De Emmaüsgangers (Lucas 24, 13-35): een verhaal dat tot de belangrijkste evangeliepassages behoort, en niet toevallig. Het was zondag, ongeveer op de middag. Jezus was twee dagen geleden gestorven en begraven. Het bleef stil. Twee leerlingen waren onderweg naar Emmaüs en spraken onder elkaar over wat er was gebeurd. De teneur was somber en moedeloos. Dat zou echter niet zo blijven. Het verhaal krijgt een dynamiek. De drie kerntaken van ons geloof komen in dit verhaal aan bod. Dit is een verhaal over groeien in geloof en vreugde vinden bij de Heer.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Aha!
Jezus vergezelde hen en nam deel in het gesprek. De leerlingen herkenden hun Messias vreemd genoeg niet. Waarom niet? Hun ogen waren verhinderd, hun blik was vertroebeld om Hem te herkennen. (Lucas 24, 16) De Zoon van God, met wie ze zo lang op weg waren gegaan, naar wie ze zo hadden opgekeken, herkenden ze niet, hoewel Hij vlak naast hen stond. Wat weerhield hen dan om Jezus te herkennen? Verdriet (Lucas 24, 20), teleurstelling (Lucas 24, 21), twijfel (Lucas 24, 22-23) en heimwee (Lucas 24, 24). Doorheen die verzen klinkt ook telkens een ondertoon van ontreddering en verontwaardiging. Toch zouden hun ogen open gaan. Ze zouden een buitenproportionele ‘Aha-Erlebnis’ ondergaan. Die Godsrevelatie, de ontdekking van God in hun midden, is onlosmakelijk verbonden met een essentieel geloofsdrieluik.
Bij de eerste christenen is deze triptiek in alle eenvoud heel goed te herkennen. Het zou ook ons geloof moeten typeren, twintig eeuwen later. laten we hiervoor teruggaan we naar de Handelingen van de apostelen. In de eerste lezingen van de zondagen na Pasen komen dit – niet toevallig – aan bod. De drie geloofsopdrachten zijn ook voorgeleefd door Jezus en aan ons opgedragen door Hemzelf.
Vieren
Een eerste luik bestaat in het breken van het brood. (Handelingen
2, 42-47: 2e Paaszondag) In nagedachtenis van het Laatste Avondmaal,
komen de leerlingen en gelovigen bijeen om brood te breken en te delen. (Matteüs
25, 20-30 – Marcus 14, 17-25 – Lucas 19, 14-20) Dat is doorgaans in een huis
van één van de gelovigen, omwille van haat en vervolging. In onze tijden is de
eucharistie hiervan de voortzetting, tot zijn gedachtenis.
Verkondigen
Het Woord verkondigen, de blijde Boodschap delen met wie het
horen wil, is een tweede luik. (Handelingen 2, 22-32: 3e en 4e
Paaszondag). De belijdenis en het getuigenis van ons geloof is een centrale
taak. Jezus is voor ons en voor alle mensen gekruisigd, gestorven en verrezen. Dat
mysterie belijden we in het eucharistisch gebed, maar kan ook ter sprake komen in
gesprekken met anderen. Dit is een moeilijke taak, omdat je ook geconfronteerd wordt
met weerwoord en soms met afkeer of spot. Ook hiertoe heeft Jezus zijn
volgelingen en dus ook ons uitgezonden. Jezus geeft zijn apostelen de zending om zijn werk verder te zetten, maar Hij stuurt een nog ruimere groep op pad. We kunnen deze moeilijke opdracht dus niet gemakkelijkheidshalve wegschuiven
naar priesters en bisschoppen. (zending van de twaalf: Lucas 9, 1-6 – Matteüs
9, 35-38 en 10, 5-14 – Marcus 6, 7-13; van de tweeënzeventig: Lucas 10, 1-11)
Tijdens de verkondiging worden ook genezingen gedaan. Ten
tijde van Jezus is dat een belangrijk teken: wonderen doen overtuigen. De
medische wetenschap staat nu uiteraard veel verder dan toen. Misschien moeten wij de
wonderen zoeken waar ze te vinden zijn in onze tijd. Is iemand die tot geloof
komt op zich al geen wonder? Is iemand die zich optrekt aan het geloof en zich
staande weet te houden, ondanks tegenslag en ellende, geen wonder? Ik pleit
niet om genezingswonderen uit te sluiten, maar wel om onze focus sterk te verruimen.
