Jezus stoort zich aan het hooghartige en zelfingenomen gedrag van de Schriftgeleerden en farizeeën. Wanneer ze Jezus’ aandacht voor tollenaars en zondaars morrend op de korrel nemen, vindt Jezus het hoogtijd om hun te confronteren met de essentie van het geloof in de Heer. Hij vertelt een parabel.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
De herder en zijn schapen. Is het geen idyllisch beeld? 99 schapen staan in de wei te grazen. Kleurrijke vogels kwinkeleren in bomen en struiken, vlinders fladderen vrolijk rond en de bijen zweven zoemend van bloesem naar bloem. Op de achtergrond klinken enkele violen en een frivole dwarsfluit. En kunnen we daar in de verte de kindertjes von Trapp zingend de heuvel af zien huppelen? Nee, het is slechts verbeelding, en een anachronisme bovendien.
Onverantwoord en onverstandig
De realiteit zou overigens wel eens veel minder bebloemd kunnen zijn.
Er staan 99 schapen in de wildernis. Ze zijn door hun herder achtergelaten in
een dor en desolaat landschap met hier en daar wat struiken. Hun herder is op
zoek naar dat éne verloren gelopen schaap. Het lijkt onverantwoord en
onverstandig: de hele kudde achterlaten om één schaap te vinden. Als er iets
misgaat, kunnen de dieren omkomen van de hitte, van honger, of ze kunnen zelf
verloren lopen. Erger nog: een uitgehongerde wolf kan uit het gebladerte komen
aanstormen en wel twee of drie schapen doodbijten. Nu nog, in het huidige
Israël, roven wolven geregeld voedsel van kampeerders in de Golanhoogten en er
zijn zelfs kinderen gebeten omdat ze als prooi werden gezien. De schapen
rekenen op de wijsheid en ervaring van hun herder. Stel dat de herder onderweg
iets overkomt.
Schapen
Gelukkig komt de herder veilig en wel terug met het verloren
schaapje om zijn nek. Het is niet moeilijk om voor te stellen hoe de schapen
zouden kunnen reageren. Een jaloers schaap – laten we hem voor het gemak Schaap
1 noemen – denkt meteen: “Wat een aansteller, zie hem daar liggen over de
schouders van de herder.” Schaap 2 is niet vies van een scherp oordeel en
mekkert: “Afvallige! Loop waar het hoort en dan gebeuren zo’n dingen niet!” En
er is er altijd wel eentje bij die gek is op zijn spiegelbeeld in een plas
water en daarenboven altijd denkt benadeeld te zijn. Schaap 3 vraagt zich
verontwaardigd af: “En ik? Waarom word ik niet gedragen?”
Sterker nog, de herder ervaart meer vreugde in het verloren
gelopen schaap dan in het brave, gehoorzame Schaap 3. Er is zelfs meer vreugde
om één bekering dan over 99 voorbeeldige schapen. De verontwaardiging is niet
abnormaal, maar er is wel een nuance: er staat niet dat er geen vreugde over de
99 is, wel dat er méér vreugde is over die éne bekering.
Herderschap in de traditie
Waarom vertelt Jezus juist dit verhaal? Welnu, Jezus spreekt
met tollenaars en zondaars en de farizeeën en Schriftgeleerden morren daar
over. (Lucas 15, 2) De sneer is niet verkeerd te verstaan: het herderschap
wordt geassocieerd met de religieuze leiders: de oudsten, Sadduceeën, farizeeën
en Schriftgeleerden. Welnu, er zijn slechte en goede herders, volgens Ezechiël.
(Ezechiël 34, 1-8) De aanklacht is heel scherp: de verdwaalde dieren worden
niet gezocht (Ezechiël 34, 4), maar hun kaas en wol worden wel gretig gebruikt
(Ezechiël 34, 3) en hun vlees, voegt Zacharia er aan toe, wordt wel tot op het
bot opgegeten (Zacharia 11, 16). Ook Jeremia gebruikt dit beeld van slechte
herders die hun schapen verjagen of laten verdwalen en ze dan niet gaan zoeken.
