelfs. Merkwaardig dat die verzen telkens zo vlotjes naar de achtergrond zijn verdwenen. We lezen selectief.

Vreemd genoeg haalt de realiteit ons keer op keer in, zij het dan steevast veel te laat. Wie zich als levensdoel vooropstelt om succesvol te worden, ziet niet in hoe vergankelijk het leven is en hoe nietig wij zijn op deze aardkloot. Hoe komt het dan dat we er zo moeilijk in slagen om mekaar als gelijkwaardig te beschouwen in het dagelijks leven? En hoe is het mogelijk dat het zelfs als christengemeenschap zo moeilijk lukt? 

Niet glamoureus

Mensen zoeken naar standvastigheid en willen beloond worden voor wat ze bereiken. Mensen willen houden wat ze hebben. Christus volgen, biedt echter geen tastbare zekerheid of standvastigheid. Geloof is geen verzekering tegen schade en tegenslag. Er is wel degelijk een zekerheid in het volgen van Jezus: het Woord van God. Maar dat is niet glamoureus of prestigieus van aard. Het is hemels, niet aards. Transcendent, niet grijpbaar. 

De vraag is uiteindelijk wat er belangrijker is. Waar ligt onze prioriteit, los van alle mogelijke vervagende nuanceringen? Misschien moeten we onszelf vooral op dat vlak meer verloochenen om ons kruis op te nemen... 

11 juni 2025

Drie-eenheidszondag: Traditie, Liefde en Wijsheid (14-15 juni 2025)

De zondag na Pinksteren, na het afsluiten van de Paaskring, vieren we Drie-eenheidszondag. De eenheid van God wordt feestelijk bevestigd en gevierd. De Zoon is terug naar de Vader in de hemel en de Geest is over de volgelingen van Jezus neergedaald. Hoog tijd om de eenheid van God nog eens te beklemtonen. Want wij loven en aanbidden één God.

Gods Boodschap

De heilige Geest, die beloofd is door Jezus aan de leerlingen, spreekt Gods stem. (Johannes 16, 13b) De Geest is geen zelfstandige entiteit, maar maakt deel uit van God zelf. Met Pinksteren merken de leerlingen voor het eerst hoe de Geest in hen werkzaam wordt. (Handelingen 2, 1-12)

De heilige Geest zet de verkondiging van Gods Boodschap voort. Hij verkondigt wat de leerlingen in Jezus’ aanwezigheid nog niet konden begrijpen. (Johannes 16,13a) Deze noodzakelijke aanvullingen leiden ons dieper binnen in de Waarheid, in Gods Wijsheid. (Johannes 16, 12) Gods openbaring zet zich dus langs de Geest verder na de dood en verrijzenis van Jezus. (Johannes 16, 14)

Blijvend aanwezig

God blijf aanwezig en blijft ons inspireren doorheen de tijd, in de traditie van Wet en Profeten. De Heer wordt verder verheerlijkt in de Geest. (Johannes 16, 14-15) De Wereldkerk van Christus krijgt vorm en wordt uitgebouwd in de kracht van de Geest. En langs diezelfde Geest wordt de hemelse Vader aanbeden, de Schepper van al wat is, de Nabije die de traditie in een heilig Verbond vorm heeft gegeven. (Spreuken 8, 22)

De Geest bouwt verder aan wat Jezus is begonnen: vrede vinden bij God. Christus heeft voor ons de weg naar Gods genade ontsloten langs het Nieuw Verbond. (Romeinen 5, 2) Nu maakt de Geest, onze Trooster en Helper, het mogelijk om dichter bij Jezus te komen langs zijn inspirerende In-wezigheid, zijn aanwezigheid in ons hart. De Geest stort Gods Liefde in ons hart. (Romeinen 5, 5)

Aan elkaar gelijk

De Vader, de Zoon en de Geest zijn aan elkaar gelijk: ze zijn immers God. (Romeinen 5, 1 en 5) Toch heeft de Geest doorheen de tijd, hoewel Hij de inspiratie is van de Kerk, steevast een minderwaardige plaats toebedeeld gekregen. Er schuilt namelijk een risico in de Geest: iedereen kan spreken vanuit de Geest, maar is dat wel in alle gevallen zo? (Handelingen 2, 13) De Geest kan als gezagsargument gebruikt worden om een eigen visie te legitimeren. 

Toch is er een toetsing die onweerlegbaar is. Wanneer een geloofsuitspraak in strijd is met de Wet en de Profeten en met wat Jezus heeft verkondigd, dan is de Geest niet de drijfveer geweest van de bewering. Dan is het een uitspraak uit eigen naam. Niettemin waait de Wind waar Hij wil. Soms kan dat bedreigend aanvoelen binnen een hiërarchie. Maar rangorde en gezag is niet de kern van Kerk-zijn, het is een hulpmiddel om de eenheid en de authenticiteit onder christenen te bewaren. Als ze daar niet toe dient, dient hiërarchie nergens toe. 

Kerk vormen is niet stilstaan of heimelijk achterom kijken. Het is samen op weg gaan, voorwaarts, gesterkt door de Geest.