Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- Volgelingen van de Ene God (10-11 mei 2025).

29 april 2025

Niemand durft het te vragen: groeien in geloof (4-5 mei 2025)

De leerlingen ontmoeten Jezus opnieuw na zijn dood en verrijzenis. Het is een mooi moment, een verhaal van herkenning en van stille vreugde. Hoewel Jezus niet meer onder hen aanwezig is de hele tijd, maakt Hij hun duidelijk dat Hij hen niet in de steek zal laten. Een nieuwe nabijheid en een nieuw geloof krijgen vorm. Ook ons geloof is gevormd door die verhouding van afstand en nabijheid.

Herkenning

Enkele leerlingen, waaronder Petrus en de beminde leerling, zijn bij het Meer van Tiberias. (Johannes 21, 1) In alle vroegte gaan ze vissen. Ze hebben hun eerdere beroep terug opgenomen. Het is een ambacht, met ervaring die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Toch vangen ze dit keer niets. (Johannes 21, 3) Petrus is teleurgesteld. Een Man staat aan de oever van het meer. De leerlingen herkennen Hem niet. (Johannes 21, 4) ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van het schip,’ roept Hij, ‘dan lukt het wel.’ En dat doen ze. In hun net zit meteen zo veel vis in dat ze het niet meer omhoog kunnen trekken. (Johannes 21, 6) 

En dan zegt de beminde leerling tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ (Johannes 21, 7a) Het is al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verschijnt nadat Hij uit de dood is opgestaan. (Johannes 21, 14) En toch herkennen ze Hem niet meteen. De leerlingen zijn niet radeloos op zoek om in alles en iedereen de Heer te herkennen. De nuchtere vissers houden het bij het tastbare. Jezus heeft een teken nodig om zich kenbaar te maken. Hij spreekt in hun eigen taal, en in de symbolen die Hij hun heeft geleerd.

Brood en vis

Jezus maakt zijn aanwezigheid heel tastbaar. Hij zegt tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ (Johannes 21, 12a) Een geest of spookbeeld eet niet. Jezus komt als mens onder hen aanwezig. Hij neemt vervolgens het brood en geeft hun ervan, en Hij geeft hun ook vis. (Johannes 21, 13) Dat is geen toeval natuurlijk. De leerlingen denken meteen terug aan het wonder van de broden en de vissen. (Johannes 6, 1-15) En aan de dag erna, toen Hij uitgelegde: “Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.” (Johannes 6, 33) Toen vroegen ze heel enthousiast om van dat brood te mogen ontvangen. (Johannes 6, 34) Het was echter nog te vroeg: Hij was nog onder hen aanwezig. Maar nu breekt de tijd aan. Dat hemels brood dat alle honger stilt, dat is het geloof in Jezus Christus. (Johannes 6, 35) Dat ontvangen ze van Hem.

Het vernoemen van de vissen bevestigen dit. Het Griekse woord voor vis is ‘ichthus’. Dit woord wordt gebruikt in de vroeg-christelijke traditie als acroniem. De eerste letters van de korte geloofsbelijdenis ‘Jezus Christus is Gods Zoon en Redder’ (Ièsoes Christos Thèjoe Hwieos Sootèr) vormen samen het woord ‘ichthus’. Zo ontvangen de leerlingen de basis om de verkondiging aan te vatten en de Kerk te stichten: het geloof in Jezus Christus, de verrezen Messias en Zoon van God.

Vreugde

In psalm 30 klinkt grote vreugde: “U hebt mijn klacht veranderd in een vreugdedans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.” (Psalm 30, 12) Dat moeten de leerlingen hebben ervaren op dat moment van herkenning met dat overvolle net in hun handen. Ze hebben de Heer voorheen al twee keer gezien. Dat neemt niet weg dat ze de tijd als volgelingen op weg naar Jeruzalem enorm missen. Toen was Jezus altijd bij hen.

Hij had echter voorzegd wat zich nu ontplooit: “Werkelijk, Ik verzeker jullie, je zult huilen en weeklagen, terwijl de wereld blij zal zijn. Je zult bedroefd zijn, maar je verdriet zal in vreugde veranderen.” (Johannes 16, 20) Ze wisten dat Jezus’ tijd op aarde niet eindeloos zou duren: “Nog een korte tijd is het licht bij jullie.” (Johannes 12, 35a) Maar begrepen ze toen wel wat Hij zei? 

Aarzeling

De leerlingen zijn verwonderd, letterlijk. Ze gaan volledig op in deze wonderlijke aanwezigheid van Jezus. Er heerst een sereniteit: dit moment is ongewoon, onverklaarbaar en uniek. Er hangt een heiligheid in het relaas. De evangelist vermeldt dat geen van de leerlingen aan Hem durft te vragen wie Hij is. Of beter gezegd misschien: óf Hij het is. Ze begrijpen dat het de Heer is, maar niemand zegt het luidop of durft te vragen om bevestiging. (Johannes 21, 12b) Het teken spreekt voor zich. Tekenen behoeven geen uitleg: ze spreken voor zich. Tegelijk is het toch een bevreemdende ervaring.

Maar weldra...

Weldra zullen ze uitdrukking geven aan het volgende vers van psalm 30: “Mijn ziel zal voor U zingen en niet zwijgen. Heer, mijn God, U wil ik eeuwig loven.” (Psalm 30, 13) Maar nu nog niet. Het sterven van Jezus staat nog op hun netvlies gebrand. Het verdriet en de angst zijn nog te groot. En ze moeten nog groeien in het geloof dat Hij daarna uit de dood is opgestaan. Daarom verschijnt Jezus ook verschillende keren in de tijd tussen Pasen en Hemelvaart. Geloof vraagt tijd en geduld. En herhaling.

Maar stilaan zullen ze een stem geven aan de engelen van Openbaring: “Het Lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.” (Apokalyps 5, 12) Dat is voor Pinksteren. Daar zijn we nu nog niet aanbeland. De tijd is nog niet rijp. 

Laten ook wij deze tijd tussen Pasen en Pinksteren benutten om ons geloof in Pasen en de verrijzenis te verdiepen. Zeker, het zijn voor ons, mensen, moeilijk vatbare gebeurtenissen. Maar in ons geloof ligt juist daar het begin van spiritueel en theologisch inzicht. Het gaat immers over het fundament van ons christelijk geloof. Dat verdient onze aandacht, telkens weer. Laten wij durven te vragen aan God wie Hij is om te groeien in geloof.

