Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

28 januari 2025

Licht met een duistere rand (2 februari 2025)

We vieren Maria Lichtmis: de opdracht of presentatie van de Heer in de tempel. Jezus wordt door Maria en Jozef opgedragen aan God, zoals iedere eerstgeboren zoon in de joodse traditie. Jezus wordt niet weggestopt, niet verborgen, maar getoond aan de priester, en dus ook aan de Heer. De zichtbaarheid van Jezus is ook zijn kwetsbaarheid. Hij leeft als mens onder ons, en zal ook sterven onder ons, juist omdat Hij in het oog springt.

‘Hupapantè’ wordt dit feest in de Orthodoxe traditie genoemd: ontmoeting. Jezus wordt begroet door Simeon en door de profetes Hanna. In de eerste 40 dagen van Kerstmis wordt Jezus begroet door herders, door wijzen en door Simeon in de tempel. Daarom ben ik voorstander van een langere Kersttijd, tot aan Lichtmis. Omwille van de symboliek van ontmoeting, van de verwelkoming van Jezus: het Licht in de duisternis. Licht en duisternis zijn bij elke ontmoeting met het Kind Jezus duidelijk aanwezig. Deze sequentie van sacrale ontmoetingen vieren we in een tijd van traagzaam toenemend licht in de donkere winter. Het ruigste seizoen ondersteunt de diepe symboliek op meer dan één manier. Ook wij zoeken geborgenheid tegen de hardheid van de elementen. 

De herders, de wijzen en Simeon

Bij de ontmoeting met de herders ligt Jezus als pasgeboren Kind heel kwetsbaar in een voederbak. Veel bescherming geniet de Heiland niet. (Lucas 2, 6-7) Toch er is ook een majestueuze kant aan Kerstmis. Aan de herders verschijnt een engel, omgeven door de stralende luister van de Heer, en hij brengt goed nieuws: in de stad van David is de Redder geboren. Daarna verschijnen nog meer engelen en ze prijzen de Heer. (Lucas 2, 8-14) De herders trekken naar Jezus om Hem te begroeten en ze vertellen aan Maria en Jozef over de lofprijzing van de engelen waar ze getuige van zijn geweest. (Lucas 2, 15-20) 

Drie koninklijke wijzen komen uit het Oosten naar Jeruzalem om de Koning van de Joden te ontmoeten. Een hemelse ster heeft hen erheen gebracht. Ze komen van ver om Jezus te aanbidden. Opnieuw is er hemels licht en de aankondiging van goed nieuws. De wijzen volgen vol vreugde de ster en aanbidden de Koning. (Matteüs 2, 1-6 en 9-10) Helaas hebben de wijzen, voordat ze bij Jezus zijn aangekomen, eerst een bezoek gebracht aan koning Herodes. Die vraagt hun om een grondig onderzoek in te stellen en verslag uit te komen brengen bij hem. De koning wil Jezus namelijk vermoorden. Hij verdraagt geen concurrentie. Gelukkig wint de wijsheid het van de huiveringwekkende kwaadaardigheid van Herodes. (Matteüs 2, 1-8) 

Tijdens de derde ontmoeting, met Simeon en de profetes Hanna in de tempel, wordt Jezus ‘het licht dat geopenbaard wordt’ genoemd door Simeon. De oude man wordt naar de tempel geleid door de heilige Geest om de Messias te ontmoeten. Ook hier zijn duidelijke verwijzingen naar de hemel en naar het licht. (Lucas 2, 25-32) Maar evenzeer klinkt er een boodschap in mineur van Simeon aan Maria: “zelf zal je als door een zwaard doorboord worden.” (Lucas 2, 35a)

Vreugde

Er gaat overigens al een sacrale ontmoeting vooraf aan het Kerstverhaal, namelijk de ontmoeting van Maria en haar nicht Elizabet. Daar wordt de duisternis nog niet vernoemd. Maar Maria prijst de Heer (Lucas 1, 46-56) en Johannes, het kind dat Elizabet verwacht, springt van vreugde op in haar schoot (Lucas 1, 39-45). Het is pas wanneer Jezus wordt geboren, dat het Licht en het lijden ter sprake kunnen komen.

Zo is de (verlengde) Kersttijd een opeenvolging van ontmoetingen. Dat is immers wat wij mensen doen op aarde: samenleven en elkaar ontmoeten. Het is eveneens een processie van lofprijzingen: door Elizabet (Lucas 1, 42-45), door Maria zelf (Lucas 1, 46-55), door Zacharias (Lucas 1, 68-79), door de engelen (Lucas 2, 10-13 en 14), door de wijzen (Matteüs 2, 2), door Simeon (Lucas 2, 29-32) en door Hanna (Lucas 2, 38). Dit is een tijd van vervuld verlangen en dankbare vreugde, maar er verschijnt al een randje van duisternis. De Messias en Heiland is ook de Lijdende Dienaar, de Mensenzoon die zal moeten lijden en sterven. Dat kan door de evangelisten niet vroeg genoeg onder de aandacht gebracht worden.

De volgende teksten krijgen een belangrijke plaats in het dagelijkse (getijden-)gebed. Een aanrader om tot bezinning en gebed te komen:

  1. De korte lofprijzing van Elizabet (Opening van het Weesgegroet of Ave Maria) - in het persoonlijk gebed: Lucas 1, 42 (of 1, 42-45) 
  2. De lofzang van Maria (Magnificat) - in het avondgebed: Lucas 1, 46-55
  3. De lofzang van Zacharias (Benedictus) - in het ochtendgebed: Lucas 1, 68-79
  4. De korte lofprijzing van de engelen (Opening van het Eer aan God of Gloria): Lucas 2, 14 - in de eucharistie op zon- en feestdagen buiten de advent en vasten
  5. De lofzang van Simeon (Nunc Dimittis) - in de dagsluiting: Lucas 2, 29-32
In contrast hiermee raad ik graag één van de meest literaire teksten uit de Schrift aan, die Licht en duisternis in het leven van Christus in een poëtische ouverture samenvat:
  1. De proloog van Johannes - (fragment in het Angelusgebed): Johannes 1, 1-5 en 10-14

20 januari 2025

In de kracht van Gods Geest (25-26 januari 2025)

We ontmoeten een zelfzekere Jezus aan het begin van zijn verkondiging. Hij heeft zich veertig dagen lang teruggetrokken in de woestijn en is nu sterk genoeg om de weg naar Jeruzalem aan te vatten, door dorpen en steden. Het Woord zal Hij verkondigen, aan de hand van parabels en wijsheden en onderricht. Wonderen zal Hij verrichten. Nu staan we aan het begin. Jezus maakt zichzelf kenbaar aan de mensen. Gods belofte langs de profeten gaat in vervulling.

