Welkom op de blog "Geloof en Spiritualiteit".
Neem zeker eens een kijkje in het blogarchief!

Dit is de komende tekst:
- God en mens, ideaal en realiteit (8-9 februari 2025).

05 mei 2023

"En nog ken je Me niet, Filippus?" (6 en 7 mei 2023)

Jezus maakt duidelijk dat Hem volgen niet het enige is wat Hij van zijn leerlingen verwacht. Hij zegt dat in duidelijke taal tegen zijn leerlingen: “Geloof in Mij zoals je in de Vader gelooft”. Dat is heel helder en niet verkeerd te verstaan, ook voor ons. Jezus vraagt ons letterlijk om in Hem te geloven. Voor de leerlingen lijkt dat op het eerste zicht gemakkelijker: Hij is onder hen aanwezig, ze kunnen Hem zien, aanraken en aanspreken. 

Het lijkt makkelijker, maar het is niet zo. Vanuit de nabijheid moeten de leerlingen zich immers voorbereiden op een andere manier van volgeling zijn. De volgende stap maakt het immers al een stuk complexer voor de apostelen: “Jullie kennen de weg waar Ik heen ga.” (Johannes 14, 4)

Tomas toch...

De apostel Tomas, die later zal weigeren te geloven dat de Verrezene onder de leerlingen verschenen is, die zegt spontaan: “Wij weten niet eens waar U naartoe gaat, Hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?” (Johannes 14, 5)

Jezus spreekt duidelijk op een heel ander niveau dan Tomas. De apostel zoekt zekerheid, standvastigheid, hij verlangt naar duidelijke kennis die hij zich in zijn gedachten kan voorstellen. Hij wil het begrijpen, vastgrijpen, vanuit zijn eigen kennis aflijnen. Jezus echter doet een beroep op hun gelovige wijsheid. Tomas wil Jezus vasthouden, Jezus roept op tot afstand.

Niet tastbaar

De leerlingen worstelen in dit diep theologisch gesprek met de schokkende gewaarwording dat hun Meester niet tot aardse koning gekroond zal worden, en dat het Rijk van God, waar Hij zo gepassioneerd over spreekt, niet hier op aarde gerealiseerd zal worden. Ze blijven rondjes maken in hun gedachten: spreekt Hij misschien toch over er een aards pad naar een werelds kasteel? Het is een vorm van ontkenning. Eigenlijk weten ze al dat het niet zo is, ze kunnen de werkelijkheid nog niet aan.

Jezus vraagt zijn leerlingen om te geloven, en om in dat geloof geen tastbare zekerheden te zoeken. Ze moeten vertrouwen op hun geloof, op hun aanvoelen vanuit dat geloof. En ons geloof gaat zoveel verder dan een catechismus met bij elke vraag een eenduidig, klaar en helder antwoord. Dat is tot op vandaag een opdracht voor iedere christen. 

Wij, mensen, zijn in onze opvoeding geprogrammeerd voor wetenschappelijke informatie. Dat is het allerbelangrijkste, zo klinkt het, daar draait de wereldse motor op. De Mechelse catechismus was een poging om toch aansluiting te vinden bij het tastbare, standvastige denken dat steeds belangrijker werd in de samenleving. Het mocht niet baten. Het is een illusie om geloof te herleiden tot uitwendigheden en feitelijkheden. Dat moeten de leerlingen ook ervaren in het gesprek dat deze zondag wordt voorgelezen als evangelie.

Ik ben het

Jezus gooit een oneliner in het gesprek: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven: niemand kan tot de Vader komen, tenzij door Mij.” (Johannes 14, 6) Hij legt een belangrijke klemtoon door het Griekse woord ‘ego’ te gebruiken. De persoonsvorm wordt normaal niet gebruikt in het Grieks, die kan je afleiden uit de vervoeging, net als in het Latijn. Maar Jezus gebruikt de persoonsvorm ‘ego’ en bedoelt daarmee: “Ik en niemand anders”. Er komt dus wel enige aflijning en duidelijkheid.