(Jeremia 23, 1-3) Het zijn dwazen, die niet te rade gaan bij de Heer. (Jeremia
10, 21) Ze kunnen geen inzicht bieden volgens Jesaja en zijn allemaal belust op
eigen voordeel. (Jesaja 56, 11)
De farizeeën denken aan zichzelf en niet aan wie verloren is.
Ze jagen de mensen zelfs weg door allerlei regeltjes en bijhorende verwijten en
veroordelingen. Wie wel leeft zoals de farizeeën hun opdragen, stoppen heel wat
tijd in onbelangrijke pietluttigheden, of gaan meer en meer lijken op Schapen
1, 2 of 3 van daarnet. Jezus confronteert hen met hun verkeerde houding.
In het begin van deze bijdrage laat ik uitschijnen dat het
gevaarlijk is wanneer de herder de schapen die hem zijn toevertrouwd in de
steek laat. Moeten we onze medemensen werkelijk in de steek laten? De parabel
van het verloren schaap is een tableau dat niet eindeloos doorgedacht mag
worden. Dat is niet de bedoeling van zo’n verhaal. De kernboodschap luidt: zoveel
is dat éne verloren schaap waard, dat je alles op alles zet om hem terug te
vinden en weer bij de gemeenschap te brengen. En uiteindelijk is er nog altijd
de Grote Herder: “De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.” (Psalm
23, 1) We staan onder zijn bescherming wanneer een herder op zoek is naar een verloren
schaap.
Geloof als groeiproces
De sterkte van dit verhaal is dat de schapen (de gelovigen)
gezien worden als een dynamische groep. De Wereldkerk heeft niet de opdracht om
de christenen in slaap te wiegen, in tegenstelling tot wat door tegenstanders
soms wordt beweerd. We moeten elkaar stimuleren tot een bewust en doorleefd
geloof. Dat betekent dat geloven niet statisch van aard is, maar een
groeiproces. Je hebt naasten om je aan te spiegelen. En mocht je eens van het
pad af raken, dan is er altijd wel iemand die op zoek gaat en je terug wil
brengen bij de anderen. Er zijn herders in allerlei vormen: priesters,
pastores, zusters, paters en broeders, leerkrachten, parochieassistenten, vrijwilligers
die engagementen opnemen in parochies en verenigingen. Wanneer we bidden voor
goede herders, dan mogen we een veelheid aan mensen in ons gebed indachtig
zijn. Laten we bidden dat ze zelf niet verdwalen, maar dat ze ons – ieder op zijn
of haar eigen manier – bijstaan als gids, tochtgenoot en voorbeeld, een
afspiegeling van de Goede Herder die Jezus voor ons allen is. (Johannes 10, 14)
Nog parabels
Jezus vertelt graag in gelijkenissen. De boodschap komt
duidelijk over, en niemand is persoonlijk voor schut gezet. Er is een
gelegenheid om tot inzicht te komen. Jezus trakteert ons op een tweede gelijkenis:
de parabel van de vrouw en het verloren muntstuk. Het is niet toevallig een
vrouw die de hoofdrol toebedeeld krijgt. Jezus beschouwt vrouwen niet als
tweederangs mensen, in tegenstelling tot de farizeeën. In het bijzonder bij
Lucas komen vrouwen aan bod: 10 vrouwen worden énkel bij hem vernoemd. Denken
we hierbij aan Elisabet (Lucas 1, 5-25.39-64), de profetes Hanna (Lucas 2,
36-38), weduwe van Sarepta (Lucas 4, 25-26) en weduwe van Naïn (Lucas 7, 11-17)
bijvoorbeeld. Welnu, de vrouw is zo blij dat ze haar verloren munt teruggevonden heeft,
dat ze die vreugde deelt met haar vriendinnen en haar buren. De vreugde is een
typische finale in parabels bij Lucas. Het staat in fel contrast met het gemor van de
Schriftgeleerden en farizeeën. Het ware geloof is een bron van vreugde, niet
van geklaag en geneuzel.
Jezus vertelt nog een derde parabel, voor het geval dat de
boodschap nog niet duidelijk genoeg is. Het verhaal van de verloren zoon werd
eerder dit jaar al besproken: klik hier.