23 april 2025

Beloken Pasen, na het overlijden van paus Franciscus: eensgezind in de vrede van de Levende gezonden (26-27 april 2025)

Sinds Paasmaandag vertoeven we in een tijd van 'sede vacante': de zetel van de paus is leeg. De Heilige Stoel, zoals ze ook wordt genoemd. De opvolger van paus Franciscus zal niet enkel de Stoel, maar vooral grote schoenen moeten vullen. In deze tijd van 'sedisvacatie' mogen we mijmeren over het nalatenschap van de mens, priester en paus Jorge Bergoglio, maar tegelijk ook vooruitkijken naar wie hem zal opvolgen. En dat in de week van Pasen, in die heilige dagen tussen Verrijzeniszondag en Beloken Pasen.

Alleen achterblijven

De apostelen blijven alleen achter na de dood van Jezus Christus in het Paasevangelie. Ze hebben vernomen dat Hij verrezen is, maar de dagen vóór Goede Vrijdag komen daarmee nooit terug. Die unieke periode is voorbij. Er is een zekere analogie: na het overlijden van paus Franciscus weten we dat hij deelt in de verrijzenis van Christus, zoals alle gelovigen. Tegelijk nemen we afscheid van een indrukwekkende man, met grote gaven en kleine gebreken. Al worden deze bijvoeglijke naamwoorden door criticasters vaak omgewisseld, vergezeld van een sarcastische ondertoon. Ten onrechte, volgens mijn bescheiden mening. Zowel wat de naamwoorden als het sarcasme betreft.

Paus Franciscus moest een overgangspaus worden, zoveel wat duidelijk. Met zijn 76 jaar was hij zeker niet jong te noemen toen hij werd gekozen. Er was een gelijkenis met Johannes XXIII, die op zijn 77 paus werd. Ook in de enorme invloed die beide pausen uiteindelijk hebben gehad op de Kerk, is een parallel te trekken. Maar terwijl Johannes XXIII slechts enkele jaren de Kerk heeft geleid, is paus Franciscus toch 12 jaar lang onze kerkvorst geweest en werd hij de tweede oudste (dienstdoende) paus ooit. Alleen Leo XIII leefde langer: hij werd maar liefst 93. (Paus emeritus Benedictus XVI werd 95, maar was 9 jaar daarvoor uit het ambt teruggetreden.)

Verandering, authenticiteit en pijn

Ook anders dan Johannes XXIII heeft paus Franciscus geen concilie samengeroepen. In zijn wijsheid zag hij in dat de tijd er niet rijp voor was. Hij koos een andere manier om de Kerk een nieuw elan te geven: de weg van de soberheid en vreugde. Hij ging niet in het apostolisch paleis wonen maar in een gastenverblijf. Ook de vele tierlantijntjes in gewaden en kledij liet hij bewust grotendeels achterwege. Deze christelijke authenticiteit werd nog versterkt door zijn blije en spontane persoonlijkheid. Barmhartigheid stond centraal: De enige keer dat we mogen neerkijken op anderen, is wanneer we hen helpen om weer overeind te komen,” zei Franciscus tijdens de Wereldjongerendagen in Portugal.

De Kerk moet de plaats van belangeloze barmhartigheid zijn, waar allen zich welkom mogen voelen en bemind, vergeven en bemoedigd om te leven naar het goede leven van het evangelie,” zei paus Franciscus in zijn exhortatie ‘Evangelii Gaudium’.  Deze overtuiging dat de Kerk toegankelijk en geloofwaardig moet zijn, heeft paus Franciscus met daadkracht vorm gegeven. Hij hervormde de curie en was niet mals in zijn kritiek op de bureaucratie en het klerikalisme binnen de curie. Daarnaast bracht hij wereldwijd een synodaal proces in beweging, waardoor de lokale kerkgemeenschappen zich meer gehoord en betrokken voelden. Ver staat dit proces nog niet, maar het is alvast aangevat, en dat is op zich een hele prestatie in een Kerk die denkt en handelt in eeuwen, niet in jaren.

Op zijn pontificaat hebben de schandalen van seksueel misbruik heel zwaar doorgewogen. Tijdens zijn bezoek van België werd er bijzonder veel aandacht aan besteed. Maar wereldwijd waren er schandalen, vaak uit het verleden, maar daarom niet minder pijnlijk en beschamend. Het moet een zware taak zijn geweest voor paus Franciscus. Hoewel deze pijn niet te vergelijken valt met het leed van de slachtoffers zelf uiteraard. De paus heeft alvast niet de andere kant op gekeken. Al was er wel kritiek. 

Beloken

Terwijl wij afscheid nemen van een optimistische, hartelijke paus met een indrukwekkende spirituele visie, naderen we Beloken Pasen: het einde van de Paasweek. We hoeven niet in de rouw te zijn. Misschien kunnen we in de eerste plaats bidden dat paus Franciscus rust mag vinden bij de Heer na een leven van toewijding. Deze week van Paasdagen, die eindigt met Beloken Pasen, leert ons immers dat de dood overwonnen is met de verrijzenis van de Heer. Het christendom is geen verdrietig of neerslachtig geloof.

In zijn allerlaatste toespraak, die na de zegen ‘Urbi et orbi’ van Pasen 2025 werd voorgelezen, beklemtoont paus Franciscus de vreugde en de hoop die de verrijzenis van Christus in de wereld brengt. Aan deze lofspraak over de verrijzenis verbindt hij meteen een pleidooi voor vrede wereldwijd. Een voortreffelijke dubbeloproep om deze Paastijd zinvol te besteden in gebed en in engagement.

Laten we dus in vrede samen bouwen aan de Kerk van Christus, waarin de verrijzenis de centrale Boodschap is. Christus moet niet gezocht worden onder de doden: Hij leeft! Laten we eensgezind in zijn Naam samenkomen om te bidden, te vieren, anderen te helpen waar het kan en samen Kerk te vormen: een eenheid in veelheid. 

Afsluiten doe ik met nog één citaat van paus Franciscus: “Ik geloof in God, niet in een katholieke God. Er bestaat geen katholieke God: er is enkel God.” Zo is het. Amen.

