Iedereen zou ruim een hectare land (3 acres) en een koe moeten bezitten, stelt Gilbert C Chesterton (1874-1936). Hij laat zij daarbij inspireren door de encycliek 'Rerum novarum' van Leo XIII en door politieke denkers uit zijn tijd, die het distributisme nastreven: een billijke herverdeling van rijkdom en van grond. De kernvraag luidt: wat komt ons toe? Wat is rechtvaardig en eerlijk? Dat is een vraag die in het evangelie van komende zondag op twee niveaus klinkt. De parabel gaat immers over het Koninkrijk van God. Toch zitten er verwijzingen in het verhaal naar rechtvaardigheid en arbeid.
- Voor de lezingen van deze zondag: klik hier.
Dagloners
De landheer komt bij het ochtendgloren, zo rond zes uur in de ochtend, overeen met de werknemers dat ze één denarie als dagloon zullen ontvangen. (Matteüs 20, 2) Ze gaan akkoord (in het Grieks ‘sumfoonèsas’: gelijkgestemd, harmonisch). Een denarie is een goed dagloon in die tijd. Er wordt geen misbruik gemaakt van de arbeiders. Ze krijgen een degelijk loon.
Er is veel werk op de wijngaard en de landheer zoekt drie uur later nog extra werkkrachten, aan wie hij belooft dat de betaling ‘rechtvaardig zal zijn’. (Matteüs 20, 4) Ook zij zullen rechtvaardig behandeld worden (in het Grieks ‘dikaion’: rechtvaardig, correct, en in een diepere dimensie ook: heilig, onschuldig, vrij van schuld). Daarna gaat de landheer nog drie keer op het marktplein langs om arbeiders aan te nemen, opnieuw met de belofte dat ze een rechtvaardig loon zullen ontvangen. (Matteüs 20, 5-7) Zelfs een uur vóór het twaalfde en laatste werkuur werft hij nog werkers aan met diezelfde belofte.
De belofte van eerlijkheid en rechtvaardigheid mogen we gerust naar alle tijden vertalen als basisvoorwaarde in arbeid. Jezus hoefde het verhaal niet zo te nuanceren, maar Hij doet het wel. Hij had kunnen zeggen dat de landheer een loon beloofde, tout court. Jezus kiest voor: rechtvaardig, correct, en in overeenstemming. Jezus pleit in de parabel ook niet voor tomeloze excessen, en evenmin voor een schamel hongerloon.
Dan krijgt het verhaal een vreemde wending. Aan het einde van de werkdag beveelt de landheer zijn
rentmeester om alle lonen uit te betalen, beginnend bij de werknemers die er
het laatst zijn bijgekomen en slechts één uur hebben gewerkt. (Matteüs 20, 8) De
werkers van het laatste uur krijgen één denarie. Zij die doorheen de dag zijn
bijgekomen: één denarie. De dagloners die sinds ochtendgloren aan het werk zijn
ontvangen ook één denarie. (Matteüs 20, 9-10)
Jaloers
De dagloners van het eerste uur zijn misnoegd: zij hebben
een hele dag gewerkt onder de brandende zon en worden evenveel betaald als
degenen die slechts een uurtje in de koelte van de vooravond hebben gewerkt.
(Matteüs 20, 12) Tien verzen na de harmonie tussen de landheer en de werkers
klinkt er gemopper en gemor (in het Grieks ‘egonguzon’: mopperen, grommen). Van
het optimisme van de ochtend en van het enthousiasme over een goed dagloon
blijft maar weinig over. Plots is het afgesproken loon niet genoeg meer.
De landheer kan het gegrom niet appreciëren. Ze hebben geen
reden tot klagen, vindt hij. Er was één denarie afgesproken en één denarie
hebben ze ontvangen. De landheer heeft rechtvaardig gehandeld en heeft woord gehouden. (Matteüs 20, 13)
Verontwaardigd vraagt hij de arbeiders: “Of mag ik met mijn geld niet doen wat
ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?” (Matteüs 20, 15) Dicht bij de tekst
klinkt die laatste vraag: “Of ben je jaloers (ofwel: Of is je blik jaloers) omdat ik
vrijgevig ben misschien?”
Vanuit economisch perspectief voelen de arbeiders van het eerste uur
zich terecht tekortgedaan. Hun uurloon is maar liefst twaalf keer lager dan dat
van de arbeiders van het laatste uur. Ze hebben hetzelfde bedrag verdiend, maar
hebben wel twaalf keer zo lang gewerkt als de werkers die er het laatst bij kwamen. Kort door de bocht geredeneerd, zou de economie instorten vanuit dit principe: mensen zouden wachten om werk aan te nemen tot het laatste uur. Of zouden ze dan merken dat ze vaak naast hun loon grijpen? En een dagloon missen is vervelend, maar het Koninkrijk van God aan je voorbij zien gaan, dat is onnoemelijk veel erger.
Rechtvaardigheid
Welnu, wat is rechtvaardigheid? Is rechtvaardigheid synoniem voor recht? Niet altijd. Het recht wordt zo rechtvaardig mogelijk toegepast en bestaat op zich uit politiek ontwikkelde beslissingen. Of is het misschien gerechtigheid? Bij gebrek aan bewijzen, procedurefouten of gerede twijfel, geschiedt er soms geen gerechtigheid. Rechtvaardigheid, dat is juist, eerlijk, ethisch deugdzaam handelen.