Woestijnverhaal

Jezus is op de proef gesteld in de woestijn. (Lucas 4, 1-13) De duivel krijgt heel persoonlijk vorm in het verhaal. Hij spreekt met Jezus en daagt Hem uit. (1) Een eerste kwaaie streek is Jezus wijzen op zijn eigen behoeften. Hij heeft immers grote honger in de woestijn. Als Zoon van God kan Hij makkelijk een steen tot brood maken, toch? (Lucas 4, 3) Jezus weigert dit zonder aarzelen. Daar zijn wonderen immers niet voor bedoeld. Er is meer tussen hemel en aarde dan een grommende maag. (Lucas 4, 4) (2) Vervolgens wordt Jezus bekoord met roem. (Lucas 4, 5-7) Jezus doorziet de list meteen: Hij zoekt geen bekendheid, alle aanbidding komt God toe. (Lucas 4, 8) (3) Tenslotte tracht de duivel Jezus te overhalen om een Goddelijke tussenkomst uit te lokken en op die manier God uit te dagen, te manipuleren en dus te overheersen. (Lucas 4, 9-11) Ook dat weigert Jezus pertinent: Hij wil de hemel tot niets verplichten. God wordt niet uitgedaagd maar liefgehad. (Lucas 4, 12)

Het verhaal over Jezus in de woestijn mag niet herleid worden tot kinderlijke beelden van een donkerrode duivel, compleet met bokkenpoten, hoorns en een puntstaart, die een handgemeen aangaat met een lichtgevende Jezus met getrimde baard. Het kwaad beweegt zich niet voort op bokkenpoten, maar manifesteert zich in gedachten en daden van mensen. We hebben veel te leren van Jezus in de woestijn. Dit verhaal zit vol diepe symboliek

Triptiek

Eigenlijk wordt er in het verhaal een triptiek geschetst die ook terugkomt bij het lijden van Jezus. (1) Daar zal Jezus zijn eigen gemak opnieuw opzij schuiven: “Laat niet wat Ik wil, maar wat U wilt gebeuren.” (Lucas 22, 42 en Matteüs 26, 39-42) (2) Ook tijdens zijn ondervraging weerlegt Hij alle aantijgingen over wereldse roem: “Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. (Johannes 18, 36) (3) En spottend roepen omstaanders wanneer Jezus aan het kruis hangt dat Hij zichzelf moet redden. Ook hier zal Hij God niet uitdagen maar zijn Wil gehoorzamen. (Lucas 23, 35-40 en Matteüs 27, 39-44)

De worsteling in de woestijn, die terugkeert in het lijden van Jezus, is een botsing tussen de mens met zwaktes en zijn koppige overlevingsdrang enerzijds, en God anderzijds. Hebzucht (1), eerzucht (2) en heerszucht (3) liggen op de loer. Het is een conflict tussen het oppervlakkigste aardse en het hoogste hemelse.

Dat wij mensen hier op aarde niet altijd gericht zijn op wat goed en juist is, zien we vaak genoeg in de Schrift terugkeren. Denken we maar aan de verloochening door Petrus (Lucas 22, 55-62 en Matteüs 26, 69-75), het opruien van het volk om Jezus te veroordelen (Marcus 15, 11-14), en het verraad door Judas (Lucas 22, 48 en Matteüs 26, 48).

Wellicht is de meest zinvolle samenvatting van de woestijnervaring van Jezus: Hij komt dichter bij zijn Vader en krijgt voor het eerst de kans om zich uit te spreken tegen het kwaad. Jezus wordt de aardse weerspiegeling van Gods eindeloze goedheid. Alleen uit die Bron kan de Boodschap ontspringen.

Dynamiek van de Geest

Er is een dynamiek aanwezig aan het begin van Jezus’ optreden. Bij zijn doopsel lezen we dat de Geest op Hem neerdaalt. (Lucas 3, 22) Na zijn woestijnervaring is Hij dichter bij het Goddelijke gekomen. De Geest is immers een dynamische kracht, en geen statisch gegeven. Tijdens zijn doopsel is Hij aangeraakt door de Geest. Uit de woestijn treedt Hij vervuld door de Geest. (Lucas 4, 14)

De kracht van Gods Geest opent een hoogtedimensie, een transcendentie. De Kracht (‘dunamei tou Pneumatos’ in het Grieks) verwijst hoegenaamd niet naar een heroïsche en bovenmenselijke fysieke kracht. Denken we aan Marvel-filmhelden als de Hulk of Spider-Man, of aan de stripheld Obelix. Het gaat niet over brute spierkracht. Deze dynamiek is een alles-vervullende, Goddelijke kracht die spiritueel van oorsprong is. Als een zalf werkt ze onderhuids in, tot in de ziel. 

“De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd”, leest Jezus voor uit de profeet Jesaja. (Lucas 4, 18 en Jesaja 61, 1-2) Ook in dit citaat is de triptiek van daarnet niet ver weg. Laten we het sjabloon ook eens op deze tekst leggen. (1) Dank zij Gods Geest is de menselijke zwakte overwonnen in de Mensenzoon. (2) Hij is de Gezalfde, de koning onder Gods hoede. Hij zoekt geen eer maar schénkt aandacht aan wie klein is en hulpbehoevend: armen, gevangenen, blinden en onderdrukten. (3) En tenslotte zendt de hemelse Vader zijn Geest over Jezus. De Vader bekrachtigt Hem, het initiatief komt van boven. De mens Jezus zal God niet uitdagen maar te allen tijde gehoorzamen.

Dualiteiten

In de context van hemel en aarde, van goed en kwaad, klinkt vaak een ondertoon van neerkijken op ons menszijn. Dat hoeft zeker niet het geval te zijn. God heeft ons immers geschapen naar zijn evenbeeld. (Genesis 1, 21a) God is mens geworden in Jezus. (Johannes 1, 14a) Er is dus geen sprake van een Goddelijk neerkijken op het menszijn. Wel is het zo dat de vrijheid die ons is gegeven, leidt tot keuzes. Daar ligt een belangrijke sleutel om ons menselijk bestaan in de richting van God te keren, of net van Hem weg.

We hoeven niet beïnvloedbaar te zijn. We hoeven niet verwaand en intolerant te zijn. We hoeven niet in platte commercie mee te gaan. We zijn niet geschapen om de diepgang van het leven weg te relativeren tot er slechts zinloosheid overblijft. Onze vrijheid is Goddelijk van oorsprong. Zoals Jezus de juiste keuzes maakt in het woestijnverhaal, zo zijn ook wij geroepen om, in de kracht van de Geest, van ons bestaan het mooist mogelijke leven te maken. Een leven waar God trots op kan zijn. 