19 april 2025

Pasen: de vreugde toelaten (19-20 april 2025)

Pasen is het grootste feest van het liturgisch jaar. In de Paaswake horen we langs een selectie van Schriftteksten hoe alles in ons geloof samenkomt op dat éne moment, daar bij het lege graf.

  • Voor de lezingen van de Paaswake (C-cyclus): klik hier.

Licht, hoop, groeikracht en nieuwheid

We horen in Genesis dat God ons de wereld heeft toevertrouwd en dat die wereld goed is. De grote chaos en donkere leegte verdwijnen wanneer God licht brengt in de wereld. Er komt dag en nacht, orde en regelmaat, hoop en leven. Alles begint met God en zijn goedheid. 

In Exodus ontdekken we dat de Heer zijn Volk verhoort en hen redt uit de wanhoop. In hun donkerste dagen van verdriet, leed en onderdrukking, schept God nieuwe kansen. Hij zal zichzelf kenbaar maken als ‘Hij die is’, als de Aanwezige. Toch is het niet altijd evident om die aanwezigheid gewaar te worden. 

De profeet Jesaja leert ons dat we God nooit vruchteloos zoeken: Hij maakt zich kenbaar en is ons nabij. Al zien we Hem niet, Hij is er voor ons en blijft ons trouw. Wanneer wij ontvankelijk zijn voor zijn Woord, voor zijn Boodschap, dan zal dit vreugdevolle nieuws in ons groeien. 

Paulus bevestigt dit aan de christenen in Rome: als volgelingen van Jezus Christus kiezen wij voor het leven en voor het goede, niet voor haat en zelfdestructie. We mogen ten volle leven in Christus Jezus. Zo is ons geloof een bron van hoop en kracht, van volharding en nieuwheid. 

Vervulling in leegte

In het evangelie horen we dat Jezus’ graf leeg is. De engel zegt aan de vrouwen die het graf bezoeken dat ze op de verkeerde plek zijn. De engel is hun hemelse wegwijzer. Ze zijn immers de weg kwijt. Jezus moeten ze daar niet zoeken, in het graf. Hij is verrezen. 

De apostelen denken dat de vrouwen kletspraat uitkramen wanneer ze het vreugdevolle nieuws vertellen. Typisch, toch? Maar Petrus, die denkt na en gaat kijken bij het graf. Laat het nogmaals herhaald zijn: de eerste getuigen van de verrijzenis zijn vrouwen die Hem zijn gevolgd op weg naar Jeruzalem. Er gebeurt iets mystieks, iets bovenmenselijks wanneer de engel hen toespreekt.

Vreugde

Hun ontmoeting met de engel is het begin van iets nieuws. Heel even reikt de hemel tot aan de aarde. Er komt licht, zoals in Genesis. Er is bevrijding, zoals in Exodus. God blijft ons nabij, zoals bij Jesaja. En er is nieuw leven, zoals bij Paulus.

Weldra daalt de heilige Geest neer, met Pinksteren. Maar vandaag ligt de klemtoon op de vreugde om de verrijzenis. Vandaag en de komende tijd, tot Pinksteren, mag ons geloof verder aangevuurd worden met vreugde. Die vreugde mogen we toelaten in ons geloof, in ons bestaan, en delen met elkaar.

Met de verrijzenis komen we bij de kern van ons geloof. We kunnen het nooit volledig begrijpen, we kunnen het niet glashelder uitleggen. Dat is geloven: God ten volle in ons bestaan aanvaarden: Hij die ons in alles overstijgt telkens opnieuw toelaten in ons leven. Onze Heer Jezus Christus is waarlijk verrezen! 

Let wel: God is geen verzekeringsformule tegen rampspoed. Laten we dat steeds in gedachten houden. Ons geloof is geen magie of science fiction. Jezus is niet uit het lijden weggeplukt door God. Jezus is niet gespaard van Goede Vrijdag. Wel was God met Hem en in Hem al die tijd, als kracht, als steun en troost. En als de bron van nieuw en eeuwig leven met Pasen.

Broeders en zusters in de Heer, onze Heer Jezus Christus is waarlijk verrezen!

Ik wens je een zalig Pasen toe! 

15 april 2025

Goede Vrijdag: hoe God lijden kan, en de mens (18 april 2025)

Op Goede Vrijdagavond, wanneer het lijden is herdacht, naderen we de wat onwennige, sacrale leegte van Stille Zaterdag. Zonder Pasen in zicht: er ligt een logge, onwendbare steen voor. Voorlopig blijft het lijden in ons gebed en in onze bezinning doorklinken. De Corsicaanse traditionele klaagzang 'Lamentu di Ghjesu' omschrijft de pijn, de onmacht en het verdriet dat voorbij het kruis blijft nazinderen bij de leerlingen, de volgelingen en Maria. Alle zin lijkt verloren, alle hoop gesmoord. Hieronder lees je een vrije vertaling...


U ligt nu te slapen hier

in dit uitgehouwen graf,

na de slagen en het leed,

de vernedering en haat:

alles hebt U ondergaan

tot het droeve einde toe.

Rust maar stil en vredig nu, 

want het lijden is voorbij.


Zwijgen kan ik niet, ik schreeuw

als een razend, laaiend vuur.

Ik wil dat de wereld hoort

van het bittere verdriet 

onder uw getrouwen, Heer,

van uw moeders tranen ook,

hulpeloos smekend tot God

om U niet te laten gaan.


Alles lijkt voorgoed voorbij,

voor eens en voor altijd weg.

We aanschouwen dof de dood,

nu de drukte is verdampt.

Mensen in Jeruzalem

dolen rond - bedroefd, beschaamd -

eens de rust is weergekeerd.

Hoop en leven zijn vergaan.


Voor het gezongen 'Lamentu di Ghjesu': klik hier.


Suggesties bij Goede Vrijdag en Stille Zaterdag uit vorige bijdragen:

  • Voor een algemene beschouwing bij Goede vrijdag: klik hier.
  • Voor een bezinning bij het 'Improperia', het 'Beklag van God': klik hier.
  • Voor een bezinning bij Stille Zaterdag: klik hier.


