Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Rustig havenwaarts (28-29 juni 2025).

20 juni 2025

Iedereen gelijk in Christus (21-22 juni 2025)

We verschillen allemaal van elkaar, maar we zijn wel gelijkwaardig. In Christus is geen mens ook maar één fractie meer waar dan een ander. Dat is een fundamenteel-christelijk beginsel. Toch komt dit maar zwakjes uit de verf in de praktijk, nu én vroeger. Hoe zou dat komen? En wat zou dan doorslaggevend zijn hier op aarde om iemand meer waarde toe te kennen?

Doopsel verbindt

Door het doopsel dat we ontvangen hebben en dat we dag aan dag gelovig bevestigen, zijn we verenigd in Christus. (Galaten 3, 26-27) Het doopsel is niet enkel een persoonlijk sacramenteel merkteken, het impliceert ook een verbinding met alle andere gedoopten, met alle volgelingen van Christus die dat engagement in het sacrament hebben bestendigd: wie ook, waar ook ter wereld. Het doopsel maakt ons allen tot kinderen van God.

We zijn gelijkwaardig in het doopsel. Onder de hoede van Christus is niemand meer waard dan iemand anders. Ongelijkwaardigheid zou immers impliceren dat sommigen belangrijker zijn en dichter bij God zouden staan. Er is dus geen slaaf meer of vrije, geen man of vrouw. (Galaten 3, 28-29) Niet dat ons onderscheidt mag onze identiteit ten diepste bepalen, enkel het feit dat we christen zijn. Het gemeenschappelijk geloof is belangrijker dan de onderlinge verschillen. 

Geschiedenis

Er is dus geen enkele rechtvaardiging voor welke vorm ook van klassen- of standenkerk. Jezus geeft nergens aanleiding tot een privilegekerk met ereplaatsen en minderwaardige plekken. Edelman of arme proleet: ze horen naast elkaar te zitten in onze eredienst.

Deze boodschap valt doorheen de geschiedenis echter zelden goed bij de goegemeente, de elite en de kerkelijke hiërarchie. Dit principe lijkt steeds weer haaks te staan op onze maatschappelijke rangorde. De tijden zijn veranderd: de klassieke orde van adel tot arm heeft plaatsgemaakt voor een vooruitgangsdenken. Maar daarmee is het onderscheid tussen de welstellenden (in het Engels: de 'haves') en de minderbedeelden (de 'have-nots') staande gebleven. Wie zou zich willen inzetten als er geen beloning tegenover staat?

Maatschappelijke maaksels sluiten lang niet altijd aan bij Christus' Boodschap. Toch is Jezus heel duidelijk: "Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen." (Matteüs 9, 24) Dit wordt vaak terecht verbonden aan het lijden om de Boodschap, wat Jezus zelf heeft voorgeleefd. Er zit echter ook een bezitsconnotatie aan vast: wie wil houden wat hij heeft, zal dat zeker verliezen. En ook daarin was Jezus een sprekend voorbeeld. 

Vergankelijkheid

Wie verworven welstand, macht en eer in stand wil houden, is bij Christus niet aan het goede adres. Sterker nog: het zal voor rijken veel moeilijker zijn om het Rijk Gods te bereiken. (Matteüs 19, 23-24) Als er een voordeel zou zijn, dan ligt dat in het kamp van wie arm is. Dat zegt Jezus heel stellig, tot tweemaal toe zelfs. Merkwaardig dat die verzen telkens zo vlotjes naar de achtergrond zijn verdwenen. We lezen selectief.

Vreemd genoeg haalt de realiteit ons keer op keer in, zij het dan steevast veel te laat. Wie zich als levensdoel vooropstelt om succesvol te worden, ziet niet in hoe vergankelijk het leven is en hoe nietig wij zijn op deze aardkloot. Hoe komt het dan dat we er zo moeilijk in slagen om mekaar als gelijkwaardig te beschouwen in het dagelijks leven? En hoe is het mogelijk dat het zelfs als christengemeenschap zo moeilijk lukt? 

Niet glamoureus

Mensen zoeken naar standvastigheid en willen beloond worden voor wat ze bereiken. Mensen willen houden wat ze hebben. Christus volgen, biedt echter geen tastbare zekerheid of standvastigheid. Geloof is geen verzekering tegen schade en tegenslag. Er is wel degelijk een zekerheid in het volgen van Jezus: het Woord van God. Maar dat is niet glamoureus of prestigieus van aard. Het is hemels, niet aards. Transcendent, niet grijpbaar. 

De vraag is uiteindelijk wat er belangrijker is. Waar ligt onze prioriteit, los van alle mogelijke vervagende nuanceringen? Misschien moeten we onszelf vooral op dat vlak meer verloochenen om ons kruis op te nemen... 