14 januari 2025

Niet langer verlaten in de woestijn (18-19 januari 2025)

De woestijn is een sterk symbool en staat voor de afwezigheid van elk comfort dat voor ons evident is geworden. In de eerste plaats is schaarste van water en voedsel een zware uitdaging in de woestijn. Wie niet goed voorbereid en voorzien van hulpmiddelen de woestijn in trekt, heeft weinig kansen op overleven. Vaak zijn het grote vlakten van zand of van ruige rotsen. Er is weinig of geen beplanting te bespeuren wanneer je om je heen kijkt, geen herkenningspunten, zelfs geen sporen van eerdere passanten. En de hitte bedriegt je zintuigen.

Onveilig

In de woestijn is vooral eindeloosheid te zien, tenminste als er geen storm opsteekt die overal stof en zand op afvuurt. Toch zijn er ook eilandjes van bescherming en troost: oases, waar gastvrijheid de norm is. De middaghitte legt alles stil, de nachtelijke kou maakt recupereren tot een uitdaging. Dehydratatie en zouttekort vragen voortdurende aandacht. Uitputting is soms slechts enkele stappen verwijderd.

In de desolate herhaling van zand of steen, kan ook schoonheid en rust ontdekt worden. In de woestijn vinden mensen de ultieme harmonie met de omgeving. Je moeten je immers aanpassen aan de uitdagingen die je ontmoet: er is geen keus, er is geen gemak. In de meest extreme omstandigheden zijn de doelstellingen doorbijten en overleven. In de inspanning en in de rust kan je jezelf ontmoeten, en je Meerdere.

Schrift

In de Schrift wordt vaak gerefereerd naar de woestijn, zowel in positieve als in negatieve zin. De woestijn is onlosmakelijk verweven in de geschiedenis van het Volk van God. Na de bevrijding uit de slavernij is Egypte is de woestijn het enorme obstakel om het Beloofde Land te bereiken. Deze heilige reis naar de vrijheid duurt veertig jaar. (Numeri 32, 13) De lange karavaan wordt geregeld geconfronteerd met dorst (Exodus 15, 22b) en met honger (Exodus 16, 2-3; manna: Exodus 16, 14-18 en 31 en Johannes 6, 31) en klaagt daar  ook uitgebreid over bij Mozes, die bij momenten ten einde raad is. (Numeri 21, 5)

In de woestijn heerst geen orde (Jesaja 43, 19), alles is ruw en onbeheerst (Jesaja 16, 8). De dorre leegte maakt de woestijn onherbergzaam. (Jeremia 2, 6 en Deuteronomium 8, 15 en  Psalm 78, 40) Er is weinig vegetatie, op stekelige planten en struiken na. (Rechters 8, 7 en 16 en Jeremia 4, 11) Nagenoeg niemand woont er. (Jeremia 2, 6 en Jesaja 27, 10) Een groot gevaar zijn dus rovers, omdat er geen sociale controle is. Ook hongerige roofdieren, zoals hyena’s en jakhalzen, vormen een bedreiging. (Jesaja 13, 21-22a) Men kan er fysiek uitgeput raken (2Samuël 17, 29) of mentaal breken. (Jesaja 35, 1) De woestijn en de dood kennen elkaar goed. Daarom is de woestijn voor het volk in de eerste plaats een plaats van doorreis, niet zozeer van verblijf. (Jesaja 48, 21, Amos 2, 10)

Spirituele ruimte

Naast de boeken die de uittocht verhalen – Exodus, Deuteronomium en Numeri – komt de woestijn vooral ter sprake bij de Profeten en in de psalmen. De symboliek van de woestijn spreekt de mensen aan. Er zijn veel paralellen te trekken tussen de woestijn en menselijke ervaringen van achteruitgang, eenzaamheid en armoede en gebrek.

Toch levert de woestijn in symboliek ook veelzeggende contrasten op. Men kan de woestijn in vluchten om er te schuilen. (Rechters 20, 47 en 1Kronieken 12, 9 en 1Makkabeeën 2, 29) Men kan er ook de eigen kleinheid en kwetsbaarheid opzoeken. De woestijn kan een plaats van inkeer en van geestelijke strijd zijn. (Marcus 1, 12-14 en Hosea 2, 16-17) Er kan langs gebed, bezinning en boetedoening in de woestijn bevrijding gevonden worden. (Leviticus 16, 21 en Numeri 14, 33 en Marcus 1, 4) De afzondering in een prikkelarme omgeving neemt alle storende en verstrooiende vormen van afleiding weg, zodat je vlotter tot de essentie kan komen. Het is dus een plek van meditatie. (Lucas 1, 80 en 3, 2) De woestijn heeft iets spiritueels, iets heiligs: je kan er God ontmoeten als nergens anders en zijn bescherming en Aanwezigheid ervaren. (Exodus 15, 25b en Psalm 136, 16 en Jeremia 31, 2) Ook Jezus trekt de woestijn in vooraleer Hij aan zijn verkondiging begint. (Matteüs 4, 1) Hij treedt in de voetstappen van de traditie maar begint tegelijk iets nieuws.

Tijdelijk

Bij de profeet Jesaja zegt God: “Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Woestijnmaar je zult heten Mijn verlangen en je land Gehuwde.” (Jesaja 62, 4) Dit is eigenlijk een profetie gegoten in theologische poëzie. God zal een Nieuw Verbond sluiten met zijn Volk. Het oude is geschonden, verscheurd, voorbij. Het Volk heeft zwaar geleden: hun ontrouw hebben ze met hun vrijheid betaald. Deze ervaring van verlatenheid in een woestijnwereld blijft echter niet duren. 

Nee, er komen andere tijden, waarin de mensen opnieuw het verlangen van God zullen zijn. Wat is er mooier dan verlangd te worden? Het land zal niet langer uit leegte en chaos bestaan, maar wordt een huwelijk genoemd. Duidelijker kan een heilig Verbond tussen God en mensen niet worden omschreven. God wenst ons, houdt van ons en is ons trouw. Het is aan ons om die Liefde met liefde te beantwoorden en zijn Trouw met de onze.

Verbond

In Kana wordt water ineens wijn op een bruiloftsfeest. Niet zomaar wat wijn, maar in overvloed en van de beste! (Johannes 2, 7 en 10) Hiermee wordt linea recta verwezen naar het Laatste Avondmaal. Dan wordt immers het Nieuwe Verbond bekrachtigd. God sluit de mensen in de armen langs de dood en verrijzenis van Jezus Christus. Het Lam wordt geslacht om ons voorgoed vrij te maken van de ontrouw uit het verleden. Een nieuw begin, een nieuwe Tijd.

