Paulus heeft
een Vlaams minister aardig doen schrikken enkele jaren geleden. De minister
twitterde boos dat vrouwonvriendelijke uitspraken voor hem niet konden op de
openbare omroep op kosten van de overheid. De lezing in de zondagsviering op de
televisie waar de minister over struikelde, kwam uit de Efeziërsbrief:
“Vrouwen, weest onderdanig aan uw man als aan de Heer”. We hebben intussen de 3
cycli van zondagslezingen doorlopen en zijn komende zondag opnieuw
aanbeland bij dit epistel.
Ik las de tekst zelf ooit voor tijdens een jaarmis van de
vrouwenvereniging KVLV: een onvergetelijke ervaring. Het was toevallig de
epistellezing van die week. Ik zag de ogen van de dames steeds groter worden
van verontwaardiging. Een ander jaar had ik de eer om de dames voor te lezen
over een vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op elke kop een
diadeem (Apokalyps 11). Een dame verstopte haar eigen diadeem ijlings in haar
handtas. Daaruit heb ik iets geleerd: niet alle teksten kan je zomaar op een
argeloos publiek loslaten.
De teksten van toen
De Schrift is niet in één pennentrek geschreven, maar kent een lange ontstaansgeschiedenis. De
verhalen strekken zich uit van ongeveer 1400 vóór Christus tot 100 na Christus.
De eerste schriftelijke neerslag van verhalen dateert van ongeveer 950 vóór
Christus. De katholieke Kerk erkent 73 boeken die samen de Bijbel vormen. We
lezen dus uit een verzameling van boeken waarvan de meest recente meer dan 1900
jaar geleden zijn geschreven. De minst respectvolle wijze van omgaan met de
Schrift is de teksten in een spreekwoordelijke teletijdsmachine naar het hier
en nu doorstralen zonder er bij na te denken.
Bij het lezen van de Schrift en het begrijpen van de
betekenis voor ons, is het vooral van belang om niet te gaan schuilen in de
valse zekerheden van zwart-witdenken. De Schrift letterlijk lezen, vrij van
interpretatie, is een illusie. Wat wij lezen, is immers al een vertaling van de
grondtekst en elke vertaling is al een vorm van interpretatie. Bovendien zijn
de teksten geschreven aan de hand van vertelvormen en beelden van die tijd,
gewoonten en principes van die tijd.
De tijd van toen
De maatschappij is op een andere wijze gestructureerd ten
tijde van Christus dan nu. Er zijn andere evidenties dan nu. In zijn tijd is de man het hoofd van een huishouden,
en is hij verantwoordelijk voor zijn vrouw, zijn slaven en zijn bezit.
Slavernij wordt in de Bijbel niet in vraag gesteld, de ondergeschiktheid van de
vrouw evenmin. Jezus organiseert geen protestbeweging tegen maatschappelijke ongelijkheid.
Hij veroordeelt zelfs de Romeinse overheersing niet, maar zoekt de consensus op:
“Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, geef aan God wat God toekomt.”
(Matteüs 22, 15-21) Jezus verkondigt de blijde Boodschap, een verhaal van
innerlijke bekering en van liefde voor God en de naasten. Hij leidt geen actiecomité
voor maatschappijhervorming.
Paulus staat in een compleet andere positie. De Kerk van
Christus krijgt stilaan vorm, verspreid rond de Middellandse Zee, en moet op
een ordelijke manier georganiseerd worden om te overleven. Chaos en afscheuring
zijn nooit ver weg. Paulus is opgegroeid in een hiërarchische maatschappij en
beschouwt ongelijkheid en ondergeschiktheid als vanzelfsprekend, tot op zekere
hoogte.
Paulus en de vrouwen
Wat schrijft Paulus aan de christenen van Efeze in die
beruchte briefpassage? Men struikelt over vers 22 dat vrouwen opdraagt om ondergeschikt
te zijn aan hun mannen zoals aan de Heer. Dit schrijft Paulus trouwens ook in 1
Korintiërs 11, 3.