11 juni 2025

Drie-eenheidszondag: Traditie, Liefde en Wijsheid (14-15 juni 2025)

De zondag na Pinksteren, na het afsluiten van de Paaskring, vieren we Drie-eenheidszondag. De eenheid van God wordt feestelijk bevestigd en gevierd. De Zoon is terug naar de Vader in de hemel en de Geest is over de volgelingen van Jezus neergedaald. Hoog tijd om de eenheid van God nog eens te beklemtonen. Want wij loven en aanbidden één God.

Gods Boodschap

De heilige Geest, die beloofd is door Jezus aan de leerlingen, spreekt Gods stem. (Johannes 16, 13b) De Geest is geen zelfstandige entiteit, maar maakt deel uit van God zelf. Met Pinksteren merken de leerlingen voor het eerst hoe de Geest in hen werkzaam wordt. (Handelingen 2, 1-12)

De heilige Geest zet de verkondiging van Gods Boodschap voort. Hij verkondigt wat de leerlingen in Jezus’ aanwezigheid nog niet konden begrijpen. (Johannes 16,13a) Deze noodzakelijke aanvullingen leiden ons dieper binnen in de Waarheid, in Gods Wijsheid. (Johannes 16, 12) Gods openbaring zet zich dus langs de Geest verder na de dood en verrijzenis van Jezus. (Johannes 16, 14)

Blijvend aanwezig

God blijf aanwezig en blijft ons inspireren doorheen de tijd, in de traditie van Wet en Profeten. De Heer wordt verder verheerlijkt in de Geest. (Johannes 16, 14-15) De Wereldkerk van Christus krijgt vorm en wordt uitgebouwd in de kracht van de Geest. En langs diezelfde Geest wordt de hemelse Vader aanbeden, de Schepper van al wat is, de Nabije die de traditie in een heilig Verbond vorm heeft gegeven. (Spreuken 8, 22)

De Geest bouwt verder aan wat Jezus is begonnen: vrede vinden bij God. Christus heeft voor ons de weg naar Gods genade ontsloten langs het Nieuw Verbond. (Romeinen 5, 2) Nu maakt de Geest, onze Trooster en Helper, het mogelijk om dichter bij Jezus te komen langs zijn inspirerende In-wezigheid, zijn aanwezigheid in ons hart. De Geest stort Gods Liefde in ons hart. (Romeinen 5, 5)

Aan elkaar gelijk

De Vader, de Zoon en de Geest zijn aan elkaar gelijk: ze zijn immers God. (Romeinen 5, 1 en 5) Toch heeft de Geest doorheen de tijd, hoewel Hij de inspiratie is van de Kerk, steevast een minderwaardige plaats toebedeeld gekregen. Er schuilt namelijk een risico in de Geest: iedereen kan spreken vanuit de Geest, maar is dat wel in alle gevallen zo? (Handelingen 2, 13) De Geest kan als gezagsargument gebruikt worden om een eigen visie te legitimeren. 

Toch is er een toetsing die onweerlegbaar is. Wanneer een geloofsuitspraak in strijd is met de Wet en de Profeten en met wat Jezus heeft verkondigd, dan is de Geest niet de drijfveer geweest van de bewering. Dan is het een uitspraak uit eigen naam. Niettemin waait de Wind waar Hij wil. Soms kan dat bedreigend aanvoelen binnen een hiërarchie. Maar rangorde en gezag is niet de kern van Kerk-zijn, het is een hulpmiddel om de eenheid en de authenticiteit onder christenen te bewaren. Als ze daar niet toe dient, dient hiërarchie nergens toe. 

Kerk vormen is niet stilstaan of heimelijk achterom kijken. Het is samen op weg gaan, voorwaarts, gesterkt door de Geest.

06 juni 2025

Pinksteren: God als Vader, Zoon en Geest tegelijk (7-8 juni 2025)

Met Pinksteren daalt de heilige Geest neer over de leerlingen. Daarmee wordt de Paaskring afgesloten. En daarmee is ook de liturgische basis voor de heilige Drie-eenheid vervolledigd. Hoe zien wij God? Hoe verenigen we de absolute eenheid van God met de Vader en de Zoon en de heilige Geest? Laat ons te rade gaan bij een toonaangevende theoloog…

  • Voor de lezingen van deze Pinksterzondag: klik hier

Andere tijd, andere kijk

Zwitsers theoloog Karl Barth (1886-1968) heeft ons een nieuwe kijk op de zijnswijze van God aangereikt. Dat klinkt meteen heel zwaar, maar het is tegelijk ook bijzonder concreet. Het gaat over de manier waarop we God aanspreken, met welke Naam, op welke wijze, vanuit welk beeld. God is immers niet zomaar zichtbaar of tastbaar. Vanuit de traditie spreken we over de drie Goddelijke Personen: Vader, Zoon en Geest. Dat beeld was duidelijk en (vrij) ondubbelzinnig in de tijd dat dit theologisch concept werd gevormd, in die taal en die cultuur. Het moest duidelijkheid verschaffen in een tijd van eenzijdige opvattingen, van afwijkingen.