God noemt ons bij Jesaja weldra ‘Mijn verlangen’. In het Hebreeuws staat er ‘hefzibaah’: ‘(Ik vind) mijn vreugde in haar’. Bij het doopsel van Jezus hebben we gelezen dat de Vader vanuit de hemel zei: “Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.” (Matteüs 3, 17) De belofte gaat in vervulling in de Zoon van God. Dat wordt door God zelf kenbaar gemaakt. In de woestenij van chaos - de ‘tohu wabohu’ die aan de woeste leegte vóór de schepping herinnert (Genesis 1, 2) - maakt de Heer plaats voor een nieuw begin: een recht pad in de wildernis, een stromende rivier in het dorre land. Een prachtige omschrijving voor het Nieuwe Verbond tussen God en zijn Volk. (Jesaja 42, 9-11 en 43, 19) Nieuwe vreugde, nieuw leven.

Over een kleine twee maanden gaan we in de Veertigdagentijd geestelijk de woestijn in. Laten we dat bewust doen, met open oren voor het Woord en open ogen voor de tekenen van God. Laten we ons verlangd weten door God en weldra in gebed en bezinning Pasen tegemoet gaan.

08 januari 2025

Hoog spel van aardse en hemelse machten (11-12 januari 2025)

Met Kerstmis komt de kwetsbaarheid van God bij uitstek aan bod. Daarna wordt Jezus binnen de groter geheel van tijd en eeuwigheid gesitueerd. Het verhaal krijgt een andere toon, of misschien drie akkoorden om het heel plastisch uit te drukken. Een scherpe dissonante horen we bij de koning die zich vastklampt aan zijn troon. Een zacht en ingetogen polyfoon geluid herkennen we bij de Wijzen die op zoek gaan naar de nieuwe vorst. Er zit geen mooie muziek in hun samenkomst: ze blijken elkaar niet te vinden. Dat merkten we vorige week. Het theologisch kader vervolledigt deze week de grote inleiding die volgt na Kerstmis: een subliem, overrompelend akkoord. Daarna begint de verkondiging langs bijzondere verhalen en anekdotes: een muzikale veelkleurigheid met veel genres en klankkleuren. Maar laten we het beeld van de muziek niet te ver uitrekken en terugkeren naar de tekst.

  • Voor de lezingen van Openbaringszondag: klik hier.
  • Voor de lezingen van het Doopsel van Jezus: klik hier.


Gods Zoon wordt geboren in de eenvoud van een stal, er is geen plaats in de herberg. Eenvoudige herders zijn de eersten die van de engelen vernemen dat de Messias geboren is. Zijn gaan naar Betlehem om Maria, Jozef en het pasgeboren Kind te groeten. Kerstmis is feest van aardse bescheidenheid. Geen rijkdom die blinkt, geen protocol van adel en van vorsten, geen macht en jaloezie. De geboorte van Jezus wordt in zijn pure eenvoud beschreven. Alleen de engelen verraden de werkelijke dimensie van de gebeurtenis.

IJverzuchtige koning

De wereldlijke macht komt in al zijn ruwheid en ijverzucht het evangelie binnen langs de figuur van koning Herodes de Grote. Zijn koningschap geniet de steun van de keizer: het brengt stabiliteit in de regio, op voorwaarde dat hij het gezag van het Rijk bevestigt en ondersteunt natuurlijk. Herodes vat de restauratie van de tweede tempel aan en laat de haven van Caesarea uitbouwen. Populariteit geniet hij van de Romeinen, niet van zijn volk. Opstanden worden hardhandig neergeslagen. Zijn terreurbeleid, gevoed door paranoia, kost duizenden mensen het leven. In zijn dichte omgeving is werkelijk niemand veilig, zelfs zijn eigen zonen niet.

Wijsheid op weg

Deze koning wordt begroet door drie wijzen uit het Oosten. (Matteüs 2, 1) Tot zijn grote verbijstering verneemt hij dat er een concurrent is geboren: een nieuwe koning, die zij nu alvast willen gaan aanbidden. (Matteüs 2, 2-3) Werkelijk alles in hun mededeling zit fout, wat Herodes betreft. De koning geeft de wijzen een opdracht: ze moeten absoluut verslag komen uitbrengen. Dan kan koning Herodes gericht toeslaan en deze mogelijke revolte in de kiem smoren. (Matteüs 2, 8) De wijzen worden voor de kar van de despoot gespannen, maar ze doen er niet aan mee. (Matteüs 2, 12) De wijsheid overwint.

De wijsheid laat zich niet ketenen door een wreedaardige vorst. Wijsheid zoekt van op de aarde de idealen van waarheid en goedheid en verafschuwt bedrog en manipulatie. De ontmoeting met Herodes duurt niet lang en levert niets op. De ster uit de hemel gaat op (Matteüs 2, 2 en 10) en leidt de wijzen naar Jezus. 

Wijzen bij het Kind

Ze schenken goud als teken van zijn koningschap, wierook ter ere van zijn Goddelijkheid en mirre als symbool voor zijn menswording, meer bepaald eigenlijk voor zijn sterfelijkheid. (Matteüs 2, 11b) De wijsheid is niet plezierend of betuttelend, maar eerlijk. We krijgen een eerste vooruitwijzing naar Goede Vrijdag.

De wijsheid buigt voor de Heer. (Matteüs 2, 11) Deze wijzen brengen eer aan het Kind. Als beeld is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Daarna vertrekken ze. 

Drievuldigheid

Wanneer Jezus dertig jaar is, ontvangt Hij het doopsel van Johannes de Doper. (Lucas 3, 21) Na de wijsheid en de wereldlijke macht, komt nu God in beeld. De hemel gaat open en de heilige Geest daalt neer op Hem. “Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde”, zegt de Vader vanuit de hemel. (Lucas 3, 22) We leren God voor het eerst kennen als de heilige Drievuldigheid.

Na het idyllische kerstverhaal volgt een ontmoeting met de aardse en hemelse machten. Jezus wordt geboren op onze aarde, in onze tijdrekening, binnen onze gezagsmechanismen ten goede en ten kwade.

27 december 2024

Over de vader en de Vader (28-29 december 2024)

Jozef is de vader van Jezus, of tenminste de voedstervader. Deze uitspraak is niet biologisch, maar theologisch. Over de biologische afkomst van Jezus valt weinig te vertellen zonder DNA-stalen. Het zou trouwens ook een overbodig onderzoek zijn omdat het van weinig belang is. De symboliek is voor de evangelisten veruit de belangrijkste reden om Jozef te vernoemen. Een evangelietekst is geen historische documentaire maar een theologisch geschrift: het wil ons iets over God vertellen.