Paulus wil tevens dat vrouwen hun hoofd bedekken (1
Korintiërs 11, 7-9) en dat ze tijdens bijeenkomsten stil zijn (1 Korintiërs 14,
34-35; 1 Timoteüs 2, 11-12). Het zijn uitspraken die onze hedendaagse tenen doen
krullen. Enkele generaties geleden waren dergelijke regels echter nog
gemeengoed. Dit even terzijde.
Milde ongelijkheid bij Paulus
Paulus worstelt zelf trouwens met principiële ongelijkheid. Aan de Galaten schrijft hij dat er door het doopsel geen Joden of
Grieken meer bestaan, geen slaven of vrijen, geen mannen of vrouwen: allen zijn
één in Christus Jezus (Galaten 3, 28).
Door zo zwaar te struikelen over vers 22 in het vijfde
hoofdstuk van de Efeziërsbrief, lezen we veel te vlug over het voorafgaande
vers. Daarin staat immers dat iederéén aan elkaar is ondergeschikt uit eerbied
voor Christus. Na het benoemen van dit principe uit de Blijde boodschap, volgt
Paulus echter de maatschappelijke orde opnieuw.
Vers 28 daarentegen is voor zijn tijd een gedurfde uitspraak.
Paulus beklemtoont dat de man zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf. In het
Grieks gebruikt hij als werkwoord “ofeilousin”, wat wijst op een morele plicht.
Paulus doet geen warme aanbeveling, het is een kwestie van moeten. Niet evident
in de eerste eeuw na Christus!
Postpatriarchaal
Onze samenleving is in volle evolutie en zoals vaak
gebeurt dat in een slingerbeweging. De gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen
is grotendeels gerealiseerd in onze maatschappij, al blijft het verleden nog
voelbaar. Vandaar dat we ook bijzonder gevoelig zijn voor naklanken uit de
patriarchale structuur.
De gelijkwaardigheid is een recent verworven recht, en
absoluut geen evidentie. Dat merken we in de samenleving zelf. Er bekleden
weinig vrouwen een politieke eindverantwoordelijke functie. Er bestaan nog
steeds situaties waarin vrouwen en mannen niet hetzelfde loon verdienen voor
dezelfde arbeid.
Niet schrappen, misschien kritisch selecteren
Misschien is dit fragment uit de Efeziërsbrief niet langer een aanbevolen passage als inspiratie in de zondagsliturgie. De Schrift
herschrijven is niet aan de orde. Een meer eigentijdse vertaling kan een
aanzienlijk verschil maken. Uiteindelijk weerspiegelen Bijbelteksten altijd de
tijden waarin de ze zijn geschreven. Het is dus ook aan te bevelen om de meest
inspirerende passages uit de Schrift te selecteren om voor te lezen op zondagen.
De keuze hoeft daarom niet enkel te vallen op passages die aaibaar zijn en
makkelijk te consumeren. Er mag wat uitdaging in de Schriftlezingen zitten. In
het geval van Efeziërs 5 gaat de eigenlijke boodschap helaas verloren in
onbegrip en misvattingen.
De Schrift in haar geheel is waardevol, maar niet iedere
passage is even betekenisvol in de liturgie. Het is bijvoorbeeld ook niet interessant
om Numeri 2 en Numeri 7 voluit in de zondagsliturgie voor te lezen: het zijn
ellenlange opsommingen van getallen. Zo kunnen we ook nadenken of deze passage
uit de Efeziërsbrief in onze tijd interessant is, als zoveel begeleidende
uitleg wenselijk is opdat de boodschap niet verkeerd opgevat zou worden.
Vers 21
Toch mag het kind niet met het badwater worden weggegooid,
of in ons geval: voorzichtig opzijgeschoven. Vers 21 geeft ons in weinig
woorden heel wat stof om na te denken. In Christus zijn we allemaal aan elkaar
ondergeschikt. We moeten elkaars dienaars zijn, niet elkaars bazen. Dat
demonstreert Jezus zelf als geen ander tijdens de voetwassing (Johannes 13,
3-16). Dan is het Petrus die worstelt met de hiërarchische orde. Een tip: sta
vandaag eens stil bij vers 21.