Tijdens het Eerste oecumenisch Concilie in Nicea werd deze theologische visie voor het eerst bekrachtigd: in 325, dit jaar 1700 jaar geleden. Het Symbolum van de apostelen, de twaalf geloofsartikelen, zijn dan neergeschreven. Daaruit is later in die vierde eeuw, in het Eerste oecumenisch Concilie van Constantinopel van 381, onze uitgebreide geloofsbelijdenis ontstaan: de geloofsbelijdenis van Nicea. Oftewel, voor de liefhebbers van tongbrekers: de Nicenoconstantinopolitanum.

In onze Verlichte tijden komen de drie Goddelijke Personen misschien te afzonderlijk over, te onafhankelijk van elkaar. Een persoon wordt immers beschouwd als zelfbewust en zelf-openbarend. Wij zien subjecten als individuele, naast elkaar bestaande personen. In die hedendaagse interpretatie schept dit concept dus mogelijks verwarring: er groeit een risico op tritheïsme, waarin we de onlosmakelijke eenheid van God uit het oog verliezen. En dat is oorspronkelijk zeker niet zo bedoeld.

Bestaansvormen

Karl Barth ziet meer helderheid in één God in drie Bestaansvormen, drie Vormen van God-zijn met andere woorden. Er is één God: de Vader, die de Zoon heeft gezonden en daarna met Hem een blijvende kracht tot ons brengt in de heilige Geest. Deze drie bestaansvormen zijn één en dezelfde God en dus onlosmakelijk verenigd. Dat is uiteindelijk ook wat men bedoelde in Nicea.

De Drie-eenheid is volgens Barth ten diepste God die Zichzelf aan de mensheid kenbaar maakt. Triniteit is bijgevolg niet slechts een symbool of concept, maar God zelf. Dat is wie God is, zijn identiteit. Barth erkent dat het nieuwe werk van de Zoon verschilt van het werk van de Vader als Schepper, omdat de Verzoening door de Zoon een ‘onvoorstelbaar nieuwe’ gratuite daad van de ene God is. Daarbij maakt Barth echter principieel géén onderscheid tussen de handelingen van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Ze zijn immers onafscheidelijk en ondeelbaar: ze zijn God.

Visie

De theologische visie van Barth is veelbetekenend voor ons hedendaags geloofsverstaan. God schept telkens weer zin in de wereld. Deze genade komt voort uit de vrije keuze van God om de aarde te scheppen en de mensen lief te hebben. Dat is de Wil van God. Het had ook anders gekund. Juist daarom is het ook genadeTegenover God staat het chaotische niets, het verzet tegen Gods genade. Deze chaos is volgens Barth niet te verklaren en ook niet te ontkennen. Wanneer we de chaos oproepen, dan keren we ons af van God. 

Aan het kruis heeft Jezus Christus de mensen weer met God verzoend. Deze Verzoening tussen God en de mensen is bijgevolg gegrondvest in ons geloof op Jezus Christus. Hij heeft een nieuw Verbond gesloten. God is schepping, herschepping, en openbaring ineen: Hij is Vader, Zoon en Geest.

Midden in deze stevige theologische visie stelt Barth dat de mens met zijn of haar denken God nooit zal kunnen omschrijven. Het is God die zich openbaart aan ons. Alleen in die openbaring is God te ontmoeten. De Schrift en de verkondiging zijn daarom essentieel in ons geloof. Ze brengen ons dichter bij God, die Vader, Zoon en Geest is.

En zo kunnen we met Pinksteren Gods Geest ontvangen in alle openheid en ontvankelijkheid, net zoals de leerlingen destijds. Om dan in Gods genade de zondag na Pinksteren de Drie-eenheid te vieren. God dus.

(Meer info: www.karlbarth.nl)

29 mei 2025

Verweesd wachten, of juist niet (31 mei-1 juni 2025)

Stefanus is één van de zeven diakens die de apostelen bijstaan voor eerder praktische ondersteuning. Hij is een man van diep geloof. Wanneer hij wordt gesommeerd naar het sanhedrin te komen omdat men hem beschuldigd tegen de Wet te spreken, verkondigt hij de Blijde Boodschap. 

Men roept Stefanus ter verantwoording, maar vervuld van de heilige Geest slaat de man zijn blik op naar de hemel. (Handelingen 7, 55a) Hij getuigt: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’ (Handelingen 7, 56)

Dat is op zijn minst een straffe uitspraak te noemen. Stefanus heeft een mystieke blik: hij aanschouwt niet daadwerkelijk, zoals Tomas uitdrukkelijk heeft willen zien, maar spiritueel. Hij erkent en herkent God in Jezus Christus. Stefanus is daarin de pendant, de tegenover van Tomas. Deze diaken gelooft zonder vast te stellen en aan te raken.