Naastenliefde
Het derde luik betreft de naastenliefde, de zorg voor de
naasten in nood (Handelingen 6, 1-7: 5e Paaszondag) Hiertoe geeft
Jezus in het Johannesevangelie een essentiële aanzet met de voetwassing.
(Johannes 13, 4-17) Geloven als werkwoord, is in de kern een kwestie van leven naar je
geloof. Het is de liefde voorrang geven op de regels, zoals de barmhartige
Samaritaan bijvoorbeeld deed. (Lucas 10, 25-35) Het is voorleven wat je gelooft.
Emmaüs
Terug naar Emmaüs. Ook daar is het geloofsdrieluik duidelijk aanwezig in het verhaal. Het hoogtepunt van het verhaal bestaat in het vieren van de maaltijd en het breken van het brood in Emmaüs. (Lucas 24, 30) Dan herkennen ze de man als Jezus, hun Redder, die niet in de dood is blijven wonen, maar inderdaad verrezen is.
Voorafgaand spreken de leerlingen onder elkaar, en daarna met de niet-herkende Jezus over hun vertrouwen en hun twijfels bij wat Jezus had verkondigd.
Daar vinden we het tweede luik van de geloofsbeleving. Ondanks hun twijfel,
verkondigen ze wat ze tot dan toe weten. Jezus omschrijven ze als "een machtig
profeet in woord en daad in de ogen van God en van het volk". Hij is veroordeeld
en gekruisigd. In de ochtend ontstond er na een lange stilte ineens grote verwarring: het graf bleek leeg te zijn en de
vrouwen hadden een engel gezien die vertelde dat Hij leeft (Lucas 24, 19-24).
Het derde luik van de geloofstriptiek, de naastenliefde, komt
in beeld wanneer de leerlingen in Emmaüs aankomen. Jezus, die ze dan nog niet
herkennen, wil verder stappen, maar de twee leerlingen insisteren dat Hij hen
vergezelt naar binnen. (Lucas 24, 29) Hun gastvrijheid is een veruitwendiging
van hun geloof: ze nemen een vreemde in huis op en bieden hem bescherming.
De vroege Kerk
Deze drie basisprincipes van ons geloof typeren de eerste
christenen. Hun geloof wordt bedreigd door de wetgever. Ze komen samen in het
verborgene. Er is nog geen uitgebreide hiërarchie en geen gebouwenpatrimonium.
In haar eenvoud steunt de Kerk op dit drieluik: de verkondiging, het geloof vieren
en het beoefenen van de naastenliefde.
Emmaüs bevindt zich nog vóór deze vroege Kerk. Het vertrekt uit het Stille Zaterdaggeloof, nog vóór de verschijningen van de Heer, zijn Hemelvaart en de
zending van de heilige Geest. Het is een pril geloof dat door onzekerheid wordt
vertroebeld. Net als de ongelovige Tomas leven de twee leerlingen op weg naar
Emmaüs in de twijfel, in een waas van verontwaardiging, teleurstelling en
onbegrip. Dat de vrouwen een engel hebben gezien die vertelt dat Jezus is verrezen, kunnen ze niet aannemen. Maar zelfs dan verkondigen de leerlingen wat ze weten, en zijn ze gastvrij, en
Jezus maakt het mogelijk om hun geloof te vieren.
En wij?
Er leeft soms een verlangen om terug te gaan naar de eenvoud van de eerste christenen. Dat is op zich mooi, maar uiteindelijk niet realiseerbaar. Er bestaat geen teletijdmachine. Op heimwee bouw je misschien dromen, maar geen toekomst.
Wel kan de kracht van die tijd ons hier en nu inspireren. Hoe geven wij de geloofstriptiek vorm in ons leven? Verdeelt
ons leven zich voldoende over deze drie opdrachten? Waar zouden we meer in moeten investeren? Vinden we de drie opdrachten
ook voldoende terug in onze plaatselijke geloofsgemeenschap?