  • Voor de lezingen van het feest van de heilige Familie, jaar C: klik hier.

Zoon van David

De stambomen bij Matteüs en Lucas tonen al aan dat hun bedoeling niet heemkundig van aard is: ze verschillen namelijk onderling. Volgens Matteüs is Jozef een zoon van Jakob (Matteüs 1, 16) en volgens Lucas van Eli (Lucas 3, 23). Er wordt vermeld dat Jozef van de stam van David afkomstig is. Opnieuw moeten we dit theologisch lezen, niet biologisch: dit zegt eigenlijk niets over Jozef, maar alles over Jezus. 

De Messias zal de hoogdagen van Davids koningschap doen herleven: gouden tijden breken aan na eeuwen van onderdrukking. Daar kijkt men ten tijde van Jezus naar uit. Dankzij Jozef krijgt Jezus zijn bevoorrechte plaats in de geschiedenis van de twaalf stammen. (Lucas 2, 5) Zo wordt Hij legitiem de langverwachte Redder, die door de profeten is voorspeld. Jozef geeft Jezus zijn naam en zijn afkomst, bij monde van de engel. Dat de vader de (familie-)naam doorgeeft, is nog steeds gebruikelijk in onze joodschristelijke cultuur. 

Dromer en doener

Wanneer Jozef overweegt om de verloving te verbreken en bij Maria weg te gaan omdat ze zwanger blijkt te zijn – een toch wel dramatische passage in het kerstverhaal – vertelt een engel hem dat het Kind dat Maria verwacht van de heilige Geest is.  (Matteüs 1, 20) Diezelfde engel bevestigt Jozef meteen ook als afstammeling van David.

Jezus wordt wel eens een dromer genoemd. Zware crisissen en toekomstige problemen worden telkens in een droom opgelost. Een engel vraagt hem om Maria alsnog tot vrouw te nemen, wat Jozef ook doet. (Matteüs 1, 18-25) In een tweede droom voorspelt de engel aan Jozef dat er gevaar dreigt en dat ze naar Egypte moeten vluchten. (Matteüs 2, 13-15) Wanneer het weer veilig is in hun thuisland, hoort Jozef voor een derde keer de engel in zijn droom. (Matteüs 2, 19-21) Drie keer komt hetzelfde patroon weer: de engel geeft hem een duidelijke opdracht en Jozef voert deze precies uit zoals hem is opgedragen. Dat wordt in de tekst telkens beklemtoond, twee keer zelfs door een letterlijke herhaling: “Maak je gereed” - “Jozef maakt zich gereed(Matteüs 2,13 en 20 en Matteüs 2, 14 en 21) 

Jozef neemt de Boodschap telkens voor waar aan en verandert zijn eigen mening door de engel. Flexibel zijn, heet dat in onze dagen. De afgrijselijke kindermoord in opdracht van koning Herodes bevestigt hoe reddend de gehoorzaamheid van Jozef aan de engel is geweest. (Matteüs 2, 16) Het Kind is kwetsbaar, zo blijkt, en de bescherming van Jozef blijkt cruciaal te zijn. Nee, theologisch mag er niet zomaar over Jozef heen worden gekeken.

Partner en vader
De bescherming en de afkomst van Jozef maken hem tot een essentiële figuur in het leven van Jezus. De heilige familie is een gezin, een eenheid, waarin Jezus wellicht het beroep van Jozef gaandeweg is aangeleerd: timmerman. Jozef wordt traditioneel Jezus’ voedstervader genoemd, een soort pleegvader. Er is trouwens ook sprake van overige kinderen verderop: broers en zussen van Jezus (Matteüs 13, 55-56). Marcus vernoemt vier broers: Jakobus, Joses, Simon en Judas. (Marcus 6, 3) Misschien zijn het halfbroers- en zussen, misschien bedoelen de evangelisten eerder dichte aanverwanten, onder de vorm van nichten en neven bijvoorbeeld. Het is echter goed mogelijk dat het effectief gaat over broers en zussen. Dat doet niets af van de uniciteit van Jezus.

In de katholieke Kerk ligt dat gevoelig: de maagdelijkheid van Maria – semper virgine (altijd maagd) – zou dan in vraag gesteld kunnen worden. Daar gaat het dogma echter niet over. Dit dogma gaat over de zuivere Bron waaruit Jezus werd geboren. Opnieuw merken we dat theologie geen biologie is. Jozef is theologisch de voedstervader en Maria is theologisch Maagd gebleven. De wetenschappelijke kant is niet van belang in deze kwestie. Wie ‘in de wolken’ is, hoeft ook niet per se in een vliegtuig te zitten, toch? 

Ter illustratie: Jezus en Jozef aan het werk, een werk van Mario Bogani (1932-2016).



Van vader naar Vader

Maria wordt doorheen de vier evangeliën vernoemd, tot na de dood en verrijzenis van haar Zoon Jezus. Bij Jozef is dat niet het geval. Hij wordt het laatst vernoemd wanneer Jezus 12 jaar is en in de tempel in Jeruzalem achterblijft om onderricht te geven. (Lucas 2, 41-51) We lezen dit evangelie op het feest van de heilige Familie. Daarna wordt Jozef enkel nog vernoemd om Jezus aan te duiden als Jozefs zoon. (Johannes 1, 45 en 6, 42) Daar wordt Jezus zijn afkomst ten nadele aangewreven: Hij is ‘slechts’ de zoon van een timmerman. Wat er is gebeurd  met Jozef wanneer Jezus aan zijn verkondiging en zijn tocht naar Jeruzalem begint, is onduidelijk. Maria volgt Hem wel, samen met de leerlingen, maar van Jozef is geen sprake meer. Wellicht is hij inmiddels overleden.

Er is nog een belangrijke reden om Jozef niet meer te vernoemen. Zijn theologische rol is namelijk uitgespeeld, of beter: ‘volbracht’. Theologisch gezien wordt een overgang gemaakt van de opvoedende vader Jozef naar de hemelse Vader. In die laatste passage met Jozef noemt Jezus de tempel het huis van zijn Vader. (Lucas 2, 49) Zijn ouders begrijpen niet wat Hij bedoelt. (Lucas 2, 50) Aldus wordt de overgang onder woorden gebracht.