Actie en reactie

Zijn verdediging klinkt profetisch. “Wie van de profeten hebben jullie voorouders niet vervolgd? Degenen die de komst van de rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood, en zelf hebben jullie nu de Rechtvaardige verraden en vermoord, jullie die de wet ontvangen hebben door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebben geleefd.” (Handelingen 7, 52-53) Stefanus wijst zijn aanklagers terecht met woorden en beelden die hard aankomen. Ze zullen zeker niet hebben opengestaan voor zijn belijdenis en zijn profetische woorden.

De woede van de toehoorders is dan ook groot: ze worden razend op hem en knarsetanden van woede. (Handelingen 7, 54) In een uitzinnige razernij schreeuwen en tieren ze, en houden ze hun handen voor hun oren. Ze willen het niet horen. Dan stormen ze met zijn allen op hem af. Hij wordt de stad uitgedreven om hem te stenigen. (Handelingen 7, 57-58a) Het feit dat ze zelfs niet willen luisteren naar zijn argumenten, is een sterk signaal dat duidelijk in de verf wordt gezet. De andere mening negeren en zelfs censureren, is alleszins geen teken van ruimgeestigheid. 

Drukkingsmiddel

Pittig detail: de getuigen geven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heet. (Handelingen 7, 58b) Het betreft hier de latere bekeerling met de nieuwe naam Paulus. Hij is de christenen zeker niet goedgezind in deze periode.

Stefanus is de eerste martelaar. Hij wordt gestenigd en sterft omwille van zijn geloof. De afwezigheid van Jezus als fysieke metgezel en toeverlaat, maakt het verkondigen van de Boodschap veel moeilijker. Het feit dat Jezus de kruisdood is gestorven om zijn Boodschap, voegt angst toe, die verder wordt versterkt met de steniging van Stefanus. 

De angst om van het geloof te getuigen, is groot. Het is een bezorgdheid die tot op vandaag realiteit is in bepaalde streken. De volgelingen van Jezus voelen zich niet enkel verweesd, ze zijn ook in gevaar. En dan is het risico op afvalligheid en onderlinge verdeeldheid niet ver weg. Angst is een sterk drukkingsmiddel.

Volhouden in eenheid

“Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden”, bidt Jezus. (Johannes 17, 21) Hij hoopt dat de grootheid, de heerlijkheid van God aanschouwd mag worden. Wat toegankelijker kunnen we dit omtalen als: God erkennen en kennen. Staande blijven in geloof, niet in wrok of nijd, maar in de Liefde die God is, en wel in eenheid. Dit alles zit vervat in het ‘Wij’ dat Jezus uitspreekt. Jezus en de Vader zijn één, ze zijn God en ze zijn Liefde.

En juist daarom is het een voorrecht om God te erkennen en zijn Boodschap bekend te maken, zoals Stefanus doet. Ook vandaag – in minder gewelddadige, maar niet bepaald geloofsvriendelijke tijden – mogen wij verkondigen dat Christus de Heer is, mogen wij onze overtuiging delen. Daarin ervaren wij net als de leerlingen tussen Hemelvaart en Pinksteren, en net als Stefanus, de afstand die er niet was in de tijd dat Jezus op deze aarde rondliep.

Maar we zijn verbonden met de hemel. In deze dagen mogen we omhoog staren en Gods grootheid zien, erkennen en belijden, gesteund door de heilige Geest, die in deze dagen een centrale rol krijgt in de liturgie. Dan is het Goddelijk ‘Wij’ liturgisch vervolledigd, aan het einde van de Paastijd.

21 mei 2025

Leven in de vredevolle wijsheid van de heilige Geest (24-25 mei 2025)

Jezus is niet op aarde gekomen om door ons getemd te worden. Hij staat niet in functie van ons of van ons geloof. Integendeel: ons geloof is het liefdevolle antwoord op Gods genade. Dat is echter niet vanzelfsprekend: we zien God niet. Wel kunnen we in ons gebed en in ons leven wijsheid van God ontvangen. Daartoe is de heilige Geest onder ons gekomen: de constante Goddelijke aanwezigheid op aarde. Hij schenkt ons inzicht en inspireert ons tot vrede. God heeft ons immers lief en wil zijn Schepping blijven raken met zijn genade. In de Paastijd mogen we ontdekken hoe bevoorrecht we zijn.

Ongelijk

Liefde is het begin van christenzijn. “Wie Mij niet liefheeft, houdt zich niet aan wat Ik zeg. (Johannes 14, 24a) Het is de bewonderende aanbidding van de Heer Jezus Christus die ons geloof aanwakkert. Deze Liefde is geen equivalent van typisch aardse liefde, geen liefde van mens tot mens. Het is geen verliefdheid en ook geen bestendiging van verliefdheid. Het is ook geen liefde zoals je voor een vriend of vriendin voelt. 

