Jezus roept ons op om
God niet te zien als een verre, Afstandelijke die we goedgunstig moeten
stemmen door allerlei zelfgemaakte wetten en regels scrupuleus te volgen. Daarin schuilt
geen liefde voor de Vader. Het is hooguit het beheersbaar en controleerbaar
maken van de godsdienst. Dat is wat de farizeeën zo graag willen: indruk maken
door toonbeelden van mateloze godsvrucht te zijn. Ze overdrijven in hun gedrevenheid,
wat in essentie een vorm van egocentrisme is. Op anderen, die niet op die wijze
in hun geloof staan, kijken ze neer. Ze verwijten hen laksheid en gebrek aan
respect voor God. Zicht op hun eigen gebreken hebben ze niet. Jezus vindt het hoogtijd om in te grijpen.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Jezus veegt de geboden niet uit. Integendeel: het onderhoud
van de geboden beschouwt Hij als een voorwaarde om Hem lief kunnen te hebben (Johannes
14, 15). En wie Jezus liefheeft, langs de Wet en de Profeten, die wordt bemind door de
Vader. (Johannes 14, 21) De wederzijdse liefde tussen God (Vader en Zoon) en
de mens blijft onlosmakelijk verbonden met de Wet. De heilsgeschiedenis wordt
niet verticaal geklasseerd, maar juist herbevestigd.
Kramp
Het probleem bevindt zich niet in de Wet, maar in de beleving van de Wet. De Wet is Goddelijk, aan het Volk Gods geschonken op weg naar het Beloofde Land. Dat land blijft echter niet zelfstandig. De confrontatie met andere culturen die het land zijn binnenkomen met de opeenvolgende vreemde overheersers, is groot. Sommigen zijn gaandeweg in een religieuze kramp geschoten.
Omdat hun levenswijze fundamenteel in vraag wordt gesteld als
enige waarheid en mensen het niet zo nauw meer nemen met die heilige Wet, is
dat ergens een begrijpelijke reactie. Het is een fenomeen dat in onze tijden
ook opduikt. Sommige gelovigen klampen zich vast, maar knijpen op die manier,
door angst, onmacht en onbegrip gedreven, de essentie van hun geloof stuk.
De farizeeën en sadduceeën eigenen zich religieuze macht toe
als tegengewicht voor de wereldse vreemde leiders. In dat proces wordt de
godsdienst in afnemende mate een doel, maar steeds meer een middel. Daar loopt
het fout. Men wil respect afdwingen door voorbeeldig te zijn en datzelfde van de
anderen te eisen. Er ontstaat een machtsverhouding en dat heeft nefaste gevolgen.
Essentie
In deze context trekt Jezus door het land. Hij ergert zich
mateloos aan het gedrag van farizeeën en verwijt hen dat ze aan
zelfverheerlijking doen. God lijkt bijkomstig te zijn geworden. Ze etaleren hun
vroomheid, en voeren onderling competitie in formalisme. (Matteüs 23, 2-7) Jezus gaat terug naar de essentie. Daar ligt de sleutel tot een inspirerend
geloof, een aanstekelijk geloof dat zich niet manifesteert in negativiteit,
maar juist in liefde. Liefde is het beginsel van ons geloof, en dus moet de Wet
niet in scrupule maar in liefde worden beleefd. (Johannes 5, 39-44)
Identiteit
De farizeeën beschuldigen Jezus dat Hij de Wet
niet volgt maar een eigen verhaal creëert. Ze beschuldigen hem van
Godslastering. (Johannes 8, 53) Vooral wanneer Hij zichzelf de Weg, de Waarheid
en het Leven noemt. Wanneer Hij de Wet bespreekt, doet Hij dat uit eigen
autoriteit: “Dit zeg Ik daarover”. (Mt 5, 22a.28a.32a.34a.39a.44a) Het is niet
vreemd dat de farizeeën morren en zich afvragen: “Wie denkt Hij wel dat Hij is?”
Maar juist in die vraag schuilt het antwoord dat zij niet zien.
Liefde
Nee, Jezus is niet gekomen om de Wet af te breken, maar om
ze te vervullen. (Matteüs 5, 17) Die vervulling, die in het Nieuw Verbond
bekrachtigd wordt, bestaat in de verinnerlijken van de Wet en de Profeten. De
profeet Jeremia voorspelt dit op sublieme wijze: “Dit is het verbond dat Ik in de
toekomst met het volk van Israël zal sluiten: Ik zal mijn wet in hun geest
leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij mijn volk.”
(Jeremia 31, 33) De Wet wordt door God in je hart geplant.
Jezus legt de focus op het dubbelgebod van de liefde: “Heb de
Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw
verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk:
heb uw naaste lief als uzelf.” (Matteüs 22, 36-39, eerste gebod: Deuteronomium
6, 5) En dat is de samenvatting van alles wat in Wet en Profeten staat.
(Matteüs 22, 40)
Correctie
Er gebeurt dus een ombuiging naar het positieve door Jezus. Omdat
de tien geboden eigenlijk vooral verboden verwoorden, zaken die niet mogen, is
er een opening ontstaan tot farizeïsme. Daarin brengt Jezus een correctie. Niet
in de inhoud, maar in de vorm kiest Hij voor een andere benadering van de Wet.
De Wet onderhouden is een teken van liefde, nee: het ultieme teken van liefde. Jezus brengt de
Wet en de Profeten terug naar hun oorspronkelijke essentie. God eren en geen
andere goden aanbidden, is een teken van zuivere Godsliefde. Ook in de naastenliefde
hebben we God lief: het goede dat je aan de minsten van de Zijnen doet, dat doe
je aan God zelf… (Matteüs 25, 35-40) Jezus zet ons aan om ook te streven naar volmaaktheid, maar dan in liefde,
in trouw en oprechtheid naar God toe en onze naasten. (Johannes 5, 41) Zelfverheffing
en huichelarij hebben we niet van doen: zij leiden ons juist wég van God. (Matteüs 23, 11-12)
Gedaanteverandering
Franciscaan Eloï Leclerc (1921-2016) spreekt over de gedaanteverandering
van de Wet (in zijn boek ‘De verboden wegen van Gods Koninkrijk’). We aanschouwen de
diepste heiligheid van de Wet en de Profeten vanuit het perspectief van de Liefde.
De Wet is zoveel méér dan een geheel van afzonderlijke voorschriften. Het is in
de allereerste plaats het vertrekpunt naar de intieme geloofsband met de Vader,
een band die de mens vanuit het hart veruitwendigt in gebed en naastenliefde, en
die de Vader op zijn beurt bevestigt in de gave van de heilige Geest. (Johannes
14, 26)
Het is de Geest van waarheid, onze Trooster en Helper, die
in ons verblijft. Zo worden we, ondanks de afstand tussen God en ons, ondanks
de onzichtbaarheid en de onaanraakbaarheid van God, niet verweesd achtergelaten
wanneer Jezus van de aarde ten hemel oprijst. (Johannes 14, 18)
Laten we dus niet verkrampen door angst, of troost zoeken in tastbare zekerheden. Laten we niet wanhopen en doemdenken. De Geest leeft in ons en zal ons steeds vergezellen. We zijn geen uitgeschudde wezen. De tijden dat het christelijk geloof een evidentie was, liggen achter ons, dat is waar. En dat is goed. Geloven is immers bovenal een bewuste keuze, een daad van vrijwillige liefde. Laten wij die liefde voorleven als ultiem geloofsgetuigenis, credo in actie, ondanks tegenwind, ondanks vooroordelen, gesterkt in hoop en vertrouwen. In Gods liefde.