Doopsel en Drievuldigheid

Het doopsel van Jezus bevestigt dit scharniermoment. De Goddelijke Vader erkent Jezus op dat ogenblik als zijn Zoon, vanuit de hemel. Dat doet Hij langs het neerdalen van de heilige Geest. Zo wordt meteen ook de heilige Drievuldigheid geïntroduceerd. (Lucas 3, 22)

Doorheen de geschiedenis heeft men met de beste bedoelingen theologische concepten met heel tastbare elementen willen aanreiken aan de gelovigen, opdat ze de Boodschap zouden kunnen bevatten, bijvoorbeeld wat maagdelijkheid van Maria betreft en het vaderschap van Jozef. Dergelijke antwoorden verstikken echter het mysterie dat eigen is aan de geloofsinhoud. Wanneer geloof te bevattelijk wordt, is het ontsnapt aan haar eigenlijke inhoud. Die theorieën worden nu vaak ‘fabeltjes’ genoemd en met hen gaat het geloof in haar geheel dan helaas vaak op de schop. “Ze hebben ons wat wijsgemaakt”, klinkt dan soms geërgerd. Laten we dus meer ruimte vrijmaken voor mysterie in ons geloofsdenken. Laten we God niet versimpelen. Laten we steeds zijn ongrijpbaarheid vieren.

Kerkelijk inhaalmanoeuvre

Sint-Jozef kreeg in de Oosterse Kerk al heel vroeg een belangrijke plaats in de geloofsbeleving. In de Rooms-katholieke Kerk lag dat veel moeilijker. Pas in 1729 introduceerde paus Clemens XI het hoogfeest van de heilige Jozef voor de hele Kerk. Pius XII voegde er een tweede feest aan toe, in 1955: Sint-Jozef Arbeider. De keuze voor de feestdag is geen toeval: 1 mei. De heilige Jozef Arbeider moest een katholieke tegenhanger worden van de Dag van de Arbeid met socialistische 1 meivieringen. Jozef als wapen tegen het socialisme en communisme, wordt dan soms spottend gezegd. Misschien is een betere omschrijving: Jozef als inspiratiebron in een nieuwe tijd. Johannes XXIII, tenslotte, vereerde Sint-Jozef en nam hem op in de heiligenlijst van het Romeinse Canongebed, het eerste eucharistisch hooggebed. 

Sint-Jozef wordt vereerd als voedstervader, maar ook als Dromer en voorziener. Hij is patroonheilige voor houtbewerkers en arbeiders, maar ook voor de vaders en de huisgezinnen. Daaruit is ook de merkwaardige gewoonte gegroeid om een beeldje van de heilige Jozef ondersteboven in de grond te begraven om te verkrijgen dat men een huis vlot zal kunnen verkopen.

Laten we dit feest van de heilige Familie vieren als de weg van Jezus naar de verkondiging, als het feest van een kwetsbaar Kind dat weldra aan zijn Opdracht zal beginnen, maar nu nog geniet van de geborgenheid die een gezin kan schenken.

23 december 2024

Hij komt onder ons, Hij is met ons, Hij leeft in ons (24-25 december 2024)

Hoe zou je God kunnen omschrijven? Met welk woord kan je Hem samenvatten? Vaak wordt Hij Liefde genoemd. Dat is hoegenaamd geen wollige, naïeve omschrijving. Of dat hoeft het alleszins niet te zijn. Gods Liefde is immers een voortdurende Kracht die ons richt op het goede en die ons in staat stelt om de beste versie van onszelf te worden.

Er-zijn

In het boek Exodus openbaart God zichzelf aan Mozes. Hij maakt zich kenbaar als ‘Ik ben Degene die er zal zijn’ (‘ejeh asjer ejeh’ in het Hebreeuws). (Exodus 3, 14) ‘Ik ben er’, kortweg. God noemt zichzelf Aanwezigheid, Nabijheid. Hij is met ons, elke dag. Dat is de diepste identiteit van God. Zo stelt Hij zich voor aan de Israëlieten in de woestijn op weg naar het Beloofde Land. 

Gods bestaan is geen kille of zakelijke aanwezigheid, integendeel. Hij beluistert ons, staat ons bij en inspireert ons. Het is dus inderdaad zinvol om God samen te vatten als Liefde. Want dat is liefde: alles doen om het beste in de ander naar boven te brengen.

De profeet Jesaja voorspelt de komst van de Messias, van een Zoon die koninklijk zal zijn als David en eeuwig als God, wijs als een rechter en kwetsbaar als een mensenkind

Geen idylle

Want het volk doolt rond in duisternis. Het Beloofde Land is versnipperd en verzwakt geraakt door onderlinge conflicten en onder de voet gelopen door grootmachten als de Babyloniërs en de Assyriërs, de Grieken, de Egyptenaren en de Romeinen.

Jezus wordt niet geboren in een rustig en idyllisch land. God had een ander moment kunnen kiezen. Er zijn politieke spanningen, waarbij duizenden doden vallen. Economisch wordt het land uitgebuit door hoge belastingen vanuit het keizerrijk, met corrupte tollenaars. Binnen het jodendom ontstaat een stroming die de rust wil herstellen door de Romeinen goedgunstig te zijn, maar er groeit ook een tegenbeweging die verzet wil organiseren. Nee, er is nooit echt rust in de streek. Niemand weet dat Jeruzalem weldra zal vallen en dat de tweede tempel verwoest zal worden.

Geen magie

En daar wordt een jonge vrouw zwanger en een engel vertelt haar dat ze de Zoon van God draagt. God komt niét naar de wereld om op magische wijze in te grijpen en alles zelf te veranderen. Zo werkt God niet. God zet mensen op weg. En dat doet Hij met Liefde, niet met tovenarij. Dat mogen we niet verwachten van Hem, hoewel we dat soms wel doen.

Jezus, de Messias, is Gods eniggeboren Zoon. God laat Jezus op de wereld geboren worden om te verduidelijken wat Hij met zijn Boodschap bedoelt. God wordt een Mens onder de mensen. Er bestaat geen kwetsbaarder manier om de mensen te bereiken dan als pasgeboren Kind. 

Nabij

Zo bevestigt God dat Hij er is voor ons. Zo maakt Hij zijn Naam waar: ‘Ik ben er’. Want Hij is er inderdaad, en dat mogen we iedere Kerst opnieuw vieren: dat God ons niet in de steek laat. Dat Hij vrijgevig is met zijn Liefde, zelfs wanneer wij tekortschieten en twijfelen. En ook wanneer we zijn steun vragen.

Kerstmis is dankbaar vieren dat God er voor ons is en dat Hij ons nabij blijft. God is zo ver gegaan dat Hij zelfs ons bestaan heeft willen delen, kwetsbaar en klein als wij zijn. 