Jezus is nooit onze gelijke. Deze Liefde is hemels en aards tegelijk, zoals Jezus Christus evenzeer onder ons is gekomen als hemels en aards tegelijk. Trouw en oprechtheid zijn belangrijk elementen in de Liefde voor God. Daarin verschilt de Liefde voor Christus niet van de verwachtingen in de liefde voor een partner of vriend(in). 

Volgen

Het verschil ligt enerzijds in de grenzeloze liefde die van God op ons afstraalt. Hij overstijgt in alles de liefde in al haar diversiteit zoals mensen die voor elkaar kunnen voelen. Er hangt anderzijds ook een gehoorzaamheid aan deze liefde vast, een bereidheid om te volgen. Daarin krijgt de ongelijkheid tussen God en mens concreet vorm. Wie Christus liefheeft, houdt zich aan wat Hij zegt.

Christus volgen verschilt in het geheel niet van de Vader volgen. “Wat jullie Mij horen zeggen, zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de Vader, door wie Ik gezonden ben. (Johannes 14, 24b) Jezus heeft geen nieuw geloof gesticht, Hij heeft de Wet en de Profeten uitgelegd en de afwijkingen aangeklaagd in het beleven en uitdrukken van die Boodschap. In die zin is er een Nieuw Verbond ingesteld, een nieuw begin. Opnieuw een teken van Gods grenzeloze Liefde.

Nieuwe vorm

Jezus heeft op tijd aan zijn leerlingen verteld dat zijn verblijf op aarde slechts tijdelijk zou zijn, dat Hij hen zou moeten verlaten. Jezus zegt hun: “Dit alles zeg Ik tegen jullie nu Ik nog bij jullie ben. (Johannes 14, 25a) Na Pasen verandert alles: het is een scharniermoment. Sindsdien ervaren we een andere dimensie van Gods Liefde: ze is, net als God zelf, fundamenteel onzichtbaar en ontastbaar. Onze belijdenis zit niet in stenen vervat. Dat maakt van geloof een hele uitdaging. 

Wanneer Johannes in het boek Apokalyps zijn visioen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde kenschetst, dan schrijft hij over de heilige stad: Een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam. (Apokalyps 21, 22) Wij leven in het tijdperk van de ontastbare God. We klampen ons vast aan zijn Woord als getuigenis en inspiratiebron.

Met wijsheid, in vrede

Maar er is meer. Jezus voorzegt aan zijn leerlingen: “Later zal de Vader jullie in mijn naam een pleitbezorger zenden, de heilige Geest.” (Johannes 14, 25b) God is en blijft een Aanwezige onder ons, maar na Jezus tijd op aarde, is dat onder een heel nieuwe vorm: als Begeestering. Wat betekent dat concreet? Welnu: “Hij zal jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat Ik tegen jullie gezegd heb.” (Johannes 14, 26) Dat is een belangrijke wijze waarop de heilige Geest ons helpt en bijstaat: met zijn Goddelijke wijsheid.

Aansluitend bij zijn uitleg over de komst van de heilige Geest, zegt Jezus: Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. (Johannes 14, 27a) De heilige Geest inspireert ons tot de Goddelijke vrede die Jezus ons laat, hier op aarde, nadat Hij naar de hemel opstijgt. Die vrede moet ons niet alleen inspireren maar zelfs kenmerken. Volgelingen van Jezus leven in vrede - een hemelse vrede gebouwd op de blijde Boodschap - gesterkt door de heilige Geest. 

Ziedaar een belangrijke opdracht voor ons allen! Moge de Geest in ons allen waaien als een doorleefde en inspirerende ‘aggiornamento’!

16 mei 2025

Geloven: in Liefde en in eenheid, met God en elkaar (17-18 mei 2025)

De Wereldkerk heeft nog veel werk om de Boodschap van Christus waar te maken. Laten we dit gegeven niet meteen al te generaliserend invullen: wij, christenen, hebben nog veel werk. Jezus draagt zijn leerlingen op om één te zijn en om elkaar lief te hebben. Daar slagen we momenteel met z’n allen niet in, helaas. Er is altijd wel een goed gefundeerde uitleg voor de verdeeldheid en de onmin, maar dat neemt niet weg dat we er niet in slagen. We zijn verdeeld: het is typisch menselijk. We leggen onze eigen klemtonen en gaan in ons gelijk staan, we staan te weinig open voor een eenheid van diverse visies. En in een polemiek van gelijk tegen ongelijk blijft er weinig ruimte over voor liefde.

Jezus is nochtans duidelijk: de tijd breekt aan dat Hij verheerlijkt zal zijn en dat Hij teruggaat naar de Vader. Hij zal niet langer onder zijn leerlingen aanwezig zijn. (Johannes 13, 31-33) Weldra is het aan hen om de Boodschap uit te dragen. Dan ontstaat de Kerk, de gemeenschap van volgelingen van Jezus Christus, de Zoon van God en Redder. 

