Het is avond en het is een drukke, lange dag geweest onder de blakende zon. Een grote menigte heeft zich rond Hem verzameld om naar zijn Boodschap te luisteren. Hij heeft hun verteld over het Rijk Gods, over je geloof in daden omzetten, over de kracht van het geloof, en dat alles in verhalen en gelijkenissen. Ze zijn naar huis terug gekeerd. Waarschijnlijk hebben ze Hem niet helemaal begrepen. Ze komen niet tot bekering. Er is nog veel werk…
Nu steken Jezus en de leerlingen het meer over.
Er is in de boot niets anders te doen dan te wachten. Jezus maakt gebruik van
de gelegenheid om even te rusten. Hij legt zich neer op de barre houten planken
en legt zijn hoofd te rusten op het stugge lederen kussen in de boot. We zien
hier een heel menselijke Jezus, met typisch menselijke noden. Hij is algauw in
een heel diepe slaap verzonken: zo diep zelfs dat de opkomende, razende storm
Hem niet wekt, zo diep dat het klotsende water dat de boot binnen gutst Hem
niet doet opschrikken. Jezus slaapt niet rusteloos, maar in een diep vertrouwen
in zijn Schepper.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Van water en wind
De zware storm, “lailaps” in het Grieks, is een
typische orkaanwind met onvoorspelbare rukwinden en veel regen. Het meer van
Tiberias is een laag gelegen, diep waterbekken met aan de oostzijde de kale,
grootse hoogvlakten van Golan en het besneeuwde Haurangebergte. De rivieren die
stromen uit de bergen naar het meer hebben diepe kloven uit het gesteente
gehouwen. De koude wind wervelt doorheen deze kloven en zwelt aan op weg naar
het meer. De leerlingen, doorwinterde vissers, kennen het meer en de lailaps en de
deining, maar zijn nu overmand door angst. Dat zegt iets over de proporties van
deze storm waar ze in verzeild zijn geraakt.
Waarom vertelt de evangelist dit verhaal
eigenlijk? Een gelijkaardig verhaal lezen we trouwens twee hoofdstukken verder
(Marcus 6, 45-53). Ook Matteüs vertelt dit tweeluik (Matteüs 8, 23-27 en 14,
22-33). De tweede keer is er harde tegenwind en is Jezus niet in de boot
aanwezig, maar loopt Hij over het water naar hen toe. Twee keer temt Jezus op
verbluffende wijze de kracht van de natuur. Twee keer worden de leerlingen
bang. Zou het kunnen dat onrust en twijfel centraal staan in dit verhaal, en
niet zozeer de wind? Is de storm slechts een aanleiding om tot het eigenlijke
verhaal te komen?
Angst en twijfel
Is de wind een verpersoonlijking van de
twijfel, dezelfde twijfel van de toehoorders die zich verzamelden aan het meer?
Ook de leerlingen begrijpen Jezus niet altijd, tot zijn grote verbijstering (Marcus
4, 13): “Begrijpen jullie deze gelijkenis niet? Hoe zullen jullie alle andere gelijkenissen
dan begrijpen?”. Jezus geeft daarom tussen de gelijkenissen door aanvullend
duiding aan hen. Misschien is de storm de veruitwendiging van het (nog) niet
begrijpen, van het gebrek aan inzicht. Als deze stormwind een soort
geloofsexamen is aan het eind van de dag, dan behalen de leerlingen een dikke
onvoldoende: hun angst en twijfel zijn sterker dan hun geloof. Gezien de
omstandigheden, kunnen wij als lezers uiteraard begrip opbrengen voor hun
reactie. Ook wij staan niet altijd even sterk in ons geloof, en al zeker niet
zo sterk als Jezus zelf. Zouden wij ons niet angstvallig ergens aan vastklampen
als de golven ons dreigen te verzwelgen?