De Kerstnacht verwelkomt alle wonderen in een oogopslag, 

de eeuwigheid in één enkel moment: 

zomer in kille winter, dag in donkere nacht, 

hemel in aarde, God in mens. 

Zo groots is het Kindje, 

wiens geboorte alles bijeenbrengt. 

Kerstmis verheft de aarde tot in de hemel, 

en buigt de hemel tot aan de aarde. 

(vertaald naar theoloog en poëet Richard Crashaw, 1612-1649) 


Ik wens je een zalig Kerstfeest toe!

17 december 2024

De meest gezegende van alle vrouwen (21-22 december 2024)

Maria en Elisabet zijn de dragende figuren in de advent. Ze dragen zelfs letterlijk de twee kinderen die de heilsgeschiedenis, de tijdrekening van God en mens, onomkeerbaar zullen veranderen. Elisabet is zwanger, ondanks haar hoge leeftijd, en uit haar schoot wordt Johannes de Doper geboren. Hij maakt de weg klaar voor de Messias. En we gedenken weldra dat Jezus uit Maria wordt geboren. Hij is de Zoon van God. Maria en Elisabet delen hun vreugde met elkaar. En wij mogen in de advent ten volle delen in hun blijdschap, terwijl we verlangend uitzien naar Kerstmis.

“Van alle vrouwen ben jij de meest gezegende en gezegend is de vrucht in je schoot!”, roept Elisabet uit wanneer haar nicht Maria op bezoek komt in het allereerste hoofdstuk van het Lucasevangelie. (Lucas 1, 42) 

Het is geen toeval dat bij Jezus’ intocht op een ezeltje in Jeruzalem de leerlingen Hem een gelijkaardige uiting van geloof en ontzag toeroepen, vol vreugde: “Gezegend is Hij die komt als koning in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!” (Lucas 19, 38) Dat laatste hebben de engelen aan de herders verkondigd bij Jezus' geboorte. We vinden nog een parallel in het derde laatste vers van het Lucasevangelie, dat als volgt klinkt: “Terwijl Hij hen (de apostelen) zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.” (Lucas 24, 51) 

Genade toezeggen

Het is meteen duidelijk in het Lucasevangelie: Jezus is gezegend, uitverkoren, al voordat Hij geboren is. Ook zijn Moeder is gezegend en uitverkoren. Er hangt een sfeer van heiligheid en puurheid over het hoofdstuk. Een adventssfeer.

In het Nieuwe (Tweede) Testament verwijst ‘zegenen’ (‘eulogein’ in het Grieks) naar het toezeggen van Goddelijke genade, naar het toewensen dat de bescherming en voorspraak van de Heer ontvangen mag worden. Letterlijk vertaald is het ‘goed-zeggen’. In de Schrift is Gods spreken nooit louter communiceren, maar werkt het verbindend en relationeel. Deze Godsspraak raakt de mens tot in het diepste van zijn of haar ziel. We kunnen het begrip samenvattend misschien vertalen als ‘genade toezeggen’. 

Het Volk Gods, onderweg in de woestijn, leeft onder de zegen van de Heer en het Verbond dat wordt gesloten langs de tien geboden illustreert deze bijna onpeilbare diepte van Gods voorspraak. Wanneer God je zegent, dan raakt dat de kern van je bestaan. Doorheen het Woord (van God) dat Jezus op de wereld verkondigt, zal trouwens een Nieuw Verbond tussen God en de mensen worden gesloten.

Blij

Het mag ons dus niet verbazen dat Elisabet deze woorden niet met een stil stemmetje uitspreekt. (Lucas 1, 42-45) Nee, ze roept het uit, met luide stem (in het Grieks ‘anefoonèsen’: uitroepen, uitschreeuwen; ‘kraugè megalè’: luide stem): niet bescheiden maar opgetogen, niet bedeesd maar intens blij. Elisabet, die zelf zwanger is en Johannes de Doper zal baren, verkondigt verheugd dat Maria gezegend is, en Jezus, het Kind dat zij zal baren. 

Gelukzalig

We mogen zegen niet verwarren met ‘zaligheid’. In de zaligsprekingen (‘makarioi’ in het Grieks: gelukkig, zalig, gelukzalig) ontvangen mensen een beloning omwille van hun goede en rechtvaardige levenswandel. (Matteüs 5, 2-11) Ze zijn spiritueel welvarend. In oud-Griekse mythologie zijn de zaligen de doden en de goden: zijn allen bereiken een staat van gelukzaligheid. Jezus kent deze gelukzaligheid toe als beloning aan de ‘kleinen’ in de samenleving. Dat zegt Jezus ook na zijn zaligsprekingen. (Matteüs 5, 12) Kort door de bocht kunnen we stellen: een zegen ontvangt men van Godswege als een merkteken op de identiteit, gelukzaligheid is een toestand die men ervaart na goedheid. Er is een nuanceverschil.

Die gelukzaligheid kent ook Maria trouwens, zo zegt Elisabet opgetogen. Ze heeft immers geloofd dat de woorden van God in vervulling zouden gaan. (Lucas 1, 45) Nu is ze verheugd en vol verlangen kijkt ze uit naar de geboorte.

Genade

Weldra begint voor haar een bijzondere tijd. Haar leven zal onomkeerbaar veranderen. Maria is gezegend, ze is vervuld van Gods genade. Let wel: die zegen van Godswege zal haar niet beschermen tegen verdriet. Vervuld zijn van Gods genade betekent niet dat je de hele dag met een glimlach op je gezicht rondloopt. 

Wel is ze op een bijzondere, unieke wijze met God verbonden. De engel bevestigt dit al aan Maria: “Je bent vervuld van genade, de Heer is met je.” (Lucas 1, 28) De tweede uitspraak verklaart de eerste. Ze zal altijd verbonden zijn met God, veel inniger dan wij als gelovige, met ons zoeken en twijfelen, ooit durven te verlangen. Daarom is zij ook een voorbeeld voor elk van ons.

Dat Jezus gezegend is voordat Hij in een schamele stal wordt geboren, maakt ons meteen duidelijk dat Hij de Redder is op wie men heeft gewacht. Hij is de Messias, in Hem mogen wij ons vertrouwen stellen. In Hem zal een Nieuw Verbond worden gesloten. Gelukzalig is ieder die in Hem gelooft en Hem wil volgen: het Volk van God.

Gebed

De uitspraak van de engel Gabriël en de begroeting van Elisabet vormen het eerste deel van het Weesgegroet. De advent zit werkelijk verweven in ons Mariagebed: 

Gegroet Maria, vervuld van genade, 

de Heer is met U.   (Lucas 1, 28)

De meest gezegende bent U van alle vrouwen 

en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.   (Lucas 1, 42)

Heilige Maria, Moeder van God, 

bid voor ons, zondaars, 

nu en in het uur van onze dood. Amen.