08 april 2025

Palmzondag: van uitwuiven tot uitjouwen (12-13 april 2025)

Palmzondag is een bijzonder moment in het liturgisch jaar. We vieren feest, maar de vreugde is gedempt. Er klinkt voortdurend een ondertoon van droefheid doorheen de lofprijzing. Het verhaal van de intocht in Jeruzalem wordt in de liturgie gelezen, maar niet op de gebruikelijke plaats. Dit vreugdevol evangeliefragment is een inleiding, een binnenkomer. Het lijdensverhaal is niet voor niets het eigenlijke evangelie van deze zondag. Palmzondag is meteen ook Passiezondag. 

  • Voor de lezingen van Palmzondag (C-cyclus): klik hier.

Waar ze vroeger op twee opeenvolgende zondagen werden gevierd, resoneren de intrede van Jezus en het lijdensverhaal nu samen, zoals het hoort. Ze zijn immers niet van elkaar los te zien. Het palmzondagverhaal is helemaal verkleefd met wat volgt.

Klein tafereel

De blije intrede in Jeruzalem staat in alle vier de evangeliën beschreven. (Matteüs 21, 1-11, Marcus 11, 1-11, Lucas 19, 28-44 en Johannes 12, 12-19) Wat opvalt bij Lucas is de milde vreugde. Het feestelijk karakter is veel minder expliciet aanwezig dan bij de andere evangelisten: geen wuivende palmtakken, geen hosanna-geroep door de menigte. Alleen de leerlingen omringen Jezus, die gezeten is op een ezeltje. Hij wordt niet geëscorteerd door een schare van volgelingen. Bij Lucas is de intrede geen grote manifestatie, maar een klein, symbolisch tafereel dat deel uitmaakt van de aankondiging van het grote breekpunt in het evangelie. Er groeit iets, er is een duidelijk crescendo in de verhaaldynamiek, dat zachtjes begint. De scherpe, pijnlijke klanken zullen steeds sterker worden. Jezus gaat niet enkel de tempelstad binnen, het zal weldra ook de plaats van zijn veroordeling zijn.

Jezus rijdt op een ezeltje de stad binnen. Wanneer de leerlingen een ezelsveulen losmaken op de plek die Jezus heeft aangeduid, sputtert de eigenaar helemaal niet tegen. God wil het zo: wat is voorspeld, dat zal geschieden. Zacharia heeft in een profetie immers voorzegd: “Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.” (Zacharia 9, 9c) Geen draagstoel, geen koets, maar een vrij klein dier: een ezelsveulen. (Lucas 19, 32) Jezus steekt amper uit boven de anderen, gezeten op een weinig elegant en soms erg koppig lastdier in de ogen van de mensen. 

Het culminatiepunt van de grootsheid van Christus ligt niet in zijn menswording, maar in zijn verrijzenis. Jezus gedraagt zich op aarde dus niet als een koning, maar als Mensenzoon onder de mensen. Hij zal lijden als een Dienaar. Paulus vat het op sublieme, quasi poëtische wijze samen: “Hij, die de gestalte van God had, heeft zich niet vastgeklampt aan de gelijkheid met God, maar heeft zichzelf leeggemaakt en nam de gestalte aan van de mensen. Aan de mens gelijk geworden, heeft Hij zich vernederd, door gehoorzaam te zijn tot in de dood: de dood aan het kruis.” (Filippenzen 2, 6-8) Daarom is Palmzondag ook Passiezondag. De aankomst in Jeruzalem is de intrede naar de kruisweg.

Vreugde

Niettemin is er vreugde en blijdschap in het fragment uit het Lucasevangelie te lezen. Dankbaar om de wonderdaden die ze hebben gezien, prijzen de leerlingen vol vreugde de Heer, met luide stem. (Lucas 19, 37) Het lof en de dankzegging van de leerlingen zijn puur en oprecht. Het is een blijheid waarin wij elke dag mogen delen. Geloof ontdaan van diepe vreugde, is niets meer dan een dor en levenloos fossiel, een geheel van doffe en matte restanten zonder kern. De leerlingen zien nog niet in wat er komt. Hun vreugde is naïef maar oprecht. Wij weten waar de Goede Week naar opbouwt: langs het lijden van God zelf naar het hoogtepunt van het Nieuwe Verbond. Tegelijk blijft ook voor ons zoveel van de Boodschap niet te vatten. Ook ons geloof blijft altijd onderweg in de tijd.

De leerlingen roepen uit: “Gezegend Hij die komt als koning in de naam van de Heer!” (Lucas 19, 38a) We kunnen er meteen een psalmvers in herkennen: “Gezegend wie komt in de naam van de Heer” (Psalm 118, 26a) De lofprijzing van de leerlingen gaat verder: “Vrede in de hemel, en eer aan de Allerhoogste!”, of “... eer aan de hoogste hemel! (Lucas 19, 38b) Ook hier is Psalm 118 niet ver weg: “U bent mijn God, U zal ik loven, hoog zal ik U prijzen, mijn God!” (Psalm 118, 28) 

De woorden die Paulus in zijn Filippenzenbrief schrijft, trillen hier mee: “God heeft Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam overstijgt: Jezus Christus is de Heer.” (Filippenzen 2, 9 en 11) Jezus op een ezelsveulen gezeten, beeldt deze verheffing uiteraard niet uit. Nee, deze nederige intrede geeft eerder het grote contrast vorm, de anticipatie op Goede Vrijdag en Pasen. Want op het kruis zal Jezus verheven worden, letterlijk. En met Pasen zal Hij de dood voor eens en altijd overstijgen: de ultieme verheffing. Zo komt andermaal de verkleving tussen het intochtverhaal en het lijdensverhaal aan het licht.

Gesloten accolade

De vreugdevolle uitroep van de leerlingen verwijst heel duidelijk naar wat de engelen uitzongen bij de herders, toen Jezus werd geboren: “Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.” (Lucas 2, 14) Wat zo vreugdevol geopend werd bij de aanvang van Gods menswording, wordt nu plechtig en onomkeerbaar dichtgetrokken bij het naderen van het lijden. Een accolade wordt voor eens en voor altijd dichtgemaakt. We staan op een breekpunt. Jezus is op onze aarde gekomen in onze tijd, en die kent geen teruggang, ze gaat enkel vooruit.