Hij alleen is de weg naar de Vader, naar het Koninkrijk van God. Jezus noemt zichzelf ook de waarheid, die Goddelijk is en door de Vader wordt ingegeven. En Hij is het leven: de Verrijzenis, de toegang tot het eeuwig leven.  Deze drie beelden zijn eigenlijk versmolten met elkaar, je kan ze moeilijk van elkaar losweken. Ze omschrijven drie dimensies van Jezus’ verbinding met de Vader. Met wat creativiteit kan je er ook de triniteit in bespeuren: Jezus als de Weg naar God, de Vader als de schepper en bron van Waarheid en de Geest als inspirerende wijsheid die leidt tot het eeuwige Leven.

De Filippuswens

Filippus dringt aan: “Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.” (Johannes 14, 8) Dat alleen volstaat voor de apostel, meer vraagt hij niet. Het is een vraag die aansluit bij die van Tomas: een vraag om tastbaarheid, om zichtbaarheid. Filippus verwoordt hier eigenlijk het hoogste menselijk gelovig verlangen, die alle onzekerheid voorgoed uitwist, maar die in zijn ultieme hebberigheid meteen ook onmogelijk is: de wens om God te mogen zien, Hem van aangezicht tot aangezicht te mogen aanschouwen.

Jezus richt zijn antwoord rechtstreeks tot Filippus, in de vorm van een vraag. “Ik ben al zo lang bij jullie en nog ken je Me niet, Filippus?”, vraagt Hij. Er klinkt verbazing, misschien zelfs verontwaardiging in Jezus’ reactie. Zo lang al volgt Filippus de Mensenzoon, en hij vraagt enkel naar de Vader? Bovenal hoort iedereen de strenge ondertoon: blijf bij de les, dit gaat over de essentie, en die is niet eenvoudig en ook niet flexibel naar eigen believen. Zoek het dan ook niet in de menselijke, aardse eenvoud. Zoek je geloof in het ongrijpbare. Jezus speelt in op iets wat ze eigenlijk al zouden moeten weten: geloof is zoveel méér dan zien, zoveel méér dan begrijpen. Geloof gaat zoveel verder dan de aardse Jezus.

Vader en Zoon

“Wie Mij ziet, die ziet de Vader.” (Johannes 14, 9b) En daarna verduidelijkt Hij deze uitspraak: “De woorden die Ik zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die verblijft in Mij en zijn werk verricht.” (Johannes 14, 10b) Geloven is niet zien, maar toch aanvaarden. Geloofskennis is niet gebaseerd op wetenschappelijke gegevens die van buiten geleerd worden. Het gaat over de Boodschap eigen maken, in woorden en daden, in doen en laten, in gebed en leven, en vertrouwen dat je langs die weg God steeds beter leert kennen. De leerlingen kunnen in Jezus de wil van de Vader ontdekken. Hij is de Zoon van God, geen aards idool. Hij verwijst naar de Vader, de Vader is in Hem.

Dat de leerlingen het niet meteen begrijpen, is dus logisch. Toch spreekt Jezus hen keer op keer duidelijk toe. Misschien horen ze uitspraken niet omdat ze die niet willen horen, omdat ze Jezus bij zich willen houden, opdat die aardse vreugde van Hem te mogen volgen op weg naar Jeruzalem nooit voorbij gaat. Maar daartoe is Hij niet op aarde gekomen.

Geloof je?

“Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?” (Johannes 14, 10a) De vraag kan niet duidelijker zijn, toch? Het is meteen ook een aanleiding om tot een diepe theologische reflectie.

Jezus is de weg, de waarheid en het leven. Maar waarom maken we er dan zo’n zootje van op aarde? Waarom kunnen mensen bidden tot God en tegelijk oorlog voeren en hun naasten onderdrukking? Hoe is het mogelijk dat er kinderen misbruik zijn door priesters en kerkbetrokken leken?  Waarom zijn er mensen, dichtbij en ver weg, die sterven van de honger? De Schriftlezingen van volgende week vertellen ons meer...