10 december 2024

"Wat moeten wij doen?" (14-15 december 2024)

Wij zijn altijd doende. En wanneer we hulp willen bieden, vragen we spontaan: “Wat kan ik doen?” Zo is onze hulp zichtbaar, tastbaar. Als ziekenhuispastor krijg ik soms de vraag: “Wat doe jij eigenlijk?” Dan leg ik uit dat ik vooral aandachtig luister naar patiënten, naar hun levensverhaal, hun zorgen, vragen en twijfels, en soms ook kleine gelukjes. Als begeleider ga ik mee op weg: op hun eigen, hoogst persoonlijke weg. Soms bid ik samen met hen. Ik schenk hun vooral mijn aandacht en aanwezigheid. Soms kijkt men me dan wat vreemd aan, alsof het dondert ergens in de buurt van Keulen. Alsof dat 'niet echt iets doen' is, alsof ik niets wezenlijks bijdraag. Toch is dat zeker wel het geval. Alleen is het moeilijk meetbaar en niet meteen zichtbaar. En dat zijn de (al te) eenvoudige criteria die vaak gehanteerd worden. Johannes de Doper wil een belangrijke transitie op gang brengen. Ook zijn toehoorders weten niet goed wat ze er van moeten denken…

  • Voor de lezingen van Gaudetezondag C: klik hier.

Doen en zijn

“Wat moeten wij doen?”, vragen de mensen aan Johannes de Doper. Ook tollenaars komen met deze vraag naar Johannes, en soldaten. (Lucas 3, 10 en 12 en 14a) Hij geeft telkens antwoord: wees vrijgevig, wees eerlijk, wees tevreden. (Lucas 3, 11 en 13 en 14b) Hij biedt geen aanwijzingen voor allerlei secure rituele of morele handelingen, geen minutieuze manieren om in de gunst van God te komen, zoals de farizeeën zo graag doen. De verandering zit veel dieper en is moeilijker peilbaar.

De vraag wordt door Johannes getransformeerd naar binnen toe: “Wie moet ik zijn?” Niet wat je doet is bepalend, maar wie je wordt: daar gaat het over bij Johannes. Hij pleit voor een totaal nieuwe identiteit, voor een Godsbewust en zelfbewust geloof: puur en oprecht, zonder bijbedoelingen of privileges. Van daaruit zullen de juiste handelingen vanzelf voortkomen. Authentiek handelen vertrekt uit identiteit, niet omgekeerd. Omdat het handelen zichtbaar is, zijn we geneigd om daarop de klemtoon te leggen. Onterecht.

“Wie ben jij?”, vragen de mensen spontaan aan Johannes. “Ben jij de Messias?” (Lucas 3, 15) Johannes kaatst de vraag meteen terug. Het gaat er niet over wie Johannes is, en welke titel hem al dan niet toekomt. De toehoorders horen zich in de eerste plaats af te vragen wie ze zélf zijn, wie ze zelf willen worden in de ogen van God. En daarna verwijst de Doper naar Jezus. Want Hij is de Messias, de Komende.

Nieuw begin

Wie de mensen willen worden, krijgt symbolisch vorm in het doopsel door Johannes. Hij doopt hen met water, wat symbool staat voor een innerlijke wassing en zuivering, een inwendige metamorfose, een nieuwe wijze van in het leven te staan. Dit doopsel wordt weldra bevestigd en omhoog getild door Jezus Christus. Zijn doopsel van vuur en Geest symboliseert de Goddelijke begeestering in dat nieuwe bestaan. Daarom dopen wij nog steeds met water en met Geest. Dat gebeurt in de vorm van zalving: bij het doopsel al, én bevestigend bij het Vormsel.

God is Aanwezigheid: ‘Ik ben er’, noemt God zichzelf. (Exodus 3, 14) Deze nabijheid krijgt bij Christus vorm in het Woord, in de blijde Boodschap, en in zijn lijden, sterven en opstaan. Na zijn aardse verkondiging ontvangen Maria, de apostelen en volgelingen de Geest. De Aanwezigheid wordt een In-wezigheid. God laat ons niet in de steek, Hij blijft bij ons, in ons. De Geest is de bekrachtiging en bestendiging van het Woord, dat de Heer is.

Vreugde en genade

Johannes de Doper deelt met zijn toehoorders een vrij zware boodschap. Dat betekent niet dat volgelingen van Jezus zwaargeestig, moraliserend en pompeus horen te zijn. Wel integendeel. 

De vrucht van bekering tot God is intense vreugde. We mogen ons terecht verheugen en blij zijn om de nabijheid van de Heer doorheen ons leven. (Sefanja 3, 14 en Jesaja 12, 5-6 en Filippenzen 4, 4) Sterker nog: we mogen delen in zijn vreugde en in zijn liefde. (Sefanja 3, 14-17 en Jesaja 12, 3) We worden uitgenodigd om die vreugde in ons hart en in onze gedachten te dragen. (Filippenzen 4, 7) God kent ons, Hij peilt ons hart. Hij weet hoe kwetsbaar we zijn, en hoezeer we hunkeren naar zijn nabijheid en liefde.

Economie

De heilseconomie van God (een begrip dat Edward Schillebeeckx centraal stelde) is een wederzijdse dynamiek van geven en ontvangen. Ze bestaat uit Liefde en dankbaarheid. De Heer verheugt zich in ons geloof en onze goedheid, en wij verheugen ons in zijn genade en nabijheid. Vreugde is een uiting van dankbaarheid, een dus een bevestiging van de Liefde.

Met deze dynamiek in gedachten wordt duidelijk hoe angst een bijzonder slechte en onstabiele voedingsbodem vormt voor een geloofsrelatie met God. Ontzag hebben voor de Heer is elementair. Angst daarentegen is geen constructieve grondhouding. Het doet ons immers verstarren, het beklemt ons en staat ons niet toe om werkelijk ontvankelijk te zijn voor Gods genade. Toch was angst heel lang in de geloofsleer verweven, helaas.

Gaudete

Dankbare vreugde is het vertrekpunt om Jezus onder ons te ontvangen. Het uit zich in tevredenheid, in vrede hebben met ons breekbare bestaan, met ons zijn. Zo leren we onze eigen gebreken kennen, en kunnen we constructief aan de slag gaan met onze gaven.

Gaudetezondag, de derde adventszondag, is een eerste moment van opgewektheid op weg naar het Geboortefeest, een noodzakelijke halte op weg naar een nieuw begin, om ons hart en onze geest klaar te maken voor zijn komst.