De spanning groeit. We bemerken in de verontwaardigde reactie van de Farizeeën hoe de ergernis verder toeneemt: “Meester, berisp uw leerlingen.” (Lucas 19, 39) De listige vragen en valse opmerkingen maken plaats voor meer drastische middelen. In het volgende hoofdstuk horen we dat Jezus zijn leerlingen toespreekt terwijl de menigte meeluistert: “Pas op voor de Schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en op het marktplein eerbiedig begroet willen worden, en een ereplaats verlangen in de synagogen en bij feestmaaltijden: ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op.” (Lucas 20, 45-47a) Het conflict kan niet meer worden opgelost. Jezus weigert zich te schikken naar hun regeltjes en hun hovaardigheid. En dat is meteen een directe aanleiding tot de veroordeling die weldra volgt.

De Farizeeën vragen Jezus om zijn leerlingen te doen zwijgen, maar Hij antwoordt: “Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.” (Lucas 19, 40) De hele schepping wil het uitroepen. De vreugde om Gods Boodschap is niet meer te dempen. Alleen zal Jeruzalem de ultieme heilsboodschap van Godswege uiteindelijk toch afwijzen. Jezus weent over Jeruzalem, dat geen vrede zal kennen en dat met de grond gelijk gemaakt zal worden. (Lucas 19, 41-44) De vrede die de engelen en de leerlingen hebben uitgeroepen, zal de stad niet ten deel vallen. Jeruzalem: de tempelstad, die de stad van vrede genoemd wordt, zal 35 jaar later vallen. Het Romeinse beleg, op een joods paasfeest, zal duizenden en duizenden mensenlevens kosten...

Sacraal

Terug naar Lucas. Op de intrede volgt een sacrale passage. De tempel wordt de plaats waar Jezus het joodse paasfeest en zijn eigen Pasen tegemoet treedt: de ultieme plek die naar God verwijst. Na de intocht volgt de tempelreiniging, maar dan heel beknopt verteld, in welgeteld twee verzen. (Lucas 19, 45-46) Hij noemt de tempel zijn huis: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!” (Lucas 19, 46) Dagelijks spreekt Hij er daarna de mensen toe. (Lucas 19, 47a) De hogepriesters, Schriftgeleerden en leiders van het volk voelen zich geschoffeerd en willen Hem uit de weg ruimen. (Lucas 19, 47b) 

Maar ze kunnen weinig doen: het hele volk hangt aan zijn lippen. (Lucas 19, 48) Voorlopig althans. Niet alleen de leerlingen, maar het hele volk is nu naar Hem gericht. Alle registers staan open. Alles wat is opgebouwd in het Lucasevangelie, vanaf het prille begin, wanneer Maria verneemt dat ze Gods Zoon zal baren, komt nu samen in een luid en denderend akkoord, veel te oorverdovend en te wijds om het te kunnen bevatten. 

Dat mensen vlug van mening kunnen veranderen en zomaar verachten wie ze gisteren nog hebben aanbeden, wordt andermaal bevestigd op Goede Vrijdag. Met Palmzondag wuift men Jezus toe. Wie Hem gehoord heeft in de tempel, wuift Hem enthousiast uit wanneer Hij zijn onderricht afgerond heeft. En onder druk van de Farizeeën en oudsten, wordt Jezus door diezelfde mensen plots luidkeels uitgejouwd, onverbiddelijk en gevoelloos hard. Na de vreugde van Palmzondag volgt er onrecht, leed en droefheid. Voorlopig althans. 

01 april 2025

Met hart en ziel voorbereiden op vreugde (5-6 april 2025)

God maakt zich kenbaar als vernieuwer, als blijvende scheppingskracht langs zijn genade. Dat klinkt wat zwaar op de hand. God heeft het heelal niet geschapen om zich er vervolgens niets meer van aan te trekken. Hij blijft betrokken, Hij blijft aanwezig. Verbonden is misschien nog treffender uitgedrukt.

  • Voor de lezingen van de vijfde zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

Iets nieuws

Langs de profeet Jesaja spreekt God zijn Volk blijmoedig toe: “Zie, Ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?” (Jesaja 42, 19a) Er begint iets nieuws, dank zij de Heer, omdat Hij het ons gunt. Genade, noemen we dat. Het is geen nieuwheid zoals we kennen van advertenties die ons wegwerpproducten aanbevelen. Nee, dit betreft geen vluchtige nieuwheid. God kondigt een allesomvattend nieuw begin aan dat de strubbelingen uit het verleden voorgoed moet uitvegen. 

De Heer heeft het over een Nieuw Verbond, dat het Verbond in de woestijn moet bestendigen en vernieuwen. Dit nieuwe, altijddurende Verbond zal in Christus verwezenlijkt worden. Meer bepaald: langs zijn verkondiging, zijn lijden, dood en verrijzenis. Jezus heeft drie jaar lang de Boodschap gedeeld met het Volk. Hij heeft verduidelijkt wat God van ons verlangt en wat niét bijdraagt tot een oprecht geloof. Daarbij zijn Wet en Profeten niet opgeheven, maar juist bevestigd. Gods Woord is eeuwig. 

In de dorheid

Door Mens te worden op aarde, heeft Christus de juiste Weg voorgeleefd. Zijn lijden en dood waren een logisch gevolg: het religieuze gezag voelde zich aangevallen, vernederd en ontkracht. Maar zijn dood was niet het einde, maar juist dat nieuwe begin waar God over sprak: voorbij het kruis is nieuwe hoop gerezen in de opstanding. In Christus zijn we op een andere, nooit eerder gekende wijze verbonden met God.

God kondigt bij Jesaja aan dat hij een weg baant door de woestijn en rivieren maakt in de wildernis. Het volk dat Hij uitgekozen heeft, laat Hij er drinken. (Jesaja 42, 19b-20) In de woestijn van de dood, ontspruit nieuw leven. Midden in de dorre leegte schenkt Hij ons verkwikkend levenswater. Dat heeft Jezus Christus ons langs zijn eigen bestaan en opstanding verkondigd. 

Niet beheersbaar

Al te vaak wordt het Christendom herleid tot moraliteit. Inderdaad, Jezus heeft ons opgedragen om het goede te doen en het kwade te laten. Hij heeft ons echter zoveel meer voorgeleefd. Moraliseren is in veel gevallen een vorm van ‘managen’ of beheersen. De Boodschap in regels samenvatten, betekent bepaalde passages meer in de verf zetten dan andere. De Schrift zit namelijk vol nuances. Moraliseren is een standpunt innemen en  dat persoonlijk verdedigen. Daardoor wordt de diepe waarde van de Schrift uiteindelijk al te vaak tekortgedaan. Het wordt iets van de mens zelf, een geheel van regels en gewoonten, van  voorschriften met daaraan verbonden beloning en bestraffing. Daar schuilt macht in. En laat dat nu precies zijn waar de Schriftgeleerden en farizeeën zo ijverig in waren en waar Jezus zich zo over kon opwinden. Wanneer de Boodschap van Leven tot regels wordt herleid, dan is de levensadem eruit geperst. Daar moeten we te allen tijde voor waken.