Nieuw gebod

Vaak haakt Jezus in op de traditie, op de Wet en de Profeten. Hij is immers niet gekomen om de geboden uit te wissen en te vervangen door een nieuwe. Integendeel, Hij wil de mensen terugbrengen tot de essentie van de Boodschap van God. Dit keer geeft Hij zijn leerlingen echter een nieuw gebod: een gebod dat toegespitst is op deze compleet nieuwe situatie, wanneer Jezus teruggaat naar zijn Vader. (Johannes 13, 34a) Dat is een keerpunt in de christelijke heilsgeschiedenis.

Haaks staat dit nieuwe gebod niet op de andere geboden. “Heb elkaar lief” (Johannes 13, 34b) is zeker en vast gestoeld op het dubbelgebod waarmee Jezus de tien geboden  heeft samengevat: “Heb de Heer, uw God, lief en uw naaste als uzelf.” (Lucas 10, 27) Liefde is de drager van het geloof in God. Dit nieuwe gebod is echter duidelijker toegespitst, met name op de gemeenschap van volgelingen. Onderlinge liefde moet het basisprincipe worden van de Kerk.

Basis

Wat Jezus vraagt, is niets meer of minder dan wat Hij zelf heeft voorgeleefd in de periode dat Hij met zijn volgelingen op weg is gegaan. Dat zegt Hij ook heel uitdrukkelijk. “Zoals Ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.” (Johannes 13, 34cd) God is op aarde gekomen om ons daadwerkelijk voor te leven hoe we samen het Volk Gods kunnen zijn, of beter gezegd: worden. Want er is een lange weg af te leggen, hoewel het 2000 jaar geleden is dat Jezus ons allen deze opdracht heeft meegegeven. 

Die opdracht is zelfs essentieel in Jezus’ ogen, omdat liefde de basis is in de verhouding tussen, God, de naaste en ik. Zonder liefde is er geen mogelijkheid tot geloof. Deze liefde wordt in eerste instantie door God zelf als genadegave aan ons geschonken, als beginsel. Daarom moet deze liefde de Wereldkerk ook typeren. 

Aan het werk

Zonder veel franjes - rechttoe rechtaan - zegt Jezus het als volgt aan zijn leerlingen: “Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.” (Johannes 13, 35) Liefde maakt deel uit van de identiteit van de Kerk: het is eigenschap waaraan men haar moet kunnen herkennen. Slagen wij daar in als Wereldkerk? Slagen we er in als lokale Kerk, in onze eigen omgeving? Stralen we deze liefde uit, als aanstekelijke inspiratiebron?

Er is nog veel werk. Daarom mag de Paastijd een boeiende periode van reflectie zijn, van stilstaan bij wat elementair is. Hoeveel woorden we ook zoeken om de gebrekkigheden weg te relativeren, te nuanceren, te generaliseren of te preciseren: feit blijft dat het fundament van onze geloofsgemeenschap Liefde moet zijn, Liefde in volkomen eenheid. (Johannes 17, 20-23) En daar hebben wij elk persoonlijk een verantwoordelijkheid in. 

Hoe pakken we dat concreet aan? Dat is een interessante vraag. Misschien kunnen we elk vanuit onze eigen talenten het streven naar eenheid in liefde vorm geven: in gebed en in getuigenis, in muziek en in woord, in verkondiging en in naastenliefde. En uiteraard ook in het gezag. Het verleden heeft ons bewezen dat het creëren van verdeeldheid en conflict makkelijker is dan het streven naar harmonie en eenheid. Reden te meer om werk van te maken van het nieuwe gebod dat Jezus ons gegeven heeft.

Hoe kan jij bijdragen aan de eenheid in Liefde?

07 mei 2025

Volgelingen van de Drie-ene God (10--11 mei 2025)

Schapen zijn geen makke dieren. Christenen worden dat wel eens verweten, ten onrechte. Nee, schapen hebben een eigen wil. Dat weet iedereen die wel eens schapen heeft gedreven van stal naar weide en weer terug. Ze zijn bijzonder alert voor gevaar en zoeken steun bij mekaar. Ze zijn groepsgericht en vertrouwen volledig op de herder om veilig door de weilanden te kunnen lopen. 

Beeldspraak

Schapen en hun herder: dat is de beeldspraak waarmee Jezus de verhouding tussen God en de mensen uitlegt. (Johannes 10, 27-28 – Psalm 23, 3-4 en 100, 3) Jezus’ volgelingen kennen en vertrouwen Hem zoals schapen hun herder. Christus navolgen is geen teken van gebrek aan zelfvertrouwen of eigen mening. Het impliceert juist het vermogen om vertrouwen te vinden bij Hem die ons overstijgt.

Christus is de Herder in de beeltenis, met de belangrijke toevoeging dat Hij één is met de Vader. (Johannes 10, 30 – Psalm 100, 3 en 23, 1) Met Pinksteren zal Gods Geest over de leerlingen komen. (Handelingen 2, 1-12) Zo worden zij volgelingen van de Drie-ene God: één God, die Vader, Zoon en Geest is. Wij volgen God in deze bijzondere traditie.