Maatschappelijk hangt de invulling van rechtvaardigheid af van de ethische
principes waar het grootste belang aan worden gehecht. Zo komen we bij een maatschappelijke
discussie van alle tijden: gaat de voorkeur uit naar het individu of naar de gemeenschap? Wordt rechtvaardigheid gebaseerd op gelijkheid in rechten, dan
zal rijkdom voortvloeien uit eigen initiatief en hard werken… of uit rijk
geboren zijn. Het gevolg is een omgeving van grote persoonlijke groeikansen en bijgevolg sociale en economische ongelijkheid. Gaat de ethiek
uit van sociale gelijkwaardigheid in het bestaan, dan wordt de kloof tussen
rijk en arm gecompenseerd door tegemoetkomingen aan de minst fortuinlijken, wat de noodzaak tot zelfredzaamheid vermindert.
De arbeiders in de parabel gaan uit van loon naar werken. God lijkt volgens de parabel echter te vertrekken vanuit een gelijke basis voor iedereen. De landheer betaalt alle werkers evenveel, ook zij die korter hebben gepresteerd. Het eigenlijke loon in de beeldspraak betreft echter de toegang tot het Rijk Gods, geen storting op een bankrekening. Er is maar één loon, en je krijgt het...of niet. Het is dus geen gelijke basis voor iedereen.
Gelijkheid en gelijkwaardigheid
Tegelijk sluit deze parabel aan bij een gesprek over rijkdom en hechting aan geld en bezit in het vorige hoofdstuk van het Matteüsevangelie. De dubbele gelaagdheid is niet ver gezocht. Jezus zegt iets over verloning: die hoort eerlijk te zijn maar niet gericht op grote rijkdom. We merken ook op dat de landheer niet wordt verweten dat hij rijker is dan de dagloners. Die feitelijke ongelijkheid klaagt Jezus op zich niet aan. Het is bijkomstig met het oog op het komend Rijk. Wanneer we het personage van de landheer parabel bekijken vanuit Jezus' Boodschap, dan zal hij geoordeeld worden op zijn zorg voor zijn naasten en zijn geloof in God. Dat geloof zal tot voorbij zijn bezit en macht moeten reiken.
Hier valt een levensles te leren: God
vertrekt niet vanuit het ego, vanuit bezit, vanuit prestige en gemak, maar
vanuit engagement en overgave aan God. Daarom oppert Jezus ook enkele verzen
voordien, tot tweemaal toe, hoe moeilijk het is voor een rijke om in het Rijk
Gods te komen (Matteüs 19, 23-24) Jezelf redden, dat kan niet. Punt, andere lijn. Bij God daarentegen is alles
mogelijk. (Matteüs 19 ,26) Gelukkig maar. De beslissing komt God toe, net zoals de landheer in
de parabel. Dat gaat in tegen de menselijke logica van de wet van de sterkste.
Calimero
Dat doet me meteen denken aan Calimero, dat zwart kuikentje
in een gezin van verder gele kuikens. In al zijn bezigheden komt hij tot
dezelfde conclusie: “Zij zijn groot en ik is klein en da’s niet eerlijk, o
nee!” Wat is er niet eerlijk volgens Calimero? Is het de ongelijkheid: het feit dat hij
kleiner is en een andere kleur heeft dan de anderen? Of de ongelijkwaardigheid: het feit dat
hij daardoor benadeeld wordt? Of gaat het over de beide?
Ik noem het refrein van altijd tekort te zijn gedaan, of dénken dat men altijd tekort is gedaan, het syndroom van Calimero: een systematisch patroon waarin het Calimerocomplex steeds terugkeert. Men voelt zich (deels) onterecht systematisch tekortgedaan en niet ernstig genomen tegenover een grotere, sterkere partij. Het zorgt voor veel ellende in de wereld. Het kan families, volkeren en naties tegen elkaar opzetten. Let wel: in een situatie van schrijnende ongelijkheid is er uiteraard geen sprake van Calimero. Onrecht is onrecht en mag niet ontkend of weggelogen worden.
Calimero gaat over een uitvergroot
gevoel, onredelijk en overdreven, dat allang niet meer overeenstemt met de realiteit. Het syndroom van Calimero zorgt voor een
dieper argwaan, doemdenken, al dan niet verbonden met allerlei grote complotten, die even onredelijk en overdreven zijn als het gevoel zelf. Het is een fenomeen van onze tijden.
Goddelijke logica
Uit dit verhaal leren we veel over Gods diepere logica. Het
behoeft geen lang betoog om aan te nemen dat Gods oordeelswijze in gaat tegen menselijke
denkpatronen. God is een Tegenover, de Gans Andere, en zijn Boodschap
confronteert ons en daagt ons uit. Zo horen we in de parabel dat God ons roept: we
moeten onze eigen inspanningen dus niet teveel overschatten. Gods Rijk is niet gediend van hovaardigheid. Verder merken we
dat God bij niemand in de schuld staat: we hebben niets te eisen, we hebben
geen recht op zijn vrijgevigheid. God haalt het beste bij mensen naar boven,
ook bij de arbeiders van het laatste uur: dat is het wonder van Gods genade. Tot
slot beloont God inderdaad wie goed doet, maar niet ‘a rata’ van tijd of
inspanning: overdreven ijverzucht heeft dus geen enkele zin. Samenvattend kunnen we
stellen dat God vrijgevig is, meer dan een mens ooit kan zijn, en dat zijn
gulheid niet naar onze hand gezet kan worden.
Dat is ook wat Jezus afsluitend na de parabel zegt: “De laatsten zullen de eersten zijn en de eersten de laatsten.” (Matteüs 20, 16) Wie overdreven ambitieus en pronkerig is, zal naar achteren verwezen worden. Wie in alle bescheidenheid oprecht zijn best doet, naar eigen kennen en kunnen, zal beloond worden. Daar hebben wij, christenen, het mee te doen. En zo is het goed.