Wanneer zij bijvoorbeeld furieus en vol haat naar Jezus toe komen met een vrouw die op overspel is betrapt, willen ze Jezus meteen op de proef stellen. Volgens de Wet van Mozes moet zo’n vrouw gestenigd worden. Zich verkneukelend, vragen ze aan Jezus wat Hij ervan denkt. Zijn antwoord staat echter haaks op de moralistische logica waar ze Hem in willen vangen. “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen”, antwoordt Jezus afgemeten. (Johannes 8, 7b) En de heren druipen verbolgen af. 

“Waar zijn ze? Heeft niemand je veroordeeld?”, vraagt Jezus zonder zelfs maar op te kijken. (Johannes 8, 10b) Ze zijn weg, maar de eigenlijke boodschap hebben ze hoogst waarschijnlijk niet begrepen. Het gehoor en de rede werken selectief. Ze zullen de volgende keer weer eerst voor andermans vegen, helaas. Jezus veroordeelt de vrouw niet. “Ga naar huis”, zegt Hij tegen haar, “en zondig vanaf nu niet meer.” (Johannes 8, 11) Dan kan er iets nieuws ontstaan, door de vergeving die Jezus schenkt. Daarin bestaat het Nieuwe Verbond: in vergeving, in een andere manier van verbonden zijn.

Zoveel meer

God liefhebben is nooit een louter ethisch engagement. Dat mag het ook nooit worden. Dat betekent dat ook de Veertigdagentijd zich niet enkel mag richten op het ethisch perspectief. We worden uitgenodigd om ons te voeden aan Gods Liefde, die spiritueel van aard is en die vorm krijgt in een geheel van geloofsfacetten: ethiek, ja, maar ook liturgie bijvoorbeeld, persoonlijk gebed, geloofsvisie, liefdadigheid en verkondiging… Wanneer we ons voorbereiden op de Goede Week, dan worden we uitgedaagd om met ons hele menszijn de Veertigdagentijd binnen te stappen en zoveel mogelijk facetten aan bod te brengen. 

“Dit is het volk dat Ik mij gevormd heb, het zal mijn lof verkondigen”, zegt de Heer via Jesaja vastberaden en hoopvol. God verlangt inderdaad veel meer dan moraal antwoord. Hij wenst dat we Hem weer loven, met hart en ziel. Die vreugde vinden we bij Maria, wanneer ze God looft en prijst omdat ze zwanger is en Gods Zoon zal baren. Haar ziel prijst en looft de Heer, haar hart juicht om God, die ze haar Redder noemt. (Lucas 1, 46b-47) Het is deze aanstekelijke en inspirerende blijdschap in geloof die God van ons verlangt. Een enthousiasme uit het diepste van ons bestaan. In de Veertigdagentijd bereiden we ons voor op de vreugde door tot inkeer te komen en Godsbewust te leven.

Christus leren kennen

Paulus schrijft enthousiast aan de christenen van Filippi: “Ik wil Christus kennen door de kracht van zijn opstanding te ervaren, door te delen in zijn lijden en aan Hem gelijk te worden in zijn dood.” (Filippenzen 3, 10) Het verlangen om dichter bij Jezus Christus en zijn blijde Boodschap te naderen, om naar het Rijk Gods toe te leven, is een fundamentele spirituele hunker. 

Door te delen in Jezus’ mensenbestaan en ons leven te ijken op zijn voorbeeld, komen we dichter bij de wil van de Vader en de droom van zijn Rijk hier op aarde: een hemelse plek hier in ons midden, vrij van cynisme en leugen, machtswellust en geldbejag. Een plek van zuivere hoop en oprecht geloof, waar niemand uitgesloten of weggepest wordt. Daar mogen wij mee aan bouwen in deze Veertigdagentijd, en bij uitbreiding elke dag van ons leven. God heeft ons daartoe geroepen en zet ons op Weg langs zijn Nieuwe Verbond. 

Laat ons met een bewust en kritisch geloof zijn Weg gaan. Naarmate de Veertigdagentijd voortschrijdt, mogen we met toenemend blij gemoed vooruitkijken naar het hoogtepunt van het kerkelijk jaar.

24 maart 2025

Het komt weer goed, dat is wat telt (29-30 maart 2025)

Een bezinning bij de parabel van de verloren zoon aan de hand van twee kunstwerken: een gravure en een schilderij. Hoewel deze zondag een milde vreugde binnenbrengt in de Veertigdagentijd, richt deze overdenking zich vooral op het fragment voordat er feest wordt gevierd omdat de jongste zoon is teruggekeerd. Deze parabel slaat niet enkel de snaar van de vreugde om de vergeving aan. Kunst helpt ons om het vizier wijder open te trekken.

  • Voor de lezingen van de vierde zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

Party time!

We starten met een klein vizier: een gravure van Charles-Emile Jacque. Het is een raampje in zwart-wit van 12 bij 11 centimeter: een kleine afbeelding boordevol veelzeggende details.

Charles-Emile Jacque, Enfant prodigue

We maken kennis met de jongste zoon uit de parabel. De wereld wou hij zien. Daarom vroeg hij het erfdeel dat hem toekwam aan zijn vader en trok hij erop uit. Hij wou van het leven genieten, nieuwe plekken zien, nieuwe mensen ontmoeten en vooral zorgeloos rondtrekken. Wanneer elke dag een feest is, dan wordt het leven heel duur. Dat heeft de jongeman vlug genoeg gemerkt. Voorbij is het plezier. De armoede lonkt.