God vindt drie wegen naar ons, mensen: als Vader, die Schepper en Bevrijder is, (Genesis 1-3 – Exodus 6 en 12), als Zoon, onze Redder en Verlosser, (Lucas 1 – Efeziërs 1) en als Geest, dus als Inspirator en Helper (1Johannes 4). Zo komt God ons in verschillende vormen naderbij. Zo is Hij de Nabije.

Vertrouwen zonder tovenarij

Jezus kiest een sterk beeld dat vertrouwen schept. Een herder helpt zijn schapen vanaf het allereerste begin, wanneer een schaap in de schoot groeit en als kwetsbaar lam geboren wordt. Een herder behoedt zijn schapen voor gevaar en onheil, door hen te waarschuwen en hen op weg te helpen. Een herder neemt een groot engagement op zich: hij hoedt schapen door zijn aanwezigheid, elke dag. Dat is wat God voor ons doet, uitgedrukt in een beeld: dag in, dag uit.

We mogen dit beeld niet uitrekken tot voorbij haar draagkracht. Dat Jezus onze Herder is, wil niet zeggen dat we tegen alles beschermd zijn. Het leven op aarde is eindig, dat weten we. We zullen ook niet gevrijwaard worden van pijn of tegenslag. Wel mogen we ons gedragen weten door Hem in wat ons overkomt. De menselijke zoektocht naar een zorgenvrij en leedluw leven is de zoektocht naar een illusie. God zal ons daarin niet faciliteren. Hij staat niet ten dienste van onze hoge eisen. Dat heeft Job voor ons mogen ontdekken. 

Dit betreft een vooroordeel dat vaak wordt vernoemd door niet-gelovigen: dat we een troostmiddel uitvinden dat uiteindelijk niet doet wat we van ervan vragen. En als we die fout maken, dan heeft men inderdaad gelijk. Het is zeker een aanleiding om het geloof te verliezen, en het is niet verrassend: het uitgangspunt zat al verkeerd. God omschrijven als algoed en almachtig, neemt niet weg dat wij ons levenspad zelf moeten waarmaken en dat er niet telkens weer directe kunstgrepen van Godswege gebeuren om ons te redden uit eventuele moeilijke situaties. Jezus biedt ons zichzelf aan als weg naar de Vader. De hemelse Vader is de schepper van het Nieuwe Verbond in Christus. Zo nabij wil God, kan God en zal God voor ons zijn. 

Volgen in vrijheid

Nabijheid biedt God aan, doorheen alle tijden al, maar geen tovenarij op vraag. Het aanbod komt van Hem, en ontspringt niet uit onze vraag. God gunt ons de vrijheid. Bijgevolg is zijn nabijheid niet magisch of verstikkend.

Er blijft dus voldoende vrijheid over voor de schapen. (2Korintiërs 3) Sterker nog: er is juist meer ruimte voor vrijheid omdat er een diep vertrouwen is. We hebben een richting, een doel, we vinden zin in het leven. Van daaruit mogen we gesterkt en gesteund doorheen het leven wandelen, in de wetenschap (of beter: het geloof) dat we nooit alleen zijn. Dat de Drie-ene God  die Vader is, Zoon en Geest  met ons mee wil gaan op weg door het leven. Met Pasen heeft Christus deze belofte in onovertrefbare grootsheid vervuld. De Heer is waarlijk verrezen! Alleluia!

29 april 2025

Niemand durft het te vragen: groeien in geloof (3-4 mei 2025)

De leerlingen ontmoeten Jezus opnieuw na zijn dood en verrijzenis. Het is een mooi moment, een verhaal van herkenning en van stille vreugde. Hoewel Jezus niet meer onder hen aanwezig is de hele tijd, maakt Hij hun duidelijk dat Hij hen niet in de steek zal laten. Een nieuwe nabijheid en een nieuw geloof krijgen vorm. Ook ons geloof is gevormd door die verhouding van afstand en nabijheid.

Herkenning

Enkele leerlingen, waaronder Petrus en de beminde leerling, zijn bij het Meer van Tiberias. (Johannes 21, 1) In alle vroegte gaan ze vissen. Ze hebben hun eerdere beroep terug opgenomen. Het is een ambacht, met ervaring die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Toch vangen ze dit keer niets. (Johannes 21, 3) Petrus is teleurgesteld. Een Man staat aan de oever van het meer. De leerlingen herkennen Hem niet. (Johannes 21, 4) ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van het schip,’ roept Hij, ‘dan lukt het wel.’ En dat doen ze. In hun net zit meteen zo veel vis in dat ze het niet meer omhoog kunnen trekken. (Johannes 21, 6) 

En dan zegt de beminde leerling tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ (Johannes 21, 7a) Het is al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verschijnt nadat Hij uit de dood is opgestaan. (Johannes 21, 14) En toch herkennen ze Hem niet meteen. De leerlingen zijn niet radeloos op zoek om in alles en iedereen de Heer te herkennen. De nuchtere vissers houden het bij het tastbare. Jezus heeft een teken nodig om zich kenbaar te maken. Hij spreekt in hun eigen taal, en in de symbolen die Hij hun heeft geleerd.