Dieper dan de feiten
Deze interpretatie is inspirerend, maar er is nog een diepere laag in deze tekst aanwezig. Wanneer het stillen van de storm en het wandelen over het water aan bod komen, kunnen we eigenlijk niet om de “olifant in de kamer” heen: zijn deze twee verhalen echt gebeurd? Het antwoord hierop is complexer dan simpelweg “ja” of “nee”. Vooreerst moeten we inzien dat het niet de grondbedoeling is van de evangelist om zoals een journalist een objectief dossier bijeen te schrijven. Het evangelie is geen wetenschappelijke documentaire over Jezus. Veel verschillende verhaalvormen volgen elkaar in willekeurige volgorde op in elk van de evangelies. Parabels en gelijkenissen van Jezus worden afgewisseld met verklarende uitleg. Er zijn dialogen, wonderverhalen, redevoeringen, poëtische teksten, citaten uit het Oude Testament…
De twee kortverhalen op het water - Jezus die de storm stilt en die over het water wandelt - vormen wellicht een apart genre dat zich onderscheidt van de andere wonderverhalen. Ze willen ons in de overtreffende trap verwonderen en verbijsteren. Letterlijk gelezen doen ze aan Harry Potter denken, en dat moeten we net zien te vermijden: dat Schriftteksten ongeloofwaardige verhaaltjes over tovenarij worden. Wellicht is het stillen van de storm eerder een metafoor dan een nieuwsfeit: zo indrukwekkend is God in Jezus dat Hij de wind het zwijgen zou kunnen opleggen. “Het zou zomaar kunnen”: een symbolische vertelvorm met een diepe boodschap.
Goddelijke kracht
Een belangrijke interpreteersleutel zit
verborgen in de apotheose van het verhaal (Marcus 4, 41): “Wie is Hij toch, dat
zelfs de wind en het meer aan Hem gehoorzamen?” De wonderlijke kracht, die de
leerlingen van God kennen uit het Oude Testament, behoort nu aan Jezus toe. God heeft
aarde en water geschapen en gescheiden (Genesis 1, 9), Hij heeft het water
uiteen gedreven om zijn Volk er doorheen te laten vluchten uit Egypte (Exodus
14, 21), Hij kan de aarde, die Hem is vergeten, doen overstromen, terwijl Hij
de trouwe Noach waarschuwt en redt (Genesis 7, 4). Nu is Jezus ingelijfd in deze
Goddelijke kracht die de heilsgeschiedenis heeft bepaald, zoals opgetekend in de Schrift. Na de mens Jezus, slapend in het bootje, zien we de Zoon
van God die de wind en het water beheerst. Het is een vooruitwijzing naar de
verrijzenis.
Guido Gezelle
Laten we priester-dichter Guido Gezelle er even
bij nemen. In zijn gedicht “Hoort, 't is de wind” schrijft hij hoe de wind maar geen rust vindt. De
wind kan zichzelf niet leegblazen of uitwaaien:
of hij de zee in de wolken
doet botsen
of hij ze slaat op heur zuchtende rotsen,
of hij de schepen daarbinnen begraaft,
of hij door schuimbekkend zeewater draaft:
nimmer en vindt hij, de wind, 't is de wind en
nimmer en zal hij geen ruste meer vinden,
De wind is niet almachtig, zo bevestigt ook Gezelle:
nimmer en rustt' hij maar eenen keer:
'Stil!'
sprak Hij, die immer in ruste is, 'Ik wil!'
sprak Hij, die alles in roer zetten kan:
'Stil!' en hij rustte . . . en hij rustte
nochtan!
De aardse storm komt tot rust, de wind die ons in kracht en in omvang vaak te boven gaat. Hoe onbegrijpelijk, hoe onvoorstelbaar? Guido Gezelle verwoordt de verwondering en benoemt Jezus' Goddelijke kracht in één adem: dit wonder is bijna even
onvoorstelbaar als de opstanding uit de dood.