Schaamte

Hij is in gedachten verzonken, ergens ver van huis. Zijn haren zijn verwilderd en hangen sluik voor zijn gezicht. De jongste zoon kijkt weg van ons, alsof hij zich schaamt. Dat gevoel wordt bevestigd door zijn hand, waarmee hij zichzelf vastknijpt, zo hard dat zijn wijsvinger in zijn schouder drukt tot het pijn doet. Alsof de jongeman zijn gevoel tastbaar wil maken. Zijn houding is verkrampt en verstard. Hij heeft geen hemd aan maar verbergt zich. Beschaamd tracht hij te schuilen: zijn lange haren en zijn arm verbergen zijn verdriet. In zijn andere hand houdt hij een kom vast. Een lege kom, mogen we veronderstellen. Wellicht heeft hij honger. Hij is tenger, mager zelfs. Het geld is op, de tijd van kwistig leven is voorbij.

Hoewel zijn ogen niet zichtbaar zijn, kan zijn mond de droefheid niet verbergen. Hij kijkt weg van het licht. Zijn guitig voorkomen is tot dofheid verworden. Hij zal wel populair geweest zijn: die jonge pleziermaker met zijn geld, zijn mooi voorkomen en zijn aanstekelijk enthousiasme. De wilde feesten met wijn die rijkelijk vloeit en het lekkerste eten, met sensuele blikken en nog veel meer: ze zijn voorgoed voorbij. Want zijn geld is tot de laatste denarie gespendeerd en er rest enkel leegte en vertwijfeling. Niemand helpt hem, terwijl hij al die tijd zo gul was. Niemand leent hem ook maar één koperen munt: onrechtvaardig is het. Wat zijn mensen zelfzuchtig en vals. Wie met geld strooit, is allemans vriend. Wie geen geld kan spenderen, die heeft doorgaans vooral zijn eigen arme zelf tot gezelschap.

Een harde les

De kerel is hoegenaamd niet meer zelfzeker, opgewekt of levenslustig, zoals toen hij van zijn vader wegtrok. Nee, hij oogt teleurgesteld in zichzelf, kwaad zelfs op zichzelf, gegeneerd, radeloos. Het is een harde les geweest. Tussen de varkens moet hij verblijven. Eten is er niet. Hij heeft ontegensprekelijk een verkeerde keuze gemaakt. Dit had nooit mogen gebeuren. Is er nog een weg terug? Waar kan hij heen?

Charles Jacque (1813-1894) was een Parijzenaar. Hij is een minder bekende kunstenaar, van wie enkele schilderijen en gravures onder de aandacht blijven. In zijn werk komen landelijke thema’s vaak aan bod.

Er moet iets gebeuren. Zo kan het niet verder. De zoon raapt zijn moed bijeen, neemt de schaamte erbij en vertrekt terug naar huis. Als men hem daar nog zal willen tenminste. Misschien als loonwerker. Hij kan maar hopen.

Zo komen we bij een volgend beklijvend tafereel terecht, van ruim een eeuw later. Dit schilderij in bruine en oranje tinten is aanzienlijk groter en meet 161 bij 97 centimeter. 


Michel Ciry, Le fils prodigue

Laatste krachten

Het is valavond. De zon staat laag. Met het laatste licht komt de verloren zoon aan. Hij knielt neer voor zijn vader en sluit zijn ogen. Zijn gezicht is leeftijdsloos geworden, zijn jeugd is weggevaagd: zoveel heeft hij meegemaakt. De zoon is sterk vermagerd. Zijn jas is te groot geworden. Misschien is hij met zijn allerlaatste krachten tot aan zijn vader gestrompeld. 

Hij lijkt een futloze, bijna levenloze verschijning. Zijn gelaat drukt leegte uit en wanhoop. De zon verheldert zijn gezicht en brengt zo de uitputting nog sterker aan bod. Hij heeft gefeest en gebrast, maar – meer nog dan van duur geld – vooral ten koste van zichzelf. De ogen van de zoon zijn gesloten. Hij durft wellicht niet te kijken. De zoon heeft de wereld willen zien, maar hij zag teveel. Dingen die een mens niet hoeft te zien. Het licht is te scherp voor zijn ogen geworden. De realiteit kan soms pijnlijk steken in de ogen.

Vaderlijk leed

De vader kijkt zijn zoon niet aan, merkwaardig genoeg. Hij kijkt ernstig voor zich uit, met een eerder lege blik, in het oneindige. Het was een verkeerde beslissing van zijn jongste zoon om zijn erfdeel op te eisen en zomaar weg te gaan. Hij zou in de miserie terechtkomen, dat wist vader al op voorhand. Maar zijn jongen had niet geluisterd. Vader wist dat de mensen misbruik zouden maken van hem, dat ze zouden profiteren van zijn gulheid en enthousiasme. En het is precies zo gegaan. Maar daar komt niemand mee vooruit nu. De mensen zullen er gegarandeerd over roddelen, met scherp sarcasme. 

Vader wil wel blij zijn, maar dat kan hij nu nog niet. Zo lang heeft hij in spanning gewacht. Uren en uren heeft hij tevergeefs de horizon afgekamd, hopend dat hij zijn zoon zou zien aankomen. Zoiets kan je zomaar niet vergeten. Maar dan plots - goddank - herkende hij in het magere silhouet dat naderbij kwam toch zijn jongste zoon. Gelukkig is hij levend en wel terug geraakt. Het had veel erger gekund. Maar zijn zoon zo uitgemergeld zien en voelen, dat doet hem pijn. Vaders gezicht toont oud, en is getekend door zorgen en verdriet. 

Hij is in de herfst van zijn leven terechtgekomen. Ook zijn zoon, die veel te vlug heeft geleefd, deelt in dit herfstgevoel. Zijn jeugd valt van zich af, op een pijnlijk confronterende wijze. Het beperkte kleurenpallet accentueert dit. 

Sprekende handen

Hun hoofden raken elkaar niet. De tijd heeft een afstand gecreëerd, een afstand die pijn doet. Hun handen vertellen echter de nuances die de parabel zo inspirerend maakt. Al kijkt de vader zijn zoon niet aan, hij legt wel zijn arm om hem heen en trekt hem zacht tegen zich aan. Hij wil troost en liefde bieden aan zijn zoon nu, en geen verwijten uiten. Dat zal de oudste zoon straks wél doen. Vanavond gaat het leven weer verder, en het komt wel weer goed. Maar nu wil de vader zijn zoon, die hem in de steek liet en die hij veel te lang heeft moeten missen, weer tegen zich aan voelen. Zijn kind, zijn kwetsbare zoon is weer veilig thuis nu. Voorbij zijn het gepieker en de zorgen, de lange, slapeloze nachten. 