Brood en vis

Jezus maakt zijn aanwezigheid heel tastbaar. Hij zegt tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ (Johannes 21, 12a) Een geest of spookbeeld eet niet. Jezus komt als mens onder hen aanwezig. Hij neemt vervolgens het brood en geeft hun ervan, en Hij geeft hun ook vis. (Johannes 21, 13) Dat is geen toeval natuurlijk. De leerlingen denken meteen terug aan het wonder van de broden en de vissen. (Johannes 6, 1-15) En aan de dag erna, toen Hij uitgelegde: “Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.” (Johannes 6, 33) Toen vroegen ze heel enthousiast om van dat brood te mogen ontvangen. (Johannes 6, 34) Het was echter nog te vroeg: Hij was nog onder hen aanwezig. Maar nu breekt de tijd aan. Dat hemels brood dat alle honger stilt, dat is het geloof in Jezus Christus. (Johannes 6, 35) Dat ontvangen ze van Hem.

Het vernoemen van de vissen bevestigen dit. Het Griekse woord voor vis is ‘ichthus’. Dit woord wordt gebruikt in de vroeg-christelijke traditie als acroniem. De eerste letters van de korte geloofsbelijdenis ‘Jezus Christus is Gods Zoon en Redder’ (Ièsoes Christos Thèjoe Hwieos Sootèr) vormen samen het woord ‘ichthus’. Zo ontvangen de leerlingen de basis om de verkondiging aan te vatten en de Kerk te stichten: het geloof in Jezus Christus, de verrezen Messias en Zoon van God.

Vreugde

In psalm 30 klinkt grote vreugde: “U hebt mijn klacht veranderd in een vreugdedans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.” (Psalm 30, 12) Dat moeten de leerlingen hebben ervaren op dat moment van herkenning met dat overvolle net in hun handen. Ze hebben de Heer voorheen al twee keer gezien. Dat neemt niet weg dat ze de tijd als volgelingen op weg naar Jeruzalem enorm missen. Toen was Jezus altijd bij hen.

Hij had echter voorzegd wat zich nu ontplooit: “Werkelijk, Ik verzeker jullie, je zult huilen en weeklagen, terwijl de wereld blij zal zijn. Je zult bedroefd zijn, maar je verdriet zal in vreugde veranderen.” (Johannes 16, 20) Ze wisten dat Jezus’ tijd op aarde niet eindeloos zou duren: “Nog een korte tijd is het licht bij jullie.” (Johannes 12, 35a) Maar begrepen ze toen wel wat Hij zei? 

Aarzeling

De leerlingen zijn verwonderd, letterlijk. Ze gaan volledig op in deze wonderlijke aanwezigheid van Jezus. Er heerst een sereniteit: dit moment is ongewoon, onverklaarbaar en uniek. Er hangt een heiligheid in het relaas. De evangelist vermeldt dat geen van de leerlingen aan Hem durft te vragen wie Hij is. Of beter gezegd misschien: óf Hij het is. Ze begrijpen dat het de Heer is, maar niemand zegt het luidop of durft te vragen om bevestiging. (Johannes 21, 12b) Het teken spreekt voor zich. Tekenen behoeven geen uitleg: ze spreken voor zich. Tegelijk is het toch een bevreemdende ervaring.

Maar weldra...

Weldra zullen ze uitdrukking geven aan het volgende vers van psalm 30: “Mijn ziel zal voor U zingen en niet zwijgen. Heer, mijn God, U wil ik eeuwig loven.” (Psalm 30, 13) Maar nu nog niet. Het sterven van Jezus staat nog op hun netvlies gebrand. Het verdriet en de angst zijn nog te groot. En ze moeten nog groeien in het geloof dat Hij daarna uit de dood is opgestaan. Daarom verschijnt Jezus ook verschillende keren in de tijd tussen Pasen en Hemelvaart. Geloof vraagt tijd en geduld. En herhaling.

Maar stilaan zullen ze een stem geven aan de engelen van Openbaring: “Het Lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.” (Apokalyps 5, 12) Dat is voor Pinksteren. Daar zijn we nu nog niet aanbeland. De tijd is nog niet rijp. 

Laten ook wij deze tijd tussen Pasen en Pinksteren benutten om ons geloof in Pasen en de verrijzenis te verdiepen. Zeker, het zijn voor ons, mensen, moeilijk vatbare gebeurtenissen. Maar in ons geloof ligt juist daar het begin van spiritueel en theologisch inzicht. Het gaat immers over het fundament van ons christelijk geloof. Dat verdient onze aandacht, telkens weer. Laten wij durven te vragen aan God wie Hij is om te groeien in geloof.