De zoon reikt met zijn hand naar het hart van zijn vader. Hij doet een beroep op de goedheid en de liefde van zijn vader. Hij beseft dat hij zijn vader veel verdriet heeft gedaan en heeft oprecht spijt. Hij hoopt leven te ontvangen van zijn vader: nieuw leven, een nieuwe kans. De hand van de zoon reikt tot in het licht, waar hij op hoopt in zijn leven. De hand van zijn vader in het donker tast. Er wordt geen woord gesproken. Hun beide monden zijn dicht, de mondhoeken wat naar beneden getrokken. Er is zoveel gebeurd dat vader niet weet. Misschien is het ook maar beter zo. Ze hebben elkaar teruggevonden. Dat is wat telt. Hij was dood  bijna letterlijk – maar is weer levend geworden. Het komt goed.

Michel Ciry (1919-2018) is het meest bekend voor zijn beeldende kunstwerken, maar ook zijn muziekstukken kenden succes. Zo was hij in 1953 laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd voor compositie door het innovatieve karakter van zijn muziek. Hij schilderde graag religieuze taferelen en maakte meerdere schilderijen over de parabel van de verloren zoon. Dit werk dateert van 1966. Michel Ciry overleed op 99-jarige leeftijd. Hij beschouwt zijn kunst als een uitdrukking van zijn geloof: 

'In mijn kunst wil ik een boodschap uitdragen. Ik heb altijd getracht om iets uit te drukken langs de talenten die me zijn toebedeeld. Aangezien deze gaven me zijn geschonken door God, lijkt het me heel normaal dat ik die gebruik, niet enkel om zijn bestaan, maar ook om zijn glorie uit te schreeuwen.'  (Michel Ciry)

Graag wens ik je een fijne halfvasten toe. Met Laetare-zondag, halfweg in de spirituele tocht van veertig dagen naar Jeruzalem, nodig ik je uit om even achterom te kijken. Welke weg heb je afgelegd tot nog toe? Ben je klaar voor de intocht in de Goede Week, die stilaan nadert?

18 maart 2025

De heerlijkste vijgen (22-23 maart 2025)

De vijgenboom in de parabel die Jezus vertelt, is hoegenaamd geen zakelijk succes. Meer dan bladeren verschijnen er niet aan zijn takken. Vruchten draagt hij niet. Opnieuw niet. Het derde jaar op rij om precies te zijn. Kortom: een flop. Hij lijkt een verspilling van de ruimte, een overbodige last voor de grond. De eigenaar denkt aan omzet en profijt, aan productie en verkoop. Omhakken die boom, stelt hij voor. Wat hem betreft is het tijd voor een andere en een betere boom. Eén die wel aan de verwachtingen voldoet. Maar zijn wijngaardenier vindt dat te drastisch.

  • Voor de lezingen van de derde zondag in de Veertigdagentijd C: klik hier.

Geduld

De wijngaardenier denkt aan het potentieel, aan wat er mogelijk is met liefde en met goede zorg. Dit jaar draagt de boom nog geen vijgen, maar volgend jaar beslist wel. (Lucas 13, 9) De boom wordt door de wijngaardenier – God dus – uitgedaagd om het beter te doen. God ziet groeikansen. Zo is Hij. We worden niet zomaar afgekeurd en bij de dorre takken gegooid. Het geduld van de wijngaardenier is niet te evenaren.

En wij, we zoeken zijn Aangezicht, we trachten maar falen soms. Wanneer we zijn Naam roepen en Hem bestormen met vragen, dan vergeten we God tenminste niet. Dan blijven we met Hem verbonden en schuiven we Hem niet ondankbaar opzij. Uiteindelijk kunnen we pas ten volle leven als Hij met ons is, en wij met Hem. Dat weten we, diep vanbinnen. Ons leven is pas de moeite waard wanneer wij Hem toelaten om ons wezen te richten naar de Liefde.

Vruchten

Veertig dagen hebben we de tijd om dichter bij de Heer te komen, om onze grond om te laten woelen met Gods hulp, om de kracht die Hij ons schenkt nog meer in ons op te nemen. Veertig dagen hebben we de tijd om God tot in onze vezels toe te laten, om zijn Boodschap in ons op te nemen opdat we de betekenis van zijn lijden en sterven beter  kunnen begrijpen. 

Laten ook wij dus vruchten dragen. Niet omwille van de prestatie en de opbrengst, niet om onszelf te bewijzen, maar in de allereerste plaats omwille van God, omdat Hij het van ons verlangt. En ook niet als een krachtmeting met onze naasten, maar omdat God ons ertoe heeft geroepen, ieder en elk van ons hoogstpersoonlijk. Omdat het ons levensdoel is, de zin van ons bestaan. Net zoals het de ultieme taak is van een boom in de parabel om de heerlijkste vijgen voort te brengen. 

Aanwezigheid

Het is Gods diepste wens, Hij doet er veel moeite voor. Zijn geduld mag ons alvast inspireren. Maar zijn zorg en geduld zullen niet volstaan. Wij hebben een roeping, en ingaan op deze roepstem vraagt om inspanning en volharding. Maar we zijn niet alleen: God blijft ons bijstaan.

Dat is immers Gods naam: Aanwezigheid. ‘Ik zal er zijn’. (Exodus 3, 14) Of anders beschouwd: ‘Ik laat je niet in de steek’. De Heer is geen verre Kracht die ons maar laat betijen, tenminste: als wij Hem toelaten in ons bestaan. God kàn ons niet bijstaan als wij zijn aanwezigheid weigeren. Wat zou dat voor zin hebben? Daar ligt dus een cruciale sleutel voor ons geloof: zijn genadig aanbod dankbaar aanvaarden.

De spirituele bedevaart op weg naar Pasen biedt ons de kans om onze hoop op Gods Rijk aan te wakkeren, om ons geloof in Christus te verdiepen, om de liefde waar te maken. (1 Korintiërs 13, 13) Liefde voor onszelf, onze naasten en God. (Lucas 25, 27 en Marcus 12, 30-31) Dat zijn de Heerlijke vruchten die wij mogen dragen. En voorwaar, ze zijn minstens even heerlijk als de vijgen waarover Jezus vertelt.